Dirk Koppenaal vult de flesjes met Vitalisator

Morele paniek in de VS

De angst voor satanisch ritueel misbruik

door Tjalling A. Beetstra – Skepter 23.1 (2010)

Vanaf 1980 waren er in de VS steeds meer vrouwen die vertelden dat ze in hun jeugd jarenlang ritueel werden misbruikt, mishandeld en verkracht door leden van een satanssekte. Ze moesten deelnemen aan orgieën en aan gruwelijke rituelen waarbij kinderen werden gemarteld, gedood en soms zelfs opgegeten.

SOMMIGE vrouwen werden naar eigen zeggen verkracht om voor de satanisten baby’s te baren. Zulke baby’s werd ritueel geofferd of ze werden in leven gelaten om de eigen gelederen aan te vullen. In dat laatste geval werden ze van jongs af aan op brute wijze gehersenspoeld om te voorkomen dat ze later ooit iets over hun ervaringen zouden vertellen. Men nam aan dat de leiders van de satansgroepen afkomstig waren uit de hogere maatschappelijke lagen, zodat ze er gemakkelijk in slaagden toegang te krijgen tot invloedrijke sleutelposities bij de overheid en bij justitie. Daardoor konden ze al vele decennia of zelfs eeuwenlang ongestoord hun gang gaan.

Nadat enkele cult survivors met hun verhaal naar buiten traden en psychotherapeuten de authenticiteit van zulke herinneringen in wetenschappelijke geschriften bevestigden, ontstond het idee dat het rituele misbruik zich niet beperkte tot incidentele gevallen, maar een structureel karakter droeg. Dit idee werd opgepikt door de media, waarin berichten verschenen over de gevaren van satanische cults. Men veronderstelde dat de satansgroepen deel uitmaakten van een geheime en strak geleide ondergrondse organisatie met internationale connecties. In de VS zouden ze verantwoordelijk zijn voor minstens 50.000 mensenoffers per jaar.

Moreel verval

Zulke ideeën duiken niet toevallig op. Er moet een voedingsbodem zijn waarin de angst voor satanisten zich kan ontwikkelen en verspreiden. De snelle sociale veranderingen in de jaren 1960 en ’70 en de daarmee gepaard gaande seksuele revolutie hadden vooral bij conservatieve en fundamentalistische christenen tot grote onrust geleid. Daar kwam bij dat de feministische beweging een debat in gang zette over de negatieve aspecten van seksualiteit en ongewenste relaties. Discussies over seksueel misbruik, incest, kinderpornografie en pedofilie leiden ertoe dat een groot deel van de bevolking zich zorgen gaat maken over de gevaren waaraan hun kinderen blootstaan.

De gevaren blijken niet alleen buitenshuis op de loer te liggen, maar ook binnen het gezin. Dit inzicht is een nieuwe slag voor de positie van het gezin als hoeksteen van de samenleving, dat al sinds de seksuele revolutie in zwaar weer verkeert. Bovendien is er een beeld ontstaan van een falende overheid, die kennelijk niet in staat is om de meest kwetsbare groep in de samenleving te beschermen tegen allerlei onheil.

Een andere ontwikkeling, die een deel van de bevolking en de overheid zorgen baart, is de opkomst van nieuwe religieuze sekten en bewegingen in de jaren 1970. Veel adolescenten en jonge volwassenen voelen zich aangetrokken tot vreemde religies – met waarden, normen en overtuigingen die haaks staan op de gevestigde opvattingen. Het lidmaatschap van zulke bewegingen leidt er niet zelden toe dat men alle contacten met de buitenwereld verbreekt. De sekten vormen een dubbele bedreiging: ze ondermijnen de positie van het gezin door jongeren van hun familie te vervreemden, en ze zijn een gevaar voor de gevestigde kerken, die een belangrijk deel van de jonge generatie dreigen te verliezen.

Deze ontwikkelingen hebben gevolgen voor het beeld dat men in de samenleving van de daders heeft. Het zijn niet louter pedofielen die het gezin bedreigen. Het sektendebat breidt de kring van potentiële slachtoffers uit met adolescenten en jonge volwassenen. Deze complexe situatie vraagt om een veelomvattend daderbeeld, waarin ook allerlei ‘verworvenheden’ van de libertijnse jaren worden opgenomen: abortus, drugs, pornografie, prostitutie, etc.

