UFO’s bestaan gewoon
De wetenschappelijke visie van Coen Vermeeren
door Rob Nanninga – Skepter 25.2 (2012)
Wat is er bekend over buitenaardse ruimteschepen en de pogingen om hun bestaan verborgen te houden? Wie daar informatie over zoekt, hoeft nu geen populaire websites over ufo’s en complotten meer te bezoeken, want Coen Vermeeren heeft de belangrijkste beweringen samengevat in zijn boek UFO’s bestaan gewoon – een wetenschappelijke visie (AnkhHermes, 2013).
DE lucht- en ruimtevaartdeskundige dr. ir. Coen Vermeeren werd bijzonder populair onder complotdenkers toen hij als hoofd van het Studium Generale twee ufolezingen gaf aan de TU Delft. De lezingen, die ook op internet kunnen worden bekeken, wekten de indruk dat hij zelfs de wildste verhalen uiterst serieus nam. Ik schreef er eerder twee artikelen over (2010 en 2011) en ook een paar anderen leverden kritiek. We mochten hopen dat hij in zijn boek wat zorgvuldiger zou zijn. Volgens prof. dr. Herman Wijffels is de auteur daar goed in geslaagd, want de bekende econoom prijst het boek op de achterkant aan:
Hoewel we al vele jaren horen over onbekende objecten in ons luchtruim, brengt Vermeerens uitdagende overzicht van wat we tot nu toe hierover weten en niet weten ons tot een belangrijke conclusie: we moeten de vele getuigen serieus nemen en onze wetenschappers hier onderzoek naar laten doen.
Helaas herhaalt Vermeeren in zijn boek alle onwaarschijnlijke en slecht gefundeerde beweringen die hij eerder deed, zonder aandacht te besteden aan kritiekpunten. In zijn ogen is het niet de moeite waard om daarop in te gaan:
Zelf ben ik alleen maar ad hominem – op de man – door skeptici aangevallen en nooit op de inhoud. (…) Als ik zie hoe vaak mijn lezingen hierover die op internet staan, bekeken zijn, als ik de duizenden reacties lees van mensen die oprecht geïnteresseerd zijn in deze fenomenen, dan weegt dat niet op tegen de twee of drie stemmen die mij proberen onderuit te halen, zonder argumenten overigens. (p. 17 en 24)
De auteur bedoelt ongetwijfeld het omgekeerde: een paar critici wegen niet op tegen de duizenden die zijn boodschap ondersteunen. Hij vindt het verdacht dat ‘debunkers’ zoveel energie steken in het afkraken van ufo-getuigen en vraagt zich af: ‘wie heeft er belang bij de aanval en wie betaalt de aanvaller’? Hij vraagt zich ook af waarom skeptici ‘heel wat minder kritisch’ zijn op de monetaire en bancaire sectoren die een financiële crisis veroorzaakten.
De site van de stichting Skepsis geeft hem geen goed gevoel en hij beweert dat ‘dergelijke lieden’ brieven stuurden naar zijn baas om aan te dringen op zijn ontslag. Dat kan geen verwijzing zijn naar de brief van onze voormalige voorzitter Frans Sluijter (zelf afgestudeerd in Delft), want hij sprak slechts zijn bezorgdheid uit over de inhoud van het Studium Generaleprogramma en eindigde zijn brief met: ‘Gaarne verneem ik wat uw mening is over deze ongetwijfeld als incidenten aan te merken gebeurtenissen.’
