Het is wonderlijk hoe sommige verhalen een eigen leven kunnen gaan leiden. Als geruchten maar lang genoeg blijven circuleren, kan het idee postvatten dat er wellicht toch iets van waar is. De geschiedenis van het Ronde Huis is zo’n verhaal, dat aan elkaar hangt van geruchten en speculaties. Het vormt nog steeds een bron van inspiratie voor complotdenkers.
door Agnes Tieben – Skepter 26.1 (2013)
HET Ronde Huis werd vanaf 1904 gebouwd in een uitgestrekt bos- en heidegebied ten zuiden van Nunspeet, dat was aangekocht door ingenieur Frank van Vloten (1858-1930), die de wildernis in cultuur wilde brengen. Hij liet veel bomen aanplanten en kapte ook veel hout, dat via een veldspoorlijntje naar het station in Nunspeet kon worden vervoerd. Het landgoed was geschikt voor de jacht. Er werden bovendien allerlei gewassen verbouwd, er werden varkens gefokt en er liepen koeien, paarden, kippen, eenden, kalkoenen en pauwen rond. Frank van Vloten was in 1888 getrouwd met de kapitaalkrachtige Constance Lans en had twee zonen. Zijn gezin vestigde zich op de twee bovenste verdiepingen van het huis, terwijl de opzichter en zijn gezin op de onderste verdieping woonden.
Van Vloten had al jarenlang een slecht huwelijk, dat in 1908 werd ontbonden, nadat zijn vrouw hem ervan beschuldigde dat hij overspel had gepleegd met een gouvernante. Hij ging toen waarschijnlijk een tijd in Wageningen wonen, al zal hij zijn ronde huis nog wel geregeld bezocht hebben. De bovenverdieping van het huis werd verhuurd aan mevrouw Wijtinga. Zij woonde er met haar drie kinderen, een kinderverzorgster en een dienstbode.
In 1915 hertrouwde Van Vloten met de 26-jarige Henriëtte Vreede en keerde hij terug naar het Ronde Huis. Henriëtte had een inheemse Indonesische moeder, maar woonde al verscheidene jaren in Nederland. Het echtpaar kreeg twee dochters en woonde nog een jaar of tien in het Ronde Huis. Het huis kwam na de Tweede Wereldoorlog in bezit van Staatbosbeheer. In 1967 besloot men het huis te slopen omdat het in verval was geraakt.
Eind 2012 verscheen het boek De geschiedenis van het Ronde Huis 1902-1967: mysteries ontrafeld. Het staat op naam van een anonieme werkgroep, die al sinds de jaren 1970 geruchten over het huis verzamelt. De werkgroep kwam tot de conclusie dat het huis in de eerste decennia van de vorige eeuw fungeerde als bordeel en als hoofdkwartier van een pangermaans occult genootschap. Wilde orgieën werden er gehouden, waarbij invloedrijke en hooggeplaatste personen betrokken waren. waaronder prins Hendrik, de man van koningin Wilhelmina. Bovendien vonden er duistere, occulte rituelen plaats. Er zouden zelfs meisjes zijn geofferd om het verloop van de Eerste Wereldoorlog te beïnvloeden. (Het boek is verkrijgbaar bij boekhandel Osinga in Nunspeet.)
Gevlucht naar Canada
Het eerste artikel over de geruchten rond het huis verscheen in 1976 in de lokale krant Nunspeet Vooruit. Het was geschreven door Dirk Septer, een ambtenaar van de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek in Amersfoort. Hij riep de lezers op om hem foto’s en meer informatie over het huis te sturen. Septer onthulde dat de excentrieke Frank van Vloten een zeer slechte reputatie had. Zo zou hij in 1911 zijn hertrouwd met een weesmeisje van Chinees-Indische afkomst. De bruid werd bewusteloos binnengedragen en was waarschijnlijk nog maar 16 jaar oud. Volgens voormalige bosarbeiders werd zij heel slecht behandeld.
Na zijn eerste huwelijk zou Van Vloten enige tijd in het Ronde Huis hebben samengewoond met een vrouw en enkele jonge meisjes. Deze vrouw had naar verluidt een bordeel in Nunspeet. In de Eerste Wereldoorlog lokte ze jonge Belgische vluchtelingen naar een huis bij Hulshorst. Deze meisjes werden dan via het Ronde Huis naar frontbordelen in Duitsland doorgestuurd. Omstreeks 1916 vond men in de buurt van het Ronde Huis het stoffelijk overschot van een onbekend meisje.