Verhalen waarin wordt geappelleerd aan de angst voor de gevaren die kinderen en het voortbestaan van het gezin bedreigen, vinden een vruchtbare voedingsbodem. Het lijkt slechts een kwestie van tijd voordat het conservatieve deel van de bevolking een groep boosdoeners heeft gevonden die verantwoordelijk kan worden gehouden voor het verval van de traditionele normen en waarden en voor alle morele rampspoed die de samenleving overspoelt.

Michelle remembers

Michelle remembers

Het eerste verhaal over ritueel misbruik verscheen in het boek Michelle Remembers (1980) van de Canadese Michelle Smith en haar psychiater Lawrence Pazder, met wie ze later trouwde. Het is een soort samenvatting en analyse van de ruim 3000 pagina’s tellende transcriptie van de therapeutische sessies met Michelle. Zij had zich aanvankelijk gemeld met klachten van algemene aard, maar Pazder kreeg het idee dat ze als kind was misbruikt. Om daar meer zekerheid over te krijgen, bracht hij haar onder hypnose. Vanaf dat moment kwamen er talloze herinneringen naar boven aan traumatische gebeurtenissen die zich in 1954 en 1955 zouden hebben afgespeeld toen Michelle circa vijf jaar oud was.

Zij herinnerde zich dat ze door haar moeder regelmatig ter beschikking werd gesteld aan een groep mannen en vrouwen die haar mishandelden en ritueel misbruikten. Ze werd onder meer opgesloten in een kooi met slangen en in een graftombe met dode katten, en ze werd werd naakt op een altaar gelegd, samen met een in stukken gesneden baby. Ze was ook getuige van wekenlange rituelen waaraan honderden personen in zwarte gewaden deelnamen. Op het hoogtepunt verscheen de duivel zelf ten tonele. Hij initieerde nieuwe priesters en doodde een jonge maagd.

Het was opmerkelijk dat Michelle jarenlang een normaal leven had geleid zonder zich iets te herinneren van haar traumatische jeugdervaringen. Alles wat tijdens de therapie naar boven kwam, was nieuw voor haar. Later bleek dat ook haar beide zusters, haar vader, haar vroegere buren, haar schooljuf en andere goede bekenden nooit iets had gemerkt van wat Michelle zou zijn overkomen. Haar moeder stond bekend als een vriendelijke vrouw en was in 1964 overleden.

De verhalen van zijn patiënte doen Pazder in eerste instantie denken aan zijn ervaringen in Nigeria, waar hij in de jaren 1960 als arts werkte. Daar was hij getuige van magische rituelen en hoorde hij geruchten over een geheime genootschap dat zich bezighield met bloedoffers, kannibalisme en het ontvoeren, opsluiten, seksueel misbruiken, martelen en doden van kinderen. Omdat Michelle niets met Afrika te maken had, ging Pazder op zoek naar een groepering die zich in Noord-Amerika met soortgelijke praktijken bezighield. Hij kwam uit bij de Kerk van Satan, die pas in 1966 was opgericht en in conservatieve religieuze kringen als uiterst bedreigend werd gezien. Pazder meende te weten dat de satanisten al langer bestonden dan de christenen.

Na de publicatie van Michelle Remembers wordt de hulpverlening in de VS (en Canada) onverwachts geconfronteerd met een toenemend aantal vrouwen dat naar eigen zeggen door satanische cults ritueel is misbruikt. Deze zogenoemde cult survivors zijn uit alle delen van het land afkomstig. Hoewel hun verhalen uit verschillende tijdsperioden stammen, lijken ze sterk op elkaar en zijn ze nagenoeg gelijk aan de gebeurtenissen die in Michelle Remembers worden beschreven. Nog frappanter is dat de herinneringen van Pazder, die het verhaal van Smith zo uniek maken, ook een onderdeel vormen van hun relaas.

