Bang voor GSM-straling?
Door de snelle toename van draadloze communicatie is er veel belangstelling voor elektromagnetische velden (‘straling’) die worden veroorzaakt door mobiele netwerken. Hebben we te maken met pseudowetenschap en verbeelding of met een goed onderbouwd, onderschat gevaar?
door Dirk Koppenaal – Skepter 22.1 (2009)
ELEKTRICITEIT als energietransportmiddel is nu bijna anderhalve eeuw oud. Iedereen was er blij mee, niemand klaagde. Na bijna honderd jaar geluk begon de twijfel. In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw beschreven enkele Russische onderzoekers een mogelijk verband met vage klachten (vermoeidheid, hoofdpijn en dergelijke), waar personeel van elektriciteitscentrales meer last van zou hebben dan niet-werknemers. In 1979 escaleerde de situatie toen de epidemiologe Nancy Wertheimer en de natuurkundige Ed Leeper een studie publiceerden die elektromagnetische velden van bovengrondse distributieleidingen in woonwijken in verband bracht met het voorkomen van kanker (met name leukemie) bij kinderen. Het onderzoek was onacceptabel slecht uitgevoerd en is in een goede opzet met nauwkeurige meetapparatuur niet reproduceerbaar. Maar de associatie tussen ‘hoogspanning’ en kanker was gelegd en is volgens velen nog steeds een serieus onderwerp voor verder onderzoek. Om het gevaar te benadrukken van velden die worden veroorzaakt door de stroom van het gewone elektriciteitsnet, spreekt men vaak over straling. Dat woord heeft door de associatie met radioactieve straling een ongunstige bijklank gekregen, als iets gevaarlijks en allesdoordringends.
Met de komst van de mobiele technologie lijkt de discussie zich te herhalen. Veel mensen menen hypergevoelig of elektroallergisch te zijn voor ‘gsm-straling’ of, zoals de meer wetenschappelijke term luidt, radiofrequente elektromagnetische velden. Zij klagen over jeuk, duizeligheid, hoofdpijn, vermoeidheid, slapeloosheid, concentratieproblemen en zelfs hartkloppingen. Daarnaast zijn er mensen die beweren dat de straling bepaalde vormen van kanker (vooral hersentumoren en leukemie), de ziekte van Alzheimer en ook epilepsie kan veroorzaken. Er is geen natuurwetenschappelijke basis die deze klachten en ziektes kan verklaren en evenmin zijn er deugdelijke onderzoeken die de effecten kunnen meten. Maar mogen we nu stellen dat de gsm-velden veilig zijn?
Technologie
Mobiele telefonie werd eind jaren 1970 geïntroduceerd. Een tweede generatie mobiele telefonie kwam in 1991 beschikbaar en gebruikte specificaties zoals die een jaar eerder door de ‘Groupe Spécial Mobile’ waren vastgelegd. Daarin was de ‘analoge’ techniek door digitale vervangen. Dat gaf een grotere communicatiecapaciteit en een betere ontvangst, terwijl er minder energie werd gebruikt. In 1998 kwam de derde generatie. Er zijn ook uitbreidingen van de gsm-standaard zoals HSCSD en GPRS voor een snellere dataoverdracht. Momenteel staan de letters gsm voor ‘Global System for Mobile’ communicatie.
Zodra een mobiel toestel wordt aangezet, probeert het verbinding te maken met een basisstation dat het sterkste signaal levert. De basisstations zijn op hun beurt via ondergrondse kabels of straalverbindingen met de rest van het netwerk verbonden. Communicatie tussen toestel en basisstation gebeurt met radiogolven van verschillende frequenties. Bij gsm liggen deze frequenties tussen de 400 en 1900 MHz. Bij de opvolger van gsm, UMTS (Universal Mobile Telecommunications System) is dat 2200 MHz. De straalverbindingen van de basisstations gebruiken hogere radiofrequenties, namelijk tussen de 18.000 en 35.000 MHz. Over het algemeen zal het grootste deel van de dosis mobiele straling waaraan een persoon blootstaat afkomstig zijn van het eigen gsm-toestel.
Over gsm-velden en gezondheid zijn duizenden onderzoeken en opiniestukken geschreven, maar er is geen enkele studie die met gedegen onderzoek en een onderbouwende theorie aantoont dat radiogolven de gezondheid schaden. Ik kan niet alles bespreken en richt me op de belangrijkste vraag: hoe zouden gsm-velden weefsel kunnen beschadigen?
Krachteloze straling
Straling is energieoverdracht zonder direct contact. Het verzenden van deze energie kan geschieden via deeltjes met massa, zoals alfa- en bètadeeltjes (elektronen) en neutronen, of via deeltjes zonder massa, namelijk lichtdeeltjes of fotonen. In dat laatste geval spreekt men van elektromagnetische straling. De natuurkunde die zulke straling beschrijft (en meer), heet kwantummechanica. Volgens de kwantummechanica kunnen alle (materie)deeltjes zich onder bepaalde omstandigheden als golven gedragen, en omgekeerd kunnen golven zich als een stroom deeltjes gedragen.
