Natuurlijk regulier

Geneeskrachtige planten

door Marie Prins

Kruiden worden vaak beschouwd als ‘alternatief’. Een groot deel van de middelen die op recept worden voorgeschreven is echter van plantaardige oorsprong. Marie Prins maakte het volgende overzicht.

Papaver somniferum (Atlas des plantes de France. 1891)
Papaver somniferum (Atlas des plantes de France. 1891)

Slaapbol (Papaver somniferum)

In uw tuin hebt u misschien knalrode papavers, maar de bloemen van P. somniferum zijn wit tot bleekpaars. Deze papaver is waarschijnlijk de oudste bekende medicinale plant in Eurazië en Afrika. Het is een geteelde soort; in het wild komt de P. somniferum nergens voor. Het gedroogde melksap van de onrijpe zaadbol heet opium. Het staat vast dat de Soemeriërs zo’n 6000 jaar geleden al opium gebruikten, en de Egyptenaren waren er ook al vroeg (1500 v.C.) bij.

Van het opium zijn veel stoffen afgeleid. Morfine en codeïne zijn kalmerende en pijnstillende middelen; codeïne en noscapine zijn hoestmiddelen. Opium is nog steeds in sommige landen in gebruik als middel tegen diarree. Talrijke moderne krachtige pijnstillers zijn chemische modificaties van morfine. Heroïne, al in 1874 voor het eerst vervaardigd, werd door Bayer in 1898 in een hoestdrank verwerkt, en het werd aanvankelijk ook gebruikt om morfineverslaving te bestrijden! Bij verslaving aan morfine en dergelijke gebruikt men thans een ander opiaat, namelijk methadon.

Kinaboom (Cinchona ledgeriana)

Misschien is het gebruik van kinabast in het Andesgebied nog ouder dan dat van opium, maar de Europeanen ontdekten de kinaboom pas in de 17de eeuw in wat nu Ecuador heet. De jezuïeten begonnen met het verzamelen van de bast en de verscheping naar Europa in 1632. De tot poeder gemalen bast heette malaria te genezen. Dat werd daarom jezuïetenpoeder genoemd en de jezuïetenkardinaal Johannes de Lugo deed zijn best om het gebruik aan te moedigen, speciaal in Rome dat berucht was vanwege de malaria. In feite heeft de ziekte haar naam te danken aan het Italiaanse mala aria (slechte lucht).

Het werd een populair medicijn, en men schreef het voor alle soorten koorts voor en als het niet hielp verhoogde men de dosis. Het gevolg was dat veel te grote hoeveelheden werden voorgeschreven. Het vermoeden bestaat dat Hahnemanns reactie op de inname van kinabast niet alleen kwam vanwege een allergie voor kinine, maar ook wegens de toen gebruikelijke veel te hoge dosis. En zo zitten wij nu nog opgescheept met de homeopathie (zie kader).

Het heeft niet veel gescheeld of de jacht op de kina had de kinaboom uitgeroeid. Maar nadat Pelletier en Caventou in 1820 zuivere kinine hadden vervaardigd, wist men wat men eigenlijk zocht. Een speurtocht begon naar varianten die elders gemakkelijk te telen waren en die een hoog kininegehalte hadden. Uiteindelijk werd dat de Cinchona ledgeriana, die door de Nederlanders op Java vanaf het begin van de 20ste eeuw geteeld werd. De bast van C. ledgeriana bevatte wel 10% kinine. De Nederlanders wisten het kininemonopolie in stand te houden tot de Japanse invasie. Dit leidde tevens tot de ontwikkeling van synthetische antimalariamiddelen.

De malaria veroorzakende Plasmodium-parasieten zijn echter ondertussen resistent geworden tegen deze synthetische middelen en ze beginnen zelfs kinineresistentie te vertonen. Chinese onderzoekers hebben uit alsem (Artemisia annua) een stof geïsoleerd, artemisine, waarvan afgeleiden effectief zijn tegen kinineresistente malariaparasieten.

Een nieuwe toepassing van (hydro)kinine is bij nachtelijke krampen in de benen. Alleen zijn de werkzame doses wel erg hoog en geven veel bijverschijnselen. De rechtsdraaiende isomeer van kinine is chinidine, dat nuttig is voor een bepaald type hartklachten.