Conservatieve christelijke groepen hebben geen reden om aan de verhalen van de cult survivors te twijfelen. Door het debat over sekten en onoorbare seksuele praktijken zijn zij, evenals het minder behoudende deel van de bevolking, ontvankelijker geworden voor signalen die een uitbreiding van deze problematiek lijken in te houden. Michelle Remembers en de verhalen van de cult survivors hebben zo’n signaalfunctie. Ze wekken de indruk dat de satanische dreiging, waarvoor al langer werd gewaarschuwd, een gruwelijke realiteit is geworden. Satanisch ritueel misbruik is het ultieme bewijs dat satanisten proberen de samenleving te ontwrichten. Deze duivelse aanvallen kunnen alleen worden afgeslagen door de gelederen onmiddellijk te sluiten.

MPS-therapeuten en cult cops

De verhalen van de cult survivors roepen de vraag op hoe het mogelijk is dat zij veelal decennialang normaal in de maatschappij hebben kunnen functioneren zonder zich iets van hun traumatische ervaringen te herinneren. In het overgrote deel van de gevallen zijn er meerdere therapeutische sessies met hypnose nodig om de herinneringen aan het licht te brengen. De betrokken psychotherapeuten veronderstellen dat de slachtoffers hun ervaringen uit zelfbescherming hebben losgekoppeld (gedissocieerd) van hun normale bewustzijn.

Door te dissociëren kunnen de slachtoffers de plaats des onheils geestelijk ontvluchten. Zij kunnen zichzelf tijdens het misbruik in trance brengen door zich bijvoorbeeld volledig te concentreren op een onbelangrijk detail, door bepaalde woorden voortdurend te herhalen of door in hun fantasie een veilig heenkomen te zoeken. Zo raken ze in een schemertoestand of krijgen ze het gevoel dat ze zich buiten hun lichaam bevinden of iemand anders zijn, waardoor ze de angst en pijn niet meer hoeven te ervaren. De psychotherapeuten gaan ervan uit dat kinderen bijna onvermijdelijk een meervoudige persoonlijkheid ontwikkelen wanneer ze regelmatig blootstaan aan ernstige vormen van mishandeling en seksueel geweld.

Na de opname van de meervoudige persoonlijkheidsstoornis (MPS) in de derde editie van het diagnostisch handboek voor psychische stoornissen (DSM III) steeg het aantal diagnoses van deze tot dan toe zeldzame stoornis explosief. Hierbij moet men bedenken dat opname in het DSM niet alleen de weg naar gesubsidieerd onderzoek opende, maar ook betekende dat alle kosten van de therapie werden vergoed door de verzekeringsmaatschappijen. MPS-patiënten hebben doorgaans een jarenlange behandeling nodig, zodat het niet zelden ging om vergoedingen van miljoenen dollars per patiënte. Voor therapeuten die zich in MPS specialiseerden, was het een lucratieve diagnose die hen een aantrekkelijk inkomen kon verschaffen. Gelet op deze achtergrond, is het niet verrassend dat vermeende slachtoffers van satanisch ritueel misbruik volgens de MPS-therapeuten altijd een meervoudige persoonlijkheidsstoornis ontwikkelen. Dit zou vooral een gevolg zijn van de intensieve hersenspoelingsmethoden waaraan satanssekten hun slachtoffers onderwerpen om hun misdaden geheim te kunnen houden.

Nadat de MPS-therapeuten Bennett Braun, Richard Kluft en Roberta Sachs hun krachten hebben gebundeld in de International Society for the Study of Multiple Personality Disorder and Dissociation, organiseren zij vanaf 1984 jaarlijks een conferentie met workshops en lezingen. Ook MPS-patiënten worden uitgenodigd om daar het woord voeren. Hulpverleners en maatschappelijk werkers kunnen zich op de conferenties laten voorlichten en ervaringen uitwissenen. Vanaf 1986 is satanisch ritueel misbruik een vast programmaonderdeel van de conferenties. In dat jaar worden er negen papers gepresenteerd waarin alle aspecten van het fenomeen diepgaand worden behandeld. Uit een rondvraag onder de aanwezige psychotherapeuten blijkt dat al een kwart van hun patiëntes beweert dat zij in een satanische sekte zijn misbruikt.

