Sprekende spieren
De Neuro-Emotionele Integratie van Roy Martina
Ga nooit met dolfijnen zwemmen. Met hun sonar beïnvloeden ze je subtiele energieën. Dat overkwam de Nederlandse arts Roy Martina. Na zo’n zwempartij kon hij wel veertig verschillende emoties voelen. Gelukkig ontdekte hij een methode om de negatieve emoties onschadelijk te maken.
door Rob Nanninga – Skepter 11.2 (1998)
MARTINA deed zijn ervaringen op tijdens een seminar op Hawaï van Anthony Robbins, het rolmodel van Emile Ratelband. Daar werd dus de Neuro-Emotionele Integratie (NEI®) geboren. Sinds 1995 kan men zich bij het NEI®-instituut in Nijmegen [dat tegenwoordig Orin heet] laten opleiden tot NEI®-Practitioner. De cursus omvat 23 dagen die elk tweehonderd gulden kosten. [In 2012 kostte de opleiding € 2.640.] Ook is het mogelijk een vierdaags NEI®-seminar te volgen (inclusief vegetarische maaltijden). De deelnemers aan het seminar worden begeleid door Practitioners in opleiding, die op deze wijze aan hun stageverplichting voldoen. De opleiding is populair onder alternatieve behandelaars die een nieuw specialisme aan hun repertoire willen toevoegen. Voetreflexologie, Bachremedies, Reiki, Touch for Health, chiropractie, homeopathie, acupunctuur en chakratherapie bieden geen oplossing voor alle problemen. Er is daarom altijd een markt is voor iets nieuws. In 1998 mochten al zo’n 350 Nederlanders zich gecertificeerd NEI®-Practitioner noemen. Ook beunhazen, die slechts een paar NEI®-technieken beheersen, schieten volgens Roy Martina, de grondlegger van NEI®, als paddestoelen uit de grond.
De Martina Development Group (MDG®) verzorgt tevens een opleiding tot NLP-Practitioner en tot INTEGRA®-Practitioner. Dat laatste betekent Integratie Natuurlijke Therapieën & Energieën en Geo Reflex Analyse. Volgens Roy Martina is het een combinatie van de meest effectieve therapieën uit de natuurgeneeswijzen, waarvan hij de werkzaamheid heeft kunnen vaststellen met een elektroacupunctuurmeter, al meet die volgens critici slechts de huidweerstand (Koppenaal, 2008). INTEGRA®-Practitioners beschikken onder meer over methoden om gifstoffen, energieblokkades en allergieën op te sporen en te behandelen. Zij zijn in staat een klacht op vijf niveaus te genezen: op het niveau van het bewustzijn, op cellulair niveau, energetisch niveau, constitutioneel niveau en biochemisch niveau. Ze kunnen meer dan reguliere artsen, want die ‘raken vier van de vijf niveaus niet’. In zijn eigen laboratorium heeft Martina al ruim 1.500 alternatieve geneesmiddelen ontwikkeld, waaronder de Phytaliteit Plus®-lijn, de Amazone®-lijn en de 5-Elementen®-lijn. Deze middelen worden geleverd door Martina Medical Research B.V.
De Martina Development Group stelde zich ten doel binnen afzienbare tijd te komen tot een erkende 4-jarige HBO-opleiding tot Vitaliteitscoach, een combinatie en integratie van de huidige drie opleidingen. In 1998 verscheen Martina’s tiende boek, Vitaliteitskunde, dat hij als zijn ‘levenswerk’ beschouwde. Eerder verscheen van zijn hand een boek over Emotioneel Evenwicht, EE®, zijn nieuwste handelsmerk. Om optimale resultaten te boeken tijdens een NEI®-seminar dient men eerst een tweedaags EE®-seminar te volgen. De basisbeginselen van NEI® zijn te vinden in Wie ben je echt!, waarvan sinds 1997 jaar al meerdere drukken verschenen.
