Meditatiegeheimen

Is mediteren ergens goed voor?

door Rob Nanninga

Zen-beoefenaren tellen hun ademhaling terwijl ze naar een blinde muur staren. Tibetaanse boeddhisten visualiseren een boeddhafiguur en laten deze vervolgens in leegte oplossen. Volgelingen van Shri Chinmoy concentreren zich op een grote foto van hun goeroe. Aanhangers van de Japanse beweging Soka Gakkai reciteren in hoog tempo de heilige tekst ‘Nam myoho renge kyo’. En beoefenaren van Transcendente Meditatie (TM) herhalen in stilte hun geheime mantra.

Dit zijn slechts enkele van de vele mogelijke vormen van meditatie, die in oosterse religies worden gebruikt om het bewustzijn te transformeren. Volgens Chögyam Trungpa, een uit Tibet gevluchte lama die in het Westen duizenden volgelingen kreeg, is het mogelijk door middel van meditatie een egoloze toestand te bereiken. Zonder ego identificeert men zich niet langer met de eigen persoonlijkheid en sociale rollen. Men bekijkt de wereld zonder vrees, verlangens, verwachtingen, frustraties en vooroordelen. Zodoende staat men volledig open voor de naakte werkelijkheid en is men vrij om spontaan en intutief te doen wat in een gegeven situatie nodig is.

Verlichting

Het uiteindelijke doel van meditatie wordt in iedere religie anders omschreven en gaat bovendien in laatste instantie alle begrippen te boven. Helaas kan niet worden vastgesteld of er werkelijk mensen zijn die de verlichte staat van bewustzijn hebben bereikt, want deze onttrekt zich per definitie aan alle externe beoordelingscriteria. Wat Trungpa betreft, werd het geleidelijk een publiek geheim dat hij buitengewoon veel spiritualiën innam. Zelfs tijdens zijn lezingen was hij vaak aangeschoten. Dit drankprobleem was er mede de oorzaak van dat hij al op vijftigjarige leeftijd stierf. Het had er alle schijn van dat hij nog niet geheel was losgekomen van de verlangens van zijn ego.

Een lijfwacht van Bhagwan vertelde dat zijn goeroe bijna iedere dag naar de tandarts ging. Niet om zijn gebit te laten nakijken, maar om zich lachgas te laten toedienen! Ook Bhagwan is inmiddels overleden. Het is niet moeilijk om meer voorbeelden te noemen van zogenaamd verlichte meesters die er kwalijke gewoontes op na hielden. De Amerikaanse sociologe Janet Jacobs promoveerde op een onderzoek waaruit bleek dat sommige goeroes hun volgelingen regelmatig mishandelden of uitscholden. Het is ongetwijfeld niet verstandig om meditatiemeesters als volmaakte mensen te beschouwen.

Mediteren hoeft echter niet te betekenen dat men een goeroe vereert en streeft naar verlichting of een ander religieus ideaal, dat waarschijnlijk onbereikbaar is. Dat was ook de mening van de theoloog Harvey Cox, die enige tijd bij Trungpa in de leer ging. Hij rapporteerde hoe de meditatielessen zijn psychisch welzijn hadden bevorderd: ‘Het niveau van mijn innerlijk spraakwater daalde. Ik investeerde niet zoveel valse hoop en fantasieën in situaties. Ik stond op van de zitting met een gevoel van rust en een helder hoofd. Ik kon met meer nauwkeurigheid doceren en met meer aandacht naar mensen luisteren. Voor mij is meditatie geen mystieke ervaring. Het dwingt mij om mijn dagdromen in te perken, roze gedachten door te prikken en nauwkeurig, soms zelfs pijnlijk nauwkeurig, te kijken naar wat er werkelijk voor mij ligt of binnenin mij. Het stelt mij in staat om beslister te denken en te handelen, dingen en mensen in scherper perspectief te zien, en minder last te hebben van spijt en verwijt.’

Meditatieoefeningen

Lezers die zelf eens willen mediteren kunnen het beste rechtop en ontspannen in een rustige omgeving gaan zitten. Sluit uw ogen en richt uw aandacht op een concentratieobject. Bij Transcendente Meditatie is dat een betekenisloze mantra, bijvoorbeeld het woord ‘aim’, dat u voortdurend in zichzelf herhaalt. Als er zich afleidende gedachten of gevoelens aandienen, probeert u deze te negeren door weer rustig terug te keren naar de mantra. Volgens TM-aanhangers kunt u via passieve concentratie op de mantra alle gedachten overstijgen en in contact komen met het zuivere bewustzijn, de bron van ‘creatieve intelligentie’.

