Valse meerminnen
door Dirk Koppenaal
In het verre verleden waren er tal van sterke verhalen over meerminnen. De Amerikaanse tv-zender Animal Planet ontdekte dat ze nog steeds bestaan en sterk aan ons verwant zijn.
In 1997 registreerden onderwatermicrofoons van de U.S. National Oceanic and Atmospheric Administration (NOAA) meermaals een extreem krachtige en ultralage toon, die uit een uithoek van de Stille Oceaan afkomstig was. Deze zogenoemde bloop is nog altijd onverklaard. Sommige geleerden veronderstellen dat de bloop door een walvisachtig dier werd geproduceerd, want daar doet het geluid sterk aan denken. Maar dat moet dan wel een onbekend soort walvis zijn geweest, want zelfs de brul van de blauwe vinvis reikt niet tot luisterposten die 5000 km van elkaar verwijderd liggen. Er is later nog vijfmaal een dergelijk geluid waargenomen en de NOAA vindt deze bloops zo speciaal dat ze ieder een unieke naam kregen: Julia, Train, Slow Down, Whistle, en Upsweep.
Al sinds de Tweede Wereldoorlog wordt sonar (sound navigation and ranging) gebruikt om onder water objecten op te sporen. Een sonarapparaat zendt een geluidspuls uit en analyse van de weerkaatsing geeft een beeld van de omgeving. Ook in het dierenrijk worden sonartechnieken gebruikt: vleermuizen kunnen er al vliegend de kleinste insecten mee opsporen en walvissen vertrouwen meer op hun sonar dan op hun ogen. Hoe sterker de puls, hoe groter het gescande gebied. De Amerikaanse marine experimenteert naar verluidt met steeds krachtiger sonarapparatuur. Voor het onderwaterleven zijn deze supersonars rampzalig: vissen raken gestrest en walvissen verliezen hun oriëntatie.
De Animal Planet documentaire Mermaids: the Body Found uit 2011 borduurt voort op deze twee gegevens en volgt het team van dr. Brian McCormick van het NOAA fisheries department, dat bij toeval ontdekt dat de bloops en de oefeningen van de US Navy niet los van elkaar staan. [1]
Een spectaculaire vondst
In 2004 ontdekken twee jongens een massale stranding van walvissen. Ze doen ook een huiveringwekkende vondst, die echter niet in de openbaarheid komt. Als McCormick met zijn team arriveert, heeft de US Navy al een deel van het strand afgezet. Daar zijn mannen in witte pakken druk bezig om samples te vergaren. Walvissen die in ondiep water stranden, bezwijken geleidelijk onder de druk van hun eigen gewicht en krijgen inwendige bloedingen. Ze kunnen vaak worden gered door ze tijdig naar zee te slepen, maar in dit geval kwam de hulp te laat. Het bloed kwam al uit hun oren.
Sonar kan walvissen desoriënteren, zodat ze uit de koers raken, maar veroorzaakt geen fysieke schade. Dr. Paul Robertson en dr. Rebecca Davis, twee collega’s van McCormick, vermoeden echter dat de marine niet louter met sonardetectie oefende. Ze ontdekten luchtbellen in biopten van de aangespoelde walvissen. Dit zou erop duiden dat de apparatuur van de marine zulke krachtige infrasone trillingen kan opwekken, dat walvisorganen kapot worden geslagen. Hoewel de US Navy de aantijgingen zal ontkennen, werden er nog meer bewijzen gevonden. Een naburige onderwatermicrofoon bleek het hele gebeuren te hebben geregistreerd. Deze geluidsopnames bevestigden de vermoedens.
De onderzoekers horen niet alleen ‘het wapen’ dreunen, maar ontdekken ook nog een ander geluid: een lange bloop, die bestaat uit een regelmatig patroon van terugkerende klanken. Nadat communicatie-expert dr. Rodney Webster van de University of Florida dit geluid driemaal vertraagd heeft afspeeld, is er voor hem geen twijfel meer mogelijk. Het zijn niet zomaar klanken, het zijn woorden. Het is een taal.