[Martina heeft het handelsmerk NEI® later verkocht en ontwikkelde nog allerlei andere alternatieve methoden om veel geld te verdienen.]Verzwakte spieren
NEI® is gebaseerd op de veronderstelling dat psychologische problemen en lichamelijke klachten meestal voortkomen uit onverwerkte emoties die zich als virussen in het onbewuste en in onze cellen of organen hebben genesteld. ‘Vaktechnisch’ worden deze emotionele virussen Psycho Energetisch Geheugen (PEG) genoemd. Veel mensen streven naar een glanzende carrière, een fantastisch huwelijk en een optimale gezondheid, maar daar komt weinig van terecht omdat hun onbewuste de hakken in de grond zet en hun doelstellingen saboteert. Zo is het mogelijk dat iemand zegt dat hij veel geld wil verdienen terwijl zijn onbewuste van mening is dat dit ten koste van zijn huwelijk zal gaan. Hij is dan niet congruent met wat hij zegt te willen. Congruentie betekent dat we ons helemaal inzetten voor het doel dat we willen bereiken, waarbij het bewuste en het onbewuste harmonisch samenwerken.
NEI®-therapeuten onderzoeken door middel van een spiertest welke uitspraken een stressreactie veroorzaken. Het lichaam fungeert daarbij als leugendetector omdat men aanneemt dat een incongruente uitspraak de spier onmiddellijk zal verzwakken. Zo kan men bijvoorbeeld vaststellen dat iemand incongruent is met de uitspraak ‘Ik wil meer verdienen’. Vervolgens kan de therapeut bepaalde acupunctuurpunten aanraken om te onderzoeken welk orgaan het meest gestresst wordt. De oude Chinezen kenden vijf elementen (hout, vuur, aarde, water en metaal) die elk verbonden zijn met bepaalde emoties, organen en energiekanalen (meridianen). Wanneer de therapeut uitkomt bij de levermeridiaan, dan weet hij dat dit verband houdt met emoties die bij het element hout horen en kan hij het onbewuste vragen: ‘Heeft dit iets te maken met de emotie kwaadheid, boosheid, agressiviteit, jaloezie, teleurstelling, depressie, woede, wrok, niet kunnen vergeven, onredelijkheid, prikkelbaarheid, niet kunnen loslaten, je misbruikt voelen, gebruikt voelen?’ Op het moment dat hij de juiste emotie noemt, geeft het onbewuste een teken door de spier te verzwakken.
Daarmee zijn we er nog niet. Eerst moet de therapeut het onbewuste vragen of de cliënt het emotionele virus van iemand anders heeft overgenomen. Het is mogelijk dat de cliënt is gaan meeresoneren met de negatieve emoties van een vriend of familielid. Al tijdens de conceptie kunnen emoties elektromagnetisch worden overgedragen. Emotionele virussen kunnen ook door een zaadcel worden meegedragen en van generatie op generatie worden doorgegeven. Zo zijn er overgeërfde emotionele virussen die iemand vatbaar kunnen maken voor bepaalde toxinen of kankersoorten. Het is volgens Martina verstandig om je van zulke virussen te ontdoen voordat je kinderen krijgt.
De NEI®-therapeut is een soort detective die zoekt naar de eerste keer dat een bepaalde emotie niet goed is verwerkt. Dit allereerste onverwerkte incident ligt aan de basis van de latere problemen. Door een lijst met vragen af te werken kan men de datum exact vaststellen. Meestal gaat het om incidenten in de vroege jeugd. Ook kan het voorkomen dat een kind negatieve opmerkingen in zijn onbewuste opslaat terwijl het nog in de baarmoeder zit. Herinneringen aan vorige levens kunnen aan het licht komen wanneer men vraagt ‘Is dit gekomen voor je geboorte?’. Zelf ontdekte Roy Martina dat hij in zijn vorige leven als jood was vergast. Dat verklaarde waarom hij als kind veel last had van astmatische bronchitis. Hij benadrukt echter dat NEI® geen geloof in reïncarnatie vereist. Theorieën waar je nog niet achter staat, mag je rustig naast je neer leggen. Bovendien gaat het er niet om wat de waarheid is, maar hoe we de dingen ervaren, de Emotionele Realiteit. Als iemand bijvoorbeeld ervaart als kind te zijn mishandeld en misbruikt, dan hoeft dat niet werkelijk zo gebeurd te zijn.
