Rubriek Parariteiten – 9
Skepter 9.4 (1996)
1. Schokkend blijkt vermoeiend
Op 16 november was het weer zo ver: David Summers organiseerde weer de tweejaarlijkse Alternatives-conferentie (voor de vorige, zie Skepter 7.4, december 1994). En er waren weer een heleboel wereldschokkende onthullingen. Een greep uit het aanbod: buitenaardse ontvoeringen zijn vreselijk, UFO’s zijn echt, Chinese piramides bestaan ook, zuurstoftherapie is heerlijk, anti-zwaartekracht nuttig, hiëroglyfen in Australië zijn schokkend en er was een brenger van ‘de spirituele feiten van het komende watermantijdperk’.
Een niet te missen evenement! zo schreeuwde de folder net als twee jaar geleden. Velen hebben het inderdaad niet gemist, maar zoals bovenstaand lijstje al doet vermoeden was het voor de liefhebbers van schokkend nieuws veel ouwe koek. Volkskrant-verslaggever Martijn van Calmthout ving onder de aanwezigen de klacht op dat de conferentie te veel een herhaling was van twee jaar geleden. De pers was überhaupt niet echt enthousiast. Een dag voor de conferentie zette het Algemeen Dagblad ‘UFO-deskundige’ Stanton Friedman te kijk met behulp van zijn uiterst lullige constatering: ‘buitenaardse wezens zijn een soort buurtwacht.’
Ook voor de skepticus ontbraken dus de écht amusante nieuwtjes. Zeuren over de grote UFO-samenzwering doet Stanton Friedman al zo’n twintig jaar, die ozontherapie daar interesseert geen hond zich hier voor, laat staan dat men warm loopt voor krabbels uit Australië of een afgezaagde New-Agegoeroe als David Icke. Misschien had David dit keer weinig inspiratie, maar het moet ook gezegd dat hij een veeleisend publiek moet bedienen.
Een buitenaardse ontvoering was tien jaar geleden nog schokkend, maar als je een stel van zulke verhalen gehoord hebt, slaat onherroepelijk de verveling toe. En ook die Grote Samenzwering: je kunt wel blijven roepen dat het vreselijk is maar een mens wil toch ook wel eens wat anders. Alleen de sprekers krijgen maar niet genoeg van al die ‘schokkende feiten’. Hoe komt dat toch? Ik vrees dat ze last hebben van een diep gefrustreerd en gekoesterd verlangen een echte wetenschapper te zijn, en bij gebrek aan erkenning zullen ze de wetenschap eens een lesje lezen. Kijk mij de boel eens op zijn kop zetten! Een dergelijke conferentie, met een zaal vol gelovigen, is dan ongetwijfeld egostrelend.
Ik hoop echter dat ze zich realiseren dat wat zij vreselijk schokkend vinden, bij datzelfde publiek al vrij snel tot ernstige gaapaanvallen leidt, en dat ze hun repertoire dus regelmatig moeten opfrissen. Een man als Friedman bijvoorbeeld kan een voorbeeld nemen aan David Hatcher Childress, twee jaar geleden te gast, die iedere keer als hij spreekt een nóg waanzinniger verhaal afsteekt. Tip: de nieuwste trend in de VS zijn mensen die menen zélf een alien te zijn. Een paar van zulke nieuwe ‘schokkende onthullingen’ en Alternatives 1998 kan toch nog leuk worden. (mh)
2. Marcel Möring haalt uit
Aanvallen op de New Age zijn schaars. Wie dat doet, krijgt door alles en iedereen gelijk een stempeltje opgedrukt à la Kousbroek en Spaink, en wordt om de haverklap uitgenodigd voor een ‘interessante discussie’ met de zoveelste wichelaar, zelfzwever of bladgroenverkoper. De schrijver Marcel Möring deed desondanks op 3 november, in De Rode Hoed, een stevige duit in het zakje. Aanvankelijk leek hij het te gaan hebben over het geloof van zijn (joodse) voorvaderen en zijn worsteling met deze traditie, maar halverwege keerde hij zich tegen iedereen die zijn heil wat al te gemakkelijk zoekt buiten zijn persoonlijke achtergrond, bij exotischer varianten, en opende een frontale aanval op alle ‘nieuwe religies’.