Het NOAA-team beseft dat er nog hardere bewijzen nodig zijn om een halt te kunnen toeroepen aan de kwalijke experimenten van de marine. De doorbraak komt met een telefoontje van dr. Gavin Dittmar van de University of Cape Town in Zuid-Afrika. Ook hij heeft een opname van een sonarexperiment. Kort voordat de geluidsexplosie plaatsvindt, klinkt er een bloop, die wordt beantwoord met dolfijnenklanken. Zou het signaal afkomstig kunnen zijn van een wezen dat met de dolfijnen communiceert?
Dr. Dittmar heeft nog meer in petto. In de maag van een enorme witte haai zitten de resten van een onbekend dier. Het NOAA-team neemt DNA-monsters en röntgenfoto’s en ontdekt botten en een vissenstaart van een dier dat normaal niet op het haaienmenu staat. Uit de onsmakelijke maaginhoud haalt men een gedeukt voorhoofdsbeen, met een gat dat erin lijkt te horen. Uit de grote milt kan worden afgeleid dat het om een maritiem zoogdier gaat. Omdat de milt vol gaten zit, rijst het vermoeden dat het dier ernstig gewond is geraakt door een sonarwapen, en zo een makkelijke prooi werd voor de haai. Wetenschappers durven slechts zelden buiten de grenzen van hun vakgebied te denken, maar wanneer dr. Stephen Peasall, een expert in het bewegingsapparaat van zeedieren, de geniale ingeving krijgt om het misvormde bekken van het dier een kwartslag te draaien, kan niemand er nog omheen: het dier was mensachtig.
Nu het taboe doorbroken is, valt alles op zijn plaats. De forensisch antropoloog dr. Leanne Visser van de Witwatersrand University slaagt erin het wezen met een computerprogramma te reconstrueren. Het had grote lichtgevoelige ogen, geen benen maar een staart, en een krachtige sonar, die via speciale holtes en het gat in de schedel werkt. Uit de binnenkant van de schedel kan dr. Visser afleiden dat de hersendelen die geluid afhandelen, vergroot waren. De onderzoekers komen er ook achter dat ingekeepte botten waar men aanvankelijk geen raad mee wist, niets anders zijn dan de gebroken steel van een speer. Het is voor hen inmiddels glashelder aan wie de bloops mogen worden toegeschreven. Hun visie wordt door Animal Planet overtuigend ondersteund met animaties van meerminnen die met dolfijnen optrekken en met haaien vechten.
Het doorzettingsvermogen van het onderzoeksteam wordt niet door iedereen op prijs gesteld. Een anonieme marinier vertelt dat de US Navy de verrichtingen van het NOAA-team op de voet volgt en dat men het inmiddels welletjes vindt. De Zuid-Afrikaanse politie neemt prompt al hun bewijsmateriaal in beslag, zodat het onderzoeksteam verslagen huiswaarts keert. Hun teleurstelling wordt nog groter wanneer ze de uitslag van de DNA-monsters ontvangen. Het laboratorium laat weten dat men al het materiaal heeft vernietigd omdat het besmet zou zijn, … met menselijk DNA.
Uiteindelijk slaagt men er wel in de jongens op te sporen die bij de eerste walvisstranding aanwezig waren. Zij waren evenals hun ouders zwaar onder druk gezet door de Navy en hadden daarom lang gezwegen. Maar nu zijn ze toch bereid met hun verhaal naar buiten te komen. Een van de jongens heeft een tekening gemaakt van datgene waar ze die ochtend zo van schrokken. De afbeelding lijkt sprekend op de reconstructie van dr. Visser. De US Navy is bovendien slordig geweest. De jongens beschikten over een mobieltje en hadden opnames gemaakt terwijl ze op het strand met een stok in het aangespoelde en voor dood liggende wezen prikten. Hoewel de opnames van lage resolutie zijn, is het ingezoomde beeld haarscherp: het wezen was niet dood, veert op en probeert de stok te grijpen. De anonieme marinier bevestigt dat men inderdaad een aangespoelde meermin op het strand had aangetroffen. De marine nam het zeewezen mee en het bleef nog tot 2007 in leven.