Herfsttijloos (Colchicum autumnale)

De bloem van de herfsttijloos lijkt op een krokus (maar hij bloeit bepaald niet in het voorjaar) en je ziet ze wel in tuinen. C. autumnale groeit in België gewoon langs de weg. Een wilde of uit een tuin ontsnapte herfsttijloos heb ik ook in mijn eigen woonomgeving (Zeeland) aangetroffen. Herfsttijloos is zwaar giftig. Het levert echter ook een nuttig medicijn op. De Romeinen gebruikten de plant al voor jicht. Veilig bruikbare hoeveelheden waren dus kennelijk al vroeg bekend. Het werkzame bestanddeel is colchicine en dat wordt nog altijd bij jicht aangewend. Veel patiënten verkiezen het boven later ontwikkelde medicijnen.

Vingerhoedskruid (Digitalis)

Het is verwonderlijk dat deze zo algemeen voorkomende plant pas in de 18de eeuw ontdekt is als geneesmiddel bij wat men vroeger ‘hartzwakte’ noemde. Echt vingerhoedskruid (Digitalis purpurea L.) komt oorspronkelijk uit West-Europa en het wollige vingerhoedskruid (Digitalis lanata) uit Oost-Europa.

Pas in 1785 publiceerde William Withering An Account of the Foxglove and some of its Medical Uses met een voor die tijd nauwkeurige opgave van hoeveelheden van vingerhoedskruid bij goed omschreven condities van de patiënt. Wat ongewoon is voor die tijd dat ook mislukkingen (patiënt overleden) er bij staan.

Een probleem bij vingerhoedskruid is de nauwkeurige vaststelling van de gewenste dosis, want de plant is zwaar giftig. Bovendien is, zoals bij alle kruiden trouwens, de sterkte van de plant ook nog erg afhankelijk van de omstandigheden tijdens de groei en oogst. In het begin van het gebruik werd van vingerhoedskruid dan ook wel gezegd dat het net zo veel patiënten doodde als genas. Een ander probleem is dat vingerhoedskruid meer dan 20 werkzame stoffen bevat. De meest nuttige stof uit D. purpurea is digitoxine dat tegenwoordig overigens synthetisch bereid wordt (tot na de Tweede Wereldoorlog moest men nog met dierproeven de sterkte van elke portie natuurlijke digitalis bepalen). Digoxine uit D. lanata wordt echter nog steeds uit de plant vervaardigd en wordt ook nog altijd veel voorgeschreven.

Het volgende halve dozijn planten was al langer bekend. Pas de scheikunde van de 19de en 20ste eeuw is in staat geweest er werkzame geneesmiddelen uit te bereiden.

Datura Stramonium (Mann, 1992)
Datura Stramonium (Mann, 1992)

Doornappel (Datura stramonium)

D. stramonium is de al eeuwenlang veel gebruikte soort voor Murder, Magic and Medicine. Voor magie en medicijn wordt hij nog volop toegepast. De Westerse jeugd – zeker die in de VS – riskeert nog geregeld leven en gezondheid met D. stramonium om high te worden. Er is wel beweerd dat het in zogenaamde heksenzalven heeft gezeten die vliegillusies zouden hebben opgeroepen, maar dit is dubieus (zie Skepter, juni 1994).

Hoewel de doornappel dus al lang bekend is, zijn specifieke geneesmiddelen die eruit bereid zijn van veel jonger datum, bijvoorbeeld scopolamine (hyoscine). Dit helpt tegen reisziekte. De Amerikaanse astronauten kregen scopolaminepleisters tegen ruimteziekte.

Scopolamine onderdrukt ook de vorming van speeksel en van het slijm in de ademhalingsorganen. Dit is nuttig bij de voorbereiding van een operatie en wordt daarvoor dan ook gebruikt. D. stramonium werd vroeger in Nederland gebruikt als een middel tegen astma. Het droogt het slijm op, maar verwijdt tevens de bronchiën. Nog minder dan tien jaar geleden waren er voor dit doel zelfs Asthmador sigaretten in de handel die van de bladen van de doornappel waren vervaardigd. Ze waren zonder recept verkrijgbaar, en van een paar werd je al high. Ondertussen heeft men een synthetisch middel, ipratropium, van de atropine afgeleid. Dit is tegenwoordig een belangrijk middel tegen astma, bekend onder de merknaam Atrovent. Het werkt echter alleen op de bronchiën en niet op het centrale zenuwstelsel.

