Dromen uit een ver verleden
De herkomst van de ‘alien abduction’-ervaring
door Marcel van Beurden
Steeds meer mensen over de gehele wereld beweren dat zij door buitenaardsen werden ontvoerd en onderworpen aan pijnlijke medische experimenten. Zijn deze abductees ten prooi gevallen aan een psychische stoornis of is dit fenomeen cultureel te verklaren?
In de nacht van 19 op 20 september 1961 reden Betty en Barney Hill na een korte vakantie terug naar huis. Na enkele uren merkte Betty een helder licht vlakbij de maan op, dat de auto leek te volgen. Ze raakte in paniek. Hierop parkeerde Barney de auto, stapte uit en bekeek het heldere object met een verrekijker. Barney vertelde Betty dat hij wezens achter ramen kon onderscheiden. De twee bedachten zich hierop geen seconde en stoven er in hun auto vandoor. Het was even na vijven toen ze in hun woonplaats Portsmouth, New Hampshire arriveerden. (Voor een overzicht van de zaak-Hill zie Peebles, 1995.)
In de weken daarna kreeg Betty last van samenhangende nachtmerries waarin haar man en zij onder andere door een dozijn duistere figuren uit de auto werden getrokken. Na enige tijd begon zij ook enigszins paranoïde gedrag te vertonen. Zo onderzocht ze de auto met een kompas (!) op radio-actieve straling.
Betty besloot een brief naar de UFO-onderzoeksorganisatie NICAP te schrijven, waarin zij uit de doeken deed wat hen volgens haar overkomen was. Medewerkers van deze organisatie ondervroegen het echtpaar, maar haar warrige relaas bood te weinig aanknooppunten voor een verder onderzoek, totdat een klein detail opviel. De Hills waren op de bewuste nacht veel later dan verwacht thuisgekomen. Nu waren ze in werkelijkheid van de geplande en kortere route afgeweken en hadden zelfs een tijdlang langzaamaan gereden, maar Betty zag in deze ‘missing time’ het ultieme bewijs dat haar nachtmerries meer dan nare dromen waren, namelijk herinneringen aan verdrongen gebeurtenissen.
Het echtpaar liet zich onder psychiatrische behandeling stellen. Hun therapeut, dr. Benjamin Simon, paste onder meer hypnotische regressie toe. Het echtpaar Hill, maar vooral Betty, verklaarde onder hypnose door buitenaardse wezens ontvoerd te zijn. Dr. Simon kon echter al snel concluderen dat deze ‘herinnering’ wel degelijk een nachtmerrie was geweest, en dat Betty haar man door hun vele gesprekken over het onderwerp van genoeg informatie voorzien had om hem onder hypnose eenzelfde, hoewel minder gedetailleerd relaas te laten vertellen. Het verhaal van de Hills kwam journalist John Fuller ter ore, die er een boek over schreef: The Interrupted Journey (1966). Later onderzoek door UFO-scepticus Robert Sheaffer wees uit dat het heldere licht nabij de maan (dat de hele gebeurtenis op gang gebracht had) de planeet Jupiter moet zijn geweest.
Emotionele ervaringen
In populaire publicaties over UFO’s wordt de zaak van het echtpaar Hill steevast als de eerste abduction beschouwd. Toch zou het daarna nog zo’n tien jaar duren voordat leken op het gebied van therapie zich in de hypnose bekwaamden en zo de basis legden voor de moderne subcultuur van abductees.
Het is duidelijk dat het centrale thema in het onderzoek naar de alien-abduction-ervaring het gebruik van hypnose is. De meeste vermeende buitenaardse ontvoeringen komen door middel van hypnose boven water. Studies vermelden 71 tot 90 procent (Newman en Baumeister 1996). De meest prominente verkondigers van alien abductions, de kunstenaar Budd Hopkins en prof. John E. Mack van de Harvard universiteit, gebruiken zonder uitzondering hypnosetechnieken om deze ervaringen naar buiten te laten treden. Het probleem zit in de interpretatie van de daarmee bereikte resultaten. Terwijl psychiaters en psychologen vaak allerlei droompatronen en/of -wendingen in het relaas van het ‘slachtoffer’ herkennen, blijken de meeste hypnotherapeuten het gemiddelde alien-abduction-verhaal grotendeels letterlijk te nemen. John Mack is in dit opzicht echter ook een buitenbeentje: hij weigert te bevestigen dat alien abductions reële gebeurtenissen zijn (Hulspas 1994).