Naar aanleiding van de discussie over satanisch ritueel misbruik komen er ook binnen de strafrechtspraktijk personen en organisaties in beweging. Sommige politieagenten zijn zo geschokt door de verklaringen van de cult survivors, dat ze zoveel mogelijk tijd willen besteden aan het opsporen van gevaarlijke satanisten. Door hun exclusieve gerichtheid op dit type delicten worden zij cult cops genoemd. Deze term heeft geen betrekking op een formele categorie opsporingsambtenaren, maar is meer een soort geuzennaam. Cult cops werken meestal in een ondergeschikte functie bij de gemeente- of regiopolitie in kleine steden of op het platteland.

De cult cops richten zich op rituele misdaden – delicten die een systeem van rituelen omvatten, een ceremoniële handeling of herhaalde daden van bizar gedrag. Hoewel hieronder handelingen en rituelen van diverse exotische religies kunnen vallen – waaronder brujeria, palo mayombe, santeria, voodoo en wicca – hebben de cult cops vooral oog voor aspecten die zij als satanisch bestempelen. Ze zijn ervan overtuigd dat wel tien procent van de moorden, een kwart van de gevallen van seksueel misbruik van kinderen en een derde van alle zelfmoorden onder jongeren verband houden met satanisme.

Cult cops zien het satanisme als een grote bedreiging voor de samenleving en voor gezinnen. Zij ontdekken op allerlei plaatsen sporen en tekenen van satanische activiteiten en complotten. De agenten beschouwen het als hun taak of roeping om zowel hun collega’s als de bevolking voor te lichten over het grote gevaar. Met dit doel worden er vanaf 1984 vele informatieavonden in scholen en kerken georganiseerd. De cult cops verzorgen ook exclusieve cursussen voor opsporingsambtenaren.

Tijdens deze cult seminars worden de deelnemers uitgebreid geïnformeerd over de satanische dreiging en de methoden die satanisten gebruiken om de samenleving te ondermijnen. De cult cops onderbouwen hun betoog gewoonlijk met lijsten van satanische tekens en symbolen. Ze geven ook opsommingen van allerlei kenmerken die indicatief zouden zijn voor satanisch ritueel misbruik. Vervolgens brengen zij hun theorieën in verband met de praktijk aan de hand van sensationele dagbladartikelen over veronderstelde rituele misdaden. De cult cops verspreiden hun gedachtegoed tevens via nieuwsbrieven, waarvan de File 18 Newsletter van het Cult Crime Impact Network, Inc. de meest invloedrijke is. Deze richt zich vooral op de cult cops zelf.

Mediahype

De verhalen van de cult survivors, de MPS-conferenties en de cult seminars zijn voor sommige media aanleiding om zelf onderzoek te doen naar satanisch ritueel misbruik. Een resultaat daarvan is op 16 mei 1985 te zien in de reportage ‘The Devil Worshippers’ van de actualiteitenrubriek 20/20. De presentator merkt in zijn inleiding op dat er zonder twijfel schokkende dingen gebeuren, al is het volgens de politie nog niet helemaal duidelijk in hoeverre deze zaken verband houden met satanisme. In de reportage doen de psychiater Lawrence Pazder, drie cult cops, een dominee, een openbare aanklager en een lijkschouwer uit de doeken hoe met name kinderen ten prooi kunnen vallen aan satanisten.

Ook de talkshows van Sally Jessy Raphael, Geraldo Rivera en Oprah Winfrey besteden aandacht aan satanisch ritueel misbruik. Cult survivors, MPS-therapeuten, cult cops en andere deskundigen gebruiken de talkshows gretig om hun verontrustende visie aan een miljoenenpubliek te verkondigen. De kijkers maken kennis met nieuwe varianten van de satanische complottheorie en ze horen minutieuze beschrijvingen van satanische orgieën en van baby- en kindermoorden. Doordat er geen kritische vragen worden gesteld en er nooit iemand wordt uitgenodigd die de beweringen tegenspreekt of de herkomst van de verhalen van de nodige vraagtekens voorziet, ontstaat er een zeer eenzijdig beeld. Veel kijkers krijgen de indruk dat er geen reden is om aan de verhalen te twijfelen, omdat de studiogasten uit eigen ervaring spreken.

