In Memoriam Rob Nanninga

De hoofdredacteur van Skepter, Rob Nanninga, overleed op 30 mei 2014 op 58-jarige leeftijd. Sinds Skepsis werd opgericht, was hij er intensief bij betrokken. Als geen ander beïnvloedde hij door zijn werkwijze en voorbeeld de stijl van Skepsis.

door Jan Willem Nienhuys (10/06/2014)

A provisional English translation (with some elaborations for the foreign reader) is memorynanninga.doc

Rob Nanninga (zijn voorletters R.H. stonden voor Roelof Hendrik, maar dat was alleen op officiële documenten te vinden) werd op 6 augustus 1955 geboren. Hij was enig kind. Na zijn middelbare school ging hij naar de lerarenopleiding (Ubbo Emmius) en studeerde daar af als leraar Nederlands en Engels en moest toen in militaire dienst, maar na een maand werd hij alsnog afgekeurd. De daarop volgende carrière als leraar was ook een kort leven beschoren, want hij kon geen orde houden. Robs skinneriaanse ideeën over niet straffen maar belonen waren niet aan Oost-Groningse mavoleerlingen besteed.

Al in 1976 was Rob in het kader van een opleidingsproject betrokken bij een soort skeptische club in Groningen, dat was ongeveer tegelijk met de oprichting van de Amerikaanse CSICOP (die weer was geïnspireerd, tot en met de naamgeving, op het Belgische Comité Para). Dat was ook de tijd dat Uri Geller met zijn lepelbuigerij furore maakte. Rob vertelde met een geheimzinnig gezicht aan zijn clubleden dat hij precies wist hoe die goocheltruc ging, maar hij verklapte hem niet. Rond 1979 ging Rob ging zich interesseren voor sekten, hetgeen inhield dat hij deze samen met belangstellenden, een club ‘Opkomende religies’, ook bezocht. In die club leerde hij zijn vriendin Jolanda Hennekam kennen. Twee jaar daarna overleed zijn vader op de leeftijd van 58.

Oprichting Skepsis

In het najaar van 1987 kwam een dikke twee dozijn Nederlandse abonnees van de Amerikaanse Skeptical Inquirer, het blad van CSICOP, bij elkaar bij in het Humanistisch Verbond aan het Oudkerkhof in Utrecht. Het doel was de oprichting van een CSICOP-achtige organisatie in Nederland. Er waren al eerder plannen geweest voor zoiets, maar door het voortijdig overlijden van de journalist Piet Hein Hoebens (1948-1984) was daar niets van terecht gekomen. De Amerikanen hadden van tevoren Kees de Jager bereid gevonden om de kar te trekken. Op de avond werd dus voorgesteld dat Kees voorzitter zou worden. Rob was er ook, en reageerde meteen met ‘Wie bent u eigenlijk, vertelt u eens wat meer over uzelf.’ Kees, moet u weten, was als astronoom altijd degene bij wie opgewonden mensen zich meldden als ze een ufo gezien hadden – dat was dan vaak Sirius. Rob werkte toen al een hele tijd aan een boek over onderzoek van het paranormale. Hij liet het niet bij puur theoretisch schrijven. Lang voor het boek uitkwam, vertelde hij een anekdote die ook op pagina 15 van het boek staat (het incident dateert uit begin jaren 1980).

Geloof in het paranormale steunt hoofdzakelijk op subjectieve interpretaties, waarbij zelfmisleiding een grote rol speelt. Een treffend voorbeeld daarvan was een Transcendente Mediatie-aanhanger die mij vertelde dat hij in meditatiehouding zweefsprongen van ruim een meter kon maken, zonder zich af te zetten! Hij meende dat een normaal mens in een dergelijke houding überhaupt niet van de grond kwam. Dat bleek mee te vallen, want zelf maakte ik sprongen van zo’n anderhalve meter. De TM’er was bereid om tegen beloning te demonstreren dat hij zonder afzet de lucht in kwam. Ik liet hem op een multiplexplaat zitten die op knikkers lag en gaf hem de opdracht op een matras te springen die een halve meter verder lag. Eerder was mij gebleken dat het volstrekt onmogelijk was om je op een rollende plaat af te zetten. Ook de TM’er werd hard met deze waarheid geconfronteerd. Voordien had hij zich tevreden gesteld met het ‘vlieggevoel’ dat de meditatie hem gaf. Het is moeilijk te begrijpen hoe sommige mensen zo’n absoluut vertrouwen kunnen hebben in hun subjectieve ervaringen.

