De ziektemakers
Boekbespreking
door Rob Nanninga & Walter Heijder – Skepter 17.1 (2004)
De farmaceutische industrie is altijd bezig voor het heil van de mensheid. Maar we mogen ons niet al te gezond gaan voelen, want dat gaat ten koste van de omzet.
JÖRG Blech, wetenschapsredacteur bij het weekblad Der Spiegel, ziet opmerkelijke parallellen tussen de hedendaagse gezondheidsindustrie en de activiteiten van dokter Knock, de hoofdpersoon in een toneelstuk van Jules Romain (1923), dat meermaals werd verfilmd. Knock heeft zich als nieuwe huisarts gevestigd in een Frans bergdorpje, waar bijna iedereen zich kerngezond voelt. De medische wetenschap lijkt hier weinig eer te kunnen behalen, maar Knock denkt daar anders over. Hij schakelt de hoofdonderwijzer in om voorlichting te geven over gevaarlijke ziektekiemen en nodigt via de dorpsomroeper alle inwoners uit voor een gratis consult. Zijn uitgangspunt is dat gezonde mensen in feite patiënten zijn die nog niet weten dat ze iets mankeren. Knock constateert dat de dorpelingen last hebben van allerlei verontrustende symptomen en hij overtuigt hen ervan dat ze dringend behandeling nodig hebben. Uiteindelijk ligt bijna de hele bevolking ziek in bed en zijn er nog maar net genoeg gezonde mensen over om hen te verzorgen. De plaatselijke apotheker vaart er wel bij.
In Die Krankheitserfinder betoogt Jörg Blech dat farmaceutische concerns tegenwoordig veel moeite doen om zoveel mogelijk mensen een medicijn aan te praten. Ook artsen doen hieraan mee door steeds meer onschuldige klachten en gebreken te voorzien van een diagnose, vaak op aandrang van mondige patiënten die al precies weten welk syndroom ze hebben. Gezondheid lijkt een toestand die nog maar voor weinigen is weggelegd. Er worden voortdurend nieuwe ziektebeelden en stoornissen geïdentificeerd. Vaak zijn ze gemakkelijk te diagnosticeren met behulp van een korte checklist. Wie de meerderheid van de vragen met ‘Ja’ beantwoordt, heeft een probleem waarvoor medische hulp kan worden geboden. Farmaceutische bedrijven slagen er regelmatig in om artsen en journalisten voor hun kar te spannen. Ze sponsoren ook vaak patiëntenorganisaties die ijveren voor erkenning van de ziekte die hen kwelt. Er wordt meer geld uitgegeven aan marketing dan aan onderzoek en ontwikkeling.
Een aardig voorbeeld is het Sisi-syndroom, dat alleen in Duitsland bekend werd.
Het is vernoemd naar de Oostenrijkse keizerin Elisabeth, die eraan zou hebben geleden. Vanaf 1998 dook het nieuwe ziektebeeld regelmatig op in populaire weekbladen, kranten, tv-programma’s en medische tijdschriften. Er verscheen ook een boek over en er werden seminars en conferenties georganiseerd waar deskundigen hun visie gaven. Men beweerde dat er misschien wel drie miljoen Duitsers aan leden. Volgens de kenners ging het om een vorm van depressiviteit die goed verborgen werd gehouden. De slachtoffers maken geen lusteloze indruk, integendeel: Sisi’s zijn overactief, optimistisch, zelfbewust en ambitieus. Ze werken hard, doen veel aan sport en fitness, reizen regelmatig naar verre landen, zien er aantrekkelijk uit, willen graag een perfecte indruk maken en klagen nooit. Maar dit alles is slechts een maskerade en een manier om niet te gaan tobben en piekeren. Innerlijk voelen ze zich leeg, onzeker en onbevredigd. Ze kunnen ook lichamelijke klachten krijgen, waaronder gebrek aan eetlust, slapeloosheid, buikpijn en hoofdpijn. Het komt vooral voor bij jonge carrièrevrouwen. De oorzaak is een verstoorde serotoninebalans, die effectief kan worden behandeld met het middel Seroxat.