Jomanda was ‘een gefrustreerde balletdanseres uit Tiel die in een vorig leven met een farao sliep,’ scientology ‘een kruising tussen science fiction, religie en oplichterij’ die zich schuldig maakt aan afpersing. Zijn giftigste pijlen bewaarde Möring echter voor James Redfield, auteur van De Celestijnse Belofte: ‘uitgesproken dom,’ ‘de McDonald’s onder de spirituele bewegingen’ en ‘het slechtste van de Amerikaanse cultuur.’ Die nieuwe religies waren in zijn ogen ‘een amalgaam van halfverteerde, slechtbegrepen flarden van bestaande religies.’ Möring zei dat hij Scientology niet goed kon samenvatten want hij zou ‘bij het uitleggen van Hubbards ”mythe” de slappe lach krijgen. (…) Laat ik dit zeggen: het komt allemaal door vreselijke intergalactische oorlogen en de buitenaardsen.’
Dat is inderdaad erg grappig. Maar ik kan hem niet helemaal volgen. Als hij zo nodig de moderne religies langs de meetlat der rede wil leggen, waarom dan ook niet de oude. Waarom krijgt hij nou niet de slappe lach bij het lezen van Genesis 1, een koosjer kookboek of een verhandeling over Drie-eenheid, zondeval en de Christus’ opstanding? Möring mag wel uitkijken. De absurditeiten van vandaag zijn wellicht de religies van morgen. Het zou me in ieder geval niks verbazen als Scientology over honderd jaar een alom gerespecteerde religie is, met L. Ron Hubbard als profeet.
Skeptici houden wel van uithalen zoals van Möring. Wat ik me echter afvraag is waaróm hij dat doet. De oorzaak is waarschijnlijk zijn jarenlange vruchteloze speurtocht naar de God die hij in zijn jeugd heeft verloren. Möring is zoekende, en ploegt zich daarbij, zo bleek wel uit zijn lezing, door hele bergen moeilijke boeken. En dan zijn daar ineens die New-Agegelovigen die na een weekje Celestijnse Belofte het licht zouden zien! Dat geluksgevoel waarover zij zo enthousiast kunnen vertellen, dan kan natuurlijk niet ‘echt’ zijn! Maar er is geen standaardrecept voor verlichting. De een bereikt het zus, de ander zo. En een derde bereikt het wellicht nooit. Maar daarom niet getreurd, Marcel, en zeker niet gescholden. De reis is toch veel interessanter dan de bestemming? (mh)
3. Wonder in Eindhoven
Afgelopen 22 oktober zal wel een bijzondere dag blijven in het leven van Karin Kroon (27) uit Eindhoven. Na de geboorte van haar tweede kind afgelopen voorjaar was de pijn ten gevolge van bekkeninstabiliteit niet weggegaan. Ze had het er knap moeilijk mee gehad. Ze leunde op de gezinshulp en kon zich eigenlijk alleen nog maar in een rolstoel laten rijden. Ze was er flink depressief van geworden, en haar man was ook nog weggelopen. Toen ontmoette ze in de binnenstad Nol Kox.
Nol Kox was vroeger naar men zegt een briljant natuurkundestudent, maar kreeg een hersenbeschadiging door een bromfietsongeluk. Nu is hij een markante figuur met een grote baard en een krachtige stem, die de liefde van Jezus predikt in de Eindhovense binnenstad. Volgens Karin vroeg hij haar of of ze wilde lopen, of ze niet loog en of ze het kruis van Jezus wilde dragen. Ze zei driemaal ja. Nol legde zijn hand op haar hoofd, prevelde iets onverstaanbaars en gaf haar een papiertje mee met een gebed dat ze moest blijven opzeggen. Karin voelde zich eerst warm en toen loom worden, kreeg een soort van tintelend gevoel, en toen ze thuis kwam was de pijn weg, en kon ze weer gewoon lopen. Haar huisarts sprak volgens de krant van een godswonder, want Karins toestand was ‘hopeloos’.
Karins revalidatiearts Harm Blanken was wat voorzichtiger. Bekkeninstabiliteit is een heel gewone klacht van zwangeren. Tijdens de zwangerschap komt er door hormonale invloeden wat speling in de delen van het bekken, en bij sommige vrouwen gaat die beweeglijkheid met pijn gepaard. Meestal gaat de pijn gedurende het kraambed weg. Vrijwel iedereen wordt na kortere of langere tijd beter, dat wil zeggen de pijn gaat weg (vaak blijft de beweeglijkheid van de bekkenhelften gewoon bestaan). Dankbaar werk voor revalidatieartsen. Alleen weten de artsen van tegenwoordig dat niet. Hun basisopleiding is ook zo smal. Bij hoge uitzondering houdt de klacht lang aan als om de een of andere reden de jonge moeder op de pijn gefixeerd raakt. Dat schijnt overigens in Nederland vaker voor te komen dan elders, hetgeen wel zal liggen aan de patiëntenvereniging die alle nieuwe leden de stuipen op het lijf jaagt met enge verhalen. Misschien speelt ook een rol dat jonge moeders al vlug na de bevalling weer op moeten, dat was vroeger wel anders.