Wat Mack ook naar voren brengt, zijn resultaten van eigen psychiatrisch onderzoek, verricht voordat de beoogde hypnose heeft plaatsgevonden (Mack, 1994). De conclusies zijn ronduit schokkend voor de abductees te noemen. Het overgrote deel komt uit gebroken gezinnen waarin alcoholisme een prominente rol speelde. Bovendien is er volgens Mack bij de meeste abductees sprake van een verstoorde ouder-kindrelatie in een vroeg stadium van de jeugd. Het staat buiten kijf dat deze psychische achtergrond een grote invloed op het onder hypnose voortgebrachte relaas heeft.
Onderzoekers die overtuigd zijn van de realiteit van het alien-abduction-fenomeen hanteren een aantal argumenten om de objectieve waarde van hypnose-regressie aan te tonen. Zij zijn ervan overtuigd dat hypnotherapeuten in staat zijn feit van fantasie te onderscheiden. Bovendien beweren zij dat alien abductions onder hypnose zó emotioneel herbeleefd worden, dat ze wel waar móéten zijn. Psychologen daarentegen beweren dat niemand in staat is om uitsluitend aan de hand van de ‘herinnering’ vast te stellen of iemand fantaseert of niet. Het relaas is subjectief. De gehypnotiseerde spreekt slechts de waarheid zoals hij die onder hypnose ervaart. Daarnaast moet opgemerkt worden dat de cliënt op voorhand al besloten heeft naar een in abductions gespecialiseerde therapeut te gaan, wat betekent dat de cliënt al een vermoeden heeft wat hij onder hypnose gaat herbeleven. Op deze wijze stelt hij de hypnotherapeut in staat om gerichte en beladen vragen te gaan stellen. Het zal dan ook geen verbazing wekken dat dergelijke onder hypnose vertelde verhalen door een onevenredig kleine groep van regressietherapeuten naar buiten worden gebracht (Crombag en Merckelbach 1996).
Engelen en buitenaardsen
Psychologen noemen het hypnotisch herbeleven van ‘valse’ herinneringen, het valsegeheugensyndroom. In deze gevallen maakt de gehypnotiseerde een nieuw of ‘herwonnen’ geheugen aan om aan de verwachtingen en/of suggesties van de hypnotherapeut te voldoen (Newman en Baumeister 1996). Ook John Mack geeft toe dat wetenschappelijke studies hebben uitgewezen dat de meeste zintuiglijke waarnemingen onder hypnose onnauwkeurig worden weergegeven (Mack 1994). Daarnaast is reeds in 1978 uit onderzoek, verricht door de psychiaters Lawson en McCall, gebleken dat elke mens onder hypnose geheel gefantaseerde verhalen over buitenaardse ontvoeringen kan opdissen.
Psychologen gaan er van uit dat hoe gevoeliger de gehypnotiseerde voor hypnose is, hoe meer fantasieën hij gebruikt om eventuele hiaten in het geheugen aan te vullen (Newman en Baumeister 1996). De laatste jaren zijn er een aantal studies verschenen die dit ondersteunen.
Er bestaat een categorie gehypnotiseerden die zeer bedreven is in het onder hypnose verzinnen van verhalen. Psychologen kenschetsen deze mensen als behept met een tot fantaseren geneigde persoonlijkheid (fantasy prone personality). Deze fantasy proneness bemoeilijkt het onderscheid maken tussen werkelijkheid en fantasie. Bovendien maken dergelijke persoonlijkheden vaker dan anderen melding van paranormale ervaringen, zoals ontmoetingen met engelen en buitenaardse wezens. Fantasy proneness komt bij zo’n 4 procent van de mensheid voor. Echter, in kringen van abductees in onevenredig hoge mate: een bibliografisch onderzoek heeft uitgewezen dat maar liefst 87 procent van de onderzochte abductees aan deze persoonlijkheidsstoornis lijdt. (Newman & Baumeister 1996).