Wolfskers, belladonna of doodkruid (Atropa belladonna) en bilzekruid oftewel malwillempjeskruid (Hyoscyamus niger) zijn nachtschaden en nauwe familie van de doornappel, en bevatten net als deze de onderling verwante stoffen atropine, hyoscyamine en scopolamine, maar in verschillende verhoudingen. Ze zijn ook erg giftig: één belladonnabesje kan u al het leven kosten.

De atropine uit belladonna verwijdt de pupillen van de ogen. Dat wordt in Italië mooi gevonden, vandaar de naam van de plant. Oogartsen maken van die eigenschap ook gebruik, maar ze gebruiken hier liever scopolamine voor, want dat werkt vlugger dan atropine.

Wilg (Salix)

Omdat de wilg met zijn voeten in het koele water stond, dacht men – op grond van de signatuurleer – dat hij een middel tegen koorts moest bevatten. En dat doet hij ook, namelijk salicine. Toch duurde het tot de 18de eeuw voor men er mee begon te experimenteren. Dat kwam onder andere omdat men kinabast tegen koorts gebruikte. Toen men erachter kwam dat kina alleen tegen

Je moet overigens zulke hoeveelheden wilgenbast consumeren wil je het effect voelen, dat je je afvraagt hoe men ooit achter de werkzaamheid is gekomen. De Europese wilgensoorten hebben zo weinig salicine in de bast dat 100 gram bast pas het effect van één aspirientje heeft. Dat ligt zwaar op de maag. (De Amerikaanse soorten zijn sterker.) Tegen het einde van de 19de eeuw kwam men erachter dat ons spijsverteringssysteem salicine van de wilgenbast omzette in salicylzuur en dat is men toen in het laboratorium na gaan maken met nog steeds salicine als grondstof. Dit was zo’n enorme verbetering dat er een wereldwijde vraag naar salicylzuur ontstond. Maar ook salicylzuur is niet zo prettig voor de maag en het smaakt ook niet lekker. Een uitkomst was dan ook de uitvinding door Bayer van acetylsalicylzuur, oftewel Aspirine. (De naam aspirine is afgeleid van het Duitse Spirsäure, naar de moerasspirea, Filipendula ulmania, waar deze stof het eerst uit werd bereid.)

Aspirine wordt nu geheel synthetisch gemaakt, en blijkt ook in lage dosering tegen hartinfarcten te beschermen, maar zonder de wilg of de moerasspirea hadden we dat aspirientje misschien nog steeds niet gehad, daarom vind ik dat het een plantaardige oorsprong heeft.

Pas in 1971 kwamen John Vane en zijn medewerkers achter het werkingsprincipe van aspirine en dat leverde Vane in 1982 een Nobelprijs op.

Daarmee is de aspirine in zijn eentje een weerlegging van een aantal fabels over geneesmiddelen, bijvoorbeeld dat het werkingsprincipe moet zijn aangetoond, of dat een ‘natuurlijk’ middel beter is dan een chemische modificatie, of dat de hele plant beter is dan een gezuiverd en gestandaardiseerd extract.

Ephedra

Een van de eerste geneesmiddelen die de Europeanen van de Chinezen overnamen zijn de ephedra’s, die in China en India al lang tegen astma werden gebruikt. De Chinese naam is Ma Huang.

De Japanner N. Nagai isoleerde in 1887 efedrine, de werkzame stof in Ma Huang. Maar pas nadat K.K. Chen en C.F. Schmidt aan de Medische School van Peking verhandelingen publiceerden over de farmaceutische eigenschappen van efedrine nam het gebruik buiten China een vlucht. Maar toen werd het wel het meest populaire middel bij astma.

