Goedgelovige populisten

door Pepijn van Erp – Skepter 35.1 (2022)

ONDERZOEK in verschillende landen heeft al meermalen laten zien dat complotdenkers vooral te vinden zijn aan de uiteinden van het politieke spectrum. Om het in Nederlandse termen te gieten: je ziet ze vaker onder aanhangers van de Socialistische Partij ter linkerzijde en Forum voor Democratie en de Partij voor de Vrijheid ter rechterzijde dan bij de mensen die het politieke midden kiezen.

Het ligt voor de hand de verklaring hiervoor te zoeken in een overeenstemming tussen het wereldbeeld van die partijen en de inhoud van de complottheorieën. Aan de extreme kanten van het politiek spectrum zou men meer vertrouwen hebben in simpele oplossingen, er meer autoritaire visies op na houden waardoor er weinig ruimte is voor kritiek, en een sterke neiging hebben om te denken in groepen, soms zelfs in termen van kwade en goede krachten. Deze eigenschappen zijn in onderzoek al vaker geassocieerd met complotdenken.

Illustratie: Donald Lavey

Er is overigens ook een andere verklaring geopperd, namelijk dat complotdenken vooral leeft onder de aanhang van partijen die amper politieke invloed hebben — complottheorieën zouden vooral verliezende kiezers aanspreken. Bij recente verkiezingen in de Verenigde Staten bleken aanhangers van de verliezende partij inderdaad meer te geloven in samenzweringen. Het ging dan echter wel om complotten die samenhingen met de (verloren) verkiezing zelf.

Als deze verklaring klopt, zou de neiging tot complotdenken moeten samenhangen met de tijdelijke machtspositie en niet alleen de ideologische positie. Als een extreme partij meer macht krijgt, zou je een vermindering in het complotdenken bij de aanhang verwachten.

U-vorm

Het zijn interessante vragen, maar een probleem van het bestaande onderzoek is, dat het steeds wordt uitgevoerd in landen die in veel opzichten op elkaar lijken — Nederland, Verenigde Staten, België, Zweden, Polen en Duitsland — wat een vertekend beeld kan geven. Begin dit jaar publiceerde een grote groep internationale wetenschappers, onder wie JanWillem van Prooijen en André Krouwel van de Vrije Universiteit, in Nature Human Behaviour de resultaten van een onderzoek met data verzameld in 26 landen met een indrukwekkend totaal van 104.253 deelnemers — onder wie 7.866 Nederlandse mannen en 3.126 vrouwen.

Dit nieuwe, veel bredere onderzoek bevestigt het beeld: er is inderdaad sprake van een U-vorm als je conspiracy mentality uitzet tegen political orientation. Vanuit het midden vertrekkend naar de flanken scoort de neiging tot complotdenken steeds hoger. (Als je kijkt naar de grafieken in het artikel lijken ook in het midden aardig wat samenzweringsgelovigen te zitten, maar Krouwel licht telefonisch toe dat het in deze grafieken gaat om de zelf verklaarde politieke oriëntatie: er zijn extremisten die zichzelf zien als vertegenwoordiger van een ongehoorde meerderheid en zichzelf daarom in het midden plaatsen, terwijl ze volgens objectieve maatstaven toch echt aan de randen thuishoren.)

Uit deze studie blijkt daarnaast dat de tweede verklaring — complotdenken is voor verliezers — op zichzelf niet afdoende is. Ook als extreme partijen aan de macht komen, blijft het complotdenken bij hun aanhang prominenter aanwezig. Een zekere afname is overigens wel te zien, vooral bij rechts. Na de Tweede Wereldoorlog zijn er in West-Europese landen echter amper nog extremistische partijen aan de macht gekomen, dus dit effect is in onze nabije omgeving niet terug te zien. De omvang van de studie gaf ook de mogelijkheid meer nuances te zien in het complotdenken aan linker-en rechterflank. Bij de partijen die een rechts sociaal programma voorstaan en minder hebben met liberale waarden zie je het meer dan bij hun linkse tegenhangers.
Deze studie zal voor de meeste skeptici een bevestiging zijn van het beeld dat ze al hadden.