Septer had gehoord dat heren met pelsjassen en hoge hoeden ’s avonds als het donker was aan de verkeerde kant de stoptrein vanuit Amersfoort verlieten. Zo konden ze in Nunspeet ongezien overstappen op een tramrijtuigje dat hen naar Nieuw Soerel bracht. Dit landhuis stond bekend als bordeel. Van Vloten zou het na zijn scheiding hebben moeten verkopen. Een inmiddels overleden machinist vertelde dat zijn leermeester in de jaren 1890 een man en een vrouw met twee kleine meisjes in het trammetje had zien stappen. De kinderen waren in het zwart gekleed en droegen zwarte doeken voor het gezicht. Mogelijk waren de meisjes niet vrijwillig meegekomen en had men hen ‘zware rouw aangedaan’ om te verhullen dat ze gedrogeerd waren. Arbeiders werden soms gedwongen om jonge dochters op Nieuw Soerel te laten werken. Ze zagen de kinderen dan nooit weer terug.
Ook naar het Ronde Huis liep een trammetje, dat door een paard door het bos werd getrokken. Volgens Septer gingen er verhalen rond ‘die wel wat weg hebben van wat er in een griezelfilm wordt vertoond’. Niemand durfde er openlijk over te spreken. Hij schreef over een gangenstelsel onder het Ronde Huis en over een meisje dat omstreeks 1900 iets verschrikkelijks bij een put had gezien. ‘Wat ze daar bij die put zag kan ze nooit meer vertellen. Ze is weggerend en nooit meer in die omgeving geweest.’
Er kwam veel kritiek op het artikel, onder meer van nazaten van de familie Van Vloten. Men wees de auteur op allerlei onjuistheden. Het was waar dat er soms bezoekers aan de verkeerde kant van de trein uitstapten, maar dat deden ze om niet te hoeven omlopen. Er waren tijdens de oorlog wel Belgische prostituees in de buurt, maar die zaten in Vluchtoord Nunspeet. Septer vertelde later dat zijn moeder bedreigingen had ontvangen, omdat haar adres onder het artikel stond. Men zou ook hebben geprobeerd hem uit de weg te ruimen door de remleidingen van zijn auto door te snijden. In opdracht van de hoofdredacteur schreef hij een tweede artikel om de eerdere fouten recht te trekken, maar dat stuk is nooit verschenen. Septer vertrok enkele weken later naar Canada om zichzelf in veiligheid te brengen en woont daar nog steeds.
De Zwarte Duivel
Dirk Septer had alle informatie voor zijn artikel verkregen van Johan Montenberg (1905-1996). Montenberg was de zoon van een spoorwegingenieur. In 1964 publiceerde hij een boekje over Zutphense paarde- en stoomtrams en twee jaar later nog een onder de titel Hoe Deventer vroeger spoorde. Hij was dol op oude trammetjes en schafte er zelf een aan, het afgedankte tramrijtuigje dat vroeger naar het Ronde Huis reed. Hij knapte het helemaal op en legde een smalspoorbaantje aan rond zijn huis in Joppe, een dorpje onder Deventer. Aanvankelijk had hij de indruk dat het rijtuigje door een kleine stoomlocomotief werd getrokken, maar dat bleek niet te kloppen. In 1968 openende hij Ponytram ’t Joppe, die vooral voor kinderen heel attractief was.
Montenberg probeerde meer informatie over de geschiedenis van zijn ponytram te achterhalen. Daarbij kwamen hem allerlei geruchten over het Ronde Huis ter ore. Mogelijk had hij er eerder al wat over gehoord via de broer van zijn vader, die met Van Vloten in een commissie voor landbouwproefvelden had gezeten. Montenberg vertelde bezoekers dat zijn ponytram vroeger was gebruikt om hoge heren naar een bordeel te vervoeren. Hij vertelde graag sterke verhalen en had een rijke fantasie. Zo beweerde hij later ook dat zijn grootmoeder, Maria Elisabeth Roodenburg, een onwettig kind was van koning Willem III. Het is wel mogelijk dat zijn overgrootvader de koning persoonlijk kende, want hij maakte meubels in de buurt van het paleis. Maar er is nergens bekend dat de koning een kind bij de vrouw van deze meubelmaker verwekte, al zou Montenbergs oma min of meer aan het hof zijn opgevoed.