Eenmaal onder hypnose kunnen ook andere factoren dan de suggesties van de hypnotiseur, gewone herinneringen of de fantasie een rol spelen. Zo kan er cryptomnesie optreden, het onbewust plagiëren van (bijna) vergeten indrukken (Newman en Baumeister 1996). Het kan hierbij gaan om details van recent bekeken televisieseries of films en fragmenten uit (sciencefiction-) verhalen.
De vooraanstaande psychiater Martin T. Orne betoogt dan ook dat ‘many bits of knowledge will become incorporated and form the basis of any pseudo-memories that develop’ (Klass 1989). Orne voerde vele experimenten met het ontstaan van deze pseudo-herinneringen uit en concludeerde dat hoe vaker de gehypnotiseerde bloot heeft gestaan aan bepaalde beelden en/of indrukken, hoe meer het onderbewustzijn aan gaat geven dat dergelijke ‘herinneringen’ echt gebeurd zijn (Klass 1989, Newman en Baumeister 1996).
Lagere levensvorm
Het is vooral de Franse UFO-onderzoeker Michel Meurger die de stelling verdedigt dat het verschijnsel van alien abductions beschouwd kan worden als een bijproduct van de sf-literatuur (Meurger 1996). Hij wijst er onder meer op dat abduction-ervaringen duidelijk verwant zijn aan oudere, oorspronkelijk tot de folklore behorende verhalen.
Meurger benadrukt dat deze verhalen aanvankelijk geen buitenaardsen kende, maar slechts bovennatuurlijke wezens. In de eerste science fiction, die zo halverwege de vorige eeuw ontstond met schrijvers als Edgar Allen Poe, ontbrak het element van alien abduction, met zijn pijnlijk uitgevoerde medische en gynaecologische experimenten. (1) Dit thema was echter wél aanwezig in de horrorliteratuur. In die tijd hadden patholoog-anatomen vaak gebrek aan lijken en om de studie van het menselijke lichaam voort te zetten, namen ze vaak professionele grafrovers in de arm. Echter, sommige van deze grafrovers vermoordden mensen om aan de vraag te voldoen en dit veroorzaakte een golf van angst in de westerse samenleving, die literaire weerslag vond. (2)
In de talrijke voorbeelden gebruiken kwaadaardige medici vooral naakte en vastgebonden vrouwen als proefobject. De seksuele ondertoon in deze verhalen wordt duidelijk zodra deze geleerden gynaecologische experimenten op de arme vrouwen gaan uitvoeren. Meurger beschrijft deze literaire operatietafel als een mengeling van martelkamer en bed voor sadistische pleziertjes (Meurger 1996). (3)
Dit thema vond uiteindelijk in 1897 haar weg naar de sf-literatuur. In het roemruchte War of the Worlds van H.G. Wells voeren de Martianen vivisectie uit op mensen ter bevordering van hun wetenschappelijke kennis. (4) Daarna zou het thema nog vaak terugkeren. De buitenaardsen werden steevast afgeschilderd als veel verder ontwikkeld dan de mens – voorzien van een superieure intelligentie, met grote hoofden en een spichtig lichaam – en voor hen was de mens een ‘laag’ wezen en daarmee een geschikt object voor biologisch (medisch en gynaecologisch) onderzoek.
Meurger stelt vast dat de wereld al tijdenlang door dergelijke sf-beelden beïnvloed is en betoogt dat deze onbewuste vorm van indoctrinatie de basis vormt voor de uiterlijke kenmerken van het hedendaagse verschijnsel van alien abduction.