Complotdenken

Een tweede recent artikel waaraan Van Prooijen en Krouwel meeschreven, dit maal in Political Psychology, biedt interessantere nieuwe inzichten. Hiervoor onderzochten ze het verband tussen populisme en complotdenken, waarbij je populisme moet verstaan als een politieke mentaliteit of communicatiestijl die de toestand in de wereld duidt als een strijd tussen corrupte elites en nobele burgers. Doel was nu te onderzoeken in hoeverre goedgelovigheid in algemene zin (dus niet alleen op politieke onderwerpen) een onderliggende verklaring kan zijn voor enerzijds het aanhangen van populistische ideeën en anderzijds het geloof in slecht onderbouwde claims als complottheorieën, fake news en paranormale verschijnselen.

Ook nu bleek er een sterk verband te bestaan tussen populisme en neiging tot complotdenken. Geen verrassend resultaat natuurlijk: ten eerste gebruikten ze de data die ook in het eerdergenoemde onderzoek werden gebruikt, en ten tweede spelen in veel complottheorieën elites een kwalijke rol. Alleen in Roemenië, en in mindere mate in Polen, blijkt het verband veel minder sterk. Krouwel vermoedt dat in die landen het complotdenken door decennialange politieke repressie zo veel meer verbreid is onder de bevolking dat het daar geen onderscheidend kenmerk meer is. ‘Ook een groot deel van de media in die landen is erg samenzweerderig,’ merkt hij op.

In twee veel kleinere experimenten, met een paar honderd deelnemers, werd de meer algemene goedgelovigheid onder de loep genomen. Naast vaker gebruikte vragenlijsten over complottheorieën en paranormale verschijnselen kregen de respondenten ook nieuwsberichten met koppen als ‘DNA van astronaut niet langer gelijk aan dat van identieke tweelingbroer, zegt NASA’, of ‘Winnaar van miljoenenprijs in Lotto mag anoniem blijven van rechtbank’.

Deze berichten werden gepresenteerd als afkomstig van bekende nieuwswebsites als CNN en NBC, of juist afkomstig van websites die je eerder als ‘alternatieve’ nieuwskanalen zou kunnen herkennen met namen als ‘Surprise News’ en ‘Your News’. De onderzoekers verwachtten dat deelnemers die meer neigen naar populisme de berichten van de mainstream media minder geloofwaardig zouden vinden. Maar dat bleek niet het geval. Populisme bleek vooral geassocieerd met het groter vertrouwen in de waarheid van obscure berichten ongeacht de bron, en ook met hogere scores op de gebruikte vragenlijsten.

Er lijkt dus een duidelijk verband te zijn tussen goedgelovigheid en voorkeur voor populistische partijen, geloof in complotten, paranormale toestanden en aanvaarden van andere onzin. ‘Kritisch denken’ en ‘zelf onderzoek doen’ — waarop populisten zich graag laten voorstaan — blijkt dus ver te zoeken, of in ieder geval anders uit te pakken dan ze denken.

Intuïtie

Een derde experiment bevestigde dit beeld: het is niet zozeer dat populisten niet rationeel denken, maar dat ze vooral meer vertrouwen hebben in hun eigen intuïtie bij het beoordelen van informatie:

Deze studies ondersteunen het idee van populistische goedgelovigheid: een sterkere neiging van mensen die hoog scoren op populistische attitudes om obscure of ongefundeerde beweringen voor waar aan te nemen, ook niet-politieke.

Kort door de bocht lijkt het erop dat populisten sterker op hun onderbuikgevoelens afgaan, en daardoor denken in simpele oplossingen voor problemen die ze niet overzien.

Literatuur

R. Imhoff, F. Zimmer, …, J.-W. van Prooijen: Conspiracy mentality and political orientation across 26 countries. Nature Human Behaviour, 17 januari 2022.

J.-W. van Prooijen, T. Cohen Rodrigues, …, A.P.M. Krouwel: Populist gullibility: conspiracy theories, news credibility, bullshit receptivity, and paranormal belief. Political Psychology, 10 januari 2022.

Uit: Skepter 35.1 (2022)

Vond u dit artikel interessant? Overweeg dan eens om Skepsis te steunen door donateur te worden of een abonnement op Skepter te nemen.

Steun Skepsis

Pepijn van Erp is wiskundige, redacteur van Skepter en bestuurslid van Skepsis.