Vermeeren is naar eigen zeggen zelf altijd mild in zijn oordeel ‘en kijkt vooral liever naar het beweerde dan naar de beweerder’. Desondanks heeft hij er geen moeite mee om zijn critici met wrede moordenaars te vergelijken, want hij schrijft:
Vergelijk het maar met het indertijd algemeen geaccepteerde paradigma dat de aarde plat was. Het tegendeel beweren resulteerde onherroepelijk in de dood op de brandstapel. Het noemen van het woord ‘rond’ was al genoeg voor een akelige ondervraging. Zo’n beetje zoals in die tijd ook werd gecontroleerd of je als vrouw een heks was of niet: hup, met gewichten aan je nek in het water. Als je bleef drijven was je er één. De skeptici van die tijd opereerden onder de naam van de Heilige Inquisitie. (p. 141)
Het idee dat men in de 16de eeuw (of iets eerder) nog geloofde dat de aarde plat was, had ik al in juni 2010 op het blog van Skepsis genoemd als een van Vermeerens misvattingen! Door deze blunder in zijn boek te herhalen, toont hij aan dat hij de kritiek nauwelijks heeft gelezen.
Omstreeks het jaar 550 was er een Byzantijnse monnik, Kosmas Indikopleustes, die een boek schreef waarin hij de aarde als een platte schijf voorstelde. Hij was echter de enige middeleeuwse auteur die dit denkbeeld nog propageerde. Kerkvaders zoals Augustinus (354-430) waren het er al over eens dat de aarde rond is en ook alle belangrijke middeleeuwse geleerden namen dat aan, waarbij ze zich baseerden op Aristoteles en Ptolemeus. Er verschenen ook boeken over, zoals Tractatus de Sphaera (uit circa 1230). Het idee dat de Katholieke Kerk de bolvorm van de aarde bestreed, is een 19de-eeuwse mythe. Toen Columbus in 1492 naar de Nieuwe Wereld zeilde, was niemand bang dat hij van een platte aarde af zou kukelen, ook zijn bemanning niet. Ze waren wel bang dat het te lang zou duren voordat er land in zicht kwam. (Numbers, 2009)
Ufo’s op de maan
Vermeeren wil nog steeds de indruk wekken dat Neil Armstrong en Buzz Aldrin na hun landing op de maan buitenaardse ruimteschepen zagen. Als bron verwijst hij naar het boek Above Top Secret van Timothy Good (1989). Volgens James Oberg (1982) was de oorspronkelijke bron een artikel dat op 29 september 1969 verscheen in de National Bulletin, een boulevardblad. Het stuk was geschreven door een onbekende auteur die zich Sam Pepper noemde. Hij beschikte naar eigen zeggen over onthullende geluidsopnamen van waarnemingen die de astronauten aan het vluchtleidingscentrum doorgaven.
De transcriptie die in het roddelblad verscheen, was langer dan de ingekorte versie die Vermeeren citeert. De oorspronkelijke versie bevat veel aanwijzingen dat het om een hoax ging. Zo wordt er voortdurend gesproken over Mission Control, terwijl men het in werkelijkheid altijd over Houston had. De astronauten gebruiken ook onduidelijke technische termen en ze beweren dan ze met z’n drieën waren:
Roger, we’re here, all three of us, but we’ve found some visitors…
Yeah, they’ve been here for quite a while judging by the installations…
– Mission Control, repeat last message…
I’m telling you, there are other spacecraft out there. They’re lined up in ranks on the far side of the crater edge…
– Repeat, repeat…
Let’s get that orbit scanned and head home…
In 625 to the fifth, auto-relays set…
Vermeeren erkent dat er ‘geen onomstreden bewijs’ is dat Armstrong ufo’s op de maan rapporteerde. Hij wijst er echter op dat het verhaal wordt ondersteund door Maurice Chatelain, ‘een communicatie-ingenieur die de communicatiesystemen van de Apollo hielp ontwikkelen en de voormalige baas van NASA Communications Systems’. Dat klinkt gezaghebbend, maar volgens James Oberg (die het navroeg) had Chatelain geen functie bij de NASA. Hij werkte als ingenieur voor North American Aviation, een bedrijf in Los Angeles dat in opdracht van de NASA communicatieapparatuur voor het ruimtevaartprogramma ontwikkelde. Hij was echter al een jaar of twee niet meer bij dit bedrijf in dienst toen de Apollo 11 naar de maan vertrok. Chatelain werd later bekend als auteur van het boek Our Ancestors Came from Outer Space (1979).