Hans Schalkwijk ging in 1971 naar Joppe om het oude trammetje te bekijken. Hij raakte zeer geïnteresseerd in Montenbergs verhalen over het Ronde Huis en besloot de zaak in zijn vrije tijd verder uit te zoeken. Ook Montenberg hielp mee. Dit was het begin van de Werkgroep Het Ronde Huis. De werkgroep verzamelde onder meer getuigenissen van arbeiders die voor Van Vloten hadden gewerkt. Kopieën van de eerste twee mappen met verslagen circuleerden vanaf de jaren 1980 onder enkele journalisten, maar er was lange tijd niemand die er wat mee deed.
Pas in 2006 verscheen er opnieuw een schokkend artikel over het Ronde Huis. Het werd afgedrukt in het inmiddels opgegeven tijdschrift Must Magazine en was geschreven door de onderzoeksjournalist Ton Biesemaat, die voortbouwde op het stuk van Septer. Zo horen we dat Van Vloten bekend stond als De Zwarte Duivel en dat zich in zijn huis ‘Dutroux-achtige orgieën’ afspeelden. Zijn zeer jonge tweede vrouw, die hij van een rijke Chinees had gekocht, werd Zwartje genoemd en zat soms naakt voorop zijn paard. ‘Als De Zwarte Duivel het op zijn heupen heeft, dumpt hij zijn naakte vrouw tussen de arbeiders in de bossen’ met de woorden: ‘Hier, doen jullie maar met haar wat jullie willen.’
Schalkwijk en Montenberg zouden van een voormalige bosarbeider hebben gehoord dat er soms een rijtuigje door het bos reed waar meisjes op zaten met zwarte doeken voor hun gezicht. De man had zijn 12-jarige zusje nooit meer gezien nadat ze op het huis moest werken. Biesemaat schreef dat Schalkwijk en Montenberg in 1980 bij de paragnost Delius Pit op bezoek gingen. Deze bevestigde dat Van Vloten een seksmaniak was en vertelde dat prins Hendrik ook op het Ronde Huis kwam.
In 2009 werd Biesemaat benaderd door Dirk Septer, die hem vanuit Canada wat nieuwe informatie verschafte. Dit was voor de journalist een goede aanleiding om opnieuw contact te zoeken met Hans Schalkwijk, die eerder niet had willen meewerken. Ditmaal ging hij ermee akkoord materiaal te leveren voor een boek dat door Biesemaat zou worden geschreven. Het werd door de uitgever aangekondigd onder de titel Het geheim van het Ronde Huis en zou in maart 2012 verschijnen. Maar dat ging niet door omdat Biesemaat en Schalkwijk onenigheid kregen.
Volgens Biesemaat wilde Schalkwijk niet prijsgeven van wie hij had gehoord dat prins Hendrik inderdaad bij de zaak betrokken was. Schalkwijk was op zijn beurt verbolgen dat Biesemaat het oude verhaal uit Must had gerecycled in zijn boek Geheimen van Oranje. Hij zou ook niet hebben onderzocht wat hij moest onderzoeken. Schalkwijk vond een beginnende uitgever in Nunspeet, die het boek in november 2012 onder een andere titel uitbracht. Er werden 1000 exemplaren gedrukt, die al snel uitverkocht waren. De presentatie vond plaats in het gemeentehuis. Ook Biesemaat was daarbij aanwezig. Hij kondigde juridische stappen aan.
Fok!-forum
De 65-jarige Schalkwijk, die eerder bij een bank werkte, vertelde aan een journalist van De Stentor dat er veel onwaarheden over het Ronde Huis in omloop zijn (Groenewoud, 2012). Zo was er géén sprake van een pedoseksueel netwerk. De betrokken vrouwen waren buitenlandse prostituees. Van Vloten had ook nooit met een naakt meisje op zijn paard gereden en er waren geen menselijke resten opgegraven bij het Ronde Huis. Er waren evenmin sporen te vinden van een ondergronds gangenstelsel in het bos. Schalkwijk geloofde ook niet meer dat Dirk Septer was bedreigd.