Straling wordt vaak onderverdeeld in (1) ioniserende en (2) niet-ioniserende straling. Bij ioniserende straling hebben de deeltjes of fotonen voldoende energie om elektronen uit atomen los te maken. Elektronen zijn negatief geladen, en het overblijvende atoom is dan positief geladen. Als het vrijgemaakte elektron zich aan een ander (neutraal) atoom hecht, wordt dat negatief geladen. Geladen atomen heten ionen. Als er een elektron wordt losgeslagen uit een atoom, kan een molecuul waar dit atoom in zit beschadigd raken.
De energie van het deeltje is cruciaal. Voor ionisatie is een bepaalde hoeveelheid energie nodig, zodat alleen deeltjes met minimaal deze hoeveelheid energie de ionisatie tot stand kunnen brengen. Deeltjes met minder energie zijn machteloos, al zijn ze met nog zo velen. Het doet denken aan een autoruit die breekt als er een steentje tegenaan vliegt, maar waar een langdurige zware stortbui geen enkel effect op heeft. Deze fundamentele ontdekking gaat terug op Einstein, die er in 1905 een artikel over schreef, dat de eerste aanzet was tot de kwantumfysica en waarvoor hij in 1922 de Nobelprijs kreeg.
De energie van een foton is recht evenredig met de frequentie van de straling, het aantal trillingen per seconde. De elektronvolt (eV) is in de fysica een veel gebruikte maat voor energie. Een fotonenergie van 2 eV komt overeen met een frequentie van bijna een half miljard MHz. Dit is de energie van fotonen van oranjerood licht. Daar kun je geen atomen mee ioniseren. Zo moet een foton een minimale energie van 13,6 eV hebben om waterstof te ioniseren. Dat komt overeen met de frequentie van ultraviolet licht (uv-C). Kalium heeft atomen die heel makkelijk ioniseren. Toch is daarvoor nog 4,34 eV (uv-A-straling) nodig. Voorbeelden van ioniserende elektromagnetische straling zijn: ultraviolet, röntgen- en gammastraling. Ioniserende straling kan direct of indirect via vrije radicalen leiden tot schade aan macromoleculen zoals DNA, en uiteindelijk aanleiding geven tot het ontstaan van kanker.
Niet-ioniserende straling komt in vele herkenbare vormen voor, zoals warmte, zichtbaar licht, microgolven of radiogolven. Deze straling heeft onvoldoende energie om elektronen uit atomen los te schieten en moleculen te verbrijzelen, hoe hoog de gegeven dosis ook is. De niet-ioniserende straling kan moleculen wel laten trillen en roteren. In sommige materialen (geleiders) zitten elektronen die kunnen worden bewogen onder invloed van zulke straling, zelfs door radiogolven. Dat laatste maakt antennes mogelijk.
Elektromagnetische golven wekken een wisselstroom in de gsm-antenne op die, na versterking, voor de ontvangst van een signaal zorgt. Het verzenden werkt precies omgekeerd. Bij antennes die specifiek voor een bepaald frequentiegebied zijn bedoeld, bestaat er een vaste relatie tussen de lengte van de antenne en het frequentiegebied. Dit heeft te maken met de resonantie met een golfveld. Bij gsm-communicatie moet de antenne tussen de 3 en 10 cm zijn.
Het voortdurende gewemel van atomen en moleculen ten gevolge van de warmtebeweging wekt ook straling op, namelijk warmtestraling. Luchtmoleculen hebben ten gevolge van die chaotische warmtebeweging snelheden van omtrent de geluidssnelheid, en bij hun botsingen wordt wat straling geproduceerd. Normaal is deze straling in evenwicht met de bewegende moleculen zelf: er wordt evenveel geproduceerd als geabsorbeerd. De kenmerkende warmtestraling van een mens heeft een frequentie van circa 20 miljoen MHz. Deze warmtestraling is tamelijk intens: een vierkante decimeter huid van 37 graden produceert 5 watt aan straling, en ontvangt ongeveer 4 watt aan straling van een omgeving op huiskamertemperatuur. We kunnen dit vergelijken met het maximale vermogen van een mobieltje. Dat bedraagt 0,25 watt. Een gsm-basisstation zendt uit met ongeveer het vermogen van een gloeilamp. Een UMTS-mast is nog weer eens 70% zuiniger, dus vergelijkbaar met een spaarlamp.
Er is wel geopperd dat celmembranen of lichaamsweefsel als lens zouden kunnen werken. De fotonen van de gebundelde stralingen zouden zo meerdere malen een elektron kunnen raken en daarmee voldoende energie opwekken om een atoom te ioniseren. Echter, zelfs in laboratoriumomstandigheden met krachtige, uiterst nauwkeurig gerichte lasers bleek dit zo buitengewoon moeilijk te realiseren, dat gesteld mag worden dat eventuele schadelijke invloed van gsm-straling niet op deze manier tot stand kan komen. Bovendien heeft gsm-straling van 2000 MHz een golflengte van ongeveer 15 centimeter en je kunt geen straling ‘bundelen’ met lenzen die drastisch kleiner zijn dan de golflengte, nog afgezien van het feit dat je voor lenzen materiaal moet hebben waarin de gsm-golven kunnen breken, zoals licht in de ooglens.
