Kritiek voor iedereen
CSICOP en Skepsis
Stichting Skepsis werd in 1987 opgericht na een bijeenkomst van Nederlandse lezers van het Amerikaanse skeptische tijdschrift Skeptical Inquirer.
Bert van Gelder – Skepter 1.1 (1988)
OP 1 mei 1976 hield het Amerikaanse Humanistische Verbond (A.H.A.) haar jaarlijks congres, gewijd aan ‘het nieuwe irrationalisme; antiwetenschap en pseudo-wetenschap’. Gedurende die bijeenkomst nam Paul Kurtz, hoogleraar filosofie aan New York State University in Buffalo, het initiatief om een organisatie op te richten die zich ten doel stelt wetenschappelijk onderzoek te verrichten naar (vermeende) paranormale verschijnselen en naar vormen van pseudowetenschap: the Committee for the Scientific Investigation of Claims of the Paranormal, afgekort: CSICOP. [in 2006 verkort tot Committee for the Scientific Investigation (CSI].
Een belangrijk aspect van de aktiviteiten van CSICOP was vanaf het begin publieksvoorlichting door middel van een eigen periodiek, dat onder de naam Zetetic (iets als ‘kritische zoeker’; een verwijzing naar de leerlingen van de scepticus Pyrrho in het oude Griekenland) het licht zag. In 1977 werd die naam gewijzigd in Skeptical Inquirer, en tot de dag van vandaag is de Skeptical Inquirer het medium gebleven waarmee CSICOP naar buiten treedt in haar strijd tegen vooroordelen, bijgeloof en pseudowetenschap.
Onderwerpen die de afgelopen jaren onder andere werden behandeld, zijn: astrologie, Uri Geller, het Monster van Loch Ness, Erich von Däniken, Nostradamus, de Lijkwade van Turijn, homeopathie, gebedsgenezers, spontane zelfverbranding, hun-thuis-terugvindende huisdieren en alternatieve geneeswijzen.
Bij het tienjarig bestaan in 1986 werd een congres belegd waar de balans van het voorafgaande decennium werd opgemaakt. Er werd node geconstateerd dat, in tegenstelling tot eerdere optimistische vooruitgangsideeën, het geloof in het paranormale en in allerlei vormen van pseudo-wetenschap in de periode 1976-1986 eerder was toe- dan afgenomen.
Nederland
Om de lezers van de Skeptical Inquirer in de landen buiten de VS te helpen in hun eigen regio soortgelijke organisaties op te zetten als CSICOP reisden Paul Kurtz en Mark Plummer, uitvoerend directeur van de organisatie, het afgelopen najaar in West-Europa rond, waarbij op 8 oktober 1987 ook Nederland werd bezocht.
Op die bijeenkomst werd uit de ongeveer veertig aanwezigen een voorlopig comité van ongeveer vijftien vrijwilligers samengesteld, dat tot taak had een organisatiestructuur op te zetten en een infrastructuur te creëren waarbinnen wetenschappelijk onderzoek naar paranormale verschijnselen ondernomen kan worden. Door de aanwezige journalisten werd deze bijeenkomst breed uitgemeten in de Volkskrant en NRC/Handelsblad van 10 oktober 1987. Op grond van deze twee artikelen kwamen honderden verzoeken om informatie bij mij, als voorlopig secretaris, binnen.
Skepsis
Op dat moment was er nog geen Nederlandse organisatie, want eerst op 29 oktober 1987 kwamen de bovengenoemde vrijwilligers in Utrecht bijeen voor de oprichtingsvergadering van de Nederlandse pendant van CSICOP. Er werd besloten de organisatie een stichtingsvorm te geven en de naam ‘Skepsis’.
Uitdrukkelijk zij gesteld dat Skepsis een oorspronkelijke Nederlandse organisatie is met een eigen zelfstandige en onafhankelijke structuur, een eigen verantwoordelijkheid en een eigen visie. Voor Skepsis is CSICOP een van de zeventien soortgelijke organisaties in het buitenland waarmee wij functionele contacten zullen onderhouden. Uiteraard richt onze aandacht zich in eerste instantie op verwante organisaties in buurlanden, zoals de Gesellschaft zur wissenschaftlichen Untersuchung von Parawissenschaften en The British & Irish Skeptics.