Steven Greer vertelde dat hij Neil Armstrong in 2001 wou uitnodigen voor een persconferentie van zijn Disclosure-Project, maar dat ging helaas niet door omdat Armstrong dan vermoord zou worden, evenals zijn vrouw en kinderen. Vermeeren begrijpt dat het gevaarlijk kan zijn om de waarheid te onthullen:
Kennelijk was zijn positie dermate cruciaal met betrekking tot ufo-disclosure – het openbaar maken van alle ufo-informatie – dat er met dergelijke maatregelen gedreigd zou worden om het deksel op de put te houden. (p. 46)
Een andere verklaring is dat Greer wel vaker zulke onverifieerbare verhalen vertelt. Hij heeft naar eigen zeggen ook goede contacten met allerlei wereldleiders die in de ufogeheimen zijn ingewijd. Zelf heb ik er onlangs met onze nieuwe koning over gesproken, al zal Willem-Alexander dat uiteraard niet openlijk kunnen toegeven.
Zelfs het feit dat Neil Armstrong erg gespannen oogde tijdens de persconferentie na afloop van zijn Apollo-missie, wordt door Vermeeren aangegrepen als een aanwijzing dat hij wat te verbergen had. Vergelijk zijn lichaamstaal maar eens met het enthousiaste optreden van André Kuipers. Op internet zijn velen ervan overtuigd dat de introverte Armstrong geen podiumvrees had maar een schuldig geweten, omdat hij de hele wereld moest misleiden.
Ook Aldrin is volgens de auteur een leugenaar. Eerst gaf Aldrin in een documentaire toe dat hij vanuit de Apollo een ufo had gezien, maar later beweerde hij bij Larry King dat het de draagraket was (onmogelijk) en vervolgens vertelde hij in een ander praatprogramma dat het een paneel was. Vermeeren neemt aan dat de eerste versie de ‘meest waarheidsgetrouwe’ is en dat Aldrin later slechts politiek correcte antwoorden gaf. Hij had mogelijk op z’n donder gehad. Blijkbaar heeft de auteur het YouTubefilmpje met Larry King niet goed bekeken, want ook daarin zei Aldrin dat het vrijwel zeker een afgeworpen paneel was. Hij klaagde dat de documentairemakers zijn verklaring van het raadsel hadden geschrapt. De commentaarstem sloot af met de bewering dat het object nooit was geïdentificeerd.
De verhalen over een ufo-basis op de maan worden volgens Vermeeren bevestigd door sergeant Karl Wolfe:
Sergeant Karl Wolf, Top Secret Security Clearance, werkte in 1965 aan het Lunar Orbiter Project. Hij vertelt constructies te hebben gezien op de Maan en bases op de achterzijde van de Maan.
Sergeant Wolfe vertelde dat hij als Airman 2nd class in juni of juli 1965 de opdracht kreeg om op de luchtmachtbasis Langley een probleem met de fotoafdrukapparatuur te verhelpen. Hij werd naar een grote hangar geleid, waar de National Security Agency foto’s analyseerde. Deze waren gemaakt door een Lunar Orbiter. In de donkere kamer was een andere Airman 2nd class aanwezig, die Wolfe vertelde dat er een basis op de achterkant van de maan was ontdekt. Hij liet opnamen zien van hoge torens en ronde gebouwen op het maanoppervlak. Maar het is onduidelijk hoe men deze beelden had verkregen, want de eerste Lunar Orbiter werd pas op 10 augustus 1966 gelanceerd en de achterzijde van de maan werd waarschijnlijk pas in 1967 gefotografeerd.