Voor wie fysica heeft geleerd, moet het geen verrassing zijn hoe de wet van behoud van impuls uitwerkt als iemand zich afzet tegen pakweg 20 maal zo licht stuk hout. Het stuk hout krijgt dan 20 maal zoveel energie en een 20 keer zo grote snelheid als die persoon (althans wat de horizontale bewegingscomponent betreft). Deze anekdote was voor mij trouwens de inspiratie om in Eindhoven een zweefproef te organiseren.

Het boek, Parariteiten, verscheen in najaar 1988, maar Skepsis werd alleen genoemd in het voorwoord van Kees de Jager en een half zinnetje op pagina 286. Veel uitvoeriger kwamen de parapsychologen van de Synchronicity Research Unit aan bod. Samen met deze SRU hebben we trouwens nog een proef gedaan. Het idee was na te gaan of je met terugwerkende kracht random bitjes die al op een floppy disk gezet waren, zou kunnen veranderen. Als menselijke waarneming die bitjes nog niet heeft bekeken, zouden ze alsnog door de waarneming moeten kunnen wijzigen als de waarnemer maar geconcentreerd genoeg probeert de uitkomsten met gedachtekracht te sturen. Wel, dat bleek niet zo te zijn, maar de organisatie van de proef was een hele klus (zie het verslag in Skepter 6/4 van december 1993)  Eén SRU-lid had een grafisch bedrijfje en die heeft de eerste opmaakformule voor Skepter ontworpen, en een ander SRU-lid is nog een tijdje Skepsis-bestuurslid geweest.

Rob had behalve voor parapsychologie ook belangstelling voor psychologische randverschijnselen, zoals bijnadoodervaringen, meditatie, hypnose, leugendetectors, enfin, op de website van Skepsis vindt u daar van alles en nog wat over.

Religie en sekten

Een belangrijke gebeurtenis was de affaire Moget in 1994. Moget was een paranoïde therapeute die haar klanten een gruwelijk incestverleden aanpraatte met de door haar zelf bedachte Video Gestalt Therapie. Dat ontwrichtte hun leven. Ze had ook al haar klanten in een sektarische commune vergaard. Het erge was dat deze dame haar klanten kreeg toegestuurd van nota bene de Groningse sociale dienst.

Rob grote belangstelling voor sekten in het algemeen en zijn praktische onderzoeken op dat gebied waren waarschijnlijk nauwelijks bekend bij zijn medebestuursleden. Hij hielp een tijdschrift over het onderwerp oprichten in 1997. Het heette Religie Nu. (Deze inlichtingen heb ik van cultureel antropoloog Richard Singelenberg.) Het ging Rob niet zozeer om de soms merkwaardige geloofsopvattingen die deze zogenaamde Nieuwe Religieuze Bewegingen er op na hielden. Uiteraard fronste hij als rechtgeaard scepticus regelmatig z’n wenkbrauwen bij wonderbaarlijke genezingen en andere bovennatuurlijke aanspraken, gedaan door charismatische goeroes uit naam van een exotisch pantheon. Hij had vooral belangstelling voor de maatschappelijke controverses die sektarische religies min of meer per definitie omringen en waarin vooral bekering centraal staat. Want hoe zat het nou bijvoorbeeld met de opvatting dat je toch gehersenspoeld moest zijn om lid te zijn van zo’n mallotige en soms gevaarlijke beweging?

Rob was niet zo gecharmeerd van atheïsten die alsmaar strijden tegen religie en telkens maar weer nieuwe argumenten bedenken waarom hun favoriete tegenstanders het bij het verkeerde eind hebben. Wat hem betrof was het laatste woord gezegd door Bertrand Russell in zijn opstel ‘Why I am not a Christian.’ Daarentegen kon hij zich opwinden over bijvoorbeeld het geval van ‘Job’, ook 1995, die was toegetreden tot de een of andere minisekte, en die vervolgens werd gekidnapt door een ‘deprogrammerings’-organisatie in opdracht van de rijke ouders van Job. Toen Job de kans schoon zag, vluchtte hij weer terug naar de sekte. Rob was erg verontwaardigd over de manier waarop deze aanhanger van een onschuldige religie werd behandeld, terwijl politie en justitie een oogje dichtknepen voor de bijzondere vorm van kidnapping en vrijheidsberoving door de deprogrammeurs.