De bijwerkingen van efedrine zijn niet gering. Het verhoogt de bloeddruk, geeft hartkloppingen, hoofdpijn en duizeligheid. Het stimuleert ook het centrale zenuwstelsel en veroorzaakt slapeloosheid, wat het tot een aantrekkelijke party drug maakt. Ma Huang wordt voor dat doel vrij verkocht in Smart Shops. Dat mag in Nederland. Mensen met hartklachten, hoge bloeddruk, suikerziekte en problemen met de schildklier kunnen dan ook zonder moeite een dodelijke hoeveelheid Ma Huang aanschaffen zonder dat ze zelfs maar gewaarschuwd worden. In het buitenland zijn er zo al minstens 17 doden gevallen.

Tegenwoordig zijn alle luchtwegverwijders met uitzondering van het al genoemde Atrovent op het principe van efedrine gebaseerd. Ze hebben een analoge chemische structuur en hetzelfde aangrijpingspunt. We hebben ze in feite te danken aan de Chinese ontdekking dat Ma Huang tegen astma helpt, hoewel ze allemaal volledig synthetisch vervaardigd worden en er geen plant of zelfs efedrine aan te pas komt.

Sommige sportlieden denken dat efedrine hun prestaties kan verbeteren, maar het geeft alleen de illusie dat je meer kunt. Dan zou efedrine de eetlust onderdrukken, dus een vermageringsmiddel zijn. Dat klopt, maar de benodigde dosis voor dit effect ligt griezelig dicht bij de dodelijke dosis. Beter niet doen dus.

Ik wil nu drie voorbeelden bespreken van planten die tamelijk recent ontdekt zijn als geneesmiddelbron.

Yam (Dioscorea barbasco)

Van de yam of spekwortel wordt De Pil gemaakt, die dit jaar 30 jaar bestaat. Veel wilde yams (Dioscoraceae) komen uit West-Afrika, maar tegenwoordig worden ze over de hele wereld geteeld, en er zijn onnoemelijk veel soorten. De zoete aardappel (Ipomoea batatas, een lid van de windefamilie) die Columbus van de indianen kreeg aangeboden noemde hij prompt ook yam en sindsdien worden beide soorten knollen door elkaar gehaald. Eenmaal geoogst is het verschil alleen nog scheikundig te bepalen: de zoete aardappel bevat meer verschillende voedingsstoffen.

De scheikundige Russell Marker was in 1939 op zoek naar een goedkope en duurzame bron van steroïde hormonen. Daarvoor wilde hij plantaardige sterolen gebruiken en die scheikundig omzetten in hormonen. In 1940 begon hij te werken met de yam, die diosgenine bevat. Marker ontwikkelde een efficiënte manier om van die stof progesteron te maken. Maar toen moest hij nog een yam vinden met veel diosgenine. Dat werd uiteindelijk D. barbasco uit de Mexicaanse staat Vera Cruz.

De Amerikaanse farmaceutische industrie was echter niet geïnteresseerd en Marker begon een eigen laboratorium. In 1943 schijnt hij bij de Laboratorios Hormona ongeveer 2 kg zuivere progesteron verpakt in oude kranten op hun bureau te hebben neergezet. Dat vertegenwoordigde toen een flink kapitaal ($160.000), en ook een aanmerkelijk deel van de wereld jaarproductie van (dierlijk) progesteron. Daarmee begon de ontwikkeling die leidde tot De Pil.

Russell Marker gebruikte de yam om progesteron te maken.
Russell Marker gebruikte de yam om progesteron te maken.

Taxus (Taxus brevifolia)

Paclitaxel is een gloednieuw medicijn tegen kanker, bereid uit de taxus. De taxus werd beschouwd als een nutteloze giftige plant die slechts geschikt was als kerkhofheg, en waar je het vee bij uit de buurt moest houden. Bogen van taxushout werden vroeger hogelijk gewaardeerd, maar dit schiettuig heeft aan populariteit ingeboet door de vooruitgang der beschaving, en andere toepassingen van taxushout zijn er niet.

In de jaren 1960 ging het US National Cancer Institute min of meer lukraak planten verzamelen en testen op hun therapeutische waarde. Daarbij kwam uit dat de Taxus brevifolia een alkaloïde bevat, paclitaxel (toen nog taxol genoemd), dat effectief was bij eierstokkanker in een vergevorderd stadium, overigens met nogal wat bijwerkingen. Nu wil men graag de voorraad taxusbomen aanvullen, maar omdat de boom zo langzaam groeit, schiet dat niet erg op. Ondertussen heeft men een methode gevonden om van de naalden van andere taxussoorten ook paclitaxel te bereiden. En er is een andere alkaloïde van de Europese taxus (T. baccata), docetaxel, dat ook werkzaam is, met name bij borstkanker.