Het NOAA-team acht het aannemelijk dat meerminnen en walvissen langs dezelfde routes migreren en probeert contact te leggen. Maar juist als over de onderwatermicrofoons bekende klanken klinken en zich silhouetten onder hun schip aftekenen, verschijnt een boot van de US Navy om beslag te leggen op alle apparatuur. De teamleden besluiten met hun onderzoek te stoppen.
Waterapen
Ondanks alle bewijzen die al voorhanden waren, hadden onderzoekers van de NOAA lange tijd het idee dat ze slechts een nieuw soort dolfijnen op het spoor waren. Dr. Robertson verbaast zich er zelf over dat het team niet veel eerder aan de wateraaptheorie heeft gedacht. Volgens deze theorie stamt de mens af van voorouders die zich aanpasten aan het leven in ondiep water. Voorstanders van de theorie wijzen op onze rechtopstaande houding, onze flexibele ruggengraat, de rudimentaire vliezen tussen onze vingers en tenen, onze vetverdeling, onze onbehaarde, waterafstotende, pigment bevattende huid en de inefficiënte manier waarmee wij water vasthouden. Mensen kunnen ook veel langer dan landdieren hun adem inhouden. Ze hebben van nature een duikreflex en pasgeboren baby’s kunnen al zwemmen, in tegenstelling tot apenjongen. Een dieet van schelpen en zeedieren verklaart onze grote hersenen, onze kleine mond en onze beperkte reukzin. Bovendien worden menselijke fossielen vooral gevonden bij kusten en waterrijke gebieden.
Stel dat onze verre voorouders getroffen werden door een grote natuurramp en dat sommigen de binnenlanden invluchten, terwijl anderen juist verder de zee optrokken. Zouden deze twee groepen zich dan niet heel verschillend hebben kunnen ontwikkelen? Walvissen evolueerden in 5 tot 10 miljoen jaar van een wolfachtig hoefdier tot volwaardige zeedieren. De bruine beer evolueerde in 150.000 jaar naar een ijsbeer, die uitstekend voor zwemmen is aangepast. Kortom, het is niet onmogelijk dat de groepen zich parallel hebben ontwikkeld. Het is jammer dat Animal Planet het meerminsyndroom (sirenomelia) vergeet te noemen. Bij kinderen met deze aangeboren, fatale aandoening zijn de benen samengesmolten, wat aantoont dat de genetische aanleg aanwezig is.
Hoe kan het dat meerminnen zolang verborgen zijn gebleven? Voor dr. Robertson is dat eigenlijk geen verrassing: ‘we weten meer over de achterkant van de maan dan over de dieptes van de oceaan’. Toch weten we al meer dan men officieel wil toegeven. Vissers hebben vissen gevangen met speerpunten en vreemde verwondingen. Er bestaat een filmopname van een wezen dat aan een visnet ontsnapt en visveteraan Hans Bauer draagt altijd de foto met zich mee van het zeewezen dat opdook toen vissers zijn vangst afpakten. Verhalen en afbeeldingen van meerminnen komen voor in culturen die nooit met elkaar in contact kwamen: de Grieken, de Vikingen en de Chinezen beschreven ze al eeuwen geleden en Christoffel Columbus en Harry Hudson zagen ze tijdens hun reizen naar Amerika. In Egypte zijn grottekeningen gevonden en 16de-eeuwse Italiaanse schetsen lijken zo op dr. Vissers reconstructie dat er weinig ruimte voor twijfel is. Meerminnen laten zich echter niet vaak zien en blijven bij voorkeur ver uit de buurt, want ze zijn intelligent genoeg om te weten hoe dominant hun landneven zijn.