De bedoeling was dat Religie Nu populairder, toegankelijker en commerciëler zou zijn dan het ter ziele gegane VU-tijdschrift Religieuze Bewegingen in Nederland. Maar de auteurs waren echte academici die lekker lange stukken wilden schrijven. Het blad kreeg maar 300 abonnees (althans dat was de oplage), en na anderhalf jaar trok Kok in Kampen de stekker eruit. Tijdschriften over religie zijn er genoeg, maar die vertegenwoordigen altijd één bepaalde religie. In feite, aldus Rob, was het blad langdradig en niet-actueel, en ging het aan oubolligheid ten onder.

Allerhande onderzoeken

De club in Groningen bleef nog lange tijd functioneren. Rob nam vaak het voortouw, hij was altijd de aanjager. Een clublid (van wie het volgende afkomstig is) zei dat Rob goed kon enthousiasmeren. De clubleden gingen samen naar paranormaalbeurzen, of keken naar een film als Signs. Een heel mooi avontuur was ook dat ze met een groepje ooit op een zondagmiddag een graancirkel hebben gemaakt, ergens in Noord-Laren. Rob wilde uitzoeken hoe lang zoiets in beslag zou nemen. Rob had van tevoren al een plankje met een touw klaargemaakt. De boer werd benaderd of ze dat met een stukje van zijn land mochten doen (netjes tegen betaling!). Ze hadden besloten tot een eenvoudige cirkel van een meter of 20 diameter. Eerst deed Rob een touw rond zijn nek en bleef stokstijf stilstaan terwijl iemand anders met het touw om hem heen liep om de buitenrand van de cirkel aan te geven. Dat ging niet zo vloeiend, want je gaat dan toch een beetje bewegen als er zo aan je getrokken wordt. Gelukkig kwam daar de boerin aanlopen met zo’n verzwaard parasolstatief terwijl ze riep: ‘Dat doen jullie helemaal verkeerd!’ Het was prachtig zonnig weer en ze waren slechts een paar meter vanaf een zandweggetje die cirkel aan het maken, gewoon om twee uur ’s middags. Af en toe kwamen wandelaars langslopen, die wel nieuwsgierig keken, maar verder niets zeiden. Binnen een uur was alles plat en de volgende dag bleek het al (met foto!) in Het Nieuwsblad van het Noorden te staan. Toen de cirkelmakers waren vertrokken, was het mensen opgevallen en die hadden het bij de boer gemeld. Die had meteen verklaard dat mensen van Skepsis dat met zijn goedkeuring hadden gedaan en zo kwam het in de krant.

Rob was ook de instigator van andere Skepsis-experimenten zoals de pendelproef (1992) en de astrotest (1995) en spiertesten (20052009), en hij voerde ook de onderhandelingen met de woordvoerder van de NVKH over een proef met homeopathie (2004). Bij al die gelegenheden en ook vele andere viel het op hoe respectvol Rob omging met ‘andersdenkenden’.

Hoofdredacteur

Eind 2002 veranderde er het een en ander bij Skepsis. Hoofdredacteur Marcel Hulspas van Skepter wilde een door mij op zijn verzoek vertaald en samengevat hoofdstuk van een boek van de Engelse psycholoog Nicholas Humphrey afdrukken. Rob was het daar niet mee eens: het was een ongenuanceerd antireligiestuk, en bovendien was het stokoude koek, het was namelijk een bekende Amnesty-lezing die al vijf jaar op internet stond. Ik vond bij nader inzien – mijn vertaling was al af – dat Rob wel gelijk had. Zulke oude buitenlandse afgelebberde stukken, dat is niks voor Skepter. Hulspas deed toen al een tijd steeds minder aan Skepter. Hij was al lang bezig met een boek over de bronnen van het Oude Testament, dat uiteindelijk in 2006 verscheen. Ook maakte hij vage toespelingen op uitbreiding van het werkgebied van Skepsis: niet alsmaar ufo’s, alto’s en astro’s, maar een frontale aanval op religie en never mind de vrijdenkers van De Vrije Gedachte. Het resultaat was dat hij besloot subiet te breken met Skepsis.

Rob deed toen al een jaar of drie de opmaak van Skepter, om Skepsis geld te besparen en zelf een habbekrats extra te verdienen. Dat is meer werk dan het lijkt, want Rob maakte niet alleen op, maar zocht al het illustratiemateriaal ook zelf bij elkaar. Rob werd na het vertrek van Hulspas de nieuwe hoofdredacteur. Dat was een boel werk, want er was heel veel te redigeren aan de artikelen. Die moesten soms compleet herschreven worden. Rob was een perfectionist. Alles bij elkaar schreef Rob zelf ruim 600 pagina’s aan grondig nagezochte artikelen, en legde daarmee de lat behoorlijk hoog. Een artikel zoals in de laatste Skepter over het zogenaamde natuurlijke godsgeloof bij jonge kinderen heeft twee dozijn referenties, waaronder drie boeken. Die zijn allemaal door Rob bij elkaar gezocht en volledig gelezen en bestudeerd voor hij zijn stuk schreef.