Kroongetuigen
De sterke verhalen van luitenant-kolonel Philip Corso en sergeant Clifford Stone, die ik al eerder besprak, zijn eveneens in Vermeerens ufoboek te vinden, al heeft hij hun meest ongeloofwaardige beweringen wijselijk weggelaten. Hij vermeldt dat generaal Trudeau erkende dat allerlei technologische ontwikkelingen op aarde wel 250 jaar zouden hebben geduurd als Corso de buitenaardse technologie niet naar Amerikaanse bedrijven had gebracht. Dit is echter geen uitspraak van Trudeau, maar een uitspraak die Trudeau volgens Corso deed. Vermeeren weet wel dat er kritiek is, maar daarover merkt hij alleen op: ‘Corso is uiteraard zwaar aangevallen door skeptici, maar zijn verhaal is ronduit indrukwekkend.’ De getuigenis van Stone, die in het geheim neergestorte ufo’s moest bergen en telepathisch met de inzittenden communiceerde, is volgens hem ‘eyeopenend’. Iedere twijfel aan zulke getuigenissen is in zijn ogen waarschijnlijk een vorm van karaktermoord.
Vermeeren beweert nog steeds dat Ben Rich, die leiding gaf aan de Lockheed Skunk Works, tijdens een lezing onthulde dat we al de beschikking hebben over buitenaardse technologie. De auteur presenteert de uitspraak als een feit, maar zonder een bron te noemen. Het citaat lijkt inmiddels definitief uit de Engelstalige Wikipedia te zijn geschrapt. ‘I will continue to remove it until a reputable source appears’, schreef een corrector. De enige bron die men kan vinden, is de complotdenker Timothy Good. Hij verklaarde dat Rich de uitspraak deed ‘in the presence of two friends of mine’.
Vermeeren meent dat de beweringen over de beschikbaarheid van ongekende technologie ook worden bevestigd door een paar filmpjes die hij bekeek, al vindt hij het niet nodig om te vermelden wie daarin aan het woord kwamen. Het maakt hem misschien niet veel uit wie de informanten zijn en wat erover hen bekend is.
De interviews die ik gezien heb met voormalige onderzoekers van Lockheed Skunk Works leren ons dat men daar dingen deed die men op school niet in de boekjes had staan. Kennen wij nu officieel vier natuurkrachten, daar werkte men met natuurkracht 5, 6, 7 en verder. Antizwaartekracht is een van de zaken waarmee werd geëxperimenteerd. (p. 114)
In de tien pagina’s die Vermeeren aan het Roswellincident heeft gewijd, zijn ook geen bronnen te vinden, al mogen we aannemen dat de auteur zich voor een groot deel baseert op Witness to Roswell van Tom Carey en Donald Schmitt (2007/2009), want andere geschriften over Roswell zijn niet in zijn schamele literatuurlijst te vinden. Hij vermeldt dat 600 personen verklaringen hebben afgelegd over de vermeende ufo-crash en dat deze een consistent beeld geven omdat ze ‘praktisch naadloos op elkaar aansluiten en elkaar bevestigen’. Dat is echter ver bezijden de waarheid.
Je hoeft slechts de Engelstalige Wikipedia te raadplegen om te kunnen vaststellen dat er onder ufologen zelfs geen overeenstemming is over de dag waarop de crash plaatsvond, het aantal ufo’s dat erbij betrokken was en de plaats waar zij neerstortten. Ieder boek over Roswell kwam met nieuwe hypothesen en getuigen. Er waren maar weinig getuigen die (tientallen jaren later) zeiden dat zij zelf iets buitenaards hadden gezien. Enkele kroongetuigen zoals Glenn Dennis en Frank Kaufmann vielen later door de mand. De bekende ufoloog Kevin Randle noemde zelfs zijn voormalige co-auteur Donald Schmitt een ‘pathologische leugenaar’. Schmitt had hem verteld dat hij werkte aan een proefschrift over criminologie, maar in werkelijkheid was hij een postbezorger zonder opleiding.