In principe kunnen de effecten van straling natuurlijk geconcentreerd optreden. Hoewel atomen kleiner zijn dan een halve nanometer, kunnen ze toch straling absorberen en uitzenden met een golflengte van honderden nanometers (licht). Maar ze kunnen dat door het verschijnsel van resonantie, wat wil zeggen dat de energie die ze opnemen uiterst nauwkeurig past bij de frequentie van de golf waaruit ze die energie opnemen.
Samengevat: wanneer materie aan (hoge) doses niet-ioniserende straling wordt blootgesteld, zal dit resulteren in het energieker draaien en trillen van atomen en moleculen; de materie wordt warmer. Maar volgens de kwantummechanica kunnen radiogolven, waartoe ook de gsm-straling behoort, nooit tot ionisatie van atomen leiden.
Proeven met overgevoeligen
Een collega-scepticus schreef mij: ‘In het goedkope restaurant waar ik vaak met mijn vriendin eet, zit de laatste tijd soms iemand die claimt dat hij al na 10 minuten hoofdpijn krijgt van de straling die onze netbooks produceren, zelfs als hij ver uit de buurt zit. De laatste keer dat ik hem zag, had hij een grote meter bij zich die gevaarlijk begon te knetteren!’
Steeds meer mensen krijgen klachten van de hedendaagse zendapparatuur. Mocht u nog geen slachtoffer kennen, breng dan een bezoekje aan de ‘StopUMTS’- of ‘Wij Worden Wakker’-websites. Het fenomeen waar naar schatting 3% van de westerse bevolking aan lijdt, staat onder meer bekend als elektromagnetische hypersensitiviteit en elektroallergie. Men brengt de straling in verband met talloze klachten, waaronder allergieën, hoofdpijn, vermoeidheid, slapeloosheid, zweetaanvallen, onrust, verhoogde bloeddruk, hartkloppingen, concentratieproblemen en leerstoornissen. De meeste overgevoelige personen (56%) geloven dat ze het elektromagnetisch veld kunnen voelen en ze ontwikkelen al binnen tien minuten een of meer symptomen.(6)
De vermeende overgevoeligheid voor elektromagnetische velden is goed bestudeerd. Er zijn al twee meta-analyses verschenen waarin de meest betrouwbare onderzoeksresultaten op een rijtje worden gezet (7, 8). In deze studies werden vrijwilligers al of niet gedurende korte of langere tijd aan gsm-velden blootgesteld. Een deel van hen beschouwde zichzelf als overgevoelig. Bij sommige experimenten moesten de deelnemers raden of de zender aan of uit stond. In andere studies moesten ze bovendien aangeven welke klachten ze kregen. Er werd een breed scala aan symptomen gerapporteerd, maar die traden in dezelfde mate op zonder gsm-veld. Wanneer overgevoelige deelnemers al van tevoren hoorden dat de stralingsbron aanstond, rapporteerden ze vrijwel meteen diverse klachten (een nocebo-effect). Maar er zijn nog geen mensen gevonden die betrouwbaar kunnen voelen of er een zender in de buurt is.
Een onderzoek van de Iraanse onderzoeker Mortazavi werd niet in de bovenstaande meta-analyses opgenomen omdat het ongeblindeerd was. Desondanks vond hij geen verband tussen bepaalde klachten en het gebruik van een mobiele telefoon. Hij had daar een goede verklaring voor: de Iraanse media hadden geen belangstelling voor de mogelijke gevaren van mobiele telefonie, zodat weinigen ervan op de hoogte waren. (5)
We mogen aannemen dat elektromagnetische hypersensitiviteit een psychosomatische aandoening is. Dat maakt de klachten niet minder erg. De behandelwijze zou zich echter moeten richten op goede voorlichting en reflectietherapie, waarbij de patiënt zelf ontdekt dat hij niet merkt of een gsm-bron aan- of uitstaat. Dat is heilzamer dan griezelverhalen, dure onzinapparatuur of meters die laten zien wat geen mens kan voelen.
Warme golven
Hoewel het volgens de kwantummechanica niet mogelijk is, hebben onderzoekers toch gekeken of gsm-straling ioniserend kan werken in biologisch weefsel. Dit heeft geresulteerd in tientallen onderzoeken naar zuurstofradicalen en studies over DNA-breuken. Veel experimenten zijn gedaan in gekweekte cellen, waardoor alle condities konden worden gecontroleerd. Een groot aantal studies kan geen stralingseffecten aantonen. Er zijn echter ook een aantal goede onderzoeken die wel effecten laten zien, variërend van een toename in vrije radicalen, een stijging van het aantal breuken in een van de DNA-ketens, tot zelfs dubbelstrengs DNA-breuken.
Ik heb niet ieder artikel bestudeerd en zal me beperken tot een ‘goede’ studie van de Chinese arts Ke Yao (11) [zie ook de aanvulling onder dit artikel]. Gretchen Vogel verwijst daarnaar in haar antwoord op een ingezonden brief naar aanleiding van haar Science-artikel ‘Fraud charges cast doubt on claims of DNA damage from cell phone fields’ (9,10). In haar oorsponkelijke Science-publicatie is zij zeer kritisch over het onderzoek naar DNA-breuken door gsm-straling. Zij stelt dat de enige twee onderzoeken die in gerenommeerde wetenschappelijke tijdschriften zijn verschenen, de gegevens hadden ‘gecorrigeerd’.