Een andere methode is de vipassana-meditatie, die naar men zegt door de Boeddha werd onderwezen. Bij deze meditatie zit u eveneens met gesloten ogen en richt u de aandacht op het rijzen en dalen van uw buik. Laat dat als vanzelf gebeuren zonder het tempo van uw ademhaling te beïnvloeden. Observeer de beweging van uw buik terwijl u die gelijktijdig in stilte benoemt als ‘rijzen’ en ‘dalen’. U zult ongetwijfeld merken dat er tijdens de meditatie allerlei gedachten en gevoelens opkomen. Soms beseft u misschien plotseling dat u al een paar minuten hebt zitten dagdromen. Probeer alle gewaarwordingen en activiteiten van uw geest te benoemen zodra deze zich duidelijk aandienen. Ze worden op dat moment uw nieuwe meditatieobject. Als u een gedachte opmerkt, benoemt u deze als ‘denken, denken’. En als u een geluid hoort, noemt u dat ‘horen, horen’.

In tegenstelling tot TM is het bij vipassana niet de bedoeling het bewustzijn te beperken tot één onveranderlijke stimulus (de mantra). Alle ervaringen zijn evenveel waard. Gedachten zijn geen hinderlijke interrupties die u zo snel mogelijk moet onderdrukken. U behoort ze evenmin te koesteren en vast te houden, maar hoeft ze slechts te observeren en te benoemen – zonder te oordelen of te analyseren, zonder er bij betrokken te raken, zonder er controle op uit te oefenen en zonder er commentaar op te leveren. U zult dan vermoedelijk merken dat ze spoedig weer verdwijnen. Op dat moment keert u terug naar uw oorspronkelijke meditatie-object, het rijzen en dalen van uw buik.

Als u zich te sterk op uw ademhaling concentreert, is het mogelijk dat u daar zo volledig in opgaat, dat u alle besef van tijd en ruimte verliest. Een dergelijke absorptie- of trancetoestand, die bij TM kan optreden, is niet het doel van vipassana. Het gaat erom dat u een opmerkzame waarnemer wordt, die louter van moment tot moment registreert wat er in het hier en nu gebeurt. De nadruk ligt op het ontwikkelen van tegenwoordigheid van geest en inzicht in de vergankelijke aard van alle verschijnselen. Volgens boeddhisten kan meditatie u leren om alles wat komt of gaat te accepteren, waarbij u zich niet langer identificeert met voorbijgaande emoties en gedachten. Hierdoor kan uw bewustzijn geleidelijk helderder en stiller worden en zal uw aandacht minder vaak afdwalen.

Ontspanning

Het idee dat meditatie een techniek is die de geestelijke en lichamelijke gezondheid kan bevorderen, werd sterk gepropageerd door de TM-beweging van Maharishi Mahesh Yogi. In 1970 promoveerde de fysioloog en TM-leraar Keith Wallace op een onderzoek waaruit hij concludeerde dat er naast waken, slapen en dromen nog een vierde bewustzijnstoestand bestaat. Deze toestand kan door middel van Transcendente Meditatie worden opgewekt en kenmerkt zich door een sterk verminderde activiteit van het sympathisch zenuwstelsel, die tot een buitengewoon grote ontspanning leidt.

Wallace publiceerde zijn resultaten in Science en andere gerenommeerde bladen. Hij stelde onder meer vast dat tijdens TM-beoefening het zuurstofverbruik, de hartfrequentie, de stofwisselingssnelheid, de zweetproductie, de spierspanning en het lactaatgehalte in het bloed drastisch dalen. Bovendien vertoonde de elektrische activiteit van de hersenen (EEG) een sterke toename van langzame alfagolven, eveneens kenmerkend voor een ontspannen toestand. Het grote geheim lag schijnbaar in de persoonlijke mantra, die de beoefenaren tijdens een hindoeïstisch inwijdingsritueel werd geleerd en die zij aan niemand mochten vertellen.

Ex-leraren van TM onthulden dat zij slechts 16 mantra’s ter beschikking hadden, die zij louter op basis van iemands leeftijd uitdeelden. Bovendien ontdekte men al spoedig dat proefpersonen evenveel resultaat boeken als men hen een nepmantra geeft. De cardioloog Herbert Benson, die eerder met Wallace samenwerkte, keerde zich af van de TM-beweging en ontwikkelde een vereenvoudigde meditatietechniek, zonder goeroe en rituelen, die iedereen uit een boekje kan leren. Volgens Benson kan meditatie een zogenoemde ontspanningsreactie oproepen, die stress kan helpen oplossen.