Tussen de oren
Een cliënt die altijd erg kwaad werd als hij belasting moest betalen, ontdekte dat deze emotie was ontstaan toen zijn ouders voor straf zijn spaarvarken in beslag namen. Wanneer dit originele plaatje (OP) is opgespoord, de eerste keer dat iets is voorgekomen, dan kan de betreffende emotie worden geïntegreerd. De cliënt legt daarbij één hand op het gebied waar de emotie vastzit (bijvoorbeeld op de lever) en de andere hand op de Emotionele Therapeutische Punten die zich op zijn voorhoofd bevinden. Hij concentreert zich op het originele plaatje en ademt diep vanuit de buik. De therapeut plaatst nu twee vingers op de 0-punten in beide oren van de cliënt. Stimulatie van deze punten zorgt ervoor dat de emotie optimaal door beide hersenhelften wordt verwerkt waarbij verstand en gevoel worden geïntegreerd.
Het originele plaatje moet van alle emotionele lading worden ontdaan. Daarom vraagt de therapeut of er nog andere emoties aan het incident verbonden zijn die ook moeten worden verwerkt. Zoals gebruikelijk geven de spieren het antwoord. Ten slotte raakt de therapeut de Bio-energetische Anker Punten aan die zich aan weerszijden van de ogen bevinden. Blijft de spier nu sterk, dan betekent dit dat het lichaam het hele proces goed heeft verwerkt. In andere gevallen kan men een middel uit de 5-elementen®-lijn voorschrijven. Deze middelen bevatten bloemenessences die helpen bij het loslaten van emoties.
De behandeling is geslaagd wanneer de cliënt niets meer op zijn lever heeft en uit volle overtuiging zegt: ‘Ik kan belasting betalen zonder mij gefrustreerd te voelen.’ Het is echter niet uitgesloten dat er nog andere emotionele blokkades zijn die hem storen bij zijn fiscale plicht. Om die te achterhalen laat de therapeut hem zinnen uitspreken zoals: ‘Ik geniet ervan om belasting te mogen betalen, ik ben het waard om belasting te betalen, ik durf belasting te betalen, het is goed voor anderen dat ik belasting betaal.’ De therapeut kan ook vragen of er in het onbewuste nog delen zitten die niet helemaal instemmen met wat men tijdens de behandeling heeft bereikt. Het onbewuste kan worden vergeleken met de directie van een grote organisatie die meer dan honderd directeuren telt. Deze directeuren bemoeien zich allemaal met onze zaken en het is niet gemakkelijk om ze op één lijn te krijgen. We kunnen er ook nooit zeker van zijn dat de directie een consensus heeft bereikt want sommige directeuren worden pas wakker wanneer zich een bepaalde situatie voordoet.
Het uiteindelijke doel is een toestand waarin het bewuste en het onbewuste (dat eveneens met de term ‘onderbewuste’ wordt aangeduid) als een eenheid samenwerken. Dan kun je bijna alles bereiken wat je wilt. Het is daarbij belangrijk om goed op je woorden en je lichaamstaal te letten. Wanneer je bijvoorbeeld zegt dat je iets erg mooi vindt, ontstaat er een incongruentie in de taal, die stress veroorzaakt. Je kunt beter zeggen dat je het fantastisch vindt, want ‘erg’ is een negatief woord. Het is ook aan te raden dagelijks met gebalde vuisten een aantal affirmaties uit te schreeuwen. ‘Ik wil het, ik kan het en ik ga ervoor!’
Toegepaste Kinesiologie
Hoewel Roy Martina regelmatig spreekt over eigen ontdekkingen, bevat zijn werk bijna uitsluitend ideeën die al eerder door anderen zijn gepropageerd. Zo schrijft hij: ‘Ik durf te beweren dat heel veel ziekten, misschien wel 90%, beginnen met een negatieve emotie of een negatieve gedachte…. Reuma kan komen doordat we emotioneel verstijven.’ Waar hebben we dat eerder gehoord? Sla Karin Spainks (1992) analyse van de ‘orenmaffia’ er maar eens op na.
