Rubriek Parariteiten – 15
Skepter 15.4 (2002)
1. Disco-ufo
Op zondagochtend 29 september om half twee keerde makelaar Vosters na een avondje stappen in Valkenswaard terug naar Bladel. Zijn blik werd getrokken door een wolkachtig lichtschijnsel zonder duidelijke begrenzing dat zich enkele honderden meters pal rechts van de auto boven de wei in platte kringen in het rond bewoog. Het schijnsel ging gelijk op met de auto, en stond stil of vertraagde, al naar gelang het vehikel dat deed. Vosters raakte gaandeweg in een paniek en reed ten slotte zo hard hij kon om het ding kwijt te raken. Vlak voordat hij zijn woning bereikte, verdween het.
De volgende dag stelde hij de politie, de UFO-werkgroep Nederland en diverse kranten op de hoogte. De Telegraaf pikte het op, en het voorval kwam zelfs op tv.
Het is weinig verbazingwekkend: als een licht met je mee beweegt dan vergis je je wellicht in de afstand. Dit kan men regelmatig ervaren met zon en maan. In dit geval was de bron snel gevonden. In Wintelre, pakweg 15 kilometer in de richting waarin Vosters de UFO had gezien, staat op het dak van een disco een krachtige booglamp op de hemel gericht, een Imperial 4000 Xenon. Een roterend voorzetstuk doet de bundel cirkelen. Die nacht was er goed zicht, echter met overdrijvende wolkenvelden op zo’n 1000 meter hoogte. Op 15 kilometer afstand is een lichtvlek op die hoogte nauwelijks meer dan een duimbreed op armlengte boven de horizon. Op grotere hoogte, zeg 5000 meter, kan er heel goed sluierbewolking zijn geweest. Die nacht hebben velen in wijde omgeving van Wintelre iets dergelijks gezien, en de telefoon bij ’t Centrum stond dan ook roodgloeiend. Vosters was er van overtuigd dat hij iets anders gezien had, want ‘zijn’ schijnsel stond richting Valkenswaard. Pas toen hij tijdens een gesprek met mij een oude autokaart erbij pakte (hij rijdt met navigator) zag hij dat hij zich 90 graden in de richting vergist had. (jwn)
2. Luisterende artsen
De stichting Skepsis wijdde haar jaarlijkse congres deze keer aan alternatieve geneeswijzen en wetenschappelijk onderzoek. De belangrijkste spreker, in de Flamingozaal in Artis op 26 oktober, was ex-minister Borst-Eilers, die nu geen politieke verantwoordelijkheid meer draagt en dus vrijmoedig kon spreken. Niet alleen was zij bijna acht jaar minister van VWS, maar zij was daarvoor voorzitter van een Gezondheidsraadcommissie, die de regering moest adviseren over de vraag of alternatieve behandelwijzen wel op hun effectiviteit onderzocht kunnen worden. Na een martelgang van 10 jaar kwam deze commissie in 1993 met een onleesbaar en breedsprakig rapport. Mevrouw Borst vertelde tijdens het congres dat de materie zeer weerbarstig was geweest, vooral door de onoverbrugbare kloof tussen de reguliere denkers en de alternatieven. Zo beweerden antroposofische artsen direct aan een patiënt een ‘zwakke nierstraling’ te kunnen vaststellen, een idee dat de regulieren vertwijfeld achterliet. Lange tijd leek het onmogelijk om op een bruikbaar advies uit te komen en in arren moede, aldus de ex-bewindsvrouwe, koos men de volgende uitweg. Onderzoek kán worden gedaan, maar men moet zich dan beperken tot het samenstellen van een goed afgrensbare patiëntengroep, het werkingsmechanisme buiten beschouwing laten (in een ‘black box’ stoppen) en het eindresultaat goed vastleggen. Daarnaast werden de commissieleden het eens over een aanbeveling om het placebo-effect beter te bestuderen.
Opvallend was dat de ex-minister liet weten de oude wet van Thorbecke, hoewel die niet goed te handhaven viel, beter te vinden dan de huidige wet BIG, die maximale gelegenheid biedt om zonder medische studie geneeskunde te bedrijven. Onder de huidige wet zou volgens Borst veel risico kunnen worden weggenomen, als elke patiënt die zich alternatief wil laten behandelen eerst langs de huisarts moet gaan.
Er was nog wat discussie over de vraag hoe men het placebo-effect zou kunnen optimaliseren. De ex-minister hechtte terecht grote waarde aan goed luisteren naar de patiënt. Zelf vind ik dat al veel placebo-effect kan worden bewerkstelligd door het aanbieden van werkzame geneeskunde, zodat de patiënt zich bij een nieuw contact het gunstige effect van een eerdere interventie, diagnose of geruststelling herinnert. Die plezierige conditionering wordt bedreigd als artsen onwerkzame, alternatieve therapieën aanbieden. Dat kan het vertrouwen van de patiënt in elke arts aantasten, en dat vind ik laakbaar, ja zelfs iets voor de tuchtrechter.