Yao et al. beschrijven hoe oplopende doses gsm-straling (1 tot 4 watt per kilogram) evenredige oplopende toenames van radicalen en DNA-schade in gekweekte ooglenscellen veroorzaken. Ze maten de warmtestijging die hiermee gepaard gaat tot op de duizendste graad nauwkeurig (0,027 tot 0,108 graad). Biologische effecten bij dergelijk minieme temperatuurstijgingen lijken onwaarschijnlijk. Yao en collega’s hebben het er dan ook niet meer over, maar toch is het frappant dat de kwantummechanica wel precies de temperatuurstijging kan verklaren, en tegelijk categorisch uitsluit dat een hogere dosis leidt tot meer ionisatie.
Hoewel niet-ioniserende straling geen elektronen van een atoom kan losschieten, kan het de elektronen wel meer energie geven. Daardoor komen ze in een toestand waarin ze wat verder van de atoomkern verwijderd zijn. We spreken, naar analogie van satellieten, over een hogere baan. Normaal valt het elektron vrijwel direct terug in een lagere baan, waarbij een nieuw foton wordt uitgezonden. Fluorescentie is een bekend voorbeeld van een dergelijke reactie. Mri maakt gebruik van radiogolven (15-80 MHz) om door een magneetveld gerichte protonen (waterstofkernen) aan te slaan, waardoor ze als het ware omklappen. Als men daarna het radiosignaal stopt, geven de terugklappende protonen weer radiogolven terug, wat leidt tot een mri-signaal dat kan worden uitgelezen.
Aangeslagen elektronen kunnen biologische effecten veroorzaken. Fotosynthese is hiervan een mooi voorbeeld. Ook het pigment van de staafjes en kegeltjes van het netvlies werkt met absorptie van een foton. Daardoor verandert het pigmentmolecuul van structuur en via een reeks van chemische reacties is het resultaat een verhoogde permeabiliteit van de zenuwcelmembraan, een depolarisatie van de zenuwcel en uiteindelijk een signaal naar de hersenen. Fotosynthese en fotochemie zijn heel specifieke processen voor een beperkt spectrum van de straling en met een groot voordeel voor een organisme. Fysiologen hebben ook moleculen beschreven die betrokken zijn bij elektronenoverdracht van chemische reacties, of moleculen die vrije elektronen onschadelijk kunnen maken. Maar het is vrijwel uitgesloten dat de fotonen van gsm-straling een precieze reactie aangaan met deze voor radiogolven aspecifieke moleculen en dat dit de basis zou zijn van een cascade aan specifieke reacties, met een breed scala aan klachten tot gevolg.
Radiogolven kunnen dus eigenlijk niet veel meer dan warmte veroorzaken. En de hoeveelheid warmte is zeer gering. De gemiddelde magnetron gebruikt achthonderd watt om water te verhitten in een afgesloten ruimte. Bij een mobieltje is het vermogen maximaal slechts 0,25 watt, waarbij de golven niet vlak bij de zender blijven. Het mobieltje geeft hooguit een temperatuurstijging van 0,12 graden (4). Anders dan bij cellen in een kweekschaaltje heeft een organisme tal van systemen om temperatuurstijgingen op te vangen. Bij de mens zijn dagelijkse variaties van een hele graad volkomen normaal. Men hoeft zich pas zorgen maken als de temperatuur van de hersenen gedurende langere tijd boven de 41°C ligt. Zolang de wettelijke normen zodanig zijn dat de warmteproductie niet te hoog wordt, is er geen reden voor ongerustheid.
DNA-antennes
Als radiogolven met hun lage intensiteit schade zouden kunnen aanrichten, dan zou de normale lichaamstemperatuur duizenden malen schadelijker zijn, want deze leidt tot uitwisseling van energieporties die overeenstemmen met een straling van 20 miljoen MHz en een intensiteit van ongeveer 5 watt per vierkante decimeter, die goed geabsorbeerd wordt. Het zou alleen gevaarlijk worden wanneer het menselijk lichaam ergens een specifieke ontvanger voor golven met gsm-frequenties heeft, die ontregeld wordt door mobiele telefoons, ongeveer zoals het oproepsignaal van een gsm een nabije telefoon kan storen. Mensen hebben wel ontvangers voor lichtgolven (ogen). Die zijn heel nuttig om te kunnen zien. Maar wat zou het nut zijn van hypothetische gsm-ontvangers voor golven die de mens niet in aantoonbare hoeveelheden produceert, die niet van nature in onze omgeving voorkomen en die ook grotendeels door niet-geleidende materie heen gaan zonder geabsorbeerd te worden (zodat we ook binnenshuis kunnen telefoneren)?
De onderzoeksgroep van Blank en Goodman bestudeert al 25 jaar het effect van radiogolven op DNA-activatie en eiwitsynthese. (2) De onderzoekers maken zich daarbij niet druk over fysica en hebben een theorie ontwikkeld waarin een klein stukje DNA als een gevoelige antenne voor radiogolven zou functioneren. Dit stukje codeert heat shock protein 70 (HSP70), een eiwit dat betrokken is bij het juist vouwen van andere eiwitten. Als er problemen zijn in de cel, zoals plotselinge warmte, neemt de hoeveelheid HSP70 toe. Behalve Blank en Goodman zijn er nog meer onderzoekers die het verband tussen HSP70 en radiogolven bestuderen. Maar wat moet men zich voorstellen bij een radioantenne van DNA?