Roze Maagdenpalm (Catharanthus roseus)

Deze plant is inheems in het zuidoostelijk deel van Madagascar maar werd al vroeg als sierplant over de tropen en subtropen verspreid. De zwarte boerenbevolking in Jamaica geloofde dat deze behoorlijk giftige plant hielp bij suikerziekte.

R.L. Noble en C.T. Beer aan de Universiteit van West Ontario onderzochten dit, en ontdekten dat veel van hun proefkonijntjes aan infectiezieken stierven. De dieren bleken nauwelijks meer witte bloedlichaampjes over te hebben. Dit bracht het duo op het idee dat de plant tegen leukemie in plaats van tegen suikerziekte hielp, en ze isoleerden het alkaloïde vinblastine. Onafhankelijk van hen ontdekte G. Svoboda, werkzaam voor Ely Lilly Company in Indianapolis, vincristine. Als gevolg van deze ontdekkingen werden de ziekte van Hodgkin en kinderleukemie behandelbaar.

Zware metalen in de homeopathie

De in de Benelux meest verbreide kwakzalverij is vermoedelijk de homeopathie. Vaak wordt gedacht dat dit een vorm van plantengeneeskunde is. Mis. Weliswaar verkoopt de homeopathische industrie allerhande onverdunde kruidenaftreksels, maar nogal wat populaire homeopathische middelen zijn vrijwel inerte ‘anorganische’ stoffen, zoals zand, zandsteen, obsidiaan, kalk, zwavel, houtskool, grafiet, gips, marmer, goud, platina, toermalijn, jaspis, keukenzout en zeewater – alles sterk verdund natuurlijk. Van de officiële Franse homeopathische farmacopee zijn ongeveer 140 middelen (van de bijna 1200) mineralen of anorganische grondstoffen voor chemische laboratoria, waaronder uraniumnitraat en radiumbromide, en nog eens 140 zijn van dierlijke oorsprong (reuzel, zwoerd, allerhande slachtafval, rottend vlees, padden, slangen, gemalen insecten en spinnen, hormonen, nierstenen, bloedkoraal, en geroosterde badspons).

Van homeopathische middelen kun je niet zeggen voor welke ziekte ze gebruikt worden, althans niet volgens het ‘klassieke’ homeopathische geloof. Het middel is voor een bepaalde patiënt, niet voor een bepaalde ziekte. Niettemin worden de middelen hieronder vaak voor de genoemde klachten voorgeschreven, want massa’s homeopaten zijn niet klassiek.

Cadmium: Homeopaten gebruiken dit ongezonde zware metaal nog steeds voor een groot aantal aandoeningen.

Lood (Plumbum metallicum): Homeopaten schrijven dit ongezonde zware metaal o.a. voor bij aderverkalking, speciaal als de patiënt een voormalige levensgenieter was, maar ook bij herhaalde miskramen.

Blauwzuur (Acidum hydrocyanicum): Komt vrij als cyaankali met (maag)zuur reageert, zoals liefhebbers van detectiveverhalen weten. Homeopathisch middel tegen zonnesteken en cholera.

Ferriarseniet (Ferrum arsenicosum): (4Fe2O3.As3O3.5H2O), Arseen, ook al zo gezond, tegen bloedarmoede en kouwelijkheid, zegt de homeopaat.

Mercurius solubilis: een mengsel van NH2Hg2NO3, metallisch kwik en Hg2O. Buitengewoon ongezonde kwikmix tegen ontstekingen van de mondholte en tegen syfilis. Kwik was aan het begin van de 19de eeuw destijds het enige reguliere middel tegen syfilis (de verwekker van syfilis kon er vaak nog slechter tegen dan de patiënt). Een gezond mens krijgt er niets van dat lijkt op syfilis. Mogelijk berust de homeopathische similiaregel in dit geval erop dat Hahnemann de bijwerkingen van kwik aanzag voor symptomen van syfilis.