Emoties
Dat een doelstelling als ‘het wetenschappelijk onderzoek van paranormale verschijnselen’ maatschappelijk veel emoties losmaakt, blijkt uit de ervaringen binnen CSICOP, waar Marcello Truzzi, de hoofdredacteur van Zetetic opstapte en voor zichzelf begon met het blad Zetetic Scholar; waar Dennis Rawlins, een van de medeoprichters, de vuile was buiten hing in het tijdschrift Fate over problemen tussen hem en de overige bestuursleden van CSICOP; en waar constant van buitenaf geprobeerd wordt de organisatie in opspraak en diskrediet te brengen.
De oorzaken voor deze animositeit lijken als volgt te verklaren:
– De immense emotionele en financiële belangen die velen hebben in pseudowetenschappelijke en paranormale verschijnselen en behandelingwijzen; een bedreiging van die belangen lokt agressie uit.
– De sterk natuurwetenschappelijk-georiënteerde benadering van CSICOP, die geen aandacht besteedt aan psychische, psychologische, emotionele of normatieve aspecten.
– Het onbedoeld elitaire karakter van een sceptisch-wetenschappelijke levenshouding, waarbij de teweeg gebrachte ‘onttovering’ van de werkelijkheid voor 99% van de bevolking op emotioneel niveau niet adequaat gesubstitueerd wordt door de nieuwaangeboden zekerheid van elegante wetenschappelijke theorieën.
– Het feit dat alle standpunten (dus ook die van CSICOP) in de loop der tijd de neiging krijgen te verstarren tot dogma’s en het bovendien wezenlijk onmogelijk is eenmaal ingenomen standpunten constant ter discussie te blijven stellen.
– Maatschappelijk gezien is het geloof in paranormale verschijnselen een vrij extreem standpunt, dat verhoudingsgewijs een hoog percentage mensen met afwijkende levenshoudingen en enigszins psychotische opvattingen aantrekt; een groep die niet rationeel, maar allereerst emotioneel-agressief reageert.
Conclusies
Wat kan en moet Skepsis nu leren op grond van deze ervaringen van CSICOP in de VS? Persoonlijk denk ik drie dingen:
Allereerst moet alle aandacht gericht worden op het verwerven van een zo breed mogelijk samengestelde achterban, mensen uit alle milieus, alle opleidingsniveaus en alle beroepsgroepen. Dat is wezenlijk om te voorkomen dat Skepsis verwordt tot een wetenschappelijk vakdispuut dat gelijkhebberig in zijn ivoren toren verschanst zit.
Daarnaast moeten wij voorkomen dat polarisatie door Skepsis bevorderd wordt; het gaat immers niet om gelijk hebben, gelijk krijgen of een dispuut winnen, maar om het maatschappelijk presenteren van een ‘redelijk-alternatieve’ visie op de werkelijkheid die heel bevredigend kan zijn voor iedereen in alle situaties.
We moeten streven naar een spreiding over vakgebieden van de werkgroepleden en de bestuursleden. Op dit moment is de belangstelling voor Skepsis beduidend groter onder artsen, astronomen en natuurkundigen dan onder economen, sociologen en neerlandici. Wanneer dat structureel zou blijken te zijn, wordt dat een ernstige bedreiging voor de levensvatbaarheid van het goede idee dat Skepsis heet. Wat dat betreft ligt er voor ons als bestuursleden een grote uitdaging en taak in de uitbreiding van de organisatie. Hopelijk bouwen wij iets op waar we over tien jaar met maatschappelijke voldoening op terug kunnen zien.
Uit: Skepter 1.1 (1988)
Krantenartikelen uit die tijd
Via Delpher, klik op de afbeeldingen voor de originele artikelen.