Het antenne-idee heeft diverse problemen: (1) een geleidende antenne die de radiogolven van het gsm-bereik kan ontvangen, moet minimaal 3 cm lang zijn; (2) een foton dat door een groot molecuul met vele honderden atomen wordt geabsorbeerd, veroorzaakt daar allerlei trillingen, maar die worden gewoon toegevoegd aan de al bestaande trillingen ten gevolge van de warmtebeweging; (3) die toevoeging zou ook heel klein zijn, minder dan een duizendste van de typische trilling die de warmtebeweging veroorzaakt; (4) zulke moleculen bevatten geen grote hoeveelheden makkelijk bewegende elektronen, in tegenstelling tot echte radioantennes waarin door de geleidbaarheid van het materiaal resonantie met een golfveld kan ontstaan.
Moleculen zoals stukjes DNA (met een afmeting van enkele nanometers) die golven met een golflengte van centimeters kunnen absorberen, zouden een zeer specifieke structuur moeten hebben om te kunnen resoneren met een golfveld van een nauwkeurig bepaalde frequentie, zoals het oogpigment met licht doet. Het is onbekend wat voor nut zulke moleculen in ons lichaam hebben. Hoe de evolutie zou kunnen leiden tot het ontstaan van zulke moleculen, is volstrekt onduidelijk.
Elektromagnetische velden kunnen radio- en televisieontvangst verstoren. Wellicht in lijn met die gedachte slaan sommige onderzoekers de fase van weefselschade over. Zonder zich druk te maken over een werkingsmechanisme bestuderen zij het grotere geheel. Volgens een hardnekkige mythe zou gsm-straling resulteren in een veranderd EEG (21,26). De laatste onderzoeken naar een mogelijk verband tussen beide zijn echter duidelijk: ‘Busted!’; radiogolven veranderen het EEG niet. Ook andere symptomen zoals cardiovasculaire klachten kunnen onder gecontroleerde laboratoriumcondities niet worden aangetoond.
Geperforeerd babylijfje
Er wordt beweerd dat de kwantummechanica niet opgaat voor het radioverkeer van de mobiele netwerken. Immers, we hebben niet meer te maken met analoge signalen maar met digitale, gepulste straling. ‘Het is deze continue pulsering die een sterke en gevaarlijke belasting voor het lichaam vormt. Deze pulsen zijn haarscherp. Ze worden afgevuurd alsof ze uit een mitrailleur komen.’ (21,26) Deze redenering is echter complete onzin. Bij gsm krijgt iedere beller een tijdslot toegewezen. Zo kunnen (maximaal 8) gebruikers opeenvolgend gebruik maken van één kanaal. Dit in- en uitschakelen van gebruikers geeft een ‘gepulst’ patroon van 217 Hz. Door meerdere tijdsloten te bundelen kan meer dataverkeer plaatsvinden, zodat er voor elk bericht minder energie nodig is. Zouden gepulste radiogolven ineens anders door de ether gaan dan gewone golven? Welnee! Gepulste radiogolven verplaatsen zich precies zo als alle andere radiogolven. Het is alsof iemand betoogt dat een autoruit goed bestand is tegen een langdurige plensbui, maar aan gruzelementen zal gaan wanneer je onderweg herhaaldelijk een stukje door een droge tunnel rijdt.
Karel en Caroline van Huffelen beschrijven in ‘dectatuur: een zendmast in je woonkamer!’ een eenvoudig experiment om aan te tonen hoe gevaarlijk de straling van DECT-apparatuur is. (26)
Als je een DECT-telefooninstallatie in huis hebt en je twijfelt ondanks het voorgaande nog steeds aan de risico’s van de straling ervan of je denkt dat het met die onzichtbare pulsjes wel meevalt, dan nodigen wij je uit om nu een proef te doen. Wikkel aluminiumfolie om het basisstation (dat aan staat). Houd deze folie na een week tegen het licht en je zult ontdekken dat de aluminiumfolie een soort vergiet is geworden, doorzeefd met een massa kleine perforaties, die op dag vijf ook al zichtbaar zijn! Kun je je enigszins voorstellen wat gepulste straling doet met een mensenlichaam of een babylijfje?
Met de Utrechtse Skepsis-werkgroep hebben we dit experiment uitgevoerd. Er zaten warempel gaatjes in het aluminiumfolie! Maar het maakte niet uit of de telefoon aan of uit stond, of door een banaan werd vervangen. Aluminiumfolie is kwetsbaar; vouwen en uitvouwen geeft altijd kleine beschadigingen.
Hoorndolle bijen
Albert Einstein zou ooit hebben gezegd: ‘Als de bijen verdwijnen, volgt de mensheid vier jaar later.’ Dan hebben we misschien niet lang meer te gaan, want de laatste drie jaar is het aantal bijenpopulaties zo fors teruggelopen dat men nu spreekt over de ‘Colony Collapse Disorder’ (CCD). Het merkwaardige is dat er niet massaal dode bijen zijn gevonden, zoals bij een vergiftiging, maar dat hele bijenkolonies zoek zijn. Er wordt beweerd dat de toename van mobiele telefonie een mogelijke oorzaak is.