Bollen en monsters
Fantasieën, halfvergane herinneringen en langs maatschappelijke weg aangewakkerde angsten kunnen door middel van hypnose naar boven komen en aanleiding geven tot abduction-ervaringen, maar het is ook goed denkbaar dat ze niet meer doen dan reeds bestaande overtuigingen versterken. Veel ‘slachtoffers’ gaan op zoek naar een gespecialiseerde therapeut vanwege vage psychologische klachten die zij persoonlijk aan een mogelijke abduction toeschrijven, maar het is onmiskenbaar zo dat velen pas hulp gaan zoeken naar aanleiding van een indringende, abduction-achtige ervaring die zich thuis heeft afgespeeld. In verreweg de meeste gevallen deed deze ervaring zich voor op het moment dat het ‘slachtoffer’ in slaap viel of net ontwaakte (Whitmore 1995). Dit zou kunnen betekenen dat de droom een belangrijke aanzet is voor het ontstaan van dergelijke ervaringen. En aangezien veel abductees zelf toegeven dat hun ervaringen eerder dromen zijn dan waar gebeurde herinneringen – zoals onder andere abductee Kathy Davis in 1985 al verklaarde (Whitmore 1995) – moet een deel van de verklaring voor de ervaring in de droomwereld worden gezocht.
Met name de remslaap (de droomfase die gekenmerkt wordt door Rapid Eye Movements, snelle oogbewegingen) trekt hierbij de aandacht. Een van de kenmerken van de remslaap is het stilleggen van de grotere spiergroepen in het lichaam, en een dergelijke verlamming is een van de meest gerapporteerde verschijnselen bij een alien abduction. Alleen het gelaat en de vingertoppen vertonen dan nog af en toe een beweging (Dement 1976).
Het is niet ongebruikelijk dat iemand tijdens de remslaap wakker wordt. (De remslaap is zeer oppervlakkig; sommige slaaponderzoekers gaan zelfs zo ver dat zij haar typeren als een toestand waarin de betrokkene wakker is, ‘maar verlamd en hallucinerend’, Dement 1976). Het ‘slachtoffer’ ligt dan bij vol bewustzijn ‘verlamd’ op bed. (Wetenschappers spreken van slaapverlamming; dit fenomeen komt bij ongeveer twintig procent van de mensheid periodiek voor, Newman en Baumeister 1996.) Ook abductees hebben het vaak over deze ervaring maar zij beweren dan ook dingen te zien. Terwijl de één helder oplichtende bollen in de slaapkamer ziet zweven, heeft de andere een confrontatie met ‘buitenaardse wezens’ (ook dit verschijnsel is niet echt onbekend; in de psychologie spreekt men van bedroom invaders).
De remslaap kan iemand ook op klaarlichte dag overvallen. Dit verschijnsel heet narcolepsie. In het lichaam treden plotsklaps sterke verstijvingen op en de patiënt constateert een gehele of gedeeltelijke verlamming die gepaard gaat met onbedwingbare en periodieke aanvallen van slaperigheid, waaruit hij zo nu en dan ontwaakt. Bij dit inslapen en ontwaken ervaart de narcolepticus vaak (respectievelijk ‘hypnagogische’ en ‘hypnopompische’) hallucinaties: lichtbollen, wezens en vaak ook monsters; hij hoort vreemde stemmen en geluiden en heeft soms het gevoel in een lichtzuil te zweven. Opmerkelijk genoeg verklaren abductees dat de meeste buitenaardse ontvoeringen plaatsvinden tijdens het inslapen of bij het ontwaken. Dit suggereert zeer sterk een relatie met de remslaap.
Een element dat nog nader onderzocht moet worden is de mogelijke overeenkomst tussen abduction-ervaringen en een verstoorde werking van de temporale kwabben. Mensen die aan instabiliteit van de temporale kwab lijden, staan bloot aan dezelfde soort hallucinaties en ervaren in vergelijkbare mystieke gewaarwordingen als abductees (Blackmore 1994). Interessant genoeg is het al sinds de jaren ’50 bekend dat op het kunstmatig prikkelen van de temporale kwab vaak een grote hoeveelheid en verscheidenheid aan onbewust uitgevoerde seksuele handelingen volgt (Dement 1976). Hier zou een verband kunnen liggen met de veelal seksuele geladenheid van de verhalen van de abductees.
