De hersenmythes van Brain-Gym®
door Rob Nanninga
Brain-Gym® biedt 26 lichaamsoefeningen en rituelen die een gunstige invloed zouden hebben op de leerprestaties van kinderen. Wie een cursus volgt, krijgt precies te horen welke hersenprocessen worden gestimuleerd en welke mogelijke leerproblemen worden aangepakt. Deze kennis is echter op niets gebaseerd. Het is niet moeilijk om gratis betere oefeningen te bedenken.
De psychiater Ben Goldacre – bekend van zijn wekelijkse column over ‘bad science’ in The Guardian – sloeg groot alarm toen hij ontdekte dat honderden Britse basisscholen vol trots op hun websites verkondigden dat zij Brain-Gym® gebruikten. Ook lokale onderwijsautoriteiten bleken de methode te propageren. Zij hadden zich volgens Goldacre laten overtuigen door onzinnige reclamepraatjes met wat technische termen uit de neurowetenschap. De scholen herhaalden kritiekloos wat ze van commerciële onzinverkopers hadden gehoord.
Ook in Australië bleek Brain-Gym® al veel scholen te hebben bekeerd. Jennifer Stephenson (2009), een onderwijskundige van een universiteit in Sidney, gaf een overzicht van diverse officiële instanties die de methode op hun website aanbevolen. Er was nergens een woord van kritiek te vinden en cursussen werden zelfs gesponsord.
Brain-Gym® is naar eigen zeggen al in 87 landen actief. In België bestaat sinds 2007 een vereniging voor gecertificeerde beoefenaars, met circa twintig vrouwelijke instructeurs die geregeld cursussen geven (braingymbelgium.be). Een complete opleiding bestaat uit vier niveaus en neemt 143 uur in beslag. Brain-Gym® wordt ook als nascholing aangeboden door de lerarenopleiding van de Katholieke Hogeschool Kempen.
In Nederland is het aanbod nog niet zo goed georganiseerd en zijn er minder bevoegde instructeurs actief. De methode heeft vooral aanhang verworven onder alternatieve kindercoaches en -therapeuten. Er bestaan ook cursussen die zich op docenten richten, maar daar lijken nog weinig scholen bij betrokken te zijn, al vond ik wel een basisschool in Zoetermeer die op haar website schrijft:
We willen dat leerlingen op school meer bewegen. Dit willen wij stimuleren door extra bewegingsoefeningen en het drinken van water. Wij maken hierbij gebruik van elementen uit Braingym. Citaat: Braingym bevordert de integratie van lichaam en brein. Deze integratie wordt aangeleerd in de kruipperiode en kan – indien nodig – gestimuleerd worden door bewegingen van het lichaam, waarbij de middenlijn van het lichaam in drie richtingen overgestoken wordt (links/rechts, boven/onder en voor/achter).
De columns die Ben Goldacre aan Brain-Gym® wijdde – en die hij omwerkte tot een kort hoofdstuk in zijn bestseller Bad Science (2008) – leverden buitensporig veel reacties op. Hij kreeg kritiek van docenten die hem schreven dat veel kinderen het plezierig vinden om samen een paar lichaamsoefeningen te doen voordat ze aan een nieuwe taal- of rekenopdracht beginnen. Ze gaan dan met frisse moed weer aan de slag. Bovendien zijn veel kinderen tegenwoordig te dik. Zij kunnen wel wat meer lichaamsbeweging gebruiken.
De critici hadden Goldacre niet goed gelezen, want hij had al toegegeven dat het hem geen slecht idee leek om de lessen af te wisselen met een paar korte bewegingsoefeningen. Er bestaat ook wel wat onderzoek waaruit blijkt dat een korte fysieke inspanning de cognitieve prestaties kan verbeteren. Goldacre maakte er alleen bezwaar tegen dat de scholen hun inzichten en methoden klakkeloos overnamen van onzinverkopers. Juffen en meesters die de klas even willen oppeppen hebben geen dure cursus met buitenissige hersentheorieën nodig. Ze kunnen de kinderen het beste een paar fitnessoefeningen laten doen die wat intensiever zijn dan de nogal slome Brain-Gym®.
