The Real Roswell Crashed-Saucer Coverup
Boekbespreking
Philip J. Klass, The Real Roswell Crashed-Saucer Coverup. Prometheus Books, Amherst (N.Y.), 1998, ƒ 70,-
door Marcel Hulspas
Er is in de Roswellaffaire inderdaad sprake van een samenzwering, zo constateert UFO-skepticus Philip Klass. In zijn nieuwste boek wijst hij de schuldigen aan: de auteurs die op de Roswellmythe teren.
Philip J. Klass (1919) is misschien wel de meest hardnekkige pain in the ass van het Amerikaanse UFO-wereldje. Meende hij aanvankelijk nog (zie UFOs identified, uit 1968) dat bolbliksems verantwoordelijk waren voor een deel van de meldingen, later raakte hij ervan overtuigd dat alle UFO-meldingen op ‘aardse’ wijze verklaard kunnen worden. Een dergelijk type kunnen ze in UFO-kringen gemakkelijk missen, maar dankzij zijn Skeptics UFO Newsletter is Klass beslist geen buitenstaander. In dat krantje staan regelmatig vragen en onthullingen die andere UFO-onderzoekers uitstekend kunnen gebruiken – al was het maar om elkaar dwars te zitten. Want in de moderne Amerikaanse ufologie zijn roddel en achterklap net zo belangrijk als telefoon en fototoestel.
Een andere reden waarom zijn ‘gelovige’ collega’s hem in de gaten blijven houden is dat hij zich niet, zoals bijvoorbeeld James Randi, overgeeft aan goedkope of grappig bedoelde opmerkingen maar dat hij zich op onderzoek richt. Hij gaat daarbij ‘zware’ gevallen niet uit de weg gaat. In UFOs explained (1974) kraakte hij welbewust díé meldingen waar de ‘UFO-gelovigen’ in die jaren grote waarde aan hechtten, en in de jaren dat de UFO-congressen gedomineerd werden door hypnotherapeuten en hun ster-abductees (zie Skepter december 1994, september 1996 en december 1997) zat diezelfde Klass alweer op de voorste rij om de lastige vragen te stellen.
Maar de ontvoeringen werden saai, en het werd tijd voor iets nieuws. En ziet, daar was Roswell, het plaatsje in New Mexico waar in de zomer van 1947 een vliegende schotel neerstortte. Nee, drie schotels. Of vijf. En er werden in het diepste geheim dode aliens afgevoerd. Nee, er zat ook een levende tussen. Eén getuige heeft hem zien lopen. Roswell was het helemaal. In enkele jaren tijd groeide dit volkomen vergeten geraakte incident uit tot de nieuwe hoeksteen voor het wankele gebouw der ufologie. Maar wie zit daar weer op de voorste rij, klaar om die steen los te wrikken?
Top-topgeheim
Het is Klass in The Real Roswell niet te doen om een complete reconstructie van wat er eind juni, begin juli 1947 daar in Roswell allemaal gebeurde. De belangrijkste ontwikkelingen (de vondst van de schamele resten half juni, het overbrengen naar Roswell op 7 juli en van daar naar de luchtmachtbasis Wright Field, het persbericht met de ‘vliegende schotel’ erin, de vermeende verwisseling van ‘UFO-resten’ met ballonresten, et cetera) zijn al vaker uitgebreid beschreven en de vele pseudo-getuigenissen zijn stuk voor stuk al ontmaskerd of waardeloos bevonden. En met de onthulling in 1994 van project Mogul (zie Skepter, september 1995) werd het Roswell-incident in feite de nekslag toegebracht. Daarmee werd het mogelijk om de aangetroffen resten exact te thuis te brengen. (1)
Klass slaat dit aspect van het verhaal niet over – Glenn Dennis, de man die niet alleen dode aliens zag maar ook ook die ene levende zou hebben zien lopen krijgt een uitgebreide behandeling – maar waar het hem om te doen is, is de manier waarop prominente Roswell-onderzoekers met de feiten omspringen. Wat vertellen ze wel, wat vertellen ze nou net niet? En het antwoord op die tweede vraag is verreweg het interessantst.
De vondst van neergestorte schotels nabij Roswell zou, als we die auteurs mogen geloven, aanleiding hebben gegeven tot de grootste en meest succesvolle coverup-operatie uit de Amerikaanse geschiedenis. De vele ‘herinneringen’ aan massa’s militairen, wegversperringen en dreigende taal moeten dat bevestigen. Het is ‘een kosmisch Watergate’, zoals Stanton Friedman het bij voorkeur omschrijft. Klass wijst op een interessant verschil tussen de Watergateaffaire en Roswell. Iedereen in het Witte Huis wist uiteindelijk waar president Nixon mee bezig was, terwijl in het geval van Roswell – als daar een buitenaards ruimteschip neergestort zou zijn – iedereen, tot aan de Amerikaanse president, nooit iets wist. Inclusief de hoogste militaire gezagsdragers, de top van de militaire inlichtingendiensten en de CIA.