Opdringerige indringers
Onderzoekers (zowel van binnen als buiten het onderzoeksveld van alien abductions) hebben er op gewezen dat er vele parallellen bestaan tussen abductions en sinds vele eeuwen gerapporteerde religieuze ervaringen. Vele abductees leggen hun ervaring ook in religieuze zin uit. Het merendeel beschrijft hoe zij als proefkonijnen behandeld worden, waarbij het uiteindelijke doel het kweken van een nieuw menselijk ras is. De vermeende buitenaardse wezens vertegenwoordigen dus niet alleen een alternatieve kosmologie, ze geven ook de aanzet tot een nieuwe schepping op wetenschappelijke basis. De vooraanstaande abductee Betty Andreasson kenschetst haar buitenaardse overweldigers als engelen of dienaren van God (Whitmore 1995). Andere abductees ontmoetten tijdens hun ervaringen zelfs Jezus en andere Messiasfiguren (Rimmer 1984). (5)
Het religieuze element wordt overduidelijk als abductees onder hypnose spreken van een buitenaardse leiderfiguur die goddelijke trekken vertoont. Hun van oorsprong ambivalente houding ten opzichte van deze ‘goddelijke leider’ (hij heeft enerzijds de leiding over de buitenaardse ontvoering maar verzacht tegelijkertijd de intense pijn tijdens de experimenten) verandert vrijwel altijd in een warm gevoel van liefde, waardoor ook gevoelens van seksuele aard vrijkomen (Whitmore 1995).
Het religieuze aspect van de ervaring wordt door voor-én tegenstanders van het fenomeen als steeds belangrijker beschouwd. Vooral de voorstanders van de realiteit van het fenomeen leggen hier de nadruk op, aangezien hieruit volgens hen het ware motief van de buitenaardsen blijkt. De seksuele ondertoon wordt door voorstanders beschouwd als een vingerwijzing naar het werkelijkheidsgehalte van de gehele ervaring, maar psychologen en psychiaters merken in deze eensgezind op dat dit gezien moet worden als onderdeel van de religieuze symboliek.
De seksuele dimensie van de ervaring wordt wellicht begrijpelijk in een vergelijking met historische en literaire bronnen. In folkloristisch-religieuze verhalen treden mensen vaak in contact met bovennatuurlijke wezens en een dergelijke ontmoeting loopt niet zelden uit in een erotische ervaring (Whitmore 1995). Deze wezens, op de Britse eilanden ‘het kleine volk’ of ‘daoine maith’ genoemd, werden in deze overleveringen eveneens beschuldigd van het ontvoeren van mensen voor voortplantingsdoeleinden. Men beschouwde ze als gevallen engelen. Een andere verschijningsvorm zijn de ‘incubi’ en ‘succubi’, respectievelijk mannelijke en vrouwelijk demonen die – meestal in dienst van de duivel – hun slachtoffers ’s nachts in de slaap bezochten en seksuele contacten afdwongen (Cohn 1993). De verbintenis van deze ‘indringers’ met de droom, en met de droom als manifestatie van religieuze symbolen, zal hier duidelijk zijn.
Officieel heet de ervaring van alien abduction een relatief recent verschijnsel te zijn, maar in wezen is deze ervaring (die door de geschiedenis heen aan het godsdienstige gerelateerd wordt) zo oud als de mens zelf. Het ware ontstaansgebied van de alien abduction is hoogstwaarschijnlijk de droom, aangevuld met hallucinaties die de nachtmerrie een waas van werkelijkheid verschaffen. Alleen daar vindt de buitenaardse ontvoering plaats.
Ongelukkigerwijze vermoedt het slachtoffer van deze vaak terugkerende nachtmerries dat hij ooit door vreemde wezens ontvoerd is. Waren het in vorige eeuwen bovenaardse, demonische wezens die de mens in zijn slaap lastig vielen, mede door de tijdsgeest en sf-verhalen zijn het tegenwoordig buitenaardse wezens. Het slachtoffer kan in die mening worden gesterkt door een onzorgvuldig opererende hypnotherapeut, die na het uitvoeren van vele hypnose-sessies het steeds meer afgeronde relaas van de buitenaardse ontvoering als reëel bevestigt.