De Duitse bioloog Ulrich Warnke publiceerde al in 1973 een artikel waarin hij beschreef dat bijen agressiever worden en minder vaak naar hun korf terugkeren als ze worden blootgesteld aan radiogolven van 10 tot 20 kHz, wat overigens geen gsm-frequenties zijn. Hij wijst er tegenwoordig ook op dat bijen communiceren met gezoem dat tussen de 180 en 250 Hz ligt en dat gsm-telefonie met pulsen van 217 Hz werkt. Worden de bijen hoorndol? Warnke timmert flink aan de weg om ons te waarschuwen. Ook vogels lopen volgens hem gevaar.
In een andere Duitse studie werden twee korven van een DECT-telefoon voorzien en twee andere niet. Alle bijen werden vervolgens honderd meter verderop losgelaten. Men constateerde dat de bijen in de controlekorven al na 35 minuten binnen waren, terwijl de bijen met de DECT-telefoon in hun korf na 45 minuten nog niet waren teruggekeerd. Langer wilden de onderzoekers niet wachten! Uiteindelijk bleken alle korven wel evenveel honing te produceren.
De milieuactivist en zendmastenhater Sainudeen Pattazhy haalde alle kranten met het bericht dat zijn mobieltje in tien tot vijftien dagen hele bijenkolonies kon uitroeien. In plaats van zijn onderzoek netjes te documenteren en te publiceren, belde hij een persbureau dat het bericht meteen de wereld instuurde. Twee wetenschappelijke studies, die al in 1981 waren uitgevoerd, constateerden daarentegen dat radiogolven (2450 MHz) geen effect hadden op de navigatie of het gedrag van bijen.
Waarschijnlijk is CCD geen nieuw fenomeen. Ook rond 1880, 1920 en 1960 waren er bijenkolonies die plotseling verdwenen, terwijl er toen nog geen mobiele netwerken bestonden. Recentelijk heeft men een mogelijke verklaring gevonden. Zieke bijen uit korven met CCD hadden DNA-schade, die wees op een infectie met een virus dat de bijen verzwakt zonder dat ze acuut doodgaan. Er waren geen aanwijzingen voor parasieten of insecticiden (al is het niet uitgesloten dat nieuwe pesticiden een rol spelen). Er zijn evenmin aanwijzingen dat Einstein ooit over bijen heeft gesproken. Het citaat dat aan hem wordt toegeschreven, dook pas in 1994 voor het eerst op in een pamflet van een groep actievoerende bijenhouders.
Voorzorgprincipe
In het verleden kwam het voor dat producten die als 100% veilig waren bestempeld bij nader inzien wel degelijk veel schade aan de gezondheid konden toebrengen. Enkele bekende voorbeelden zijn: asbest, softenon, DES, PCB’s, CFK’s, weekmakers, DDT en dioxine. Het was nog tamelijk lastig om het grote publiek te overtuigen van de schadelijke effecten van roken, hoewel die al snel konden worden aangetoond toen men erop ging letten. Maar bij al deze voorbeelden is bekend hoe de schadelijke effecten tot stand komen, terwijl het eventuele schadelijke werkingsmechanisme van radiogolven voor zowel natuurkundigen als biologen één groot vraagteken is.
Het draadloze verkeer neemt snel toe, terwijl de langetermijneffecten volgens velen onvoldoende onderzocht zijn. Ondanks veel onderzoeken met geruststellende resultaten zijn er ook enkele onderzoekers die ‘met een slag om de arm’ concluderen dat het gevaar wordt onderschat en dat er reden is voor bezorgdheid. Deze laatste categorie krijgt veel aandacht, met alle gevolgen van dien. Uit grootschalig Duits onderzoek is gebleken dat een groot deel van de bevolking zich nu ernstige zorgen maakt, terwijl hetzelfde onderzoek daarvoor geen argumenten kan bedenken, omdat er geen correlatie was met gezondheidsproblemen en gsm-straling. (1,3)
Waar ‘baat het niet, het schaadt ook niet’ vaak een reden is om alternatieve geneeskunde uit te proberen, is nu een voorzorgprincipe ontstaan: ‘ook al kennen we alleen de baten, schade is niet uitgesloten’. Een waar circus van protestgroepen, politieke onkunde, websites en fakeproducten wil ons tegen schadelijke straling beschermen. Toen ik in Google zocht op ‘straling’, verschenen er direct tien gesponsorde links naar bedrijven die anti-stralingsproducten aanboden. Je kunt het zo gek niet bedenken.
Slaapt u slecht na het plaatsen van die UMTS-mast in de buurt, dan kunt u de elektrosmog in uw huis laten opmeten door de woonbioloog. Vertrouwt u het toch niet helemaal, laat dan uw urine doormeten op stralingsbelasting van het lichaam. Dat gebeurt door een gespecialiseerd bedrijf met behulp van een wichelroede die men ‘biotensor’ noemt. Vervolgens kunt u uw huis en uzelf afschermen met een groot aantal producten, waarvan niet is bewezen dat ze ergens goed voor zijn en waarvan ook niet duidelijk is hoe ze werken.