Karin had het extra moeilijk gehad omdat haar maag de pijnstillers niet kon verdragen. Ze was ervan overtuigd dat Jezus in haar genezing de hand had gehad. Deskundologen van de katholieke kerk wilden niet van een wonder spreken. Dat is het namelijk pas als het zo buitenissig is dat zij er met hun pet niet bij kunnen, bijvoorbeeld als Nol weer met succes natuurkunde zou gaan studeren. Harm Blanken doet er niet zo moeilijk over. Hij vindt een bloem of een opgroeiend kind, ja zelfs een computer ook een wonder, dus waarom Karins geluk niet? Dat een patiënte zoals Karin zo snel opeens vooruitgaat, dat had hij niet eerder meegemaakt.
Als Karin de media-aandacht (Eindhovens Dagblad en daarna De Telegraaf, diverse roddelbladen, de tv, de Volkskrant en nu ook Skepter) nu maar te boven komt. Nol blijft er nuchter onder. Hij heeft niets bijzonders gedaan, vindt hij. Misschien is het Jezus geweest, maar het kan ook toeval zijn. Daar kan die juffrouw uit Tiel een voorbeeld aan nemen, vind ik. Haar ingestraalde kaartjes liggen bij patiënten met een dwarslaesie, en die worden heus niet beter als ze zich ontspannen. (jwn)
4. Geller
En dan is daar bij het ter perse gaan de ontdekking van onze Italiaanse skeptische vrienden. Massimo Polidoro, goochelaar en medeoprichter van de CICAP ontdekte op een tape uit 1989 een voorstelling van Uri Geller. Daarop was duidelijk te zien hoe Geller een horloge stiekem verzette door tersluiks het knopje uit te trekken en er een draai aan te geven. Tikje slordig geweest. Polidoro zegt dat je het alleen maar kunt zien als je weet waar je op moet letten. Geller klaagde in mei 1991 Randi aan wegens beschadiging van zijn reputatie, en in de Scientific American van september van dat jaar werd hij geciteerd als zeggende ‘Als ik iets met trucs deed zou ik allang gepakt zijn.’ Randi wierp tegen dat op video-opnamen Geller precies het soort bewegingen maakte die een goochelaar zou maken. Polidoro, ook een goede vriend van Randi, heeft nu een tape waarop je meer ziet. Geller echt op heterband betrapt, dat is nog niet eerder vertoond. Zou dat nou ook als wonder tellen? (jwn)
Skepter 9.3 (1996)
1. Het Goereese UFO-golfje
Een UFO komt zelden alleen. Zodra de lokale krant er aandacht aan heeft besteed, zijn er altijd wel een paar lezers die zich plots herinneren ook ‘iets geks’ te hebben gezien. (En als dat dan ook weer in de krant verschijnt…) Het resultaat is een ‘UFO-golfje’. In sommige regio’s lijkt dit effect sterker dan in andere. Recente ‘UFO-golfjes’ waren er in Zuid-Limburg, Twente en Rotterdam.
Vrijwel altijd is de eerste melding, waarmee het allemaal begon, veel interessanter is dan alle daaropvolgende, en het golfje begin september in Rotterdam was daarvan een schoolvoorbeeld. Het begon allemaal in de eerste week van augustus, toen een man in het holst van de nacht, rijdend over de stille weg tussen Stellendam en Melissant (op het eiland Goeree-Overflakkee). Hij had lange tijd het gevoel gevolgd te worden door een ding met een hele rij witte lichten erop. Stephen Poley, lid van de UFO-werkgroep van Skepsis, kwam tot de conclusie dat hij mogelijk in de verte een zeppelin heeft gezien. Maar de golf was toen al geboren. Via de Voornse Bode zeilde de UFO in de daaropvolgende weken andere kranten binnen, en spoedig was het golfje een feit.