Volgens Schalkwijk bestaat zijn werkgroep uit zeven personen, maar hij wil de namen van de andere leden niet onthullen. ‘Ik heb dit beslist niet alleen gedaan; ik weet wel het meeste.’ Op het internetforum van Fok! waren naar het scheen een paar anonieme personen actief die contact hadden met de werkgroep of daar zelf toe behoorden. Er werden op dit forum meer dan 7500 berichten over het Ronde Huis geplaatst. De historicus Wilmar Taal leverde er veel kritiek op het onderzoek van de werkgroep en haalde uit oude archieven nieuwe informatie naar boven. Hij werd weggehoond door forumleden die beweerden dat ze er al jaren mee bezig waren en er veel meer van wisten. Maar omdat deze kenners bijna geen informatie wilden prijsgeven en heel geheimzinnig bleven doen, sloeg de stemming geleidelijk om in het voordeel van de critici. Wilmar Taal publiceerde een kort artikel over het Ronde Huis in het tijdschrift G-Geschiedenis en heeft inmiddels zoveel materiaal verzameld dat hij er ook een boek over wil publiceren. Hij is niet de enige. Een medestander van Schalkwijk liet weten dat een tweede werkgroep bezig is aan een nieuw boek met meer onthullingen.
Tachtigers
In het boek van Schalkwijk wordt beweerd dat de oma van Montenberg (die van Willem III afstamde) in dienst was bij de graanhandelaar Jurriaan Jurriaanse, de eigenaar van Nieuw Soerel. Ze zou daar als hoerenmadam hebben gewerkt. Nadat het Ronde Huis was gebouwd, werden de activiteiten daar naartoe verplaatst. De werkgroep vermoedt dat de moeder van Montenberg hier toen ook bij betrokken raakte. Dat kon verklaren waarom Montenberg zoveel over het Ronde Huis wist. Hij zou het huis al in 1912 een keer samen met zijn moeder hebben bezocht, maar wilde niet vertellen wat zij ermee te maken had. Dat hoorde de werkgroep later van een onbekende vrouw uit een Twents dorpje, aan wie Montenberg het verhaal zou hebben verteld toen ze zijn ponytram bezocht. De moeder van Montenberg voerde naar verluidt buitenlandse prostituees aan, die ritueel werden gedood.
Uit gesprekken die de werkgroep voerde met voormalige arbeiders van Van Vloten en hun familieleden, kwam niet duidelijk naar voren dat hij een onaangenaam heerschap was, al gedroeg hij zich wat onconventioneel. Hij hielp veel arbeiders aan werk en betaalde beter dan anderen. Toen hij enige tijd in geldnood zat, boden enkelen zelfs aan om voorlopig gratis te blijven werken. Wel was het de godsdienstige arbeiders een gruwel, dat hij regelmatig vloekte.
Frank van Vloten was een zoon van de filosoof en vrijdenker Johannes van Vloten (1818-1883), die bekend staat als Spinoza-kenner en bijdroeg aan de verspreiding van het moderne humanisme. Hij kreeg een vrije opvoeding en werd niet gedoopt. Zijn drie zusters trouwden allen met bekende avant-gardekunstenaars uit de kring van de Tachtigers. De schrijver Frederik van Eeden, die in 1898 de arbeiderscommune Walden oprichtte, was zijn zwager, evenals de dichter en essayist Albert Verwey. Het feit dat deze heren zich voor occulte zaken interesseerden, is in de ogen van de werkgroep uiterst verdacht.
Het piemeltje van Wodan
Veel arbeiders maakten melding van ‘merkwaardige werkzaamheden’. Complete heuvels werden afgegraven om iets verderop weer te worden opgebouwd. Er moesten sawa’s worden aangelegd, maar rijst is er nooit verbouwd. Er werden ook grote hoeveelheden leem, zand en kalk getransporteerd, zonder dat men wist waarvoor die dienden. Een mogelijke verklaring is dat Van Vloten, die door Gedeputeerde Staten van Gelderland was aangesteld als toezichthouder op landbouwproefvelden, agrarische experimenten uitvoerde. Kalk kon worden gebruikt om de grond te bemesten, al vermoedt de werkgroep dat het ongebluste kalk was waar men lijken in kon laten verdwijnen. Heuveltjes werden mogelijk soms afgegraven om een spoorlijntje te kunnen aanleggen naar een plaats waar men hout wilde kappen. Daarbij gebruikte men losse delen smalspoor die in elkaar konden worden geschoven.