Bovenstaande is een bewerking van een column die ik schreef voor het internet-periodiek Care4Cure. Het lokte een reactie uit van Frans Kusse, arts (maar geen huisarts) voor homeopathie. Hij vond ook dat artsen goed moeten luisteren, maar verbond daar de conclusie aan dat de homeopathie zo slecht nog niet is. Hij herhaalde de bekende fantasie dat Hippocrates een homeopaat zou zijn geweest (zie https://skepsis.nl/hippocrates-homeopath/), en hemelde de homeopathische anamnese op als voorbeeld van een goed gesprek. Maar een homeopathische anamnese is die naam niet waard. Gedurende een vol uur een groot aantal vragen stellen om zo uit de subjectieve belevenissen en eventueel zelfs de haarkleur van de patiënt uiteindelijk af te leiden of verdund keukenzout of verdunde kiezelsteen het beste middel is, dat heeft helemaal niets te maken met een anamnese zoals collega Borst en ik die opvatten. En de homeopathie valt natuurlijk ook niet onder bevordering van het placebo-effect door werkzame methoden, want werken, dat doet homeopathie niet. Het is een soort voodoo, een arts onwaardig. (cr)
3. Droomwereld
Afgelopen april zat een natuurkundige een artikel te lezen van een collega, een jonge (32) Duitse postdoc in de wereldberoemde Bell Labs, Jan Hendrik Schön. Wat Schön schreef was altijd interessant, maar bijna niet bij te houden. In 2001 alleen al had hij ruim 40 stukken geschreven over allerlei elektronische componenten vervaardigd uit nieuwe koolstofrijke stoffen. Week in week uit speelde hij dingen klaar die niemand anders nog kon. Dat zou vroeger of later wel een Nobelprijs worden.
Niet de eerste trouwens in Bell Labs, want de transistor en de overgebleven microgolfstraling van de oerknal hadden al eerder die eer opgeleverd.
Maar die grafiek, leek die niet wat op een eerdere grafiek? Bij nader inzien was het eigenlijk exact dezelfde grafiek, zelfs inclusief de ruis, maar met een heel andere dingetje. (Zie ook pagina 10 van Scientific American van november 2002.) Dat kon toch niet? In mei ging een commissie het onderzoeken, en in september deed ze verslag. Het werk van Schön wemelde van dit soort rare dingen: gekopieerde grafieken, te mooie grafieken zonder ruis, en allerlei details die natuurkundig onmogelijk waren. Schön beweerde dat hij misschien wel eens per ongeluk de verkeerde grafiek bij een artikel had gezet. Zijn metingen waren ook weg. Hij zei dat die niet meer pasten op zijn harde schijf, en hij had ze dus maar gewist. Labjournaals waren er ook niet meer. Zei hij. Alle kristalletjes, preparaten en componenten waar de metingen mee gedaan waren: foetsie! We spreken hier over een toponderzoeker in een van de meest geavanceerde laboratoria ter wereld, over iemand die net als elke andere natuurkundige met de paplepel ingegoten kreeg dat meetuitkomsten zoiets zijn als het persoonlijk gedicteerde woord van God.
Schön is als wetenschapper volkomen afgebrand, dat is zeker. Niets van zijn geschriften kan nog vertrouwd worden, en hij is vanzelfsprekend op staande voet ontslagen. Zijn directe baas heeft weliswaar geen bedrog gepleegd, maar hij liet wel zijn naam boven stukken zetten en geurde met de resultaten, maar opletten, ho maar!
Wat ging er mis? Waar zit bij zo’n fraudeur het steekje los? Zoiets gaat geleidelijk. Eerst overinterpretatie van toevalsresultaten, dan selectie van gegevens – eerst voorzichtig, dan krachtig – dan tijdelijk wat verzinnen om een deadline te halen, en telkens aangemoedigd door succes. Ondertussen bedriegt de onderzoeker ook zichzelf en blijft denken dat zijn uitkomsten correct zijn. Zo glijdt hij een zelfgemaakte droomwereld binnen. Daar helpt alleen sociale controle van collega’s, medeauteurs, bazen en referenten tegen. Die, en speciaal zijn baas, hebben ernstig gefaald. Er gaan stemmen op dat medeauteurs garant moeten staan voor de inhoud van artikelen. Onderzoekers worden afgerekend op het aantal artikelen waar hun naam boven staat. Zolang dat zo blijft zullen velen de eer van het coauteurschap niet graag weigeren als men toevallig niet alles van de inhoud snapt. (jwn)
Skepter 15.3 (2002)
1. Slimheidsonderzoek