‘Vliegverkeer,’ zo constateerde R. Spruit van de Vereniging Amateur Astronomen Spijkenisse in het Rotterdams Dagblad van 10 september. Wie de meldingen overziet, weet dat hij daar in heel veel gevallen gelijk in zou kunnen hebben. (mh)
2. Ariane en Ereignisanalyse
Vlak voor de (catastrofaal verlopen) lancering van de Ariane 5, afgelopen juni, kwam er op het vluchtleidingscentrum te Darmstadt een fax binnen van het ‘Institut für Ereignisanalysen’ (I-f-E) te Freiburg, waarin gewaarschuwd werd dat dit ruimteavontuur slecht zou aflopen. Wetenschapsjournalist Govert Schilling speelde de fax door naar Skepsis. Of we deze voorspellers kennen. Nee dus.
Er moest daarna de nodige achterdocht overwonnen worden voordat Erwin Kimmler iets kwijt wilde over de door zijn ‘instituut’ gebruikte (en geprezen) ‘Micro-Analyse’ (MA) methode. Het komt erop neer dat er voor een gegeven moment 22 astronomische posities worden gemeten, en wel van de bekende planeten, de Maan, de Zon, het lentepunt en nog een handvol planeten die uitsluitend aan astrologen van de Hamburgse school bekend zijn: Hades, Vulcanus, Cupido, Zeus, Admetus en nog zo wat. De ‘planeetposities’ worden vervolgens paarsgewijs gemiddeld, en ook volgens het schema A+B-C tot getallen omgewerkt. Dit geeft 5292 uitkomsten (in graden, boogminuten en -seconden). Eventueel kan nog een veelvoud van 22,5 graden worden bijgeteld of afgetrokken. Deze worden volgens een gecompliceerd schema vergeleken met de uitkomsten die karakteristiek zouden zijn voor bepaalde rampen, variërend van ‘traurige Umwelt’ tot ‘Tod in der Familie’. Het I-f-E is nogal vaag over hoe dat vergelijkingsschema in elkaar zit. Op grond van de planetenstand op het ogenblik van de ramp bij Tsjernobyl zou het weten welke formule moet worden toegepast bij een groot kernongeluk. Dat komt goed van pas, daar vlakbij de Franse kerncentrale van Fessenheim. Het instituut controleert regelmatig of ze wat van Fessenheim te duchten hebben. De mogelijkheden met deze methode zijn echter legio: uw partner, uw baan, uw gezondheid, natuurrampen en verkiezingsuitslagen kunnen allemaal onder het microanalysemes.
Voorspellen wordt een koud kunstje. ‘Nu kunt u een artikel schrijven,’ zo besloot Kimmler zijn laatste, alles onthullende fax, ‘dat de wereld zal doen verbazen: AARDBEVING WISKUNDIG TE VOORSPELLEN!’ (mh)
3. De dood van een bijna-doodanekdote
Mensen die een hartaanval kregen en gereanimeerd werden, herinneren zich na afloop soms bijzondere ervaringen, die bekend staan als bijna-doodervaringen (BDE’s). Terwijl ze naar het scheen buiten bewustzijn waren, hadden ze de indruk dat hun geest buiten hun lichaam zweefde. Een deel van hen zag zichzelf liggen vanuit een hoger gelegen standpunt. Er waren ook patiënten die naar een hemelse dimensie reisden waar ze overleden familieleden of engelen aantroffen.
In samenwerking met de psycholoog Ruud van Wees van de stichting Merkawah werden in de afgelopen jaren 331 Nederlandse patiënten ondervraagd die kort tevoren een reanimatie hadden meegemaakt. In 18 procent van de gevallen rapporteerden ze een bijna-doodervaring. Zo’n BDE had vaak tot gevolg dat ze minder angstig werden voor de dood en sterker in een voortbestaan ging geloven.
Veel BDE-onderzoekers willen graag een brug te slaan tussen religie en wetenschap. Maar helaas kunnen levende mensen onmogelijk uit eigen ervaring vertellen wat er na de dood gebeurt. Het feit dat ze zich een BDE herinneren, schijnt slechts aan te tonen dat hun hersenen zijn blijven werken. Bovendien lijken hun belevenissen in de ‘andere wereld’ lang niet zo sterk op elkaar als vaak wordt beweerd. Om de verschillen te verklaren, zou je kunnen aannemen dat iedereen de hemel krijgt die bij hem of haar past. Maar zo’n hemel is moeilijk te onderscheiden van een louter subjectieve ervaring en is vergelijkbaar met een heldere droom.
