Was Anna Anderson de dochter van de tsaar?

Gedurende meer dan zestig jaar gaf Anna Anderson zich uit voor Anastasia, dochter van Nicolaas II, Ruslands laatste tsaar. Na het terugvinden van de skeletten van de omgebrachte tsarenfamilie is met DNA-onderzoek eindelijk de waarheid achterhaald.

door Dick Zeilstra – Skepter 9.1 (1996)

Anastasia

OP 17 februari 1920 sprong om negen uur ‘s avonds een jonge vrouw vanaf een brug in het koude water van het Landwehrkanaal in Berlijn. Ze werd gered en naar een ziekenhuis gebracht. Ze had geen tas of papieren bij zich waaruit haar identiteit kon blijken. Toen ze bijkwam weigerde ze iets over zichzelf te zeggen. Na zes weken werd ze als ‘juffrouw Onbekend’ in een gesticht in Dalldorf opgenomen. Ze was toen 1,68 meter, woog 55 kg en haar lichaam was overdekt met littekens. Ze bleef twee jaar opgenomen en begon na enkele maanden wat te praten. Volgens een Duitse zuster die Russisch sprak, sprak ze deze taal ‘als een geboren Russin’. Later bladerde ze door een tijdschrift en vroeg aan een van de zusters of die een gelijkenis zag tussen haar en de jongste tsarendochter, Anastasia. Toen de zuster dit bevestigde zei de vrouw dat zij grootvorstin Anastasia was. Wie was deze vrouw, die later bekend werd als mevrouw Tsjaikovski, Anna Anderson, Anastasia Manahan of Franziska Schanzkowska?

We gaan terug naar 1918. De tsarenfamilie wordt op dat moment gevangen gehouden in het Ipatjew-huis in Jekaterinburg, dat voor dat doel gevorderd was door de bolsjewieken. Het gezelschap bestond uit elf personen: ex-tsaar Nicolaas II, zijn vrouw Alexandra, de dochters Olga, Tatiana, Maria en Anastasia, de tsarevitsj Aleksej, de lijfarts Botkin, Nicolaas’ kamerdienaar Trupp, Alexandra’s kamermeisje Demidova en de kok Charitonov. De communistische leiders wilden ze gebruiken als onderpand in de onderhandelingen na afloop van de Eerste Wereldoorlog. Een vlucht het land uit was eerder mislukt, vooral door de afwijzende houding van Engeland. Hoewel George V een volle neef was van Nicolaas, waren de politici bang voor negatieve effecten op de verhouding met Rusland. En zo kwam het gezelschap na een omzwerving van enkele maanden in Jekaterinburg terecht. Maar de bolsjewieken kregen haast, want het Witte leger stond voor de deur en Jekaterinburg zou spoedig vallen. Op 16 juli werd de hele familie met hun begeleiders door Jakov Joerovski om middernacht gewekt. Ze werden via de binnenplaats naar een kelderruimte gebracht ‘voor een foto’, die moest bewijzen dat ze nog leefden. Ze werden in een rij langs de muur opgesteld. Voor Aleksej, die aan hemofilie leed en niet goed kon lopen, werd een stoel gehaald. Toen las Joerovski een korte verklaring voor, waarna het hele gezelschap door elf mannen in koelen bloede werd doodgeschoten.

Benzine en zwavelzuur

De kinderen en Demidova overleefden het eerste salvo en werden op de grond liggend alsnog afgemaakt met schoten en bajonetten. In minder dan twintig minuten na het begin waren de lijken in een vrachtwagen geladen en konden ze worden afgevoerd. In een bos op ongeveer 4 kilometer afstand werden de lijken ontdaan van alle kleren, waarbij met edelstenen gevulde korsetten werden ontdekt. Deze, gevuld met o.a. 8 kilo diamanten, hadden de kogels tegengehouden, waardoor de meisjes het eerste salvo hadden overleefd. De lichamen werden in een diepe mijnschacht gegooid met een paar handgranaten er achteraan.

Joerovski ging meteen op weg om verslag uit te brengen aan de Oeral-Sovjet. Acht dagen later kwam Jekaterinburg in handen van de Witten. Pas zes maanden later werd een speurtocht naar de keizerlijke familie op touw gezet. Onder leiding van Sokolov werd de schacht leeggepompt en onderzocht. Men vond resten van kleding, een bril, een gebit, botten en wat sieraden. Het hele terrein werd omgespit, maar de lijken werden niet gevonden. Volgens getuigen waren er vlak na de moord vaten met benzine en zwavelzuur naar het bos gebracht, zodat Sokolov aannam dat Joerovski alles verbrand had. In 1924 verscheen zijn rapport, maar skeptici zeiden toen al dat je elf lijken niet zomaar met een houtvuurtje laat verdwijnen. Sokolov moest wijken voor het Rode Leger en nam een kist met botresten, de gevonden voorwerpen en een lijvig rapport met zich mee. Hij vulde zijn verhaal met verdere getuigenissen aan. Hij overleed korte tijd later in Parijs, waar de kist in handen kwam van de Russische gemeenschap.