Ook de dag- en weekbladen laten zich niet onbetuigd. Daar ontwikkelt zich een mediahype die jaren aanhoudt. Na een wat aarzelende start in 1983, zwelt de publiciteitsgolf vanaf 1986 aan tot een vloedgolf, die de Verenigde Staten in de jaren 1988-89 overspoelt. Van enige terughoudendheid of nuancering is geen sprake meer. Elk gerucht en alle beweringen van personen die zichzelf als deskundige opwerpen, worden breed uitgemeten. Journalisten doen soms dagen achtereen verslag van satanische misdaden. Wie de koppen boven de stukken leest, kan zich moeilijk aan de indruk onttrekken dat de Amerikaanse bevolking vanaf 1987 in een staat van paniek verkeert.

Hulpverleningsinstanties en crisiscentra worden overspoeld met verzoeken om hulp. Christenen gaan gezamenlijk in gebed tegen het satanische gevaar en houden grootschalige anti-Satanbijeenkomsten. De politie doet in bijna elke uithoek van het land onderzoek naar ritueel misbruik en andere satanische activiteiten. Terwijl de angst en de onrust onder de bevolking toenemen, wakkeren therapeuten en maatschappelijk werkers, geestelijken en sektenbestrijders de angstgevoelens nog verder aan. Zij waarschuwen dat met name adolescenten en jonge volwassenen zich soms aangetrokken voelen tot het satanisme. Dit leidt er onder meer toe dat enkele ziekenhuizen speciale afdelingen openen voor de opvang van tieners die door satanische invloeden de weg zijn kwijtgeraakt.

De grote media-aandacht, de vele cult seminars, en de talrijke burgerinitiatieven versterken de gevoelens van angst en onrust bij de bevolking. Ze leiden ertoe dat de roep om strafrechtelijk ingrijpen steeds groter wordt. Politici beseffen dat er extra maatregelen nodig zijn om de satanisten effectief te kunnen aanpakken. In de periode 1988-1990 treedt speciaal op de bestrijding van satanisch ritueel misbruik gerichte wetgeving in werking in de staten Idaho, Illinois, Louisiana, Pennsylvania, Texas en Washington. In California en Virginia worden wetgevingscommissies opgericht die zich bezighouden met de mogelijke juridische problemen bij de opsporing en vervolging van dit delict. Het aantal satanische misbruikzaken neemt daarna zo snel toe dat enkele advocaten ertoe overgegaan hun cliënten formulieren te verstrekken waarop alle mogelijke beschuldigingen al zijn voorgedrukt.

Morele paniek

Eind jaren tachtig gonst het van de geruchten over rituelen en misdaden van geheime satanssekten. In de meeste gevallen vormt een actuele gebeurtenis de aanleiding voor de verspreiding van zo’n gerucht. Grafschennis, duistere graffiti, occulte praktijken, een zelfmoord of de vondst van verminkte dieren kan voldoende zijn om de fantasie te prikkelen. Ook waarschuwende lezingen, kerkdiensten en berichten in de media dragen bij aan het ontstaan van allerlei geruchten. Deze leiden in de periode 1984-1990 in minstens 56 gevallen tot een geruchtenpaniek: een collectieve spanningsreactie in antwoord op onmiddellijke, dreigende omstandigheden.

Om zich tegen de veronderstelde dreiging te beschermen schaft de bevolking op grote schaal wapens aan. Kinderen mogen het huis niet meer uit en de buurt wordt voortdurend gecontroleerd door politiewagens en speciaal opgerichte burgerwachten. Men houdt elkaar ook goed op de hoogte van het laatste nieuws en toont zich soms nogal agressief tegenover mensen die worden gezien als een personificatie van het gevaar, waaronder punkers en heavy-metalfans.