Het is bijna een eeuw de vraag of slimheid aangeboren is of dat er door de omgeving (voeding, onderwijs, kinderspeelgoed) nog wat aan te doen is, en zo ja hoeveel. De biologisch psychologe Daniëlle Posthuma promoveerde op 17 juni aan de Vrije Universiteit te Amsterdam op weer een tweelingonderzoek. De Volkskrant citeerde haar: ‘Het blijkt dat IQ voor 80 tot 90 percent erfelijk is.’ Weliswaar werd deze opmerking gevolgd door de waarschuwing dat het om verschillen gaat, maar dat wekt toch een verkeerde indruk. Bij dit type onderzoek kijk je altijd naar verschillen. Je probeert die statistisch te verklaren door ze op te splitsen in een deel dat aan de genen ligt (waarbij een dubieus model voor genetische invloeden wordt gebruikt) en de rest. Van eeneiige tweelingen weet je dat ze exact dezelfde genen hebben, dus de verschillen tussen de helften van zulke tweelingen liggen aan de omgeving. Helaas heb je daar weinig aan. Eeneiige tweelingen binnen een zelfde gezin hebben namelijk ook vrijwel dezelfde omgeving: ze hebben evenveel oudere als jongere broertjes en zusjes en trekken veel met elkaar op. Als je gaat vergelijken met broers en zussen binnen hetzelfde gezin praat je alleen maar over ‘verschillen binnen een gezin’, wat Posthuma gedaan had. Omdat de genen van de ouders qua slimheid vaak ook op elkaar lijken, zijn ook de genetische verschillen tussen broers en zussen niet wat die tussen willekeurige Nederlanders of Vlamingen zijn. Het onderzoek van Posthuma wijst alleen maar uit dat verschillen tussen broers en zussen onderling voornamelijk op toevallig aangeboren verschillen berusten. Daaruit kun je weinig concluderen over verschillen binnen de maatschappij als geheel, en al helemaal niet over wat daar aan te doen is. We weten wel dat in een of twee generaties de IQ’s over de hele wereld zo’n 15 punten zijn gestegen, te oordelen naar de voortdurend verschuivende normeringen voor gebruikelijke tests. Zolang onbekend is waar die toename vandaan komt blijft het hele IQ-vak in de sfeer van de voodoowetenschap hangen. (jwn)
2. Los van de aarde
Het is alweer tien jaar geleden dat de Russische natuurkundige Jevgeni Podkletnov zijn collega’s de gordijnen in joeg met een antigravitatiemachine. Een supergeleidende, snel roterende schijf zou in staat zijn de zwaartekracht ‘af te schermen’ waardoor voorwerpen die daarboven hangen een ietsiepietsie, een procent of zo, lichter zouden worden. Podkletnov heeft het gezien, zegt-ie, maar houdt zich sindsdien zoveel mogelijk buiten beeld. Niemand heeft het hem voorlopig na kunnen doen. Ondanks dat gebrek aan replicatie is vliegtuigbouwer Boeing aan de slag gegaan, stilletjes hopend op een doorbraak naar het gewichtloze vliegtuig dat geen vleugels of brandstof meer nodig heeft – althans een procent minder als je op de grond een Podkletnovmachine met het vliegtuig laat meerijden. Een onthulling in Jane’s Defense Weekly leidde tot een inderhaast belegde persconferentie waarin Boeing toegaf hier stiekem aan te werken. Hoe het nou precies zit is niet duidelijk. Er zijn berichten dat Boeing er in de loop der jaren ettelijke miljoenen dollars in heeft gestopt, maar een week na de onthulling schreef Boeings Eastside Journal dat het allemaal geruchten zijn, gebaseerd op privé-hobby’s van sommige lui bij Boeing. Het is niet het eerste bedrijf dat valt voor de droom van Podkletnov; ook British Aerospace lijkt geïnteresseerd en de nasa heeft er ook mee geëxperimenteerd maar haar onderzoek uiteindelijk overgedragen aan de ontdekker zelve. Die moet dit jaar resultaat laten zien, anders gaat de geldkraan dicht. Volgens Einsteins Algemene Relativiteitstheorie is een dergelijk afschermen van de zwaartekracht onmogelijk. Iedere massa vervormt de ruimte om haar heen; daar kan geen extra massa, hoe supergeleidend ook, iets aan veranderen. (mh, diverse media, 29 en 30 juli.)
3. Jezuïetenleugentje
De Vinlandkaart is een stuk perkament dat schijnbaar uit ongeveer 1440 stamt. Europa, Groenland (‘Vinland’) en zelfs een stuk Amerika is erop te zien. Dat is zeker 60 jaar voordat zoiets op een andere kaart te zien was, en lang voordat men wist dat Groenland een eiland was. De kaart zou gebaseerd zijn op inlichtingen vergaard door Eric, bisschop van Groenland en tijdgenoot van Leif Eiriksson (ca. 1000).
De filantroop Paul Mellon kocht de kaart in 1957 voor een miljoen dollar en schonk hem aan Yale. Yale vertrouwde het niet helemaal en liet in 1972 de kaart door de (onlangs overleden) Walter McCrone onderzoeken. Op oude kaarten ziet men vaak dat zwarte lijntjes geflankeerd zijn met geel, omdat in de loop der eeuwen een deel van de inkt uitloopt. Op de Vinlandkaart was dat ook te zien, behalve dat het geel overduidelijk getekend was, en nog wel met een pigment dat pas na 1920 bestond: titaniumoxide in mooie kleine (synthetische) korreltjes, niet het grove spul dat je krijgt als je het mineraal anatase fijnstampt. McCrones analyse werd onlangs nog eens bevestigd.