De spiertest die NEI®-therapeuten gebruiken om diagnoses te stellen, is indirect overgenomen van George Goodheart, een chiropractor uit Detroit die vanaf 1964 de Toegepaste Kinesiologie ontwikkelde. Hij werd onderzoeksdirecteur van het International College of Applied Kinesiology, dat hij in 1973 oprichtte. Hoewel de naam anders doet vermoeden, heeft de techniek meer te maken met subtiele energieën dan met bewegingswetenschap. Goodheart deed zijn ontdekkingen nadat hij van een collega een boek kreeg waarin twee fysiotherapeuten beschreven hoe je de sterkte van afzonderlijke spieren manueel kunt testen. (Kendall & Kendall, 1949). Hij onderwierp enkele patiënten aan deze tests en slaagde erin zwakke spieren te versterken door de uiteinden te masseren.
Een nieuwe doorbraak volgde toen de methode geen succes opleverde bij een patiënt die last had van zijn been. Terwijl Goodheart het been betastte, op zoek naar meer diagnostische informatie, vertelde de patiënt opeens dat de pijn voor het eerst sterk was verminderd. ‘Daar kwam u toch voor?’ zei Goodheart zo nonchalant mogelijk terwijl zijn brein op volle toeren draaide. Wat was hier aan de hand? Kennelijk had het betasten van de spier een positief effect. Hij probeerde dit uit op zijn secretaresse, ‘a very fine German woman’, die vaak last had van een lichte neusbijholteontsteking. Ze hield haar hoofd dan wat scheef vanwege een verzwakte spier. De behandeling mocht echter niet baten, zodat Goodheart op het idee kwam dat hij misschien niet noodzakelijk op de spier zelf moest drukken maar op iets anders. Hij herinnerde zich dat de osteopaat Frank Chapman in 1930 een verzameling neurolymfatische reflexpunten in kaart had gebracht. Die bevinden zich onder meer in de kuiltjes tussen de ribben. Wanneer ze worden gemasseerd, bevordert dat volgens Chapman de lymfedrainage in specifieke organen. Goodheart stimuleerde een reflexpunt van zijn secretaresse en dat bleek haar goed te doen. Ze kon haar hoofd nu beter rechthouden en had minder last van haar bijholten.
Goodheart raakte ervan overtuigd dat zwakke spieren vaak verband houden met zwakke organen. Stimulatie van neurolymfatische reflexpunten kan deze problemen snel oplossen, zoals blijkt uit de spiertest die na afloop van de behandeling wordt uitgevoerd. Goodheart deed ook inspiratie op bij de osteopaat William Sutherland, die loszittende schedelbeenderen weer op hun plaats probeerde te duwen, en bij de chiropractor Terence Bennett, de ontdekker van de neurovasculaire reflexpunten op het voorhoofd. Aanraking van deze zenuwvatpunten en druk op de schedel bleek een positieve invloed te hebben op verzwakte spieren en bijbehorende klachten. Via een boek over acupunctuur dat hij van een patiënt kreeg, kwam Goodheart in aanraking met subtiele energiekanalen (meridianen). Zijn spiertests stelden hem in staat blokkades en verstoringen in de balans van dit Chinese energiesysteem doeltreffend op te sporen. De balans kon worden hersteld door bepaalde acupunctuurpunten vast te houden of over een meridiaan te strijken. Het veronderstelde verband tussen spieren en meridianen vormt tegenwoordig de basis van de Toegepaste Kinesiologie.
Touch for Health
Goodheart verbreidde zijn leer vooral onder chiropractors. Hij was van mening dat alleen goed getrainde professionals spiertests mogen uitvoeren. Een van zijn meest enthousiaste studenten, de chiropractor John Thie, zag echter een grotere markt in het verschiet liggen. Hij schreef de bestseller Touch for Health (1973) en richtte twee jaar later de Touch for Health Foundation op. Deze organisatie bood seminars aan waar iedere leek kon leren hoe je 14 spieren en de bijbehorende energiekanalen moet testen en in balans kunt brengen. De spiertest bleek ook geschikt om voedingstekorten en allergieën op te sporen. Bij veel mensen nam de spierkracht af wanneer ze een klontje suiker in de mond of in de hand hielden.