Misschien zijn de theorieën populair omdat ze mensen ervan kunnen overtuigen dat er geen lestijd wordt verspild aan activiteiten waar de kinderen niets van leren en waarvoor het onderwijzend personeel niet is ingehuurd. Brain-Gym® verschaft leraren de overtuiging dat zij hun handelen op echte hersenwetenschap baseren en dat ze de kinderen hele bijzondere oefeningen laten doen, die specifieke effecten op hun leervermogen hebben. Er zit een uitgebreide heilsleer achter de methode, die verwant is aan Toegepaste Kinesiologie en Touch for Health. Op een vervolgcursus leer je onder meer hoe je door middel van een spiertest kunt vaststellen waar de leerproblemen zitten en welke oefeningen een kind nodig heeft.
Hersenknoppen
Hoewel Brain-Gym® vaak wordt gepresenteerd als een soort gymnastiek, hoeven de kinderen bij de meeste oefeningen vrijwel niet te bewegen. Dit geldt onder meer voor de negen ‘energieoefeningen’. Deze staan opgesomd in het boekje Brain-Gym in de praktijk, geschreven door het echtpaar Dennison, de bedenkers van de methode. De pedagoog Paul Dennison was in de jaren 1970 actief als directeur en eigenaar van enkele therapeutische centra voor kinderen met lees- en leerproblemen. Hij was geïnteresseerd in diverse alternatieve methoden en theorieën, waarvan in Brain-Gym® duidelijke sporen zijn terug te vinden. Ook zijn vrouw Gail, die tien jaar Touch for Health had gedoceerd, droeg enkele onderdelen bij.
De echtelieden beweren dat hun oefeningen ‘helpen bij het herstellen van de neurale verbindingen tussen lichaam en hersenen en daarmee de stroming van elektromagnetische energie door het lichaam bevorderen’. Het blijft volkomen onduidelijk wat ze daarmee bedoelen, maar het klinkt velen misschien zo wetenschappelijk in de oren dat het bij hen geen vragen meer oproept.
Bij vijf energieoefeningen hoef je louter op bepaalde punten van het lichaam te drukken. Zo is er een oefening waarbij de kinderen een hand op hun stuitje moeten leggen terwijl ze met twee vingers van de andere hand hun bovenlip aanraken of masseren. Deze oefening wordt ruimteknoppen genoemd. De knoppen liggen naar naar men zegt aan het begin- en eindpunt van de hoofdmeridiaan. Door ze te stimuleren ‘wordt voeding makkelijker naar de hersenen geleid’. Er staat ook precies bij welke leervaardigheden positief worden beïnvloed. De oefening kan er onder meer voor zorgen dat de leerlingen ‘op de juiste plek blijven tijdens het lezen’ en dat hun organisatorische vaardigheden verbeteren.
Twee andere punten worden de hersenknoppen genoemd. Deze bevinden zich onder het sleutelbeen, links en rechts van het borstbeen. Terwijl je erover wrijft, moet je met je andere hand je navel bedekken. Dit ‘bevordert het sturen van boodschappen van de rechterhersenhelft naar de linkerkant van het lichaam, en vice versa’. Het zou onder meer kunnen voorkomen dat leerlingen letters of cijfers omgekeerd opschrijven. Er wordt zelfs beweerd dat het de bloedtoevoer naar de hersenen verhoogt en ervoor zorgt dat het lichaam meer zuurstof opneemt. Deze claims zijn allemaal uit de lucht gegrepen of uit esoterische bronnen overgenomen. Het is zeer onaannemelijk dat je de bloedtoevoer kunt opvoeren met een paar knoppen op je borst, nog afgezien van de vraag of het wenselijk is.
Bij een andere energieoefening moeten de kinderen met gekruiste enkels en polsen hun vingers verstrengelen. Ze krijgen te horen dat dit de elektrische circuits in hun lichaam verbindt, waardoor ze hun aandacht beter op iets kunnen richten. Het zou zelfs nuttig zijn om aan een grote X te denken (eveneens een oefening). Geeuwen en de ‘oren uitrollen’ blijken ook veel nut te hebben. Dr. Dennison schrijft dat hij zijn eigen gezichtsvermogen verbeterde door op advies van een therapeut bewust te gapen. Dat was voor hem reden genoeg om de techniek in Brain Gym® op te nemen, al schrijft hij er nu andere effecten aan toe, waaronder het vermogen om relevante van irrelevante informatie te scheiden.