De kaart is ook anderszins verdacht: hij lijkt op een paar ‘bekende’ middeleeuwse kaarten, en er staan spelfouten in het Latijn die je niet van een Viking verwacht. En de Vikingen maakten helemaal geen kaarten.
De vervalser moet goed geweest zijn. C-14-datering bewees onlangs dat hij perkament uit 1434 had gebruikt, en hij moet op de hoogte zijn geweest van wat er aan oude kaarten bestond.
De Groenlandhistorica Kirsten A. Seaver beschuldigde al in 1995 de Duitse jezuïetenpater Josef Fischer (1858-1944), een expert op het gebied van oude kaarten. Begin augustus vertelde ze haar verhaal nog eens aan de Sunday Times. Volgend jaar komt haar boek hierover uit. Fischer dacht dat de Deense geograaf Claudius Clavis zo’n kaart had gemaakt. Clavis had toch geschreven over landen ten westen van IJsland? Fischer had ook de schurft aan de nazi’s. Niet alleen omdat die de jezuïeten het leven zuur maakten, maar ook vanwege hun propaganda die Vikingen als stoere proto-nazi’s en veroveraars afschilderde. Vrome katholieke ontdekkingsreizingers pasten niet in dat beeld. Daarom fabriekte Fischer de Claviskaart zelf maar. (jwn) (de Volkskrant 31 juli, NRC Handelsblad 3, 10 augustus, New York Times 14 september)
4. Toeval door techniek
De moderne oorlog is geen realiteit, ze is hyperrealiteit, constateerde de Franse filosoof Jean Baudrillard na afloop van de Golfoorlog. We krijgen geen doden te zien, geen pijn of zinloze verwoesting, maar een strak georkestreerde manipulatie van symbolen. Beelden van bommen en kruisraketten die keurig een ‘militair doelwit’ vernietigen, persconferenties waarin generaals kleurige landkaarten laten zien om aan te tonen dat alles volgens plan verloopt. Ook in de War Against Terror die de VS vorig jaar startte is voor een groot deel een gevecht tussen symbolen. Zo besloot de Amerikaanse overheid om de nog altijd niet gevatte verspreider van miltvuurbrieven uit te roken met behulp van moderne technologie. Inmiddels is duidelijk dat de miltvuurstam afkomstig is uit een Amerikaanse laboratorium. Nu worden alle medewerkers van twee grote laboratoria waarin miltvuurbacteriën werden bewaard, aan leugendetectortests onderworpen.
Vijf brieven besmet met antrax doken er in september op, en er vielen daardoor waarschijnlijk vijf doden. De afzender is nooit gepakt, en dat terwijl het aantal mensen dat dergelijke brieven gemaakt kan hebben uiterst klein is. Wat te doen bij een dergelijke blamage? Een symbool inzetten, hightech Amerikaanse techniek in de strijd tegen het kwaad: de leugendetector. Honderden mensen zullen straks ondervraagd worden, terwijl de wijzertjes van dit leugenachtige apparaat vrolijk heen en weer zwaaien. Als de dader per ongeluk ook ondervraagd wordt, is er een stevige kans dat-ie niet opgemerkt wordt. Maar veel beroerder is dat een aanzienlijk deel van de onschuldigen door de machine zogenaamd als leugenaar zal worden ontmaskerd.
De resultaten van deze wetenschappelijke dwaling laten voorlopig nog op zich wachten. Inmiddels heeft de FBI de naam van een van haar belangrijkste verdachten vroegtijdig uit laten lekken. Biochemicus Steven Hatfill werkte niet alleen in een dergelijk laboratorium, hij heeft ook nog in de Zimbabwaanse hoofdstad Harare gewoond. Een van de wijken van deze stad heet Greendale. En waar kwamen de miltvuurbrieven vandaan? Van de fictieve basisschool ‘Greendale’. Toeval, zegt Hatfill. Hij heeft de FBI inmiddels voor de rechter gedaagd. (mh, Utrechts Nieuwsblad 24 mei, de Volkskrant 12 augustus.)