Onderzoekers die geloven dat bijna-doodervaarders echt buiten hun lichaam zijn geweest, hechten veel belang aan anekdotische verhalen waaruit zou blijken dat de betrokkenen correcte waarnemingen konden doen. Het bekendste verhaal werd in 1984 voor het eerst beschreven door de sociaal werkster Kimberley Clark. In 1977 werkte zij in een ziekenhuis in Seattle waar een zekere Maria haar vertelde hoe ze tijdens een hartaanval naar buiten was gevlogen. Daar had ze een oude tennisschoen op een vensterbank van de derde verdieping zien liggen.
De bekende BDE-deskundige dr. Melvin Morse beschrijft in een van zijn boeken hoe Clark met gevaar voor eigen leven op onderzoek uitging: ‘Moedig klauterde Kim uit het raam op de richel van de vijfde verdieping. Om de hoek lag inderdaad de schoen, precies zoals de vrouw had gezegd.’ Clarks eigen versie is minder heroïsch. Ze ging eerst buiten het gebouw staan en keek langs de muren omhoog, maar daar zag ze geen schoen. Vervolgens liep ze de kamers op de derde verdieping door en keek door de ramen naar buiten. Toen ze haar gezicht in een van de kamers tegen het glas duwde, kon ze de tennisschoen net zien liggen. Hoe was het mogelijk dat Maria op de hoogte was van het bestaan van deze schoen?
Twee Amerikaanse skeptici, Hayden Ebbern en Sean Mulligan, besloten een bezoek te brengen aan het Harborview Medical Center, waar de geschiedenis zich had afgespeeld. Ze namen een sportschoen mee, die ze zonder moeite op de betreffende vensterbank plaatsten. De schoen kon vanuit de kamer goed worden waargenomen, zelfs op enige afstand van het raam. Ook aan de buitenkant van het gebouw was hij duidelijk zichtbaar, zoals blijkt uit de foto’s die zijn afgedrukt in de Skeptical Inquirer (juli 1996). Toen Ebbern en Mulligan het ziekenhuis een week later opnieuw bezochten, constateerden ze dat hun schoen was verwijderd.
Het lijkt aannemelijk dat de tennisschoen die Maria beschreef, niet onopgemerkt was gebleven. Bovendien is het mogelijk dat ze iets over de schoen had gehoord, want ze lag al drie dagen in het ziekenhuis toen ze haar bijna-doodervaring kreeg. Deze verklaring voorziet niet in een leven na de dood. Maar niemand hoeft z’n geloof te verliezen, want er is inmiddels een nieuwe schoen gesignaleerd. In de Journal of Near-Death Studies (11/4) beschrijft de verpleegster Madelaine Lawrence hoe ze deze rode schoen opspoorde in de dakgoot van een ziekenhuis in Hartford. Daar zijn nog geen skeptici geweest. (rn)
4. Met inlegzooltjes sneller dan het licht
Tachyonen zijn deeltjes die sneller gaan dan het licht. Even heeft het erop geleken dat er experimentele aanwijzingen voor waren, maar die tijd is zeker al weer een jaar of tien voorbij, hoewel men op conferenties over theoretische natuurkunde nog wel eens een enkele spreker over dit onderwerp ontmoet.
Maar in de New Age leven ze nog. Tachyon International (T.I.) uit Fort Lee (New Jersey) beweerde in 1991 dat de Tachyon Cells en het Tachyon Water, geproduceerd door de Tachyon Research Association hét middel waren tegen stijve schouders en gezwollen knieën. Een jaar later beweerde een natuurgeneeskundige dat het tachyon de katalysator was voor de levensenergie, dat er geen bijwerkingen of contra-indicaties waren voor dit middel. Heel conveniënt. Kunio Yanigada van T.I. beweerde bovendien dat tachyonenergie aan de lucht onttrokken kon worden, en dat je er batterijen mee op kon laden, het nicotine- en teergehalte van sigaretten verminderen en dat ook sportprestaties verbeteren.
Afgelopen zomer trof ik een advertentie aan van Advanced Tachyon Technologies uit Santa Rosa, Californië voor tachyonische inlegzooltjes ($ 24.95 dollar per paar).
Tachyon Energie Voor de Planeet… Voor haar Volk… Voor U!
Tachyon energie is, naar men thans weet, het fundamentele scheppingsdeeltje. Het is de energie van de levenskracht. Het verjongingsproces begint met deze niet-dimensionele levenskrachtenergie in het lichaam te vermeerderen.