Het boek van Carey en Schmitt voegde een nieuwe kroongetuige toe: Walter Haut, die op 8 juli 1947 als persvoorlichter bekend had gemaakt dat er bij Roswell een vliegende schotel was gevonden. Dat was slechts twee weken nadat een journalist dit begrip voor het eerst had geïntroduceerd. Haut startte in 1991 samen met Glenn Dennis een ufomuseum in Roswell, waarvan hij tot 1996 directeur was. Zijn dochter is de huidige directeur. Haut vertelde jarenlang dat hij de wrakstukken van de vermeende schotel zelf nooit had gezien. Voor spectaculaire oogetuigeverslagen verwees hij onderzoekers door naar Kaufmann en Dennis. Haut overleed in 2005. Hij bleek drie jaar eerder in het bijzijn van een notaris een verklaring te hebben ondertekend die pas na zijn dood door Schmitt en Carey openbaar mocht worden gemaakt. In deze verklaring laat hij weten dat hij in 1947 in een vrij duistere hangar een kleine, eivormige ufo en enkele lichamen, zo groot als kinderen, had gezien. Zo blies hij de geschiedenis weer nieuw leven in.
Stille getuigen
Ufologen hielden zich oorspronkelijk bezig met onderzoek naar waarnemingen van onbekende verschijnselen in de lucht. Coen Vermeeren bespreekt echter maar weinig ufowaarnemingen en negeert alle mogelijke normale verklaringen. Een voorbeeld:
De hemel boven Phoenix, Arizona, werd op 13 maart 1997 gevuld met een enorm v-vormig toestel met lichten dat, langzaam en geluidloos, laag over de stad zweefde. Duizenden mensen zagen dit en rapporteerden dat (…) De afmetingen werden door hen geschat in de orde van een tot twee kilometer groot. (…) tot op de dag van vandaag is er geen verklaring voor wat bekend is komen te staan als de ‘Phoenix Lights’. Officieel wordt het hele incident genegeerd en debunkers spreken consequent over ‘lichtkogels’. (p. 116-117)
Het is belangrijk om te weten dat het ging om twee gebeurtenissen. Vanaf kwart over acht ’s avonds werden er vijf of meer lichten gezien die in een v-vormige formatie over de stad vlogen. Daarna waren er rond tien uur ’s avonds ten zuiden van de stad verscheidene lichten te zien boven het Estrellagebergte, waarvan meerdere video-opnamen en foto’s beschikbaar zijn. Alle lichten boven het gebergte verdwenen na korte tijd een voor een. Het is vrij zeker dat het lichtkogels waren, want die werden op dat moment gebruikt bij een luchtmachtoefening. Ze verdwenen als ze achter de bergrug zakten, die bij avond niet zichtbaar was.
Honderden getuigen zagen eerder de v-vormige formatie langzaam over Arizona vliegen, maar slechts een minderheid had de indruk dat alle lichten toebehoorden aan één donker en laagvliegend object. Er bestaat één video van de formatie. Daarop is te zien dat de lichten hun positie ten opzichte van elkaar veranderden. De jonge amateurastronoom Mitch Stanley bekeek de lichten door een telescoop en zag dat het vliegtuigen waren. Tim Printy (2010) schreef een artikel waarin hij aannemelijk maakte dat het mogelijk militaire lesvliegtuigen met Canadese piloten waren, die van Las Vegas naar Tuscon vlogen.
Zelfs de bekende Belgische ufo-foto uit Petit-Rechain wordt in het boek van Vermeeren nog ‘authentiek’ genoemd. De foto stamt volgens de auteur ‘uit een tijd dat foto’s nog foto’s waren en hun authenticiteit door experts kon worden vastgesteld’. Kennelijk was het hem ontgaan dat de maker in 2011 bekende dat het een vervalsing was, zoals ook werd gerapporteerd in een artikel dat Wim Van Utrecht voor Skepter (Van Utrecht, 2011) schreef.