5. Questionable Devices
Het Museum of Questionable Medical Devices van Bob McCoy, met zijn unieke verzameling kwakzalversappraten (zie Skepter, december 1996), is opgeheven. De verzameling is overgedragen aan het Minnesota Science Museum in Saint Paul. Dat stelt maar een deel van de collectie ten toon, zonder veel toelichting, en zonder de brochures tegen kwakzalvers. Je mag ook niet meer aan de toestellen komen. Bob McCoy is niet tevreden; zijn website www.mtn.org/quack bestaat nog, en hij geeft nog shows met een deel van zijn apparatuur op de Minnesota State Fair, een gigantische landbouw- en huishoudtentoonstelling die veel publiek trekt. (mp)
Skepter 15.2 (2002)
1. Epicentrum Austerlitz
De ‘Pyramide van Austerlitz’, in 1804 opgeworpen door Franse soldaten opgeworpen ter bestrijding van de verveling en om een duurzaam monument achter te laten ter ere van de grote keizer Napoléon, ondergaat een fikse opknapbeurt. De bomen die in de loop van twee eeuwen op de hellingen zijn gegroeid, zijn inmiddels allemaal gerooid en zo kaal als de hellingen toen waren, en nu weer zijn, moeten ze voortaan altijd blijven. En ook de pseudo-wetenschap heeft de piramide in haar volle glorie herontdekt. ‘In een kamer hoog boven de campus van de Technische Universiteit Delft’, zo meldt de Volkskrant van 27 april, ‘poogt onderzoeker Mohamed Sabet op eigen wijze de verborgen geschiedenis van de piramide bloot te leggen.’ En wat heeft Sabet, een piramidoloog die zich tot voor kort moest beperken tot die imitaties in Egypte, allemaal ontdekt? ‘Door denkbeeldige lijnen te trekken worden opmerkelijke geometrische patronen zichtbaar die de piramide verbinden met het nabijgelegen Slot Zeist en de kerktorens van Amersfoort en Utrecht. Het meetkundig onderzoek houdt niet op bij de provinciegrens. Vanaf de hoeken van de piramide lopen loodrechte lijnen naar Jeruzalem en Parijs, waar vroeger de belangrijkste meridiaan begon. Vanuit Parijs loopt weer een rechte lijn naar de piramide van Gizeh. Zo ontstaat een bijna zuivere rechthoek die Europa met het Midden-Oosten verbindt.’ (Met hoeken van 90,5 en 77,9 en 102,9 en 90,7 graden, en rechthoekszijden van 3302, 439, 3206 en 416 kilometer volgens Skepsis.)
Skeptici die nog andere lijnen kunnen trekken, bij voorkeur naar Atlantis en het Paaseiland, worden vriendelijk verzocht Sabet te verwittigen. Hij zweeft hoog boven de campus. (mh)
2. Lek geprikt
Op 26 januari 2002 rapporteerden de internist R. Braams en assistent-geneeskundige D. Ramnarain van het UMC Utrecht in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde over een dubbele klaplong (pneumothorax), en op 17 mei deden ze het nog eens dunnetjes over in het Algemeen Dagblad. Een jonge gezonde vrouw had zich laten behandelen door een homeopathische arts. Die had haar rug links en rechts volgeplant met acupunctuurnaalden, en daarbij kennelijk het longvlies doorboord. Kan gebeuren, want daarvoor hoef je soms maar 10 mm diep te prikken, en bij magere mensen of mensen met longklachten nog minder. Dan komt er lucht vanuit de longen in de borstholte, de longen krimpen en de zieke krijgt pijn en wordt kortademig. Voor deze patiënte liep het nog goed af. De artsen ontdekten vervolgens dat klaplong, op infecties na, de meest voorkomende ernstige complicatie van acupunctuur is. Hoe vaak dit voorkomt is onbekend, temeer daar het dagen kan duren voordat de zieke hulp zoekt en het verband met acupunctuur dan niet legt. Volgens sommigen komt het wel eens per 5000 acupunctuurbehandelingen voor. Zelfs de secretaris van de artsen-acupuncturistenvereniging naav had een keer een klaplong veroorzaakt. Dat is veel voor een behandeling zonder enig bewezen nut. (jwn)
3. Bijbelse blindgangers
‘Bom onder het Christendom’ had de redactie van Vrij Nederland op 6 april boven een boekrecensie gezet. Wat was die bom dan wel? Een boek van de Italiaanse filosoof Francesco Carotta. Die had ontdekt dat er parallellen bestonden tussen de beschrijvingen van de laatste dagen van Jezus en die van Julius Caesar. Zo werd Caesar ook wel met ‘Chrestos’ aangeduid, wat in het Grieks ‘de goede’ betekent. En dat lijkt op Christos, de gezalfde. En Caesar zou drie dagen na zijn dood ten hemel opgestegen zijn en werd daarna een eeuw lang vereerd. Daarna kwam het christendom op. Geen toeval, aldus Carotta. Het christendom is gebaseerd op de verering van Julius Caesar.
Een wonder? Welnee. In die tijd golden er strenge regels voor het schrijven van het levensverhaal van een beroemdheid. Wie voorbeeldig geleefd had, werd na zijn dood een god. Drie dagen na zijn overlijden werd hij geacht op te stijgen naar het rijk van de goden. Hercules deed het, Julius deed het, Jezus en Jezus’ tijdgenoot Apollonius van Tyana, een beroemd stoïsch filosoof waarvan het levensverhaal overigens nog veel opmerkelijker overeenkomsten met dat van Jezus vertoont, allemaal zijn ze na drie dagen verrezen.