Nobelprijzen
Straling spreekt tot de verbeelding en vormt voor velen een verklaring voor onbegrepen klachten. Maar in de discussie over de schadelijkheid van gsm-straling wordt de meest cruciale vraag steeds vaker vergeten: hoe zouden radiogolven ooit schade kunnen veroorzaken? Nuchter bekeken kan men zich afvragen waarom er eigenlijk geld en moeite aan het onderwerp wordt besteed zolang die vraag onbeantwoord blijft. Maar helaas, steeds meer onderzoekers en beleidsmakers nemen klakkeloos aan dat er mogelijk iets niet in de haak is. Hierbij spelen een gebrek aan natuurkundige kennis, paniekerige berichten in de media (‘waar rook is, zal wel vuur zijn’) en het voorzorgprincipe (‘waar geen rook is, zou niettemin vuur kunnen zijn’) een belangrijke rol.
Hoe moeten we verklaren dat sommige onderzoekers naar het schijnt toch gsm-effecten hebben gevonden? Er twee opties: (1) er zitten fouten in de kwantummechanica of (2) er zitten fouten in de proefopzet of uitwerking van de experimenten. Het eerste lijkt onaannemelijk, want de kwantummechanica behoort tot de pronkstukken van de hedendaagse wetenschap. De meeste Nobelprijzen in de natuurkunde zijn gegeven aan onderzoekers die publiceerden over straling, kwantumfysica of de daarmee samenhangende deeltjesfysica. Veel prijzen gingen naar de grondleggers: Max Planck (1918), Albert Einstein (1921), Niels Bohr (1922), de Broglie (1929), Heisenberg (1932), Schrödinger en Dirac (1933), Born (1954) en Feynman (1965). Die kunnen niet zomaar aan de kant worden geschoven.
Voorlopig is er alle reden om aan te nemen dat de onderzoeksuitkomsten niet altijd betrouwbaar zijn. De meeste onderzoekingen op dit gebied kunnen meteen de prullenbak in omdat er grove fouten in de opzet zitten. Daar komt bij dat er al zoveel onderzoek is gedaan dat een paar opmerkelijke toevalsresultaten binnen de kansverwachting vallen. Zelfs bij een technisch hoogstaande studie als die van Yao en collega’s kan men vraagtekens zetten. Is het niet te mooi om waar te zijn dat de temperatuur tot op een duizendste graad nauwkeurig toenam met het opvoeren van de spanning? Waarom voerden de onderzoekers geen controle uit met een toegenomen temperatuur? En hoe zeker kunnen ze ervan zijn dat de volgorde waarin de experimenten werden uitgevoerd niet van invloed op de uitkomst was? Het bewijsmateriaal is veel te zwak om de gevestigde natuurkunde overboord te kunnen zetten.
In de discussie over het gevaar van straling van mobiele netwerken wordt het nut voor de gezondheidszorg helemaal vergeten. Dankzij de mobiele netwerken zijn hulpverleners snel ter plaatse, zijn artsen goed bereikbaar, kunnen behandelaars patiëntendossiers of collega’s raadplegen, etc. Het beperken van mobiele netwerken zal resulteren in veel onnodige sterfgevallen omwille van een ongefundeerd voorzorgsprincipe. Mobieltjes kunnen alleen gevaar opleveren wanneer men ze tijdens het autorijden gebruikt.
Afschermproducten
Op internet is veel bescherming tegen radiogolven te koop, waaronder een breed scala aan afschermende producten. Met aluminiumfolie zou u al een heel eind kunnen komen, maar er zijn ook specialistische materialen. Een voorbeeld is de Bioprotect card. Die kan men bij zich dragen als bescherming tegen straling en elektrosmog. Even groot als een creditcard en net zo duur: €24. Bij onderzoek is ‘gebleken’ dat elektromagnetische golven altijd bestaan uit twee soorten golven. Enerzijds de transversale golven, die men met normale meetapparatuur kan meten en die momenteel hoofdzakelijk worden gebruikt. Ook bij de mobiele telefonie. De Bioprotect richt zich op longitudinale radiogolven, ook wel Teslagolven genoemd, die worden omgezet in transversale radiogolven. Logisch, want het zijn juist de longitudinale golven die nadelige biologische effecten hebben, meetbaar via elektroacupunctuur.
Als het klopt zou de uitvinder een Nobelprijs verdienen, want volgens de beroemde vergelijkingen van Maxwell kunnen er in normale media (vacuüm, lucht) geen longitudinale elektromagnetische golven bestaan. Ze kunnen wel in zogeheten plasma’s voorkomen. Geluidsgolven zijn ook longitudinaal. Maar wie in huis, tuin of keuken door longitudinale radiogolven wordt gekweld, heeft een onwaarschijnlijke fout gevonden in een natuurkundige theorie die al anderhalve eeuw intensief is bestudeerd.