Dramaproductie
Al sinds het midden van de jaren 1970 wordt sonar in verband gebracht met het stranden van walvissen. [2] In het begin van deze eeuw wordt de suggestie sterker als de Amerikaanse marine bij de Bahama’s oefent en er kort achter elkaar op verschillende stranden walvissen aanspoelen. Volgens officiële bronnen gebruikt de marine sonarinstallaties met verschillende golflengtes. Met infrasone tonen worden voorwerpen in een groot gebied in kaart gebracht: lage tonen (<1 kHz) komen verder, middentonen (1 – 10 kHz) resulteren in betere details. Hogetonensonar (>10 kHz) reikt hooguit een paar kilometer ver en wordt zowel gebruikt om torpedo’s te sturen als om vijandelijke wapens te verstoren. Zulke hoge tonen zijn onschadelijk voor walvissen en andere zeedieren.
Uit onderzoek is gebleken dat sonar het gedrag en oriëntatievermogen van walvissen kan veranderen. Toch is het voorbarig om de activiteiten van de marine aan te wijzen als de voornaamste oorzaak van walvisstrandingen, want ook zonder naburige militaire oefeningen en al lang voordat men over sonarapparatuur beschikte, spoelden er regelmatig walvissen aan. Het mechanisme waardoor ze uit de koers raken, is onderwerp van veel discussie: vluchten ze voor het lawaai of worden ze ‘doof’? Duikers hebben geleerd om langzaam en gecontroleerd op te stijgen, om te voorkomen dat er stikstofbellen in hun weefsels en bloed ontstaan. Ook walvissen zijn na 50 miljoen jaar evolutie nog steeds gevoelig voor decompressieziekte. Bovendien zouden geluidsgolven de belvorming kunnen versnellen. Decompressietrauma is in de organen van aangespoelde walvissen waargenomen en verschilt in geen enkel opzicht van de in de documentaire getoonde weefselbeschadigingen.
Animal Planet werd in 1996 opgericht en is onderdeel van Discovery Communications Inc. Tot 2011, het jaar waarin de meermindocumentaire werd geproduceerd, was BBC Worldwide mede-eigenaar. Zusterzender Discovery Channel en concurrent National Geographics hebben al langer ervaring met grenswetenschappelijke documentaires, waarin feiten en ficties door elkaar lopen. Animal Planet legde zich vooral toe op de relatie tussen mens en dier, maar prijst de meermindocumentaire op zijn website aan met de woorden:
Zie het bewijs… Een verhaal dat werkelijke gebeurtenissen en fenomenen combineert met waarnemingen van regeringswetenschappers die geloven dat ze een nooit eerder geïdentificeerd zeewezen ontdekten.
De kijker mag ervan uitgaan dat de tv-zender hem geen hoax voorschotelt, dat de experts oprecht zijn en dat het bewijsmateriaal klopt. De uitzending resulteerde in zoveel vragen aan de NOAA dat de organisatie met een voor haar doen ongebruikelijke en duidelijke reactie kwam: ‘No evidence of aquatic humanoids has ever been found.’ Om de documentaire te doorgronden, moet je de aftiteling lezen, want alleen daaruit blijkt dat alle hoofdrolspelers acteurs waren. De aap komt uit de mouw als Animal Planet eindigt met:
Hoewel bepaalde gebeurtenissen in deze film verzonnen zijn, zijn US Navy sonar testen direct verantwoordelijk voor het stranden van walvissen.