Voordat ze aan de oefeningen beginnen, moeten de kinderen eerst een glaasje water drinken. Dit ritueel is eveneens omgeven met onzinnige theorieën. Het water zou nuttig zijn omdat het de elektrische stromen tussen de hersenen en de zintuigen goed geleidt. Er wordt ook beweerd dat elektronische apparaten zoals een tv of computer water aan het lichaam onttrekken. Zuiver water zou onmisbaar zijn omdat andere vloeistoffen als voedsel worden verwerkt en ‘bewerkt voedsel geen water bevat’. Kennelijk heeft men het idee dat ons lichaam moeite heeft om water uit een bord soep of een glas cola te halen.
Luie acht
De meest energieke oefening is de kruisloop, al mag die ook langzaam worden uitgevoerd (wat nog meer effect zou hebben). Bij de kruisloop heffen de kinderen afwisselend hun rechter- en linkerknie en ze raken deze aan met de tegenovergestelde hand of elleboog. Hun arm kruist daarbij de denkbeeldige middenlijn die hun lichaam in twee symmetrische helften verdeelt. ‘Middenlijnoefeningen’ zijn bedoeld om de coördinatie of integratie tussen beide hersenhelften te verbeteren. Bij een andere middenlijnoefening moeten de kinderen met hun hand een grote, luie (liggende) acht in de lucht beschrijven. Het effect schijnt opzienbarend te zijn: ‘Door deze oefening verdwijnen omkeringen van woorden en verwisseling van letters bij het lezen.’
De luie acht is verwant aan de oefeningen die de neuroloog Samuel Orton in de jaren 1920 ontwikkelde om leesproblemen te verhelpen. Hij liet kinderen letters in de lucht schrijven om hun linker- en rechterhersenfuncties beter te integreren. Orton had het idee dat dyslectische kinderen vaak letters omkeren. Hij geloofde zelfs dat ze woorden of letters soms letterlijk achterstevoren zagen. Wat de linkerhersenhelft als een d ziet kan door de rechterhersenhelft voor een b worden aangezien. Het kind raakt verward doordat beide hersenhelften elkaar tegenwerken.
Toen Paul Dennison de theorieën van Orton leerde kennen, werden die nog serieus genomen. Maar inmiddels zijn ze verouderd. Omkeringen en letterverwisselingen blijken niet kenmerkend te zijn voor dyslexie, want beginnende lezers maken dezelfde fouten. Dyslectische kinderen gaan er alleen langer mee door.
Er bestaan ook alternatieve theorieën die dyslexie toeschrijven aan visuele tekortkomingen. Paul Dennison hield zich daar in het verleden mee bezig en heeft er ideeën aan overgehouden. Bij de luie acht leer je om met je blik je hand te volgen. Kinderen die moeite hebben om een tekst te lezen, vertonen onregelmatige oogbewegingen. Kunnen ze worden geholpen door hun ogen te trainen? Wetenschappelijke deskundigen achten dat onaannemelijk, want grillige oogbewegingen zijn niet de oorzaak van het probleem, maar het gevolg. Ze treden ook op wanneer je normale kinderen een te moeilijke tekst laat lezen. (Jones, 2009)
Brain-Gym® heeft veel gemeen met methoden die bekend werden onder de noemer perceptual-motor training en die een halve eeuw geleden al werden aanbevolen bij leerproblemen. In de jaren 1960 en ’70 bedacht men in de VS allerlei oefeningen om kinderen te leren hun perceptuele en motorische vaardigheden goed te coördineren. De kinderen moesten over een evenwichtsbalk lopen, ballen overgooien, kruipen, springen en nog meer. Men ging ervan uit dat sensomotorische vaardigheden sterk aan de cognitieve ontwikkeling bijdragen of een noodzakelijke voorwaarde zijn. De oefeningen hadden naar men aannam een gunstig effect op vaardigheden die niet werden geoefend, zoals lezen en schrijven.