Touch for Health instructeurs onderwezen de spiertestmethode in ruim vijftig landen. In Nederland werden de eerste beoefenaren, waaronder Coby Schasfoort en Yoka Brouwer (die later naar NLP overstapte), al in de jaren ’70 opgeleid. Inmiddels bestaan er tientallen soorten ‘gespecialiseerde’ kinesiologie, meestal ontwikkeld door Amerikaanse chiropractors en voormalige Touch for Health instructeurs die een eigen opleidingsinstituut en handelsmerk vestigden. Het boekje In balans met kinesiologie (Holdway, 1996) biedt een overzicht van diverse nieuwe methoden en ook op Internet is veel informatie te vinden.
Verscheidene nieuwe kinesiologische technieken richten zich met name op emotionele blokkades, negatieve gedachten en verdrongen gevoelens. Hierbij worden verbale vragen gesteld terwijl men meestal steeds dezelfde indicatiespier test. De feedback van het onbewuste geeft aan welke emoties en overtuigingen de persoonlijke ontplooiing of het lichamelijk welzijn in de weg staan. Negatieve emoties en gedachten maken het lichaam letterlijk zwak. De remedie bestaat onder meer uit het aanraken, vasthouden, bekloppen of masseren van verschillende plaatsen op het lichaam. Zo maken veel kinesiologen gebruik van de ‘Emotional Stress Release’-punten, die bij sommige mensen als twee kleine bulten op het voorhoofd zichtbaar zijn. De cliënt krijgt daarbij de opdracht zich een situatie voor te stellen die spanning oproept, terwijl de therapeut zijn vingers op de ESR-punten plaatst. In de vingertoppen kunnen pulsen worden gevoeld die geleidelijk samenvloeien en synchroon worden ten teken dat de behandeling is geslaagd.
Kinesiologie biedt oneindig veel toepassingsmogelijkheden en er worden voortdurend nieuwe technieken ontwikkeld. Zo richten Edu-K® en Brain Gym® zich vooral op kinderen met leerproblemen. Volgens deze theorie kan stress ertoe leiden dat beide hersenhelften niet goed met elkaar samenwerken of dat bepaalde hersenfuncties worden uitgeschakeld. Door middel van spiertests kan worden uitgezocht waar het probleem zit en hoe het is ontstaan. Om de informatiestroom in de hersenen te stimuleren en te herstellen moet de cliënt bepaalde bewegingen uitvoeren. Als hij bijvoorbeeld met de armen een liggende acht (lemniscaat) in de lucht beschrijft, kan dat zijn spreek- en luistervaardigheid bevorderen.
Takken van kinesiologie en hun grondleggersAdvanced Kinesiology – Sheldon Deal |
Responsverwachtingen
Een simpele demonstratie van de spiertest kan als volgt worden uitgevoerd. Ga voor een proefpersoon staan en vraag hem een arm naar voren en omhoog te brengen. Het is niet noodzakelijk dat de arm helemaal horizontaal wordt geheven. Leg nu je vingers op zijn pols en ga na of de spier in positie kan blijven als je de arm met niet al te veel kracht naar beneden probeert te duwen. Wanneer de proefpersoon de spier kan vastzetten, is er blijkbaar geen onbalans in het lichaam aanwezig. Laat de proefpersoon nu een zogenaamd stress statement doen. Als hij een skepticus is, kun je hem laten zeggen ‘Ik geloof in kinesiologie’. Omdat dit niet waar is, raken zijn hersenen overbelast en zal de spier zwak worden, zodat de arm nu gemakkelijk naar beneden kan worden geduwd. Indien deze test de proefpersoon overtuigd heeft, zal blijken dat de spier sterk blijft wanneer hij de uitspraak herhaalt.
De Amerikaanse medicus Wallace Sampson onthulde een simpel trucje dat deze proef gegarandeerd doet slagen (Hulspas & Nienhuys, 1997). Geef eerst plotseling een klein duwtje tegen de arm en druk pas daarna echt door. Het duwtje veroorzaakt een reflex die de spierspanning doet toenemen, waardoor de proefpersoon het gevoel krijgt dat hij gemakkelijk weerstand kan bieden. Bij de tweede poging blijft het voorbereidende duwtje achterwege en wordt de druk geleidelijk opgevoerd. Daarbij zal de proefpersoon het gevoel krijgen dat zijn arm nu veel slapper is en gemakkelijk meegeeft.