Tachyonisatie is een complex wetenschappelijk proces dat de natuurlijke bouwstenen op submoleculair niveau herstructureert en optimaal uitlijnt. Hierdoor ontstaat een duurzame en krachtige tachyonantenne. Wereldwijd hebben beroepspraktizijns de buitengewone waarde hiervan bewezen.
Technologische verbeteringen hebben ons bedrijf aan het front gebracht van de ontwikkelingen van tachyon tools. We hebben de wereld de eerste richtingsgevoelige tachyoncellen gegeven op siliciumbasis. Door deze ongelofelijke doorbraak is de effectiviteit van de oorspronkelijke omnidirectionele technologie verdubbeld. Bovendien kunnen wij nu elk natuurlijk materiaal herstructureren tot een duurzame niet-dimensionele tachyonantenne.
Advanced Tachyon Technologies is een dochter van Wholelectric International Inc., ‘s werelds belangrijkste producent van Tachyonized (TM) producten, actief in 23 landen.
Wij hebben de volmaakte tachyonantenne voor wie u bent – en wie u wordt. U koopt direct van de fabriek en bespaart tot 80% op importprijzen. Vraag onze gratis catalogus. Elke dag lage prijzen! Fax ons op nummer 1-707-571-8910 (jwn)
Skepter 9.2 (1996)
1. New Age ‘evolutie’
Moeten skeptici zich eigenlijk wel druk maken om de New Age? Hebben we eigenlijk wel een boodschap aan al die zweverige types met hun ‘holistisch wereldbeeld’? Ja, constateert de Amerikaanse socioloog Raymond Eve. New-Agers koesteren allerlei pseudo-wetenschappelijke opvattingen, en hun invloed neemt alleen maar toe. Eve presenteerde tijdens een bijeenkomst van de American Association for the Advancement of Science (AAAS) in februari de resultaten van een enquête uitgevoerd onder de bezoekers van een Magic Arts Fair in Austin, Texas, en – ter vergelijking – die van een soortgelijke enquête onder de bezoekers van een Creationism Fair in Glen Rose, ook Texas. Daaruit bleek dat New-Agers veel vaker dan creationisten geloven in zaken als UFO’s, het monster van Loch Ness en Bigfoot (de harige aap die zich op zou houden in de Rocky Mountains).
Zeventig procent gelooft dat ze met de doden kunnen communiceren en negentig procent is ervan overtuigd dat helderzienden inderdaad in de toekomst kunnen kijken. En allemaal zijn ze ervan overtuigd dat met ‘witte magie’ (dat volgens hen de heidense voorloper is van het christendom) paranormale, kosmische krachten aangeboord kunnen worden. Met dat laatste zullen de creationisten waarschijnlijk moeite hebben gehad. Andere punten waarop New-Agers en creationisten ernstig van mening verschilden waren abortus (van de New-Agers dacht driekwart dat God daar niet altijd tegen was) en genetische manipulatie. Creationisten zijn voor het overgrote deel mordicus tegen het ‘sleutelen aan de Schepping,’ maar opmerkelijk genoeg was dat bij de New-Agers precies andersom. Waar ze het weer gloeiend over eens waren, zijn de tekortkomingen van het verschijnsel wetenschap. Beide groeperingen achten de wetenschap in hoge mate verantwoordelijk voor zaken als cultureel verval, criminaliteit, normvervaging, et cetera. De wetenschap heeft volgens beide groeperingen ongekende, gevaarlijke krachten ontdekt en losgemaakt, die gemakkelijk tot onze ondergang kunnen leiden. Dat de opvattingen van creationisten van belang zijn, hoefde Eve aan de deelnemers van de bijeenkomst niet uit te leggen.