Begraven en bedekt

De machthebbers hadden geen belang bij verdere openheid en Jekaterinburg werd Sverdlovsk. Het Ipatjev-huis werd in 1977 op last van de toenmalige partijsecretaris Boris Jeltsin afgebroken. Op het thema van de tsarenmoord bleef een taboe rusten, maar dat verhinderde niet dat Aleksandr Avdonin, geoloog in Sverdlovsk, zich uit nieuwsgierigheid zijn hele leven ermee bezighield. Hij sprak met familieleden van bewakers, met journalisten en andere getuigen en kwam zo veel te weten over de plaats waar de lijken moesten zijn opgeruimd.

In 1976 kreeg hij onverwachts invloedrijke hulp van Geli Rjabov, bekend auteur en filmregisseur. Deze gebruikte zijn invloed om steun en materiaal in Moskou los te krijgen. Op een van de foto’s in het boek van Sokolov dat via deze kanalen bemachtigd was, is een spoorwegovergang te zien. Hier was de vrachtwagen volgens getuigen blijven steken in de modder. Ze reconstrueerden de tijd die de wagen nodig had gehad en vonden zo de overweg. Meter voor meter onderzochten de twee de bodem met een soort prikstok.

Intussen kwam via een zoon van Joerovski het verslag van Joerovski zelf ter beschikking. Hieruit bleek dat de lijken kort na de moord uit de schacht waren gehaald en vervolgens met een vrachtwagen verderop gebracht tot deze bleef steken. Hier werden Demidova en Aleksej verbrand (bij vergissing, men dacht dat het Nicolaas en Alexandra waren, zozeer waren de lijken onherkenbaar veranderd). De overige lijken werden onder het vuur begraven en met leem toegedekt. In mei 1979 werd dit graf door Avdonin ontdekt. Rjabov en Avdonin verdeelden onderling de opgegraven schedels en namen ze mee naar huis. Door tegenwerking van de autoriteiten gebeurde er lange tijd niets. Uit angst voor ontdekking begroeven ze de schedels op dezelfde plaats opnieuw.

Pas tien jaar later wendde Rjabov zich tot Gorbatsjov. In 1991 vond een nieuwe maar weinig subtiele opgraving plaats, nu op last van de net tot president gekozen Boris Jeltsin. Er werden in totaal 4 mannelijke en 5 vrouwelijke skeletten opgegraven. Ze kregen alle een nummer en in eerste instantie werd door een Russisch team met behulp van beeldmanipulatie op een computer met foto’s getracht de skeletten te identificeren. Men kwam tot de conclusie dat Aleksej en Maria ontbraken. Geld ontbrak voor een nauwkeurige analyse met moderne DNA-technieken. Toen in februari 1992 minister James Baker de stad die inmiddels weer Jekaterinburg heette bezocht en de skeletten te zien kreeg, kwam de weg vrij voor gedegen onderzoek. Er werd een team in de VS samengesteld, maar verrassend genoeg kwamen de Russen met een ander team, dat van Dr. Maples, gerechtsantropoloog aan de Universiteit van Gainesville in Florida. Hij ging met een team deskundigen naar Jekaterinburg en liep het hele proces van identificatie met zijn methodes nog eens door. Hij kwam tot de conclusie dat de ontbrekende dochter Anastasia geweest moest zijn. Maar alle deskundigen waren het over één ding eens: overlevenden van de slachtpartij konden er niet zijn.

Bebloede zakdoek

Op een conferentie in juni 1992 in Jekaterinburg werden de resultaten van de onderzoeken gepresenteerd. De onenigheid over de ontbrekende dochter bleef bestaan. Via een van de deelnemers aan de conferentie werd contact gelegd met het Britse Forensic Science Service in Aldermaston. Hier werden delen van elk van de negen skeletten naar toe gebracht. Maar nu kwamen er ook politieke gevoeligheden om de hoek kijken. Het eerste bezoek van koningin Elizabeth II aan Rusland stond gepland. Het Engelse koningshuis heeft nooit de Sovjet-Unie willen bezoeken wegens de tsarenmoord. Elisabeths grootvader George V was immers een volle neef van zowel Nicolaas als Alexandra. De gelijkenis tussen beide mannen was zo sterk, dat op het huwelijk van George Nicolaas voor de bruidegom werd aangezien.