Al bijna dertig jaar geleden verscheen er een meta-analyse die een overzicht bood van 180 experimenten waarbij de effecten van perceptual-motor training werden onderzocht (Kavale en Morris, 1983). De resultaten waren erg teleurstellend en weken niet of nauwelijks af van de kansverwachting. Eventuele positieve effecten hadden hoogstens betrekking op de lichaamshouding, maar niet op de schoolprestaties. Later verscheen er nog meer onderzoek dat dit oordeel bevestigde. Er zijn geen lichamelijke activiteiten bekend waarvan is aangetoond dat ze de leesvaardigheid vergroten of helpen bij specifieke leerstoornissen.
Dennison verwijst expliciet naar de oefentherapie van Doman en Delacato. Zij geloofden dat motorische vaardigheden in de juiste volgorde moeten worden geleerd. Als een kind het kruipstadium overslaat en meteen gaat lopen, dan kan dat tot een leerstoornis leiden. Er ontbreken dan zenuwbanen die alsnog moeten worden geprogrammeerd door kruipoefeningen te doen. Dat kan leerblokkades opheffen. De theorie werd al in de jaren 1970 verworpen. De methode bleek ook niet effectief te zijn en werd afgeraden in een verklaring van wetenschappelijke deskundigen.
De beweringen van Brain-Gym® worden alleen ondersteund door getuigenissen en anekdotische verhalen. Er is geen deugdelijk onderzoek uitgevoerd. Keith Hyatt (2007) vond weliswaar vijf experimenten met Brain-Gym® die in erkende vakbladen waren verschenen, maar deze vertoonden allemaal grote methodologische gebreken en de resultaten waren allerminst opzienbarend.
Zo was er een studie die vaststelde dat kinderen die gedurende zes weken dagelijks 10 minuten Brain-Gym® hadden gedaan, langer op één been konden staan. Dat lijkt niet zo essentieel en mogelijk hadden de kinderen erop geoefend. Uit een studie die Hyatt vergat te noemen, bleek overigens dat jonge kinderen niet beter in staat waren een bal bovenhands te gooien wanneer ze in totaal 8 uur Brain-Gym® hadden gedaan (Bronwen, 2004)
Een andere studie rapporteerde dat Brain-Gym® de reactietijd verkortte, maar dat bleek bij nauwkeurige beschouwing niet te kloppen. Er was ook een experiment waaraan niet meer dan vier proefpersonen deelnamen, waaronder de proefleider zelf. Slechts één onderzoek maakte melding van verbeterde schoolprestaties, al ging men daarbij af op het oordeel van de docent. Er werd geen moeite gedaan om te berekenen of het verschil met de controlegroep significant was. Bovendien was het niet zeker of het succes geheel aan Brain-Gym® kon worden toegeschreven, want de kinderen mochten onder de les naar Mozart luisteren.
Brain-Gym® staat zich erop voor dat het de hersenen zodanig kan stimuleren dat een kind helemaal klaar is om iets nieuws te leren. De oefeningen zouden nodig zijn om ervoor te zorgen dat er geen delen van de hersenen ongebruikt of ontoegankelijk blijven, en dat alle delen goed met elkaar samenwerken. Met Brain-Gym® kun je alles sneller en makkelijker leren. Maar dit zijn vooralsnog ongefundeerde overtuigingen. De hersentheorieën die worden verkondigd zijn slechts pseudowetenschappelijke verkooppraatjes en hersenmythes.
Literatuur
Bronwen, Maskell et al. (2004). Effects of Grain Gym on overhand throwing in first grade students. Physical Educator, 61(1), 14-22.
Dennison, Paul en Gail Dennison (1994). Brain-Gym in de praktijk. Katwijk: Panta Rhei, 2006.
Goldacre, Ben (2009). Bad Science. Londen: HarperCollins.
Hyatt, K. J. (2007). Brain Gym®: Building stronger brains or wishful thinking? Remedial and Special Education, 28(2), 117–124.
Jones, Paul Howard (2009). Introducing neuroeducational research. Londen: Routledge.
Kavale, Kenneth et al. (1983). ‘One jumped off the balance beam’: meta-analysis of perceptual-motor training. Journal of Learning Disabilities, 16(3), 165-173.
Spaulding, Lucinda S. et al. (2010). Is Brain Gym® an effective educational intervention? Exceptionality, 18, 18-30.
Stephenson, Jennifer (2009). Best practice? Advice provided to teachers about the use of Brain Gym® in Australian schools. Australian Journal of Education, 53(2), 109-104.