De strijd om overal ongehinderd de evolutietheorie te mogen onderwijzen is nog lang niet gestreden. Maar de New-Agers vormen wat hem betreft een gevaar aan de horizon. Ze zijn vaak goed opgeleid en welvarend en zouden dus redelijk veel invloed uit kunnen gaan oefenen binnen het onderwijs en bij de formulering van wetenschapsbeleid en de financiering van onderzoek. ‘Als we hun medewerking en steun willen hebben,’ vertelde hij, ‘dan moeten we er rekening mee houden dat hun afkeer van wetenschap en hun liefde voor pseudo-wetenschappelijke overtuigingen niet noodzakelijkerwijs voortkomt uit onwetendheid, luiheid of een of andere geestelijke afwijking. We moeten luisteren naar wat ze te zeggen hebben.’ Eves analyse is gebaseerd op twee vooronderstellingen. Ten eerste dat New-Agers een ideologisch gesloten front vormen, dat nu bezig is aan een revolutionaire ‘mars door de instituties’. Net zoals de ‘generatie van ’60’ dat nu heeft bereikt, zullen zij ook eens op het pluche van de macht plaatsnemen en de maatschappelijke agenda dicteren. Zijn tweede vooronderstelling is dat hun opvattingen in de loop der tijd niet fundamenteel zullen wijzigen. Maar wat dat betreft bewijzen juist diezelfde zestigers hoe raar de zaken kunnen lopen. De verkondigers van peace, love en small is beautiful zijn misschien dol op allerlei managementgoeroes à la Emile Ratelband, maar tegelijkertijd besturen juist zij nu die harde, kille samenleving waar de New-Agers over klagen. Afghaanse jassen en Palestijnse sjaals hebben plaats gemaakt voor leren koffertjes en driedelig grijs.
Het is dus zeer de vraag of de New-Agers, op weg naar de macht, hun pentagrammen en edelsteentjes om zullen houden. (mh)
2. De Mythe van de Honderdste Aap
De bioloog Lyall Watson staat bekend als auteur van occulte bestsellers. Maar in het tijdschrift Helix, een blad voor biologiestudenten, verscheen onlangs een artikel waarin hij werd aangeprezen als wetenschappelijke pionier en bruggenbouwer tussen biologie en parapsychologie. Watson heeft zijn faam onder meer te danken aan een verhaal over een Japanse apenkolonie, dat hij in 1979 in het boek Lifetide publiceerde.
In zijn boek vertelt Watson over een Japanse aap op het eiland Koshima, die in 1953 ontdekte hoe zij aardappels moest wassen. Geleidelijk namen andere apen dit gedrag over. Maar toen op een dag in 1958 de honderdste aap het kunstje had geleerd, gebeurde er iets vreemds. Nog voor de avond was gevallen, konden opeens alle apen aardappels wassen. Sterker nog: zelfs de apen op naburige eilanden namen het gedrag op paranormale wijze over.
Watsons verhaal duikt regelmatig op in New-Agekringen. Het ondersteunt de hoop dat de samenleving zich radicaal zal transformeren wanneer een beperkt aantal mensen tot een hoger bewustzijn is gekomen. Als bij toverslag zullen dan ieders ogen opengaan. Volgens het artikel in Helix kan Watsons anekdote ook de evolutietheorie een belangrijke stap vooruit helpen: ‘Er zijn geen talloze generaties meer nodig om een gunstige eigenschap, ‘per ongeluk’ door één individu aangenomen, door de hele soort te verspreiden.’
Watson schijnt de zaak grondig te hebben bestudeerd, want hij verwijst naar vijf wetenschappelijke artikelen van Japanse onderzoekers. De wetenschapsfilosoof Ron Amundson kwam op het idee deze bronnen eens te raadplegen. Helaas moest hij toen constateren dat het mysterie aan Wilsons fantasie was ontsproten. De feiten kunnen als volgt worden samengevat.
Vanaf 1952 wordt een kleine apenkolonie op het eiland Koshima met aardappels en tarwe gevoerd. Al vrij spoedig ontdekt Imo, een jonge vrouwtjesaap, hoe ze de zanderige aardappels in water kan schoonspoelen. De speelkameraadjes en de moeder van Imo nemen dit gedrag als eersten over. In maart 1958 telt de kolonie 30 apen die twee jaar of ouder zijn. Zeventien daarvan (57%) hebben inmiddels geleerd hun aardappels te wassen. De elf volwassen apen die ouder dan zeven zijn, blijken het minst leergierig. Slechts twee van hen volgen de nieuwlichters na.
Vier jaar later telt de kolonie volgens de onderzoekers 49 apen, waarvan 36 (73%) de gewoonte hebben aangeleerd. Uit niets blijkt dat er sprake is van een abrupte toename. Vooral 1958 is een mager jaar waarin slechts twee jonge apen het kunstje onder de knie krijgen. Maar nadat de eerste generatie aardappelwassers volwassen is geworden, dragen zij hun vaardigheid aan de jongeren over.