De werkgroep is er echter van overtuigd dat veel activiteiten iets te maken hadden met duistere rituelen. Dat zou ook de reden zijn dat Van Vloten zijn huis in de buurt van het Mythsteebos liet bouwen. In dit bos bevindt zich een halvemaanvormige wal, die werd aangezien voor een oude Germaanse vergader- of gerechtsplaats. In 1938 werd de plek onderzocht door de Leidse archeoloog Frans Christiaan Bursch, die zich later bij de SS aansloot. Hij kon echter geen sporen van Germanen vinden. De kuil bleef nog lang in het monumentenregister staan, maar in 1997 kwam vast te staan dat het om een natuurlijk verschijnsel ging.
Eind jaren 1970 ontdekten werkgroepleden op bijna anderhalve kilometer ten zuidoosten van het voormalige Ronde Huis een vreemde sleuf in het bos. Er was dichtbij ook een put geslagen. Misschien had men geprobeerd een beek te graven, een zogenoemde spreng. De werkgroep had echter sterk de indruk dat de uitgraving een zestig meter lange penis moest voorstellen!
Later ontdekte men in het archief van Bursch een afbeelding van de Giant van Cerne Abbas, die werd uitgekerfd in de krijtheuvels van Dorset. Deze figuur is 55 meter lang en toont een naakte man met een knots in de hand en een stijve penis van 7 meter. De reus lijkt de Griekse held Hercules voor te stellen en is volgens sommigen oeroud. Hij werd echter pas voor het eerst in 1694 beschreven en was mogelijk bedoeld als parodie op Oliver Cromwell, die door zijn vijanden spottend werd aangeduid als Engelands Hercules.
De werkgroep bracht de reus liever in verband met een eeuwenoude vruchtbaarheidscultus en nam aan dat Bursch hem niet toevallig in zijn dossier over de Mythstee had bewaard. De fallusvormige uitgraving zou een onderdeel kunnen zijn van een grote geoglief. Men slaagde er inderdaad in een reusachtige afbeelding van Wodan in het landschap te herkennen, gevormd door paden, dijkjes, greppels, beplanting, etc. Dat verklaarde de merkwaardige werkzaamheden waarover de arbeiders spraken.
Het Ronde Huis is het oog van Wodan, die zijn andere oog afstond om uit de bron der wijsheid te mogen drinken, al is het oog wel wat vreemd geplaatst. De snor en de baard van Wodan worden gevormd door een coniferenbos, de oprit is een wenkbrauw en een fietspad moet een van de benen voorstellen. De afbeelding van Wodan lijkt op een primitieve kindertekening. Het is vooral verrassend dat Wodan in verhouding tot zijn lichaamslengte maar een heel klein piemeltje blijkt te hebben.
Helaas toont de werkgroep niet hoe je Wodan op een oude stafkaart kunt projecteren. Er lijkt niets van te kloppen. In antwoord op deze kritiek liet een anoniem werkgroeplid via het Fok!-forum weten dat zelfs zijn achtjarige neefje er na een uurtje puzzelen in was geslaagd Wodan op een stafkaart in te tekenen. Maar ondanks herhaald verzoek, werd deze tekening niet getoond.
Toen de werkgroep met een metaaldetector de omgeving van de penisvormige uitgraving afspeurde, werden er in de buurt van de put een tiental glazen honingpotten gevonden. De deksels waren doorgeroest, zodat ze vol bosaarde zaten. Schalkwijk borg ze op in zijn garage. Pas later kwam men op het idee dat ze gezien de ligging waarschijnlijk spermadruppels voorstelden en mogelijk gevuld waren geweest met bloed van geofferde meisjes of met sperma van de deelnemers aan een ritueel. Een zakenrelatie van Schalkwijk was bereid de inhoud in zijn laboratorium te analyseren. Helaas ontdekte hij toen dat ze bij zijn verhuizing verloren waren gegaan.
Heilige lijn
Het idee dat het Ronde Huis een occult centrum was waar duistere seksuele rituelen werden uitgevoerd, ontstond waarschijnlijk onder invloed van Jan Eldermans (1904-1985). Johan Montenberg had vanaf 1978 regelmatig contact met hem en ook Hans Schalkwijk maakte graag gebruik van zijn kennis. Eldermans werkte jarenlang bij het Ministerie van Justitie en had daar een hoge functie. In zijn vrije tijd hield hij zich met occulte zaken bezig. Uit zijn nalatenschap bleek dat hij vooral veel belangstelling had voor seksuele magie en waarschijnlijk ook lid was van een genootschap dat zich daar actief mee bezighield.