Het lukt dr. Peter Gill van het team in Aldermaston om uit alle botresten genoeg DNA te isoleren om een profiel, een ‘vingerafdruk’ te maken. Hij vond familieverwantschap tussen resp. vader en moeder en de drie dochters. Een verfijning van het onderzoek gebeurt via het mitochondriën-DNA, dat via de vrouwelijke lijn onveranderd wordt doorgegeven. Stamboomonderzoek leverde een aantal bruikbare Romanov-verwanten op. Een daarvan is Prins Philip, een achterneef van Alexandra. Hij was bereid een buisje bloed ter beschikking te stellen. Met behulp hiervan kon de verwantschap worden aangetoond tussen hem en Alexandra en de drie dochters.

Voor Nicolaas lag de zaak ingewikkelder. Er was een broer begraven in de Peter en Paulskerk in St. Petersburg in een marmeren graftombe (de laatste Romanov die deze eer te beurt viel), maar de autoriteiten weigerden die te openen. In 1891 vond er een aanslag op Nicolaas plaats in Japan, waarbij hij een snijwond in het gelaat opliep. De met bloed bevlekte zakdoek werd in een museum in Japan bewaard. Na veel moeite en zelfs financiële steun van cellist Rostropovitsj kwam een reep hiervan beschikbaar, maar het materiaal bleek te sterk verontreinigd. Een neef in Canada weigerde alle medewerking. Ten slotte werd de stamboom nog verder vervolgd en kwam men uit bij een verre nicht die direct bloed gaf. In Schotland werd nog een verre neef gevonden, en met het DNA van deze beiden kon men onomstotelijk aantonen dat het skelet aan Nicolaas II toebehoorde.

Zestig katten

Terug bij Anastasia. Het was niet de eerste keer dat er ‘overlevenden’ van het bloedbad opdoken. In de driehonderdjarige geschiedenis van de Romanov-dynastie was het zelfs niet de eerste keer dat iemand zich voor een overleden troonopvolger uitgaf. In de ‘Tijd der Troebelen’ was er al de Valse Dimitri geweest. Ook heeft korte tijd een gerucht bestaan dat de tsarevitsj Aleksej nog leefde en in een kamp in Siberië was terechtgekomen. Maar de vrouw die zich voor Anastasia Romanova uitgaf, heeft wel het langst en het meest tot de verbeelding gesproken. Ze was het onderwerp van talloze artikelen en van een film die in 1956 Ingrid Bergman nog een Oscar opleverde. Gedurende meer dan 60 jaar hield de legende tot haar dood in 1984, maar ook daarna, de gemoederen bezig.

Ze vertelde na de moord met behulp van de Poolse soldaat Tsjaikovski naar Roemenië gevlucht te zijn, vanwaar ze naar Berlijn kwam. Hier wilde ze haar tante, Irene van Pruisen, om hulp vragen. Toen deze niet thuis was sprong ze uit wanhoop maar in het kanaal. Het spoor kon op geen enkele manier terugvervolgd worden. Waarom was ze in Boekarest niet naar koningin Maria gegaan, een nicht van Nicolaas en Alexandra? Confrontatie met personen die Anastasia gekend hadden leverden tegenstrijdige resultaten op. Sommigen waren direct overtuigd van de gelijkenis, anderen wezen deze volledig af. Anastasia was tijdens de moord net 17 jaar. Het was nu 5 jaar later, zodat zowel groei als de belevenissen hun sporen hadden nagelaten. Ze leefde al die jaren bij mensen die of in haar geloofden, of wilden geloven omdat het contact met een tsarendochter nu eenmaal aanzien verleende. Ze had een wisselend humeur en gedroeg zich soms buitengewoon slecht. Daarnaast liet haar gezondheid te wensen over. Russisch sprak ze nooit, ze zou dit als te traumatisch ervaren.

Franziska

In maart 1927 kwam het nieuws dat de pretendente in werkelijkheid Franziska Schanzkowska was, een Poolse fabrieksarbeidster. Ze was herkend door iemand bij wie ze een kamer gehuurd had. Haar broer Felix bevestigde de identiteit van zijn zuster. Aan het eind van de jaren ’20 kwam de zaak wat tot rust en kon ze terecht bij vorstin Xenia, die op Long Island woonde. Van nu af noemde ze zich Anna Anderson. Het jaar daarop ging ze aan Park Avenue wonen bij een mevrouw die het wel mooi vond een tsarendochter in huis te hebben. Ze werd een tijdje de ster van de New Yorkse society. In 1932 keerde ze terug naar Duitsland, waar ze na zeven jaar omzwervingen ten slotte terechtkwam in een klein dorpje in het Zwarte Woud. Hier zonderde ze zich volledig af achter dichte begroeiing met vier honden en zestig katten.