Aanvulling
De onderzoeksgroep van de Zweedse oncoloog dr. Lennart Hardell publiceerde verscheidene studies waaruit zou blijken dat hersentumoren vaker voorkomen bij mensen die hun mobiele telefoon jarenlang frequent hebben gebruikt. Hier tegenover staan de studies van Interphone, die vanaf 2000 in 12 landen werden uitgevoerd. Deze studies vonden meermaals een negatief verband, waarbij de frequente bellers juist minder kans op een tumor zouden hebben. Dit is ongetwijfeld te wijten aan gebreken in de onderzoeksopzet, al is het de betrokken onderzoekers nog niet goed duidelijk waaraan de afwijking kan worden toegeschreven. De studies van Interphone worden voor bijna 30% bekostigd door het bedrijfsleven. Ook de Europese commissie en de deelnemende landen droegen eraan bij. De Interphone studies zijn mogelijk van mindere kwaliteit dan het onderzoek van Hardell. Zowel bij het onderzoek van Hardell als bij de Interphone studies vroeg men patiënten hoe vaak ze in het verleden mobiel hadden gebeld. Dit werd vergeleken met een groep gezonde mensen. Zulke schattingen van het telefoongebruik kunnen echter onbetrouwbaar zijn. Er kunnen ook andere redenen zijn waarom het telefoongebruik in beide groepen van elkaar verschilde. (Zie een recent overzicht van het onderzoek van Hardell en Interphone.)
Update 2013
De Nederlandse Gezondheidsraad publiceerde op 3 juni 2013 een rapport over de vraag of mobiele telefoons hersentumoren kunnen veroorzaken. Het volledige rapport van de Commissie Elektromagnetische Velden is te vinden op de website van de Raad, waar men ook een samenvatting kan downloaden. In het rapport worden de bovengenoemde onderzoeken van Hardell en Interphone besproken.
De Commissie wijst erop dat intensief gebruik van een mobiele telefoon volgens het onderzoek van Hardell al heel snel zou kunnen leiden tot een verhoogde kans op gliomen (kwaadaardige tumoren) in het hersenweefsel. Dit lijkt onwaarschijnlijk omdat zulke tumoren zich niet zo snel ontwikkelen. Het is ook niet in overeenstemming met het feit dat het aantal patiënten met gliomen in Nederland niet is gestegen nadat veel mensen mobiel zijn gaan bellen (en dat geldt eveneens voor Scandinavische landen en Groot Brittannië). De Commissie vindt het ook merkwaardig dat Hardell vergelijkbaar verhoogde risico’s vond bij draadloze telefoons, terwijl de blootstelling aan radiofrequente velden bij zulke telefoons lager is dan bij mobiele telefoons.
Volgens de Commissie is er maar heel weinig kans dat er werkelijk een oorzakelijk verband bestaat tussen blootstelling aan radiofrequente velden en het optreden van hersentumoren. Het is veel aannemelijker dat de resultaten van Hardells onderzoek een vertekend beeld geven. De Commissie hecht meer belang aan de studies van Interphone, omdat die veel omvangrijker waren.
Referenties
1. Berg-Beckhoff G et al (2009) Mobile phone base stations and adverse health effects: phase 2 of a cross-sectional study with measured radio frequency electromagnetic fields. Occup. Environ. Med., 66, 124-130.
2. Blank M, Goodman R (2009) Electromagnetic fields stress living cells. Pathophysiology 16, 71–78.
3. Blettner M et al (2009) Mobile phone base stations and adverse health effects: phase 1 of a population-based, crosssectional study in Germany. Occup. Environ. Med.66, 118-123.
4. Leeuwen v GMJ (1999) Calculation of change in brain temperatures due to exposure to a mobile phone. Phys. Med. Biol., 44, 2367–2379.
5. Mortazavi S.M.J. et al (2007) Prevalence of Subjective Poor Health Symptoms Associated With Exposure to Electromagnetic Fields among University Students. Bioelectromagnetics 28, 326-330.
6. Röösli M (2004) Symptoms of ill health ascribed to electromagnetic field exposure—a questionnaire survey. Int. J. Hyg. Environ. Health 207, 141–150.
7. Röösli M (2008). Radiofrequency electromagnetic field exposure and non-specific symptoms of ill health: a systematic review. Environ. Res. 107, 277–287.
8. Rubin GJ et al (2005). Electromagnetic hypersensitivity: a systematic review of provocation studies. Psychosomatic Medicine, 67, 224–232.
9. Vogel G (2008) Fraud Charges Cast Doubt on Claims of DNA Damage From Cell Phone Fields. Science 321, 1143-1144.
10. Vogel G (2009) Cell Phone and DNA Story Overlooked Studies. Science, 322, 1325.
11. Yao K et al (2008) Electromagnetic noise inhibits radiofrequency radiation-induced DNA damage and reactive oxygen species increase in human lens epithelial cells. Molecular Vision, 14, 964-969.
12. www.aquariuswholism.nl
13. www.atoxbiocomputer.nl
14. www.bioinitiative.org/report/
15. www.bobelle.nl/5_harmonisers.htm
16. www.dehorizon-nhc.com/?p=6
17. www.emf-portal.de
18. www.iirec.at
19. www.mymobichip.nl
20. www.rayguard.nl
21. www.stichtingehs.nl
22. www.stopumts.nl
23. www.stralingswinkel.nl
24. www.vitalitools.nl
25. www.who.int/peh-emf/project/en
26. www.wijwordenwakker.org