Er waren die maand meer bommetjes. De promotie van Thijs Voskuilen in Groningen. Paulus was een spion voor Rome geweest! Hij had als opdracht gekregen het christendom onschadelijk te maken! Hoe bewijst Voskuilen dat? Nou, Paulus heeft, voordat hij zijn beroemde visioen kreeg op weg naar Damascus, christenen vervolgd. En daarna werd-ie opeens zelf christen! Da’s toch wel verdacht! Natuurlijk. Maar van wie weten we dat hij christenen heeft vervolgd? Juist, uitsluitend van Paulus zelf. Hij koketteerde met andere woorden met zijn wonderbaarlijke bekering en dikte dat waarschijnlijk aan door te beweren dat-ie christenen uit hun huizen had gesleurd. Dat ging er bij die bange kleine sekte vast goed in, zo’n verhaal. En trouwens, deden de Romeinen aan spionnen uitzetten? Bewijzen zijn er niet. Moeten we geloven dat een handjevol joodse dwaallichtjes genaamd christenen een bedreiging vormde voor Rome? Kortom, een promotie waar Groningen zich nog jaren over mag schamen. (mh)
Op dit item reageerde Ilja Nieuwland in Skepter, september 2002, als volgt:
In de rubriek Parariteiten van Skepter, juni 2002, staat dat Thijs Voskuilen onlangs in Groningen is gepromoveerd op een proefschrift over het vermeende spionnenschap van Paulus. Het doet mij als medewerker van het Historisch Instituut (enig) genoegen u te kunnen melden dat het zo grijs nu ook weer niet is aan de RU Groningen. Voskuilen heeft met een scriptie over dat onderwerp onlangs zijn doctorandustitel op mogen halen, maar dat was het dan wel. De vorm waarin het geheel was gegoten had iets te maken met het feit dat Voskuilen afstudeerde bij onze lokale geschiedfilosoof – de geschiedfilosofie is een discipline met evident andere eisen dan de gebruikelijke geschiedwetenschap en het probleem is wellicht dat bij Voskuilen dat onderscheid niet expliciet wordt gemaakt en een ‘Spielerei’ te nadrukkelijk doorgaat voor historische analyse. Met andere woorden: het was vooral, zoals een doctoraalscriptie hoort te zijn, een proeve van bekwaamheid in de geschiedfilosofie. Of die proeve aan de eisen heeft voldaan, laat ik aan u over.
4. Het scheve schortje
Vorige maand keerde ze eindelijk huiswaarts, na twee eeuwen. Saartjie Baartman, ‘de Hottentotse Venus’, van de Zuid-Afrikaanse Khoisan. Meegelokt door de Britten vanwege haar indrukwekkende achterste, na haar overlijden verkocht aan Napoléon en daarna tot 1974 te bewonderen in het Parijse Musée de l’Homme. Dat wil zeggen, een gipsen beeld van haar, en elders in het museum, in flessen op sterk water, haar hersenen en haar geslachtsdelen. Het ging de toenmalige wetenschappers in Parijs vooral om die geslachtsdelen. Saartjie had namelijk een Hottentottenschortje, zoals dat toen werd genoemd. Ze had bovenmaatse kleine schaamlippen, die buiten de grote schaamlippen staken. Voor de moderne vrouw een kosmetisch probleem waar ieder damesblad raad mee weet, maar in de 19de eeuw voor antropologen een oneindig fascinerend onderwerp. (Stephen Jay Gould wijdt er hoofdstuk 19 in zijn bundel The flamingo’s smile aan.) Nog rond 1900 verzamelden antropologen foto’s van Hottentotse en andere Afrikaanse vrouwen om aan te tonen dat die extra lange schaamlippen een dierlijk kenmerk waren, een restant uit de tijd toen de mens nog half aap en helemaal zedeloos was.
Saartjie is waarschijnlijk nooit in Nederland geweest. Er zijn wel andere bosjesmannen vertoond, zo rond 1850. Ze waren, ‘gansch vreemdsoortig’, aldus de bewaard gebleven pamfletten, met haar van elastiek, zonder smaak, zonder taal, reuk of gevoel maar desondanks zeer zachtaardig. Een en ander was wetenschappelijk aangetoond en kon door koning Willem II tijdens een bezoekje aan de Haagse kermis worden bevestigd. En in 1875 kon men in Amsterdam het rariteitenkabinet van dr. Spitzner bezoeken met onder andere, maar slechts voor volwassenen en alleen op verzoek te bezichtigen: ‘de ware Hottentotsche Venus’. Waarschijnlijk was het een gipsen of wassen beeld van Saartjie of een opgezet exemplaar van een andere Khoisanvrouw. Voor 49 cent, een fiks bedrag in die tijd, kon de mannelijke burgerij van Amsterdam die geheimzinnige ruimte betreden en het Hottentottenschortje van dichtbij bewonderen. Een wetenschappelijk raadsel. Wie rijk was, kon er over meepraten. (mh)
5. Een wolkje van God