De Amerikaanse psycholoog David Holmes was niet onder de indruk van de experimentele resultaten omdat de onderzoekers meestal geen controlegroep hadden gebruikt. Zij keken slechts hoe bepaalde meetwaarden tijdens meditatie veranderden ten opzichte van de metingen die aan de meditatie voorafgingen. Holmes pakte het anders aan. Hij vergeleek een groep TM-leraren met een groep proefpersonen die nog nooit had gemediteerd. Eerst liet hij beide groepen vijf minuten rustig zitten en voerde een aantal fysiologische metingen uit. Vervolgens liet hij de TM’ers twintig minuten mediteren terwijl hij de andere proefpersonen de opdracht gaf zich twintig minuten volledig te ontspannen. Toen bleek dat er zich bij beide groepen dezelfde fysiologische veranderingen voordeden.

Holmes concludeerde dat de door Wallace gepostuleerde ‘vierde bewustzijnstoestand’ niet kan worden onderscheiden van een toestand van rust. In het tijdschrift American Psychologist (januari 1984 en juni 1985) gaf hij een overzicht van ruim twintig gecontroleerde experimenten die zijn conclusie ondersteunden. Er was geen enkele meetwaarde (zoals hartslag, bloeddruk of huidweerstand) die duidelijke verschillen aan het licht bracht tussen meditatie en rust. Mantra’s waren blijkbaar geheel overbodig.

Er zijn evenmin aanwijzingen dat het beoefenen van meditatie ertoe leidt dat men lichamelijk minder sterk reageert op angstige situaties. Zo bleek mediteren geen effect te hebben op een groep proefpersonen met spreekangst. Hun hartslag was na drie weken nog steeds even hoog toen ze een voordracht moesten houden. Ook drugs- of alcoholverslaafden kunnen met meditatie niet effectief worden geholpen.

Therapeutische effecten

Ervaren meditatiebeoefenaars blijken minder angsten en problemen te hebben dan degenen die pas met meditatie zijn begonnen. Ze hebben ook minder psychosomatische klachten en een positiever zelfbeeld. Bovendien kenmerken zij zich vaak door hun verbeeldingskracht en absorptievermogen, waardoor ze goed hypnotiseerbaar zijn. Daarmee is niet gezegd dat zij deze kwaliteiten dank zij de meditatie hebben ontwikkeld. Beoefenaars die ernstige psychologische problemen hebben, weinig gevoel van eigenwaarde en een slecht concentratievermogen blijken na verloop van tijd weer af te haken. Het is daarom niet verwonderlijk dat men onder ervaren meditatiebeoefenaars weinig kneuzen aantreft.

Uit een aantal studies blijkt niettemin dat meditatie therapeutische effecten kan hebben. Mediteren kan er onder meer toe bijdragen dat men naar eigen oordeel minder last heeft van angstgevoelens en depressies. Er zijn echter diverse methoden waarmee vergelijkbare resultaten kunnen worden geboekt, waaronder ontspanningsoefeningen, biofeedback en zelfhypnose. Zelfs met ‘anti-meditatiemethoden’, waarbij men de proefpersonen onder meer liet dagdromen, werd succes geboekt. Misschien maakt het weinig uit welke methode men onderwijst, zolang die maar geloofwaardig is.

Ook uit onderzoek naar psychotherapieën komt naar voren dat het bijzonder moeilijk is om aan te tonen dat de ene vorm van therapie meer effect sorteert dan de andere. Vermoedelijk zijn de effecten overwegend te danken aan factoren die alle therapieën met elkaar gemeen hebben. Een goede therapeut kan zich inleven in zijn cliënten. Hij identificeert de oorzaak van hun problemen, helpt hen nieuwe doelen te formuleren en reikt methoden aan om deze te bereiken. Hij geeft zijn cliënten weer hoop en het gevoel dat zij op eigen kracht vooruitgang boeken. Daarbij is het waarschijnlijk van minder belang welke theorie hij aanhangt.

Nieuwe therapieën schijnen aanvankelijk vaak meer succes te boeken dan oude, maar dat hangt voor een belangrijk deel samen met de hooggespannen verwachtingen van de onderzoekers. Ook onderzoek naar meditatie heeft te kampen met dit proefleidereffect omdat het vaak werd uitgevoerd door overtuigde aanhangers van TM. Zij moedigden hun proefpersonen impliciet aan de onderzoekshypothesen te bevestigen. Bovendien waren de proefpersonen die men liet mediteren dikwijls sterker gemotiveerd om succes te boeken dan de controlegroep.