Abductees blijken voor het overgrote deel fantasy prone personalities te zijn. Dit speelt dus waarschijnlijk een rol bij het ontstaan van deze overtuiging. Dit persoonlijkheidstype kan er echter ook voor zorgen dat de gefantaseerde verhalen onder hypnose aangevuld worden vanuit de fantasie of door onbewust geplagieerde beelden uit het geheugen van het ‘slachtoffer’.
De totale ervaring is de weerslag van zowel wetenschappelijke ideeën als religieuze overtuigingen. De grenzen van de wetenschap en het geloof vloeien hier in elkaar over. De seksueel getinte, en tegelijkertijd ‘koele’ wetenschappelijke handelingen van de buitenaardse wezens zijn niet anders dan varianten op scheppingsverhalen. De ontmoeting met de buitenaardse macht vervult een godsdienstige behoefte die de mens door moderne, wetenschappelijke inzichten bedreigd zag.
Noten
1. Toch publiceerde bisschop Francis Godwin in 1638 een roman waarin bovenaardse mensenontvoerende wezens veranderen in buitenaardse entiteiten. Godwin gebruikte voor zijn boek The Man in the Moone middeleeuwse legenden en folklore om zijn buitenaardse wezens gestalte te geven (Meurger 1996). Terug.
2. Mary Shelley’s Frankenstein is misschien wel het beroemdste 19de-eeuwse verhaal over een geniale, maar waanzinnige wetenschapper die experimenteerde met gestolen lijken. Terug.
3. Een opvallend detail in deze is dat de wetenschappers in deze verhalen eicellen bij de slachtoffers wegnamen die, net als bij alien abductions, bedoeld waren voor het creëren van nieuw leven. Terug.
4. Deze scene komt uitsluitend voor in de voor de krant geserialiseerde versie; zij is in de boekversie geschrapt. Terug.
5. Carl Gustav Jung heeft in 1958 beweerd dat het onderbewustzijn een opslagplaats is voor religieuze symbolen en godsdienstige ideeën (Whitmore 1995). Jung meende eveneens dat deze religieuze symbolen en ideeën zich vooral in tijden van angst en stress, maar altijd in een aan de tijdsgeest aangepaste vorm manifesteren (Whitmore 1995). Terug.
Literatuur
Blackmore, Susan, Alien Abduction, The Inside Story. New Scientist, 19 november 1994, p.29-31.
Cohn, Norman, Europe’s Inner Demons, The Demonization of Christians in Medieval Christendom. London, 1993.
Crombag, Hans, en Harald Merckelbach, Leven in meervoud? Psychologie, oktober 1994.
Crombag, H.F.M. & H.L.G.J. Merckelbach, Hervonden herinneringen en andere misverstanden. Amsterdam, 1996.
Dement, William C., Slapen en dromen; waarneming, onderzoek en genezing van slaapstoornissen. Rotterdam, 1976.
Hulspas, Marcel, Een onzichtbare epidemie: ontvoeringen door buitenaardse wezens. Skepter, september 1994, p.18-22.
Hulspas, Marcel, UFO! De Ufo-rage in Nederland. Amsterdam, 1997.
Klass, Philip J., UFO Abductions, A Dangerous Game. New York, 1989.
Mack, John, Ontmoetingen: contact met buitenaardse wezens. Amsterdam, 1995.
Meurger, Michel, Surgeons From Outside, Fortean Studies 3. London, 1996.
Newman, Leonard S. en Roy F. Baumeister, Toward an Explanation of the UFO Abduction Phenomenon: Hypnotic Elaboration, Extraterrestial Sadomasochism, and Spurious Memories. Psychological Inquiry 7, 1996.
Peebles, Curtis, Watch The Skies! A Chronicle Of The Flying Saucer Myth. New York, 1995.
Rimmer, John, Buitenaardse ontvoeringen: het onomstotelijke bewijs. Weert, 1984.
Tooker. Richard, Toward The Superman. Fortean Studies 3, London 1996.
Whitmore, John, Religious Dimensions Of The UFO Abductee Experience. In: James R. Lewis (ed.), The Gods Have Landed, New Religions from Other Worlds, New York, 1995.
Zie ook:
Dr. Susan Clancy over ufo-ontvoeringen (Skepter, zomer 2006)