Gewoonlijk wordt de uitkomst van een spiertest vermoedelijk in hoge mate bepaald door de responsverwachtingen (response expectancies) van de cliënt. De verwachting dat een bepaalde respons automatisch zal optreden, kan volgens de psycholoog Irving Kirsch de bijbehorende subjectieve ervaringen en daarmee samenhangende fysiologische veranderingen opwekken. Kirsch (1985, 1989, 1990) beschrijft diverse experimenten op het gebied van hypnose, placebo-onderzoek en psychotherapie die aantonen dat de verwachtingen van de proefpersonen sterk van invloed zijn op hun ervaringen en resultaten. Een trucje zoals dat van Wallace Sampson kan eventueel in het begin gebruikt worden om deze verwachtingen te wekken of te versterken.
NEI®-therapeuten voeren een zogenaamde O-ringtest uit, waarbij de cliënt met zijn duim en wijsvinger een ring vormt die de therapeut probeert los te trekken. Gewoonlijk vertelt de therapeut de cliënt van te voren wat het betekent wanneer de spieren in zijn vingers zwak worden. Het lijkt aannemelijk dat de cliënt dikwijls een bepaalde respons verwacht, mede onder invloed van de uitlatingen en non-verbale signalen van de therapeut. Misschien heeft de cliënt bovendien de behoefte de therapeut in het gelijk te stellen. Dat kan ertoe leiden dat hij zijn spieren onwillekeurig meer of minder spant. Ook de trekkracht van de therapeut (en de plaats waar hij trekt, bijvoorbeeld aan de middelste of aan de bovenste kootjes van de vingers) kan variëren onder invloed van zijn behoefte om steun te vinden voor een bepaalde hypothese. Cliënt en therapeut ervaren dat een spier reageert op bepaalde uitspraken door zwak te worden, maar deze ervaringen hangen nauw samen met hun wensen en verwachtingen. Wanneer de vingers van een cliënt sterk blijven nadat de therapeut een emotionele virus onschadelijk heeft gemaakt, dan betekent dat waarschijnlijk alleen dat beiden geloven dat het zuiveringsritueel het beoogde effect heeft gehad.
Zelfs wanneer verwachtingen geen overheersende rol spelen, is het moeilijk om zonder technische hulpmiddelen vast te stellen of een spier sterk of zwak is. Met subsidie van het International College of Applied Kinesiology voerden Lawson en Calderon (1997) een experiment uit om na te gaan in hoeverre spiertesters tot een gelijkluidend oordeel komen. Drie deskundigen met minimaal tien jaar ervaring in de Toegepaste Kinesiologie stelden elk meermaals enkele spieren van ruim tachtig vrijwilligers op de proef. Wanneer de ene spiertester een spier als zwak beoordeelde, was de kans dat dit oordeel door een collega werd bevestigd gemiddeld 63 procent. De ene spier bleek bleek lastiger te testen dan de andere, want dit gemiddelde varieerde per spier tussen 17 en 83 procent. Deze mate van onderlinge overeenstemming is significant hoger dan je op grond van het toeval mag verwachten, maar desondanks lager dan je van een betrouwbare test mag verwachten. (Bovendien laten vingerspieren zich moeilijk testen op de manier die Roy Martina aanbeveelt.)
Het tijdschrift van de American Dietetic Association publiceerde een dubbelblind experiment waarbij men onderzocht in hoeverre spiertesters vitaminetekorten kunnen opsporen (Kenny e.a., 1988). De conclusie was dat ze evengoed een muntstuk hadden kunnen opgooien om hun keuzes te bepalen. Ook onderling stemden hun oordelen niet met elkaar overeen. Kinesiologen bleken evenmin in staat om vast te stellen of patiënten allergisch waren voor wespengif (Hautarzt 48, Suppl. 1, 22, 1997). Andere experimenten waarbij men eveneens de diagnostische waarde van een spiertest onder gecontroleerde omstandigheden op de proef heeft gesteld, ben ik in de literatuur nog niet tegengekomen. De spiertest wordt vaak met een leugendetector vergeleken, maar dat is geen aanbeveling want zo’n apparaat is tamelijk onbetrouwbaar (Nanninga, 1993).