Walvisactivisten procederen sinds 2005 met wisselend succes tegen de Amerikaanse marineoefeningen. Milieubelangen en militaire belangen staan lijnrecht tegenover elkaar en de politiek weet er niet mee om te gaan. Animal Planet wilde kennelijk graag die impasse doorbreken, wat leidde tot een spannende dramaproductie vol onzin en verzinsels. Er bestaat geen fisheries department binnen de NOAA. Er zijn geen geluidsfragmenten, vissen met speren, resten van een vreemd wezen in een haaienmaag, Egyptische grottekeningen en Italiaanse schetsen. De wateraap op een tak van de menselijke evolutieboom is een originele verklaring voor het bestaan van meerminnen. Maar deze speculatieve hypothese is vooralsnog volstrekt overbodig, terwijl het aangevoerde bewijsmateriaal niet klopt of zich evengoed laat verklaren met de savanneaaptheorie [3]. De bloop is daadwerkelijk waargenomen, maar kenmerkt zich door zijn kracht en niet door zijn complexiteit. En sonarwapens zijn alleen in Kuifjeboeken te vinden.
De diervriendelijke zender bewees de marine ongewild een goede dienst door reële bezwaren tegen sterke sonarsignalen te koppelen aan onzinnige beweringen over zeemeerminnen. Dat lijkt geen goede strategie om deze kwestie serieus aan de orde te stellen en het publiek te informeren over de problemen van walvissen. Als men zich bij de feiten had gehouden, zou de uitzending een veel overtuigender aanklacht zijn geweest.
Het Groene Wijf
De eerste meerminverhalen stammen van rond 1000 v. C. en zijn afkomstig uit het oude Perzië. De godin Atargatis sprong in een meer en nam de gedaante aan van een vis, nadat zij per ongeluk haar menselijke minnaar had gedood. Ze was echter zo mooi dat de betovering maar gedeeltelijk lukte en oorspronkelijke tekeningen tonen haar als een vis met een mensenhoofd. De Grieken hadden mythes over sirenes, de dochters van de god Achelous en de nymf Sterope. Odysseus liet zich vastbinden aan de mast van zijn schip om op veilige afstand naar hun verleidelijke gezang te kunnen luisteren. Is dit een aanwijzing dat de Grieken al bekend waren met meerminnen? Ze zagen er dan wel wat ongebruikelijk uit, want op oude afbeeldingen hadden ze eerder vogelpoten en veren, dan vinnen en schubben. En als ze nu nog slechts bloops produceren, dan is hun zangtalent sterk achteruit gegaan.
In de zesde eeuw verschenen de eerste meerminnen in de Britse zeeën. Volgens de overleveringen veroorzaakten zij stormen en scheepsrampen. Ook braken zij menig mannenhart. Een beeld uit de elfde eeuw toont voor het eerst de meermin zoals we die nu kennen, een vrouw met lange golvende haren, fraai bovenlijf en een vissenstaart. De Vikingen droegen niet bij aan de traditie, want zij hebben nooit melding gemaakt van meerminnen.
Verhalen over humanoïde waterwezens komen bijna overal voor waar mensen in de buurt van water wonen: van Europa tot Noord en Zuid-Amerika, Afrika, India, China en Papoea. Mensen hebben de neiging rampen, ongelukken, maar ook voorspoed toe te schrijven aan bovennatuurlijke krachten. Door dit bijgeloof worden vreemd gevormde stenen, stukken hout of schuwe waterdieren al gauw aangezien voor de vertegenwoordigers van die bijzondere machten. Met name de zeekoe (Sirenia) wordt vaak in verband gebracht met meerminnen en zelfs de naam is afgeleid van de sirenen uit de Griekse mythologie. Het is overigens uitgesloten dat de oude Grieken zeekoeien voor sirenes aanzagen, want de dieren komen niet in de Middellandse Zee voor. Waarschijnlijk zag ook Christoffel Columbus zeekoeien voor meerminnen aan, want hij noteerde in zijn logboek dat ze aanmerkelijk minder mooi waren dan Horatius ze beschreef.