Frans Rutten (zie Skepter, september 2001) moest op 11 april teleurgesteld Garabandal verlaten, maar voor zijn volgelingen was er weinig aan de hand. Ach, zo’n berekening, da’s mensenwerk. De Zeister wonderkenner Hans Leushuis, geïnterviewd in het Utrechts Nieuwsblad van 2 mei, zoekt het zo ver niet. Hij maakt de wonderen aan den lijve mee. Tijdens de gebedsdiensten van de evangelist Jan Zijlstra ‘ervoer hij dat veertig procent van de mensen met ernstige aandoeningen als astma, MS en whiplash werd genezen. Van de genezingen die via [de Canadese gebedsgenezer] pater Tardiff plaatsvonden, kreeg de Zeistenaar door eigen waarneming het bewijs dat tachtig procent van de toegestroomde patiënten ter plekke genas.’ Het meest opmerkelijke wonder waarop Leushuis de hand kon leggen was die van G. de Bont uit De Bilt. De Bont genas in 1958 van maagkanker, in 1990 van prostaatkanker en in mei 2001 van een versleten heup. En dat alles dankzij Maria. De Bonts genezingen zijn na te lezen in zijn boek Mijn Lourdesreis 1958. Tijdsbeeld en getuigenis, van uitgeverij Hoving. Skeptici, leest! (mh)
Skepter 15.1 (2002)
1. Nijmeegse noviteiten
Marianne Riksen-Walraven, de nieuwe hoogleraar ontwikkelingspsychologie in Nijmegen, haalde ooit de landelijke pers met een meta-onderzoek naar het effect van kinderdagverblijven. Daar kwam toen uit dat kinderen die in een kinderdagverblijf hebben gezeten later agressiever zijn of ander problematisch gedrag gaan vertonen. Of zo’n meta-onderzoek meer produceert dan het gezamenlijk vooroordeel van tijdschriftredacties is natuurlijk de vraag. Op een verzoek haar bronnen te tonen heeft ze niet gereageerd. Begin maart trad ze aan in Nijmegen en in haar oratie waarschuwde ze nogmaals voor pp kinderdagverblijven, een verschijnsel dat ze bij die gelegenheid aanduidde als ‘een evolutionair novum’. Nog niet eerder vertoond in de evolutie dus. Een onbewijsbare, zo niet onjuiste, dan in ieder geval onzinnige opmerking.
Ten eerste dat onbewijsbaar. We weten niets over de manier waarop de mens een, twee miljoen jaar geleden zijn kinderen opvoedde. Wie weet gingen de sterkere vrouwtjes worteltjes zoeken terwijl de kinderen in een of andere vorm van kinderopvang door achterblijvende vrouwtjes werden opgevangen. Ten tweede onjuist. Bij de ons meest nabije apensoorten, chimpansees en bonobo’s, groeien de kinderen op in een grote groep bestaande uit moeders en kinderen. In het eerste jaar zijn ze vooral veel bij mama, maar daarna spelen ze samen en ondervinden ze steun en correcties van alle moeders in de groep. Bij deze soorten bestaat dus wel degelijk een vorm van kinderopvang, alleen is de begeleiding intensiever.
Ten derde onzinnig. Wat moeten we met zo’n opmerking? Als ‘evolutionaire noviteiten’ verdacht zijn, weten we nog wel een paar andere dubieuze gewoontes die de laatste millennia ingang hebben gevonden. Moeten we terug naar hoe het miljoenen jaren geleden geregeld was? Niemand weet wat dat betekent. Moeten we onze zaakjes regelen zoals de bonobo’s? Dan is dat een pleidooi voor meer leidsters per kind en afschaffing van het streven vaders bij de opvoeding te betrekken. Had Riksen-Walraven daar in Nijmegen een warm pleidooi voor gehouden, dan was dat in ieder geval een academisch novum geweest. (mh)
2. Wonderzoek
Of hij nu hoogleraar sociologie is of theologie, daar waren de kranten het niet over eens. Wel dat hij Hijme Stoffels heet, aan de Vrije Universiteit te Amsterdam gaat doceren en wonderen wil gaan bestuderen. Althans, het geloof erin. Tien jaar terug geloofde 30 procent van de Nederlandse bevolking nog dat er mensen bestaan die wonderen kunnen verrichten; nu zou dat 47 procent zijn.
Het wonder rukt op, constateerde Hijme in de Volkskrant van zaterdag 23 februari. En hij noemt daarbij zowaar Jomanda. Niet dat daar ooit werkelijk een wonder gebeurd was, de studie een paar jaar geleden van Ewald Vervaet was wat dat betreft vernietigend (zie ook Skepter, september 1995 en zijn boek uit 1997), maar Hijme wil weten waarom steeds meer mensen in wonderen geloven.
Dergelijk wonderzoek is al honderden keren gedaan, het gebeurt al praktisch overal, maar ja, wat wil je: het wonder rukt op, Hijme heeft gelijk. Ook aan de universiteit. In maart 2000 kreeg de Vrije Universiteit een nieuwe hoogleraar waarschijnlijkheidsrekening, Ronald Meester, die in zijn inaugurele rede bekend maakte dat evolutie hem buitengewoon onwaarschijnlijk leek: ‘Uiteindelijk is het geloof in het darwinistische standpunt een geloof, van dezelfde orde als geloof in een sturende kracht’. (Zie Skepter, september en december 2000)
Nu denkt u misschien dat Darwin en God hiermee beide in de vuilnisbak der geschiedenis dienen te belanden, maar dan heeft u het niet begrepen. Meester wil zeggen dat darwinisme maar een geloof is, en God het ware geloof.