[Een therapeute die in de O-ringtest van Roy Martina was opgeleid was in 2009 bereid aan een geblindeerd experiment mee te doen, waarbij we keken of zij methanol kon onderscheiden van Vitalisator, een heilzaam middel van Martina. Ze scoorde niet boven de kansverwachting. Zie: Een geblindeerde O-ringtest – Vitalisator of methanol?]Therapeutische effecten
In 1995 richtte Roy Martina de stichting RELIEF op, die zich ten doel stelt kinderen met leer- en/of gedragsproblemen pro Deo te behandelen. Ook streeft men ernaar NEI® te introduceren op scholen, bij gemeenten, Riagg’s en ziekenhuizen. ‘De stichting wil op deze wijze een bijdrage leveren aan de preventieve gezondheidszorg en aan integratie van de probleemgroepen in onze samenleving.’ Om officiële instanties met voorstellen te kunnen benaderen, dienen de positieve effecten van NEI® gedocumenteerd te worden. Daarom heeft men geld ingezameld voor een wetenschappelijk onderzoek naar de werkzaamheid van NEI®. Volgens een folder van de stichting is het onderzoek vorig jaar op de universiteit van Utrecht van start gegaan en worden de uitkomsten begin volgend jaar gepubliceerd.
Een medewerker van de Martina Development Group vertelde dat het onderzoek wordt uitgevoerd door dr. C.W. Kramers en dat de resultaten al binnenkort te verwachten zijn (1). Kramers heeft al langer interesse voor alternatieve behandelwijzen en is aangesloten bij de vereniging voor homeopatische artsen. Een paar jaar geleden was hij van plan de healing-powers van Jomanda te onderzoeken, maar dat is wegens geldgebrek niet doorgegaan. Desgevraagd vertelt Kramers dat het NEI®-onderzoek nog in de steigers staat. Eerst moet er een bruikbare vragenlijst komen die men de cliënten voor en na de behandeling kan laten invullen. Dit instrument wordt momenteel getest in een kleine pilot-studie. Over de rest van het experiment kon Kramer mij nog weinig meedelen, al begreep ik dat het niet beperkt wordt tot enkele specifieke klachten en dat de NEI®-therapeuten hun eigen cliënten als proefpersonen mogen selecteren. Kramer wist niet of er op het terrein van de toegepaste en gespecialiseerde kinesiologie al eerder onderzoek is uitgevoerd. Niettemin vond hij NEI® een ‘heel interessante’ methode waar hij al veel goeds over had gehoord.
[Het onderzoek van dr. Kramers is nooit goed van de grond gekomen. Kramers wil ook niet dat de resultaten naar buiten worden gebracht omdat er te veel op de kwaliteit is aan te merken. Hij werd later hoogleraar aan het Dutch University College, dat niet door de overheid is erkend.]Het lijkt me niet onaannemelijk dat veel cliënten zich na afloop van een NEI®-therapie beter zullen voelen dan daarvoor. Er bestaan tegenwoordig honderden soorten psychotherapieën die meestal niet voor elkaar onderdoen (Dryden & Feltham, 1992). Met tegengestelde theorieën kunnen evengoede resultaten worden geboekt. Blijkbaar zijn die resultaten niet te danken aan een bepaalde theorie, maar aan meer algemene factoren. (zie ook Nanninga, 2003; Schram, 2008)
Kirsch (1985) geeft daar een aardig voorbeeld van. Hij vergeleek twee methoden om mensen van hun spreekangst af te helpen. De ene groep werd onderworpen aan een desensitisatie-procedure, waarbij men hen onder geruststellende omstandigheden geleidelijk blootstelde aan angstverwekkende stimuli totdat hun angstreactie was uitgedoofd. De overige proefpersonen moesten zich angstige scènes voor de geest halen terwijl ze pijnlijke elektrische schokken kregen toegediend. Men maakte ze wijs dat hun angst op deze wijze werd gestraft. De conditioneringstheorie, waarop de desensitisatie-methode is gebaseerd, voorspelt dat elektrische schokken averechts werken en de angst alleen maar zullen versterken. Desondanks bleken beide methoden even effectief in het verminderen van spreekangst.