Het Sisi-syndroom werd door drie psychiaters ontmaskerd in het tijdschrift Der Nervenarzt (mei 2003). Zij stelden vast dat het was gecreëerd door GlaxoSmithKline, de fabrikant van Seroxat, die blijkbaar een grotere afzetmarkt zocht. Er waren geen wetenschappelijke gegevens die de beweringen ondersteunden. De grote media-aandacht kwam voort uit de activiteiten van Wedopress, een pr-bureau dat door de pillenmaker was ingehuurd. Op haar website meldde Wedopress vol trots dat de Sisi-campagne 533 publicaties had opgeleverd.
Onder invloed van de farmaceuten is er in Duitsland ook veel aandacht voor problemen die samenhangen met de overgangsjaren. Niet alleen de dames hebben daar last van, ook met de heren gaat het niet al te best. Er wordt gesproken over het ‘Aging-Male-Syndrom’, de mannelijke menopauze. Op een website van Jenapharm kan men een checklist invullen om de klachten, waaronder vermoeidheid en afnemende spierkracht, in kaart te brengen (www.jenapharm.de). Deze worden toegeschreven aan een testosterontekort. Men had het altijd als normaal beschouwd dat de testosteronspiegel van mannen zakt naarmate ze ouder worden, maar inmiddels is het een stoornis die behandeld kan worden. Jenapharm biedt daarvoor een gel die dagelijks op het lichaam moet worden gesmeerd. Duitse medici bepaalden onlangs dat de grenswaarde voor testosteron bij 12 nanomol per liter bloed ligt. Dit betekent dat circa 20 procent van de 60-jarigen aan een testosterontekort lijdt.
Verkooptrucs
Blech bespreekt een vijftal verkooptrucs die de farmaceutische industrie toepast om haar omzet te verhogen.
Truc 1. Natuurlijke processen die bij het leven horen, worden omgevormd tot een medisch probleem. Dit geldt bijvoorbeeld voor haaruitval. Toen de Amerikaanse firma Merck & Co. als eerste een werkzaam haargroeimiddel had ontwikkeld, schakelde het bedrijf een pr-bureau in om het kaalheidsprobleem onder de aandacht te brengen. Al spoedig verschenen er artikelen waarin werd bericht dat haaruitval psychische problemen kan veroorzaken. Het British Medical Journal stelde met hulp van haar lezers een lijst van zulke niet-ziekten samen. In de top tien staan: ouderdom, werk, verveling, wallen onder de ogen, onwetendheid, kaal hoofd, sproeten, flaporen, grijs of wit haar en lelijkheid. Het zijn geen echte ziektes, maar je kunt er zo mee naar de dokter.
Truc 2. Persoonlijke en sociale problemen worden als een geneeskundig probleem verkocht. Vroeger was je verlegen, maar tegenwoordig heb je een sociale fobie of sociale angststoornis (SAS) die met antidepressiva kan worden behandeld. In de Amerikaanse media verschenen talloze artikelen over dit probleem nadat het middel Paxil (Seroxat) in 1999 was erkend als behandeling voor SAS. De Amerikaanse vereniging voor angststoornissen, die werd bijgestaan door een pr-bureau, maakte in een persbericht bekend dat 13 procent van de bevolking aan een sociale fobie lijdt.
Truc 3. Risico’s worden als ziekte verkocht. Vroeger was je al of niet ziek. Tegenwoordig heb je een bepaald risico om ziek te worden en dien je preventief behandeld te worden. Zo wordt een verhoogde cholesterolspiegel genoemd als ‘één van de belangrijkste risicofactoren’ voor hart- en vaatziekten. Volgens een voorlichtingsfolder van de apotheek doet men er verstandig aan het cholesterolniveau regelmatig te laten controleren. Een hoge waarde betekent slechts dat de (kleine) kans op een hartinfarct wat groter is, maar helemaal niet dat die kans groot is. Bovendien kan verlaging van de cholesterolspiegel het levenseinde niet of nauwelijks uitstellen. Blech heeft een apart hoofdstuk gewijd aan het verschil tussen een feitelijke ziekte en het risico daarop.
Truc 4. Betrekkelijk zeldzame symptomen worden als epidemie verkocht. Zo zijn er sinds de komst van de Viagrapillen steeds meer mannen met een erectiestoornis. Volgens de fabrikant gaat het om een probleem dat de helft van alle mannen tussen 40 en 70 treft. In tegenstelling tot de VS mag er in Europa geen publieksgerichte reclame worden gemaakt voor receptgeneesmiddelen. Maar het is wel toegestaan om de consumenten via voorlichtingscampagnes bewust te maken van de kwalen waaraan ze mogelijk lijden. De fabrikant van Viagra schakelde hiervoor de hulp in van het voetbalidool Pelé. Hij adviseerde iedereen met erectieproblemen om naar de dokter te gaan. De naam ‘Viagra’ viel niet, maar daar kon de huisarts bij helpen, want die had het nodige reclamemateriaal ontvangen.