De vraag is niet wat al dit semi-religieus gepruttel over de postmoderne samenleving zegt, maar wat dit over de VU zegt. Bijvoorbeeld dat half verteerd religieus hobbyisme uitdragen tpt de doelstellingen van de VU behoort. (mh)
3. Leugens over prikken
Met steun van de Gezondheidsraad heeft de Nederlandse regering bedacht dat inenten tegen meningokokken C de moeite waard is. Begin februari viel het besluit, aanvankelijk nog om het op een koopje te doen (alleen baby’s) en niet zoals in Engeland iedereen onder de 19. Ellen van Kanten van de Nederlandse Vereniging Kritisch Prikken (NVKP) is tegen. Ze stuurde haar mening aan een aantal kranten in Zeeland en Brabant. De getallen waar het om gaat spreken duidelijke taal. Meningokokkenziekte C laat nu van elke 100.000 kinderen er 10 sterven, en nog eens 10 houden er iets ergs aan over zoals afgezette ledematen of een hersenbeschadiging waar je doof, blind, spastisch of zwakzinnig van wordt. Als je geluk hebt word je alleen maar een beetje dom van meningokokkenziekte. Daartegenover staan de kosten van de injecties en de minieme bijwerkingen. Van die 100.000 krijgen er circa 35 een voorbijgaande bijwerking zoals koorts of een gezwollen arm die ernstig genoeg is om te melden, en hooguit één krijgt een ernstige reactie op het vaccin. Die cijfers zijn gebaseerd op de resultaten van 14 miljoen Engelse prikken.
Ellen manipuleert deze cijfers door te suggereren dat het totaal aantal gevallen van hersenvliesontsteking een natuurconstante is (ze negeert de dodelijke septische variant van de meningokokkenziekte), dat het vaccin maar op 6000 kinderen is uitgeprobeerd, dat de ‘ernstige bijwerkingen’ (een heftige allergische reactie) en de ‘complicaties van hersenvliesontsteking’ (dood en verminking dus) ongeveer even vaak voorkomen, namelijk 4 per 100.000. Vervolgens zuigt ze nog wat gevolgen van vaccinatie uit de duim, zoals allergie, astma, diabetes, en Golfoorlogsyndroom. Ellen suggereert zelfs dat niet de bacterie in kwestie de boosdoener is, maar roken en antibiotica. Op de website van de NVKP komt de aap uit de mouw. Je moet homeopathische medicijnen innemen tegen hersenvliesontsteking. Ellens kletspraat is gewoon het gelieg van homeopaten. (jwn)
4. Spreken met apen
Een noodkreet van de Bomenstichting eind januari. Veel Nederlanders hebben de bomen voor hun huis afgelopen winter opgesierd met kerstverlichting. Niets mis mee. Maar… sommigen hebben die verlichting er nog steeds niet uitgehaald. Woordvoerder Frank Moens waarschuwt: ‘Het is erg slecht voor de bomen als er in het voorjaar nog steeds lampjes in de takken hangen. Als bomen weer bladeren krijgen en gaan groeien, belemmeren de lampjes hen. De verlichting gaat steeds strakker om de takken zitten en daardoor kunnen takken worden afgekneld of kan het snoer ingroeien.’
Is er in een wereld waarin we ons zorgen maken om knellende kerstlichtjes nog een verstandig geluid te horen? Misschien begrijpt Koko onze problemen.
Koko is de ster van de Gorilla Foundation in Woodside, Californië. Ze heeft gebarentaal geleerd, wel duizend gebaren en ze begrijpt er nog meer. Wie wil weten wat Koko te vertellen heeft kan kijken op www.koko.org. Een van haar begeleiders, Joanne Tanner, bezocht Koko een paar dagen na 11/9, en ze merkte dat Koko over haar toeren was. Ze werd wild van passerende sirenes, liep veel te ijsberen, sloeg keihard op de muren van haar verblijf, had geen zin in televisie kijken, weigerde te eten en had grote behoefte aan haar knuffels.
Opmerkelijk! schrijft Joanne, dat is precies wat ik na die verschrikkelijke aanslag in New York ook deed!
Minstens even opmerkelijk was het commentaar van oppasser Francine Patterson: ‘We hebben Koko zoveel mogelijk afgeschermd van het vreselijke nieuws, maar ze heeft waarschijnlijk gevoeld dat de verzorgers en bezoekers niet in hun normale doen waren…’
Na een paar dagen was het gelukkig over. Koko is er overheen. Ze eet weer goed, kijkt weer televisie, schildert weer en heeft weer volop praatjes. Koko heeft gevoel voor humor, moet u weten. Maar in plaats van haar dom te houden zouden we haar juist kunnen vragen wat zij nou vindt belangrijke dingen als sfeerverlichting buiten het seizoen. (mh)