De film Anastasia, die in 1956 uitkwam bracht haar nieuwe publiciteit. De makers van de film hadden zich niet gerealiseerd dat ze nog leefde, maar gaven haar wel geld. De zaak Anna Anderson heeft de rechtbanken in Duitsland lange tijd veel werk bezorgd. Inzet was het restant van het kleine vermogen van Alexandra, dat onder haar Duitse verwanten verdeeld was. Daarnaast speelde het feit een rol dat ze, indien ze echt Anastasia zou zijn, als familielid moest worden erkend door personen als prins Philip en lord Mountbatten. De rechtbank wist er niet zo goed raad mee. In 1968 vloog ze op uitnodiging van een rijke Amerikaanse genealoog, John Manahan, naar Charlottesville. In december van hetzelfde jaar trouwde ze met deze 23 jaar jongere man. Ze leefden nog 15 jaar samen. Ze overleed in 1984 en werd direct gecremeerd. De as werd verstrooid. Het raadsel was nog steeds niet opgelost.

Stevig op slot

Maar er was nog een bewijsstuk. In 1979 was ze geopereerd wegens een darmafsluititng. De chirurg had een stuk darm voor onderzoek opgestuurd, en stukken daarvan bevonden zich nog in het archief van het ziekenhuis in Charlottesville. Er ontbrandt nu een strijd tussen enerzijds een groep die geïnteresseerd is in nieuws, sensatie en onthullingen, anderzijds de ‘waarheidsvinders’. Deze laatste groep werd vertegenwoordigd door Maria Schweitzer-Botkin, de dochter van de ook omgekomen lijfarts Botkin. Anna Anderson had haar leven vanaf haar vijfde jaar beheerst en ze vond dat ze recht had op de waarheid. Na heel veel geharrewar voor rechtbanken, waarbij ook nog een pluk haar van Anna Anderson opduikt uit een antiquarisch boek, komt het weefsel van de darm eindelijk voor DNA-onderzoek beschikbaar.

Op 2 oktober 1994 kan de akte Anna Anderson alias Anastasia eindelijk afgesloten worden. Het verhaal van de moord op de tsarenfamilie en de zoektocht naar de overblijfselen is meeslepend en spannend. De geschiedenis van Anna Anderson leest als een thriller. Hoewel je de afloop kent zit je met spanning op de ontknoping te wachten. Het boek moet uit. Als een rode raad loopt door het hele verhaal de controverse tussen de wetenschappers. Al vanaf het begin is er een heftig verschil van mening tussen de vertegenwoordigers van de diverse disciplines: antropologie, pathologie, experts van vezel- en andere resten, biochemie enz. En dan nog de tegenstellingen tussen de betrokken landen, Rusland, Amerika en Engeland. In de controverse worden allerlei laag-bij-de-grondse methodes, intriges en het gooien met modder niet uit de weg gegaan om de primeur of de roem te vergaren. Ook wetenschappers zijn dus gewone mensen.

Het boek eindigt met een overzicht van de nog levende Romanovs en hun eventuele aspiraties. Er is nog steeds een troonpretendent, maar zijn aspiraties zijn realistisch laag. O ja, hoe het afliep? Anna Anderson was niet Anastasia. Wie ze wel was? Het DNA-profiel kwam volledig overeen met dat van vertegenwoordigers van de familie Schanzkowska, zodat ze Franziska Schanzkowska geweest moet zijn. De twee ontbrekende stoffelijke overschotten zijn nog niet terecht. Delen daarvan zouden zich in de kist van Sokolov kunnen bevinden. Deze staat in de Russisch-orthodoxe kerk in Brussel en blijft op last van de kerkvaders stevig op slot. De overige skeletten liggen al jaren uitgespreid op de werkbanken in het gerechtelijk laboratorium in Jekaterinburg. Kerk en staat zijn het nog niet eens over hoe, wanneer en waar herbegrafenis moet plaatsvinden.

Literatuur

Peter K. Massie, The Romanows. The Final Chapter. Random House, New Nork (1995)

Edvard Radzinsky, The life and death of Nicholas II. Doubeday, New York (1992)

Uit: Skepter 9.1 (1996)

Vond u dit artikel interessant? Overweeg dan eens om Skepsis te steunen door donateur te worden of een abonnement op Skepter te nemen.

Steun Skepsis

Dick Zeilstra is neurochirurg en was bestuurslid van Skepsis