Vanaf 1988 nemen de geruchtenpanieken zo snel toe en bestrijken ze zulke grote gebieden, dat men ze eigenlijk niet meer los van elkaar kan zien. De onrust in de samenleving, de opkomst van specifieke belangengroepen, de profilering van deskundigen, de aanhoudende berichtgeving door de media, de talloze onderzoeken van de justitiële autoriteiten, de luider wordende roep om specifieke wetgeving en de invoering daarvan in een aantal staten, maken dat we kunnen spreken over een morele paniek die grote delen van de Verenigde Staten in zijn greep heeft. Zo’n morele paniek is een maatschappelijke reactie op omstandigheden, gebeurtenissen of personen die worden gezien als een bedreiging voor de maatschappelijke waarden en belangen.

De morele paniek houdt in de VS jaren aan doordat morele kwesties als abortus, drugs, pedofilie, pornografie, prostitutie en vermiste kinderen allemaal met de gevreesde satanisten in verband kunnen worden gebracht. Zo neemt men aan dat satanisten vaak pornografische foto’s en video’s van misbruikte kinderen maken. Het fenomeen krijgt daardoor een zekere authenticiteit. De satanische rituelen worden gepresenteerd als de ultieme bedreiging van de maatschappelijke normen en waarden, die volgens christelijke fundamentalisten en andere behoudende stromingen zwaar onder druk zijn komen te staan.

Heksenprocessen

De morele paniek gaat gepaard met een moderne heksenjacht. Duizenden Amerikanen worden van satanische misdaden beschuldigd, honderden worden daar ook strafrechtelijk voor vervolgd en tientallen worden veroordeeld tot jarenlange of soms zelfs levenslange gevangenisstraffen.

De bekende affaire rond de McMartin Pre-School in Manhattan Beach (California) leidt ertoe dat Ray Buckey en zijn moeder Peggy Buckey-McMartin bijna zeven jaar ten onrechte in de gevangenis zitten. Gerald en Cheryl Amirault van het Fells Acre Day Care Center in Malden (Massachusetts) worden zelfs achttien en twaalf jaar achter slot en grendel gehouden. Beide zaken zijn bijna uitsluitend gebaseerd op de beschuldigingen van peuters en kleuters. Hun verhalen kwamen pas los nadat ze langdurig door ouders, hulpverleners en politie onder druk waren gezet.

Hoewel de zaken feitelijk en juridisch op gebakken lucht zijn gebaseerd, halen de justitiële autoriteiten alles uit de kast om de verdachten veroordeeld te krijgen. In de zaak tegen moeder en zoon Buckey gebruikt men als bewijsmiddel onder meer een in beslag genomen afstudeertoga, die wordt aangezien voor een satanisch gewaad. De openbare aanklager heeft er belang bij om de vermeende daders te vervolgen, want zo hoopt hij zijn herverkiezing veilig te stellen. Nadat de verdachten uiteindelijk in 1990 zijn vrijgesproken, proberen de openbare aanklagers hen alsnog veroordeeld te krijgen door een nieuw proces te beginnen, want de verkiezingen staan weer voor de deur. Ook voor de minister van Justitie van California komt de strafzaak niet ongelegen. Hij heeft zijn zinnen gezet op het gouverneurschap van de staat en hoopt stemmen te winnen door toe te geven aan de druk van de publieke opinie. Dit lukt hem echter niet en het proces tegen de Buckeys wordt stopgezet.

In de zaak tegen het Fells Acre Day Care Center hebben de uitspraken van het Massachusetts Supreme Judicial Court bijgedragen aan een uitermate grillig verloop van de zich eindeloos voortslepende procedure. Keer op keer heeft het hooggerechtshof de voor broer en zus Amirault positieve beslissingen van andere rechters ongedaan gemaakt. Dat is des te opmerkelijker als men weet dat dit gerechtshof oorspronkelijk aan het eind van de zeventiende eeuw werd opgericht om de heksenprocessen in Salem een halt toe te roepen door een rationeel rechtssysteem in te voeren. Hoofdverdachte Gerald Amirault wordt uiteindelijk in 2004 voorwaardelijk vrijgelaten. De verzekeringsmaatschappijen hebben dan al meer dan twintig miljoen dollar schadevergoeding uitgekeerd aan zijn vermeende slachtoffers.