Volgens Kirsch wordt het effect van een psychotherapie voor een groot deel bepaald door de verwachtingen van de cliënt. Frank (1973), Torrey (1986) en Mair (1992) noemen nog enkele andere factoren die een bijdrage leveren. De belangrijkste is waarschijnlijk de houding van de therapeut. Een goede therapeut toont belangstelling en begrip. Hij bemoedigt en motiveert de cliënt. Hij speelt zijn rol met toewijding en overtuiging, zodat er een vertrouwensband ontstaat en de cliënt het gevoel krijgt dat de therapeut echt om hem geeft.
Een goede therapeut biedt de cliënt ook een begrijpelijke en geloofwaardige verklaring voor de problemen. Alleen al het feit dat hij weet wat er mis is en de klachten benoemt, kan een hele geruststelling zijn. De therapeut weet bovendien precies welke stappen er moeten worden gezet om het probleem op te lossen. Hij reikt de cliënt bepaalde doelen en middelen aan, moedigt hem aan een actieve rol te spelen en overtuigt hem ervan dat hij vooruitgang boekt.
Het lijkt onwaarschijnlijk dat NEI®-therapeuten een integratieproces tussen beide hersenhelften kunnen opwekken door op twee oorpunten te drukken. Ze voelen echter geen behoefte om zulke aannames met feiten te onderbouwen. Dat is misschien verstandig, want wetenschappelijke twijfel of een gebrek aan geloof kan afbreuk doen aan hun overtuigingskracht en zelfvertrouwen. Een NEI®-behandeling fungeert als een gestructureerd ritueel dat de cliënt meer geloof in eigen kunnen kan verschaffen. Hij gaat zichzelf zien als iemand die meer greep heeft op de sabotagepogingen van zijn onbewuste en dat kan hem motiveren om dingen in zijn leven te veranderen. De spiertest is een suggestief middel om de cliënt van Emotionele Waarheden te overtuigen. Niet de therapeut vertelt hem wat er moet gebeuren, maar zijn eigen lichaam. En dat liegt nooit, zoals George Goodheart, Ted Troost en vele anderen al zeiden.
Literatuur
Dryden, Windy & Colin Feltham, ed. (1992). Psychotherapy and its discontents. Buckingham: Open University Press.
Frank, J.D. (1973). Persuasion and healing. Baltimore: Johns Hopkins University Press.
Goodheart, George J. You’ll be better: the story of Applied Kinesiology.
Holdway, Ann (1996). In balans met kinesiologie. Heemstede: Via Libris.
Hulspas, Marcel & Jan Willem Nienhuys (1997). Tussen waarheid en waanzin. Utrecht: Scheffers.
Kendall, F.P. & E.K. McCreary (1983). Muscles: testing and function. (3rd ed.) Baltimore, MD: William & Wilkins.
Kenny, J.J., R. Clemens & K.D. Forsythe (1988). Applied kinesiology unreliable for assessing nutrient status. Journal of American Dietetic Association, 88, p.698-704.
Kirsch, Irving (1985). Response expectancy as a determinant of experience and behavior. American Psychologist, 40(11), p.1189-1202.
Kirsch, Irving & James R. Council (1989). Response expectancy as a determinant of hypnotic behavior. In: Spanos & Chaves (eds.), Hypnosis. Buffalo, NY: Prometheus, p.360-379.
Kirsch, Irving (1990). Changing expectations: a key to effective psychotherapy. Brooks/Cole.
Lawson, Arden & Lawrence Calderon (1997). Interexaminer agreement for applied kinesiology manual muscle testing. Perceptual and Motor Skills, 84, p.539-546.
Mair, Katharine (1992). The myth of therapist expertise. In: Dryden & Feltham (eds.), p.135-168.
Martina, Roy (1997). Wie ben je echt! Blaricum: Andromeda.
Martina, Roy (1998). Wat ben je waard – Emotioneel Evenwicht. Blaricum: Andromeda.
Martina, Roy (1998). Vitaliteitskunde. Blaricum: Andromeda.
Nanninga, Rob (1993). De neus van Pinocchio: hoe betrouwbaar is de leugendetector? Skepter, 6(3), p.15-18.
Spaink, Karin (1992). Het strafbare lichaam. Amsterdam: De Balie.
Thie, John (1973). Touch for Health. TH Enterprises Publishers.
Torrey, E. Fuller (1986). Witchdoctors and psychiatrists. Northvale, NJ.: Jason Aronson Inc.