Hij was secretaris van Skepsis geweest sinds eind 1988, en dat moest ik dan maar gaan doen. Na 2004 hield hij het bezoeken van onze congressen voor gezien. Hij was toch al niet zo dol op lezingen en congressen en zelfs op verjaarspartijtjes voelde hij zich geloof ik niet erg thuis. In de tijd van het luisteren naar lezingen kon hij veel productiever een boek lezen, vond hij.

In 2005 speelde de zaak van Robbert van den Broeke. Dat is een medium dat zelfs zijn eigen ouders bedroog met primitieve gewascirkels en flauwe fotografische trucjes, en die in een show Irene Moors bleek ingepalmd te hebben. Hij wist zelfs alles over de vorige levens van zijn klanten, inclusief het feit dat een van hen genverbrander was geweest. Dat was een tikfout voor geneverbrander op een genealogische website. Het verwekte zoveel ophef dat het woord het schopte tot woord van het jaar 2005. Het was zelfs voor RTL4 te gortig en het programma met Van den Broeke verdween van de buis. Niet iedereen was blij. Zo foeterde een bekende actrice over ‘de voorzitter van Skepsis, die gynaecoloog Renckens die alles kapot maakt, wat zijn club probeert met Robbert van den Broeke … ik kan er niet aan denken zo erg is het.’ Ook typisch voor critici van Skepsis: ze weten vaak niet eens waar ze het over hebben. Van den Broeke is overigens nog lang niet kapot. Hij krijgt tegenwoordig doorzichtig gefakete verschijningen van Michael Jackson en prinses Juliana en Jezus. Ik ben benieuwd wie nu de volgende is.

Kort daarna besteedde Rob veel aandacht aan het KRO-programma Het Zesde Zintuig (2006-2007). Aan het eind bleken twee van de vijf deelnemers aan de pilot – onder wie de organisatrice van het hele circus – tot de drie winnaars te behoren. Veel duidelijker dat het allemaal een doorgestoken kaart was, kon je het bijna niet maken. Ogenschijnlijk trok de KRO zich niets aan van kritiek, het zijn ook maar mensen daar, maar het jaar daarop kwam de formule terecht bij een omroep die grossiert in paranormaal gedoe.

Rob was al vanaf eind 1999 bezig met de website, met hoofdzakelijk stukken die eerder in het blad waren afgedrukt. Robs idee was dat de informatie die het blad leverde, tegen de laagst economisch haalbare prijs voor de abonnees en voor het grote publiek beschikbaar moest komen. Het resultaat was dat de financiële positie van Skepsis nu gezond is, maar dat Rob zichzelf te kort deed, door zich te manoeuvreren in een situatie waarin hij zwaar onderbetaald werd en mede door de druk van de sociale dienst klem zat. Eigenlijk dacht hij nauwelijks aan geld behalve als het op was, en hij was dag in dag uit met Skepter bezig. Ironisch, als je bedenkt dat de vijanden van Skepsis denken dat wij vorstelijk door Big Pharma worden betaald. Tijdens de redactie van dit stuk zag ik dat hij kort geleden een aantal Skeptische Noties, waaronder de beroemde van Kees van der Smagt over homeopathie had ingescand en op de website had gezet. Dat had hij nog niet aan ons verteld.

Doelstelling Skepsis

Rob was in zekere zin de skeptic’s skeptic. Veel skeptici en rationalisten zijn geneigd voor eigen parochie te preken, maar daar moest Rob niets van hebben. Hij was wel streng in zijn opvattingen, schreef stadslegendenonderzoeker Peter Burger me, maar mild in zijn uitingen. Hij was typisch een man van redelijkheid en samenwerking. Rob zag Skepsis als een organisatie om neutrale voorlichting over dubieuze kennisclaims te geven. Voor serieuze parapsychologen kon hij wel waardering hebben, maar als ze op de charlatantoer gingen, werd hij boos. Een typisch voorbeeld waren de beoefenaars van Therapeutic Touch, strijkers (magnetiseurs) in een nieuw jasje. Hij stelde ze voor om hun beweringen te toetsen met een eenvoudige proef. Toen ze dat weigerden beschouwde hij ze verder als commerciële bedriegers.