Tegenbeweging

Aan het begin van de jaren 1990 komt er een kentering in de discussie over satanisch ritueel misbruik. Een aantal psychiaters, psychologen en sociologen neemt dan in vaktijdschriften en in de media stelling tegen de beweringen van de MPS-beweging. Deze tegenbeweging betoogt dat de betrokken therapeuten suggestieve methoden gebruiken die sterk bijdragen aan het ontstaan van pseudoherinneringen. De psychische stoornis waaraan hun patiëntes lijden, lijkt door de therapie te zijn veroorzaakt en wordt daarom een iatrogene stoornis genoemd. Volgens de critici zijn de ziekenhuizen en klinieken die zich op hervonden herinneringen hebben toegelegd, uitgegroeid tot een soort geheugenfabrieken, waar men aan de lopende de band imaginaire trauma’s creëert. De patiënten komen er zonder traumatische herinneringen binnen, maar vertrekken met een hoofd vol hervonden gruwelen.

De tegenbeweging betoogt dat het helemaal niet mogelijk is om herinneringen aan traumatische gebeurtenissen onbereikbaar in het geheugen weg te stoppen, ze jaren later onder hypnose weer op te halen, en in de tussenliggende periode te leven alsof er niets is gebeurd. De traumatische gebeurtenissen zijn zo ingrijpend dat je ze onmogelijk volledig kunt vergeten, hoe graag je dat ook zou willen. De tegenbeweging ziet de therapie der hervonden herinneringen als de kwakzalverij van de twintigste eeuw.

Als de kruitdampen van deze therapeutische stammenstrijd zijn opgetrokken, blijken sommige cult survivors een opzienbarende gedaanteverwisseling te hebben ondergaan. Zij geloven niet langer dat hun hervonden herinneringen authentiek zijn en herroepen hun eerdere beschuldigingen van seksueel en satanisch misbruik. Ze worden bekend als retractors (herroepers) en starten vaak een civiele procedure tegen de MPS-therapeut die hun de trauma’s zou hebben aangepraat, waarbij ze miljoenen eisen voor de geleden (im)materiële schade. De retractors worden in veel gevallen juridisch bijgestaan door de False Memory Syndrome Foundation, die in 1992 werd opgericht als reactie op het toenemende aantal incestbeschuldigingen. De FMSF streeft naar hereniging van gezinnen die door ongefundeerde beschuldigingen uiteen zijn gevallen.

Terwijl de retractors zich vooral richten tegen de betrokken therapeuten, stelt de tegenbeweging in de rechtszaal de therapie der hervonden herinneringen aan de kaak. Uit de jurisprudentie blijkt dat de rechters van mening verschillen over de vraag of verklaringen die op hervonden herinneringen zijn gebaseerd, als bewijsmiddel kunnen worden ingebracht. Sommige rechters sluiten het gebruik van deskundigenverklaringen over hervonden herinneringen uit. De veronderstelde onbetrouwbaarheid van de therapie die aan de verklaringen ten grondslag ligt, is daarbij een doorslaggevend argument. Wanneer de wetenschappelijke gemeenschap een bepaalde methode onbetrouwbaar acht voor haar eigen doelen, is deze evenmin geschikt voor gebruik in de rechtszaal.

Er zijn ook rechters die deskundigenverklaringen over hervonden herinneringen toestaan omdat de theorie in kwestie (de therapie) zou voldoen aan de zogenoemde Frye-test: zij is algemeen geaccepteerd door wetenschappelijke deskundigen die actief zijn op het specifieke terrein waartoe de methode behoort. Weer andere rechters concluderen dat het bij hervonden herinneringen niet gaat om een wetenschappelijk fenomeen, waardoor volgens hen ook geen Frye-analyse vereist is.

De wijziging van de publieke opinie over de omstreden MPS-therapieën leidt ertoe dat een commissie van de American Psychiatric Association (APA) besluit de meervoudige persoonlijkheidsstoornis niet meer op te nemen in de vierde editie van het DSM. MPS wordt hierin vervangen door de vrijwel identieke dissociatieve identiteitsstoornis. Het door de MPS-beweging ingediende verzoek om ook een aan satanisch ritueel misbruik gerelateerde stoornis in het handboek op te nemen, wordt wegens gebrek aan empirisch bewijs afgewezen. Sommigen laten zich daardoor niet uit het veld slaan en pleiten enkele jaren later opnieuw voor de opname van een cult- en rituele traumastoornis in de vijfde editie van het DSM. De kans is echter vrijwel nihil dat dit zal gebeuren.