De bekendste Nederlandse meerminsage is die van de zeemeermin van Edam. In 1403, nadat een storm de dijken van de Zuiderzee doorbrak, vonden vissers een vrouw overdekt met wier en groene slierten in het ondiepe water van het Purmermeer. Men bracht haar naar Edam, gaf haar kleren en leerde haar spinnen. Hoewel Minne het Zeewijf (ook bekend als het Groene Wijf) nog 15 jaar bleef leven, leerde zij nooit praten. Wel ging ze naar de kerk en ze kreeg een christelijke begrafenis. De gebeurtenis werd in 1470 opgetekend door de Haarlemse monnik Joannes Gerbrandis van Leyden. In zijn verhaal had Minne nog geen vissenstaart, die groeide er in latere versies aan. Stadjes als Muiden, Westerschouwen, Dordrecht, Veere en Zwartewaal hebben ook elk hun versie van een gevangen meermin. Vissers weigerden een in hun netten gevangen meermin terug te geven aan haar echtgenoot en toen zij stierf, bracht zijn vloek rampspoed over de plaatsjes.
Fiji-meermin foetsie
Rond 1660 werd het uitgedroogde lichaam van een zeemonster in de Nederlandse Hervormde Kerk in Zwartewaal opgehangen. Waarschijnlijk hadden vissers het kadaver van een zeemonnik, een soort zeehond (Monachus marinus), gevonden. Het dier had de verschijning van een monnik, inclusief geschoren hoofd en een kap op zijn schouders. In verhalen veranderde de zeemonnik in de loop van de tijd in een meermin. In de achttiende eeuw werden steeds vaker dode meerminnen tentoongesteld. Hoewel toen al regelmatig werd vastgesteld dat het om vervalsingen ging, trokken de shows veel bezoekers. Ook Linnaeus (1707 – 1778), beroemd om het opzetten van de botanische en zoölogische nomenclatuur, moet tijdens zo’n voorstelling getwijfeld hebben en noemde voor de zekerheid de sirene van Brazilië in de tiende druk van zijn Systema Naturae.
De beroemdste vervalsing is zonder meer de Fiji meermin. Toen kapitein Samuel Barrett Eades korte tijd in Batavia (Jakarta) verbleef, toonde een Nederlandse handelaar hem zijn nieuwste aanwinst uit Japan: het opgezette lichaam van een meermin. De meermin week af van de klassieke omschrijving. De neus, kin, ogen, vingers, nagels en borsten gaven het waterwezen weliswaar menselijke trekken en het had ook de vereiste vissenstaart, maar het was nog geen meter lang en ronduit afzichtelijk. Het was zo lelijk, dat Eades geen moment twijfelde aan de echtheid. Aangezien de handelaar er een klein kapitaal voor vroeg, verkocht Eades ‘zijn’ schip. Hij reisde vervolgens af naar Londen, waar hij in september 1822 aankwam. Bij de douanecontrole hadden de experts direct door dat de meermin een vervalsing was. De schedel en borst waren van een volwassen vrouwtjesorang-oetan, de kaak en tanden van een baviaan en de staart van een grote zalmachtige vis. De hoofdhuid was cosmetisch aangepast om het een menselijke uitdrukking te geven.
Eades kon niet geloven dat hij bedrogen was en raadpleegde andere ‘deskundigen’, die met naam en toenaam bereid waren zijn claim openlijk te ondersteunen. Hij huurde vervolgens een expositieruimte en maakte flink reclame. Aanvankelijk deed hij uitstekende zaken door iedere bezoeker een shilling af te troggelen. Maar het tij keerde: de belangstelling ebde weg, de kritiek steeg en de eigenaar van het schip sleepte hem voor de rechtbank. In 1825 pakte Eades noodgedwongen zijn oude beroep weer op en koos het ruime sop.
Bijna twintig jaar werd er niets meer van de lelijke meermin vernomen, totdat de zoon van Eades het object in 1842 voor een bescheiden bedrag van de hand deed aan Moses Kimball (1809 – 1895), de eigenaar van het Boston Museum. Kimball nam aan dat het om een echte meermin ging en reisde ermee naar zijn vriend Phineas Taylor Barnum (1810-1891). Barnum had ruim een jaar eerder het Scudder’s American Museum gekocht, een muffe verzameling van skeletten en opgezette dieren. Om genoeg publiek te trekken organiseerde hij daar ook shows waarin albino’s, dwergen, reuzen en buitengewoon gezette mensen optraden. De meermin leek hem een geschikt pronkstuk om meer publiek naar binnen te lokken. Barnum twijfelde wel aan de authenticiteit van de meermin en een expert bevestigde zijn vermoedens, maar hij was vooral een showman en kende genoeg andere deskundigen die minder goed keken.