In zekere zin doet Skepsis wat volgens mij en volgens Rob de universiteit hoort te doen. Alleen hebben universitaire medewerkers het zo druk met het produceren van wetenschappelijke output dat die er helemaal niet aan toekomen om het grote publiek duidelijk uit te leggen waarom iets onzin en bedrog is.

Zo kon het gebeuren dat een meisje dat bij de geboorte een hersenbeschadiging had opgelopen zodat ze eigenlijk alleen maar een beetje kon grommen, zich opeens ontpopte tot een genie en nu meen ik zelfs een bachelorgraad heeft van de universiteit van Amsterdam. Ook ontdekte Rob dat er ergens in een Fries gehucht een universiteit stond die op tamelijk grote schaal nepdiploma’s uitreikte, en die Rob had ontdekt bij zijn speurtocht naar een internationaal netwerk van andere schertsinstellingen. Achter zulke artikelen school volgens mij een netwerk van informanten die zich om diverse redenen niet konden permitteren om in de openbaarheid te treden.

Rob vertelde wel eens dat als hij aan een onderwerp begon, hij er vaak niets van wist, maar dat hij erover las totdat hij het snapte. U begrijpt wel dat dat hard studeren was. Hij was erg bezorgd dat door een fout van hem Skepsis aan wetenschappelijke geloofwaardigheid zou verliezen. Per slot van rekening hadden veel vooraanstaande wetenschappers zitting genomen in het Comité van aanbeveling (zie: Wat doet Skepsis?)

Een zorgzame muziekminnaar

In de ochtend van 30 mei werd hij schijnbaar in slaap aangetroffen, zittend voor zijn computer. De diagnose was hartstilstand. Ik heb de Skepter-lezers meteen op de hoogte gesteld. Velen hebben mij toen gemaild dat ze genoten van zijn heldere doorwrochte stukken. Het laatste waar Rob mee bezig was, was het Leger des Heils, een christelijke sekte die enorme overheidssubsidies weet binnen te slepen. Maar hij zat ook telkens te dubben of hij er al genoeg van wist om een goed stuk te schrijven.

De lezers van Skepter kenden de lieve en zorgzame kant van zijn karakter niet. Hij was de steun en toeverlaat voor zijn bejaarde moeder, die boven hem woonde. Iets van deze kant van zijn karakter schemert er wel door in zijn eindeloos geduldige manier van discussiëren met bijvoorbeeld een astrologe.

Hij had nog wel meer kanten. Hij was bijvoorbeeld ook dol op een bepaald soort volksmuziek. De Incredible String Band was zijn favoriet. Kort geleden had hij een nummer gevonden, dat hij ook meteen had gedeeld met een vriendenkring, dat was getiteld Fliegergedicht op de CD Schicksalsfahrt vanDarkwood. Als u het beluistert of de lyrics leest, denkt u misschien dat het maar raar is voor een atheïst om naar de hemel gaan zo aangrijpend te vinden. Maar het is een solopiloot die het liefst naar de sterren zou willen vliegen, en die de ervaring beschrijft van met enige moeite boven de stormwolken te komen en dan in een omgeving terecht te komen van totale rust boven de wolken en besneeuwde bergtoppen in het zonlicht.

Het lied zingt:

Wir treiben kein leichtes, vermessenes Spiel,
Wir haben ein stolzes, ein köstliches Ziel:
Wir weisen den Weg aus Taumel und Tanz
In einsamen, ewigen, silbernen Glanz!

Dit citaat pikte Rob eruit in een mail aan een kennis. Dat is in a nutshell wat wij bij Skepsis willen doen. Geen spelletje, geen aanmatiging, niks puur voor eigen vermaak. Wij kunnen trots zijn op wat we doen, want het heeft een prachtig, edel doel. Wij wijzen de weg uit verwarring, naar de heldere simpele stralende waarheid.

En als u nog eens onze opsmukloze strakke website bekijkt, dan ziet u daar de ewigen, silbernen Glanz van de eenzame piloot Rob. Het minste dat we kunnen doen, is proberen zijn idealen verder gestalte te geven. Naar de sterren vliegen, als het kan.


Oorspronkelijk was dit artikel gepubliceerd op het (oude) Skepsis-blog en bestond de mogelijkheid om daaronder in discussie te gaan, waar geregeld uitvoerig gebruik van werd gemaakt. De discussie onder dit bericht kan de geïnteresseerde teruglezen in deze pdf (36 pagina’s).

Vond u dit artikel interessant? Overweeg dan eens om Skepsis te steunen door donateur te worden of een abonnement op Skepter te nemen.

Steun Skepsis