De plantaardige homeopathica stemmen ook al tot vrolijkheid:

Nux vomica (braaknoot, Strychnos nux vomica) en het daaruit bereide alkaloïde Strychninum nitricum: (C12H22N2O2.HNO3). De homeopaten geloven dat het alkaloïde helpt tegen migraine en zwangerschapsbraken, terwijl zij Nux vomica inzetten tegen de spanning van het moderne leven. Buiten de homeopathie nog wel gebruikt als mollengif. Een minieme dosis bevordert de spijsvertering en de opname van LSD.

Monnikskap (Aconitum napellus). Eén gram plantmateriaal, 2 mg zuivere akoniet of 5 ml akoniettinctuur zijn dodelijk en een tegengif bestaat niet. Homeopaten geloven dat het iets doet tegen koorts en ischias.

Pijpbloemen (Aristolochia clematis). Bekend van het Belgische vermageringsdrama (zie Skepter, juni 1998). Uiterst kankerverwekkend, en vrijwel overal verboden behalve in Nederland. De import in Europa is verboden. De homeopaten gebruiken het nog steeds. Vraag om een flinke verdunning.

Homeopaten gebruiken het gif van de bosratelslang (Crotalus horridus) tegen neiging tot trombose en overgangsklachten, terwijl volgens hen addergif (Vipera berus) tegen flauwvallen en buikvliesontsteking helpt. Als u met een receptje Vipera C30 bij de apotheek komt, vraagt u dan vooral om versgeperst gif.

Dank voor hulp bij medische en farmaceutische vragen aan C.P. van der Smagt, P.A.G.M. de Smet en H. de Vries.

Literatuur

Rembert Dodoens, Cruijde Boeck. Plantijn, Antwerpen, 1554.

C.W. Fetrow en J.R. Avila, Professional’s Handbook of Complementary & Alternative Medicines. Springhouse Corp, Springhouse, PA, 1999.

R. Hay, P.M. Synge, 2000 tuin/kas/enkamerplanten in kleur. (vert. Dr. P. Vermeulen en Drs. P.A.W.J. de Wilde). H.J.W. Becht’s Uitgeversmaatschappij, Amsterdam, 1970.

E. Heimans, Dr. H.W. Heinsius en Dr. Jac. P. Thijsse, Geïllustreerde Flora van Nederland. W. Versluys N.V., Amsterdam – Batavia, 1948.

Ryan J. Huxtable, Neurotoxins in Herbs and Food Plants. The Vulnerable Brain and Environmental Risks. Volume 1: Malnutrition and Hazard Assessment, redactie: Robert L. Isaacson en Karl F. Jensen. Plenum Press, New York 1992.

J.M. Keppel Hesselink, Herbals of Ecodrugs?. Medisch Contact, 8 januari 1999, 54, nr. 1.

John Mann: Murder, Magic and Medicine. Oxford University Press, 1992.

Dr. J. Mennema, Heimans, Heinsius en Thijsse’s Geïllustreerde Flora van Nederland. 23e geheel herziene druk, Uitgeverij Versluys, Baarn, 1994.

Ola Olaore, Traditional African Cooking. W. Foulsham, Slough, 1990.

Mark J. Plotkin, In de leer bij de Sjamanen,. Een botanicus op zoek naar nieuwe medicijnen in het Amazone regenwoud. Elmar BV Rijswijk, 1995.

James E. Robbers, Varro E. Tyler, Tyler’s Herbs of Choice. The Haworth Press, Binghamton, NY, 1999.

Waverly Root: Food. Simon and Schuster, New York, 1980.The Royal Horticultural Society Dictionary of Gardening. Oxford University Press, 1981.

P.A.G.M. de Smet, The Role of Plant-Derived Drugs and Herbal Medicines in Healthcare. Drugs 1997, Dec.: 54(6), blz. 802 – 840

P.A.G.M. de Smet, Herbs, Health, Healers: Africa as Ethnopharmalogical Treasury. Afrika Museum, Berg en Dal, 1999.

Uit: Skepter 13.2 (2000)

Vond u dit artikel interessant? Overweeg dan eens om Skepsis te steunen door donateur te worden of een abonnement op Skepter te nemen.

Steun Skepsis

Marie Prins is elektrotechnisch ingenieur en oud-bestuurslid van Skepsis.