Barnum besloot de meermin van Kimball te huren en stuurde brieven naar kranten waarin hij de komst aankondigde van ene ‘dr. Griffin’, zogenaamd van het London Lyceum of Natural History. Dr. Griffin zou een bijzonder zeldzame curiositeit meebrengen, die gevonden was op de Fiji Eilanden. Barnums assistent Levi Lyman leefde zich volledig uit in de rol van ‘Griffin’ en legde uit dat de Fiji meermin de connecting link in the great chain of Animated Nature was tussen mensen en vissen – net zoals de vliegende vis de link was tussen vissen en vogels, de leguaan die tussen reptielen en vissen en het vogelbekdier die tussen zeehonden en eenden. Bovendien waren er zeepaarden, zeehonden, zeeleeuwen en zeeolifanten, dus waarom zouden er geen zeemensen zijn? De zaken gingen zo goed voor Barnums museum, dat zijn grootste concurrent het Bennett’s Museum zich gedwongen voelde om ook een Fiji meermin te laten prepareren. En zij waren niet de enige, in de loop van de jaren doken steeds meer Fiji meerminnen op.
Net als eerder bij Eades hield de belangstelling niet lang aan en nam de scepsis toe. In 1859 gaf Barnum de meermin na enkele moeizame tournees terug aan Kimball, die haar in zijn eigen museum plaatste. Rond 1880 verwoestte een grote brand het grootste deel van de museumcollectie, maar de meermin zou uit de vlammenzee gered zijn. In 1897 schonken de erfgenamen van Kimball haar aan de Peabody Museum of Archaeology and Ethnology van de Harvard University, waar ze werd geëxposeerd als een van de grootste zoölogische vervalsingen. Een dubbele waarheid, want de Peabody-meermin is nog niet half zo groot als het origineel.
Dankzij internet duiken telkens nieuwe valse bewijzen op. Geposte foto’s en YouTube-filmpjes tonen meerminnen die naar men zegt waren aangespoeld na de tsunami’s van 2004 in de Indische Oceaan en van 2011 bij Japan. De grappenmakers gebruiken hier steevast de kunstwerken van Juan Cabanas voor. [5] Skeletten van meerminnen die in Bulgarije en Egypte zouden zijn opgegraven, komen niet uit de grond maar uit de computer en waren inzendingen voor de jaarlijkse Photoshopprijsvraag, afdeling archeologische anomalieën. [6, 7] Wie in sprookjes gelooft heeft zulke bewijzen niet meer nodig: voor hem zullen meerminnen altijd blijven bestaan.
N.B. Volgens ufologen zijn het Nommos, aliens afkomstig van planeet uit het sterrenstelsel van Sirius die de vorm van dolfijnen, walvissen en zeemeermensen kunnen aannemen, maar dat is natuurlijk voer voor een ander Skepterverhaal.
Bronnen
1. animal.discovery.com/tv-shows/other/videos/mermaids.htm
2. Zirbel K, Balint P, Parsons ECM, 2011, Navy sonar, cetaceans and the US Supreme Court: A review of cetacean mitigation and litigation in the US. Marine Pollution Bulletin, 63, 40–48.
3. www.aquaticape.org/
4. Bondeson J (1999). The Feejee Mermaid and Other Essays in Natural and Unnatural History. Londen: Cornell University Press
5. www.thefeejeemermaid.com/index.htm
6. fx.worth1000.com/entries/685114/mermaid-skeleton-found
7. fx.worth1000.com/entries/70131/the-little-mermaid#c