De ouders van Eldermans lieten in 1920 een vakantiehuis in Nunspeet bouwen. Daar kwam hij in contact met iemand die hem veel over kabouters vertelde. Hoewel Eldermans niet van hun bestaan overtuigd raakte en zelf nooit een kabouter zag, verzamelde hij vanaf die tijd volksverhalen en getuigenissen over kabouters, die niet altijd zo goedaardig waren als in kinderverhalen. Hij wist veel over objecten en rituelen die nodig waren om kabouters te lokken of af te weren. Voor zijn dood vernietigde hij vele duizenden pagina’s met aantekeningen, afbeeldingen en zelfgemaakte tekeningen. De werkgroep vermoedt dat hij wilde voorkomen dat ondeskundigen de gevaarlijke occulte rituelen die hij beschreef, zouden gaan uitvoeren. Ongeveer 2500 pagina’s en 187 objecten bleven bewaard en werden door zijn schoonzoon geschonken aan het Museum of Witchcraft in Cornwell. Uit deze collectie blijkt dat Eldermans een fascinatie had voor de fallus, wat zou kunnen verklaren waarom de werkgroep een fallus in het bos meende te hebben ontdekt.
Eldersmans vertelde dat hij als jongeling wel eens bij Van Vloten op bezoek was geweest. Ze zouden toen onder meer hebben gesproken over oude Germaanse riten en gebruiken. Hij had het idee dat het Ronde Huis een occult bouwwerk was, al had Van Vloten zich volgens anderen laten inspireren door een huis dat hij in Spanje had gezien. Eldermans had vernomen dat er in Duitsland een pangermaanse beweging bestond die veronderstelde dat de beroemde Varusslag (9 na Chr.) niet bij het Teutoburgerwoud had plaatsgevonden, maar in de buurt van de Mythstee op de Veluwe. Daar hadden de Germanen duizenden Romeinse soldaten in de pan gehakt. Sommige werden aan Wodan geofferd.
Daar kwam nog bij dat er een Germaanse ‘heilige lijn’ door het gebied liep, vergelijkbaar met een leylijn. Eldermans vond het niet onaannemelijk dat Van Vloten zijn huis in opdracht van een occult Germaans genootschap had gebouwd. De plek was zeer geschikt voor hun rituelen. Volgens de werkgroep lag ook het geboortehuis van Montenberg op de heilige lijn. Dat zou kunnen verklaren waarom zijn moeder bij de rituelen betrokken raakte, misschien als hogepriesteres. Toen ze Montenberg hiermee confronteerden, liep hij rood aan en wilde niet meer praten, wat door de werkgroep werd geïnterpreteerd als een teken dat ze op het juiste spoor zaten.
Ooggetuigenverslag
Helaas kunnen Schalkwijk en zijn werkgroep niet vertellen welke occulte sekte op het Ronde Huis actief was. Theo Paijmans, die veel weet over de geschiedenis van occulte genootschappen, stelde daar bij de presentatie van het boek een vraag over, maar Schalkwijk moest het antwoord schuldig blijven. Ook over de veronderstelde rituelen wordt vrijwel geen informatie verstrekt.
De werkgroep lijkt niet veel belangstelling te hebben voor deugdelijk bewijsmateriaal. Ze weten al bij voorbaat dat er rituele moorden zijn gepleegd en ontdekten ook waarom die plaatsvonden. Ze hebben daar ‘belangwekkende aanwijzingen’ voor. ‘De duistere krachten werden opgeroepen om de Duitse overwinning aan het front in Frankrijk te bewerkstelligen. Toen echter in november 1918 de Duitse legers definitief verslagen werden, was het duidelijk dat de experimenten op het occulte proefterrein in Nunspeet mislukt waren en ze werden dan ook stopgezet …’
In het boek staat wel een ooggetuigenverslag van een ritueel dat ten tijde van de Eerste Wereldoorlog bij een meertje in de buurt van de penisuitgraving zou hebben plaatsgevonden. Het werd volgens het boek opgeschreven door een kunstschilder uit Nunspeet, die het van iemand anders hoorde. Deze informant zag ’s avonds aan de oever een aantal meisjes, die met petroleumlampen in een halve kring stonden. Voor hen stond een stevige vrouw van rond de veertig. Alle meisjes en de vrouw staken de rechterhand op met twee vingers omhoog. Het leek op een eedaflegging en er werd ook bij gezongen. Plotseling kwam toen een aantal heren naar de meisjes toegelopen. De ooggetuige schrok daarvan en is er zo snel mogelijk vandoor gegaan.