Ook in een vijftal andere kolonies signaleert men enkele apen die aardappels wassen, al is hun aantal in 1962 nog zeer gering. Hoe is het mogelijk dat hetzelfde gedrag in verschillende kolonies is ontstaan? Je zou dat aan een morfogenetisch veld kunnen toeschrijven. Zo’n paranormale verklaring is echter overbodig, want we kunnen eenvoudig aannemen dat Imo niet de enige slimme aap was. Waarschijnlijk waren er nog een paar die zelfstandig ontdekten hoe ze het zand van de aardappels konden spoelen. Bovendien waren de apen niet volledig van elkaar geïsoleerd. Zo was er in 1960 een aardappelwasser die vanaf Koshima naar een kolonie op een naburig eiland zwom, waar hij vier jaar verbleef.
Watson bekende later dat zijn verhaal slechts bedoeld was als ‘metafoor’. Maar zoals een echte pseudo-wetenschapper betaamt, hield hij zijn theorie staande: ‘Ik blijf ervan overtuigd dat er zoiets bestaat als het Honderdste Aap fenomeen, ook al kon dat op Koshima niet worden aangetoond.’ (rn)
3. Studentenpeiling TUE
In september 1994 berichtte Skepter over peilingen bij Amsterdamse studenten naar hun mening over diverse paranormale verschijnselen. Van de studentes aan de Universiteit van Amsterdam geloofde ruim de helft in astrologie, en iets meer dan eenderde van de studentes aan de VU leed aan dit damesbladenbijgeloof. Het geloof in astrologie was bij VU-mannen echter maar de helft van dat van vrouwen. Bij nadere bestudering van de cijfers leek het er bovendien op alsof het nogal wat uitmaakt welke studenten je ondervraagt: psychologiestudenten zijn geloviger dan de informatici.
Reden om eens te kijken hoe een en ander aan de Technische Universiteit Eindhoven gesteld is. Daar deden eind 1994 580 eerstejaars mee aan precies zo’n enquête, namelijk vrijwel alle eerstejaars die op dat ogenblik de wiskunde-instructies (nog) volgden. Helaas kwamen er nogal wat kinken in de kabels bij de verwerking van de uitslag.
In Eindhoven bleek toch nog een op de zes techneuten in astrologie te geloven. Geloof in de waarde van voorspellende dromen scoorde ongeveer evenveel (59%) als aan de VU. Ook aan een technische universiteit zijn er nog ‘zachte’ en ‘harde’ studierichtingen. Op een schaal van 0 (‘dat lijkt me uiterst onwaarschijnlijk’) tot 4 (‘daar ben ik vast van overtuigd’) was de gelovigheid bij wis- en natuurkunde maar 1,3, tegen 1,8 bij bouwkunde, scheikunde en de studierichting Techniek en Maatschappij. De verschillen worden gedeeltelijk veroorzaakt door de verschillen in aantallen vrouwen (vrouwelijke gelovigheid: 1,9), maar niet helemaal: studierichtingen met de gelovigste mannen trekken de meeste vrouwen.
In Eindhoven bleek alweer dat dit geloof weinig consequent is. Eén vraag ging over de mogelijkheid van contact met overledenen, en elders werd gevraagd of men dacht dat de geest na de dood blijft voortbestaan. Er waren 215 respondenten die het eerste waarschijnlijker vonden dan het tweede, 107 die daar juist andersom over dachten, en 245 die beide mogelijkheden even aannemelijk vonden, waarvan 25 die het allebei ‘uiterst onwaarschijnlijk’ vonden. Kennelijk denkt men vagelijk dat alleen sommige mensen na de dood de mogelijkheid tot contact houden, maar dat men dat voor zichzelf minder ziet zitten. De dood als toelatingsexamen tot het Niets: zelf denkt men dat men wel zal slagen, maar ja, er zijn er die zakken, en dan voor eeuwig moeten opdraven bij glaasjesdraaiende middelbare scholieren of bij Jomanda in Tiel.
Maar weinig (7,5%) technische studenten omschreven zichzelf als actief gelovig in godsdienstige zin. Dat is minder dan de helft van het aantal dat wel wat ziet in horoscopen, en ook veel minder dan de 25% die dacht dat sommige mensen zich onder hypnose hun vorig leven kunnen herinneren.
Bij het invullen van het vragenformulier maakten velen de indruk alsof ze voor het eerst van hun leven over dergelijke vragen nadachten. Het is daarom niet vreemd als blijkt dat de uitslag sterk afhangt van wie je precies ondervraagt en welke formulering je kiest. (jwn)