Deugdelijk onderzoek naar ufowaarnemingen is tegenwoordig niet meer zo populair, want het kan erg veel tijd kosten en levert geen wereldschokkende conclusies op. Toen de Amerikaanse luchtmacht in december 1969 Project Blue Book beëindigde, had men 12.618 waarnemingen verzameld waarvan er 701 onverklaard bleven. Maar uit die onverklaarde gevallen kon niet worden geconcludeerd dat ze te maken hadden met buitenaardse toestellen.
Moeizaam onderzoek is niet meer nodig als we evenals Coen Vermeeren aannemen dat men achter de schermen al lang beschikt over harde bewijzen. Volgens de auteur hoeven we alleen maar te luisteren naar wat betrouwbare getuigen ons vertellen. Zo weet Steven Greer uit de eerste hand dat er er hele goede beelden bestaan van buitenaardse voertuigen, want dat hebben militaire informanten hem in vertrouwen verteld.
Er bestaan volgens Vermeeren ook veel stille getuigen die duidelijk maken dat de aliens ons al eeuwen geleden hebben bezocht. Hij verwijst in dit verband naar de tv-serie Ancient Aliens, waarin veel dingen getoond worden die onmogelijk door mensen kunnen zijn gemaakt, waaronder vliegtuigachtige kunstvoorwerpen en reusachtige stenen. Erich von Däniken en andere serieuze onderzoekers hebben al veel historisch bewijsmateriaal aangedragen dat door erkende wetenschappers wordt genegeerd omdat ze er geen weerwoord op hebben. De ‘volledige radiostilte’ van deze zogenaamde deskundigen is de auteur een doorn in het oog. Sterker nog:
Dat is niet alleen volledig wetenschappelijk onacceptabel, het is zelfs regelrechte pseudowetenschap, charlatanisme en kwakzalverij, om maar eens wat kwalificaties te geven die serieuze onderzoekers naar deze onderwerpen voor de voeten valt van ‘geleerde collega’s’. (p. 171-172)
Niemand kan nog gezag ontlenen aan wat hij weet of bezit, want alles gaat spoedig radicaal veranderen. Tot nu toe waren we slaven van een systeem dat de aarde vernietigt, oorlog en geweld creëert, onze spirituele potentie inperkt, de rijken steeds rijker en de armen steeds armer maakt. Wetenschap, religie, de financiële wereld, de multinationals, de media en de overheid zijn allemaal vergiftigd door gevestigde belangen die naar de ondergang voeren. Maar ‘ufo-disclosure is het grootste wapen van de burger om zijn rechten terug te claimen’.
Mensen die contact hebben met de buitenaardsen vertellen volgens Vermeeren dat er een enorme rust en vrede van hen uitgaat. Hun goede bedoelingen blijken ook uit het feit dat ze met regelmaat nucleaire wapens onklaar hebben gemaakt. Ze beschikken over technologie die al onze problemen kan oplossen en willen ons graag helpen. De auteur hecht blijkbaar minder waarde aan de verhalen over boosaardige greys die experimenten op mensen uitvoerden, al werden zulke geruchten in het verleden ook door zijn favoriete getuige sergeant Clifford Stone verspreid. Misschien bedoelen de greys het niet zo kwaad als men eerder aannam.
Het is onduidelijk waarom de buitenaardsen zich tot nu toe voor de burgers verborgen houden. Misschien wachten ze op een officiële uitnodiging en mogen ze niet zonder onze toestemming ingrijpen. Wij burgers moeten het heft in handen nemen en de machthebbers dwingen om het echte ufo-dossier openbaar te maken. Dan zal onze verziekte wereld een paradijs worden.
Literatuur
- Numbers, Ronald L. (2009). Galileo goes to jail, and other myths about science and religion. Cambridge, MA: Harvard University Press.
- Oberg, James (1982). UFOs and outer space mysteries. Virginia Beach, VA: Donning Press.
- Printy, Tim (2010). The case for the Arizona UFOs thirteen years later. SunLite, 2(3), 7-14.