Vergiste de getuige zich in de tijdsperiode en betrof het een bijeenkomst van de padvinderij, die in de jaren 1930 van het Ronde Huis gebruikmaakte? Een andere verklaring is, dat het tafereel op paranormale wijze werd waargenomen. Op het Fok!-forum werd een woordelijk verslag geplaatst van de waarnemingen die de paragnost Delius Pit deed toen hij in maart 1980 bij het meertje in trance ging. Hij bleek toen vrijwel exact hetzelfde te hebben gezien als de getuige in het boek. Maar volgens medestanders van Schalkwijk had de kunstschilder uit Nunspeet het verhaal al eerder verteld en wist Delius Pit daar niets vanaf.
Volgens mensen die de werkgroep van Schalkwijk al heel lang schijnen te kennen, speelde de paragnost een belangrijke rol toen het onderzoek in 1980 was vastgelopen. Hij kon vertellen waar nieuwe informatie te vinden was en welke verhalen er over het huis werden verteld. Hij wist ook wanneer een getuige niet het achterste van zijn tong had laten zien en opnieuw ondervraagd moest worden. In het boek staat echter niets over zijn rol.
Ook de rol van prins Hendrik blijft onduidelijk. Men vond alleen een vrijwel onleesbaar briefje met aantekeningen van de opa van een mevrouw waar pas in 2006 contact mee was opgenomen. Montenberg had lang geleden al eens een vage aanwijzing in deze richting gegeven. De opa had een gesprek opgetekend met een zekere H., die verslag deed van een moorddadig ritueel. De werkgroep gaat niet nader op dit ritueel in, maar vraagt zich af of H. misschien Hendrik of Hoogheid betekent. Zou de prins wellicht uit veiligheidsoverwegingen bij een ritueel zijn betrokken? Dat zou kunnen voorkomen dat de zaak ooit in de openbaarheid kwam. De oom van Montenberg had hem waarschijnlijk voor een jachtpartij mee naar het huis genomen. Maar bewijzen zijn er niet.
De werkgroep vermeldt zelfs niet welke archiefstukken men heeft geraadpleegd. Achterin het boek staat alleen welke archieven en bibliotheken men bezocht. Het boek heeft niets met serieuze geschiedschrijving te maken. Volgens het voorwoord moet het dienen ‘als waarschuwing en “eyeopener” voor mogelijke soortgelijke duistere praktijken in de tegenwoordige tijd’. Schalkwijk kan wat dat betreft tevreden zijn. Het verhaal heeft op internet al velen geïnspireerd om op zoek te gaan naar de complotten van een elite die zich aan gruwelen te buiten gaat.
Bronnen
Biesemaat, Ton (2006). De zwarte duivel, prins Hendrik en mysterieuze orgiën. [sic] Must Magazine, maart. (internet)
Fok!-Forum (2011-2013). Het Ronde Huis, vergeten, fictie of feit? (25 delen), forum.fok.nl/topicchain/266
Groenewoud, Marion (2012). Het oog van Wodan. De Stentor, 17-12.
Hofstede, Manon ter (2009). De wondere wereld van de kabouter. Universiteit van Utrecht, scriptie. (internet)
Paijmans, Theo (2013). The mysteries of The Round House. (In drie delen op mysteriousuniverse.org)
Septer, Dirk (1976). Raadsels rond het Ronde Huis zijn nog altijd niet opgelost. Nunspeet Vooruit, 29 juli. (internet)
Taal, Wilmar (2013). De sage van het Ronde Huis bij Nunspeet. G-Geschiedenis, juli.
Werkgroep Het Ronde Huis (2012). De geschiedenis van het Ronde Huis – Mysteries ontrafeld. Nunspeet: Osinga, 2e herziene druk, 2013.