De Ierse psycholoog Michael Delmonte vergelijkt meditatie met een toestand van vrije associatie, waarin onverwerkte of verdrongen gedachten en emoties onbelemmerd te voorschijn kunnen komen. Angstverwekkende gedachten worden wellicht geleidelijk onschadelijk gemaakt omdat men er tijdens de meditatie rustig en afstandelijk naar leert kijken. Bij gedragstherapie gebruikt men een vergelijkbare techniek die desensitisatie wordt genoemd. Dit houdt in dat een cliënt in een toestand van lichamelijke ontspanning herhaaldelijk wordt blootgesteld aan iets waarvoor hij bang is, totdat de angstreactie uiteindelijk is verdwenen.

Meditatie heeft echter een averechts effect als het meer verdrongen angsten losmaakt dan iemand kan verwerken. Sommigen worden overweldigd door onplezierige ervaringen en krijgen het gevoel dat ze de controle over zichzelf verliezen. Van een groep angstige proefpersonen bleek ruim de helft zich meer gespannen te gaan voelen tijdens een mantrameditatie. Er zijn zelfs gevallen bekend waarbij meditatie tot een acute psychose leidde. Daarom is mediteren ongeschikt voor mensen met grote psychische problemen.

Bewustzijnsveranderingen

Sinds 1970 zijn er al vele honderden onderzoeken naar meditatie uitgevoerd, maar die hebben helaas bedroevend weinig opgeleverd. Dat is vermoedelijk voor een belangrijk deel te wijten aan de wijze waarop de onderzoekers te werk gingen. In veruit de meeste gevallen lieten zij beginners een paar weken TM beoefenen om vervolgens door middel van psychologische vragenlijsten of fysiologische metingen de effecten te peilen. Het valt te betwijfelen of die op zo korte termijn te vinden zijn. Bovendien waren de meetinstrumenten vrij grof. Waarschijnlijk werden er daarom hoofdzakelijk placebo-effecten gemeten.

Het EEG van iemand die aan het mediteren is, kan maar weinig onthullen, omdat een bepaald hersengolfpatroon niet uitsluitend optreedt in één specifieke bewustzijnstoestand. Zo zijn er bijvoorbeeld hyperactieve kinderen die zeer veel alfagolven produceren. Tijdens meditatie lijkt het EEG sterk op dat van mensen die op het punt staan in slaap te vallen. Toch is meditatie geen slaperige toestand. Dat is in ieder geval niet de bedoeling en het wordt ook niet zo ervaren.

De meeste onderzoekers hebben slechts geprobeerd de beweringen van de TM-beweging te verifiëren door na te gaan in hoeverre meditatie een effectief middel is tegen stress, slapeloosheid, astma en andere ongemakken. Dat is echter nooit een traditioneel doel van meditatie geweest, hoogstens een bijproduct. Het zou nuttig zijn om eens te onderzoeken of meditatiebeoefenaars op de lange duur positieve kwaliteiten ontwikkelen die zich in hun dagelijks leven manifesteren. Zo is het mogelijk dat zij een meer altruïstische of tolerante houding ten opzichte van anderen ontwikkelen of dat ze meer inzicht krijgen in hun eigen gedachtepatronen. Het lijkt ook wenselijk om te onderzoeken in hoeverre verschillende soorten van meditatie uiteenlopende effecten hebben.

Nog interessanter is de vraag hoe meditatie ons bewustzijn kan veranderen. Volgens boeddhisten is ons ‘ik’ in wezen een illusie, een idee-fixe. In de cognitieve psychologie spreekt men over mentale modellen of interne representaties die we van de wereld en onszelf creëren. Deze zijn onder meer noodzakelijk om ons gedrag te kunnen plannen en coördineren. Een veranderde bewustzijnstoestand kan misschien het beste worden beschouwd als een veranderd model van de werkelijkheid en onszelf, waardoor we ons ook anders voelen.

Tijdens meditatie verandert het model van onszelf omdat we niet meteen reageren op gedachten die we krijgen of geluiden die we horen. We accepteren alles zonder er commentaar op te leveren en zonder er door te worden beïnvloed. We maken ook geen onderscheid meer tussen een geluid en degene die het geluid hoort. Hierdoor kan ons gebruikelijke ‘ik’ tijdelijk verdwijnen en gaan we dat misschien in het dagelijks leven wat meer relativeren.

Noot

Dit artikel verscheen ook in het tijdschrift Psychologie van maart 1993. De versie in Skepter was iets korter. De informatie over het wetenschappelijke onderzoek naar meditatie is hoofdzakelijk ontleend aan M.A. West (ed.), Psychology of Meditation, Oxford: Clarendon Press, 1987.

Zie ook het artikel over Mindfulness meditatie uit 2008.

 Uit: Skepter 6.4 (1993)

 

Vond u dit artikel interessant? Overweeg dan eens om Skepsis te steunen door donateur te worden of een abonnement op Skepter te nemen.

Steun Skepsis

Rob Nanninga was hoofdredacteur van Skepter van 2002 tot 2014