In de loop van de jaren ’70 en ’80 wisten UFO-onderzoekers dankzij de Freedom of Information Act (FOIA) verscheidene belangrijke documenten in handen te krijgen die ooit ‘secret’ en zelfs ‘top secret’ (termen die aangaven hoeveel mensen ze onder ogen mochten krijgen) waren, en daaruit blijkt steevast dat men daar in de hoogste militaire en politieke regionen werkelijk zat te springen om een hard stuk bewijsmateriaal. Men bezat alleen maar verhalen, foto’s. Nooit en te nimmer valt de term ‘Roswell’.
Roswellauteurs als Berlitz, Moore, Friedman, Schmitt en Randle roepen voortdurend dat die documenten niet meer dan afleidingsmanoeuvres zijn. De ‘echte’ Roswellpapieren zijn nog veel geheimer – beyond top secret, zoals collega Timothy Good ooit riep. Probleem is alleen dat deze top-topgeheime papieren dan toch ook onder de politieke en militaire topfiguren moeten hebben gecirculeerd, en dat zij dan dus tegelijkertijd in hun ‘ordinaire’ top secret communicatie een uiterst ingewikkelde operette opvoerden – en waarom? Niemand wist in die tijd dat er ooit zoiets als een FOIA zou komen die dergelijke documenten bereikbaar voor anderen zouden maken.
‘Uit sovjetbron’
De Roswellauteurs roepen voortdurend dat er ‘meer’ moet zijn, maar weten ondertussen donders goed dat die dankzij FOIA opgeviste stukken dodelijk zijn voor hun samenzweringstheorieën. Dat blijkt uit de manier waarop ze daaruit citeren. Neem bijvoorbeeld de brief die luitenant-generaal Twining, hoofd van de basis Wright Field (de thuisbasis van het wetenschappelijke onderzoek van de luchtmacht) op 23 september 1947 stuurde naar brigadegeneraal Schulgen, een topfiguur in de inlichtingendienst van de luchtmacht. De brief was geheim maar werd in 1969 onthuld. ‘Het gerapporteerde fenomeen is echt, and not visionary or fictitious‘, schreef Twining. Een opmerking die Berlitz en Moore in hun The Roswell Incident (1980) uiteraard gaarne citeren. Maar wat ze niet overnemen is Twinings klacht over ‘the lack of physical evidence in the shape of crash recovered exhibits which would undeniably prove the existence of these objects.’ Dat was twee maanden na de vermeende Roswellcrash.
Ook Randle en Schmitt beperken zich in hun UFO Crash at Roswell (1991) tot het eerste citaat, en hetzelfde geldt voor Friedman en Berliner en hun Crash at Corona (1992). En geen van deze drie boeken maakt melding van een geheim document uit 1952 (vrijgegeven 1978) bestemd voor het hoofd van de CIA waarin geschreven staat dat er voor de buitenaardse hypothese ‘not a shred of evidence’ bestaat.
Randle en Schmitt drukken in hun boek The Truth about the UFO Crash at Roswell (1994) de volledige brief van Twining af, en staan zowaar stil bij zijn opmerking over een ‘lack of physical evidence’. Ter verklaring komen ze dan met de theorie dat alles wat met Roswell te maken had niet secret maar ‘top secret’ was. Helaas. Al in 1985 was een Air Intelligence Division Study Report uit 1948 openbaar gemaakt, gewijd aan ‘flying objects incidents’ en geclassificeerd ‘top secret’. En daarin is geen moment sprake van Roswell of UFO-wrakstukken. De beste verklaring die de luchtmachtdeskundigen een jaar na Roswell konden bedenken was dat deze ‘devices’ afkomstig waren van ‘a sovjet source’. Wellicht een van de Wunderwaffen uit nazi-Duitsland, door de Amerikanen over het hoofd gezien.
En zo zijn er nog veel meer documenten. Dat de Roswellauteurs collectief en welbewust documenten die niet in hun straatje passen selectief citeren of gewoon onder de tafel vegen, dat, zo vindt Klass, is het ware schandaal van deze hele droeve affaire; dat is de échte Roswellsamenzwering.
En de media zijn wat hem betreft medeschuldig. In het laatste hoofdstuk beschrijft hij zijn wanhopige pogingen om, als hij als ‘skepticus’ voor de televisie moet komen opdraven, de relevante documenten ook maar één seconde in beeld te krijgen. Televisiemakers willen hoge kijkcijfers, en dus spanning en sensatie. Er is geen behoefte aan debunking. Zelfs de makers van Larry King Live, de beroemde talkshow uitgezonden door CNN, waren niet geïnteresseerd in wat Klass (dankzij alle eerdere weigeringen) als ‘nog nooit eerder vertoonde documenten’ kon bestempelen. Larry King, ergens halverwege het programma: ‘Crashed Saucers? Who Knows… But clearly the government is withholding something…’ De enigen die iets voor het grote publiek verborgen hielden zijn de makers van dat programma, zo luidt Klass’ bittere commentaar. Maar ook al weet hij zich een beetje vechter tegen de windmolens van het moderne kapitalisme, hij geeft de moed niet op.
Noot
1. Voor een vernietigend overzicht van de Roswellmythe, zie Kal K. Korff, The Roswell UFO Crash. What they don’t want you to know (Prometheus, 1997), en zijn samenvatting in Skepter, september 1997. Terug.