Religieus terrorisme

De geheugenoorlog lijkt halverwege de jaren 1990 in het voordeel van de critici en sceptici te zijn beslecht. De media passen zich daarbij aan en richten hun aandacht nu op vals beschuldigden, retractors, kritische geheugendeskundigen en politiemensen die verklaren dat er nooit overtuigend bewijsmateriaal is gevonden. De talkshowhost Geraldo Rivera, die eerder circa 20 miljoen kijkers trok met een twee uur durende tv-special waarin werd gewaarschuwd voor een reusachtig ondergronds netwerk van moordlustige satanisten, laat weten dat hij zich ontzettend heeft vergist.

Na de aanslagen op de Twin Towers en het Pentagon worden de satanisten door bijna niemand nog gezien als het meest urgente gevaar voor de VS en westerse wereld. Hun plaats is ingenomen door religieuze terroristen. Sommige bestrijders van het satanisme lijken zich moeiteloos aan te passen bij de nieuwe situatie. Zo betoogt filosofe Dawn Perlmutter (2004), directrice van het in 2001 opgerichte Institute for the Research of Organized & Ritual Violence, dat rituele misdaden niet alleen bijzondere uitingen van religieus terrorisme omvatten, maar ook een grote verscheidenheid aan gewijde en seculiere handelingen. Blijkbaar ziet ze rituele misdaden nu in de eerste plaats als een vorm van religieus terrorisme, waarbij de satanisten een bijrol spelen.

Dit artikel is gebaseerd op mijn proefschrift Van kwaad tot erger: De sociale constructie van satanisch ritueel misbruik in de Verenigde Staten en Nederland (Universiteit Maastricht, 2009).

Zie ook:
Beetstra, Tjalling A. (2010). Geen paniek – Satanisch ritueel misbruik in Nederland. Skepter 23(2), 10-15.

Beknopte literatuurlijst

Crombag, Hans F.M. en Harald L.G.J. Merckelbach (1996). Hervonden herinneringen en andere misverstanden, Amsterdam: Contact.
Hicks, Robert D. (1991). In Pursuit of Satan: The police and the occult, Buffalo, NY: Prometheus Books.
Holdsworth, Lynn (1998). Is it repressed memory with delayed recall or is it false memory syndrome? Law and Psychology Review, 22, 103-129.
Jenkins, Philip (1998). Moral Panic: Changing concepts of the child molester in modern America. New Haven: Yale University Press.
Noblitt, James Randall en Pamela Sue Perskin (2000). Cult and Ritual Abuse: Its history, anthropology, and recent discovery in contemporary America. Westport, CT: Praeger, revised edition.
Pendergrast, Mark (1995). Victims of Memory: Incest, Accusations & Shattered Lives. London: Harper Collins, 1996.
Perlmutter, Dawn (2004). Investigating Religious Terrorism and Ritualistic Crimes. Boca Raton, FL: CRC Press.
Richardson, James T., Joel Best en David G. Bromley, eds. (1991). The Satanism Scare. New York, NY: Aldine de Gruyter.
Stevens, Tomika N. (2001). The admissibility of expert testimony on repressed memories of childhood sexual abuse in Logerquist v. McVey. Villanova Law Review, 46(2), 385-419.
Victor, Jeffrey S. (1993). Satanic Panic: The creation of a contemporary legend. Chicago/La Salle, IL: Open Court.
Wassil-Grimm, Claudette (1995). Diagnosis for Disaster. Woodstock, NY: Overlook.

Uit: Skepter 23.1 (2010)

Vond u dit artikel interessant? Overweeg dan eens om Skepsis te steunen door donateur te worden of een abonnement op Skepter te nemen.

Steun Skepsis

Tjalling A. Beetstra is criminoloog en jurist