Truc 5. Lichte symptomen worden als voorboden van zwaar lijden verkocht. Een voorbeeld is het prikkelbaredarmsyndroom (PDS), een chronische kwaal waar misschien wel twee miljoen Nederlanders last van hebben. Sinds een paar jaar bestaat er in Nederland ook een belangenvereniging voor PDS-patiënten (gesponsord door de firma Novartis). De meest kenmerkende symptomen zijn pijn in de onderbuik en een afwijkend ontlastingspatroon. Vroeger namen artsen zulke klachten niet al te serieus, zolang er geen ernstige oorzaak aan ten grondslag lag. Maar inmiddels bestaan er tabletten voor. De firma GlaxoSmithKline kwam met het wondermiddel Lotronex en startte een voorlichtingscampagne om meer bekendheid te geven aan het syndroom. Helaas bleek Lotronex kwalijke bijwerkingen te hebben. In de VS moesten tientallen gebruikers met ernstige constipatie of darmontsteking in het ziekenhuis worden opgenomen en er waren zeven sterfgevallen te betreuren.
Lastige kinderen
De trend om het hele leven te medicaliseren komt uit Amerika. Daar gaat het hand in hand met de juridisering van het leven. Artsen lopen het risico dat ze worden aangeklaagd wanneer ze een ziekte over het hoofd zien. Daardoor zijn ze eerder geneigd een gezond iemand ziek te noemen, dan een ziek iemand gezond te verklaren. Voor de zekerheid slaan ze vaak loos alarm.
Blech beschrijft een bekend experiment van de psycholoog Rosenhan (1973). Deze stuurde acht gezonde vrijwilligers naar psychiatrische ziekenhuizen met het verhaal dat ze stemmen hoorden die ‘hollow’, ’empty’ of ‘thud’ zeiden. Zodra ze waren opgenomen, lieten de pseudo-patiënten weten dat ze nergens meer last van hadden en ze gedroegen zich zo normaal mogelijk. Desondanks werden ze gemiddeld bijna drie weken ter observatie vastgehouden, met een maximum van 52 dagen. Ze werden uiteindelijk uit het ziekenhuis ontslagen met de diagnose ‘schizofrenie in remissie’.
Zo gaat het volgens de auteur maar al te vaak. Mensen die zich met klachten of problemen melden, worden zonder noodzaak voorzien van een diagnose en een recept, waarbij de vraag- en aanbodzijde elkaar versterken. Blech geeft verscheidene voorbeelden. Hij besteedt onder meer een hoofdstuk aan ADHD, een populaire diagnose voor drukke en lastige kinderen. Het diagnostisch handboek DSM-IV noemt 18 mogelijke symptomen, onderverdeeld in drie categorieën: aandachtstekort, hyperactiviteit en impulsiviteit. Enkele symptomen zijn: ‘maakt achteloos fouten in schoolwerk’, ‘volgt vaak aanwijzingen niet op’, ‘praat vaak aan een stuk door’ en ‘heeft vaak moeite om op zijn beurt te wachten’. Om de diagnose ADHD te kunnen stellen, moeten er minimaal 12 symptomen aanwezig zijn, die zowel op school als thuis veel problemen veroorzaken. Het is niet duidelijk hoeveel kinderen voldoen aan de diagnostische criteria, omdat die meer of minder strikt kunnen worden geïnterpreteerd, afhankelijk van de tolerantiegrens (hoevaak is ‘vaak’?). De schattingen lopen uiteen van 1 tot bijna 20 procent. Vaak neemt men aan dat er in elke schoolklas gemiddeld één ADHD-kind te vinden is.
Al voordat ADHD kon worden gediagnosticeerd, lag de oplossing klaar: Ritalin van het farmacieconcern Novartis. In sommige Amerikaanse steden gebruikt meer dan 10 procent van de scholieren dagelijks Ritalin of vergelijkbare psychostimulantia. In de staat Virginia was er zelfs een schooldistrict waar ruim een op de drie (witte) jongens de diagnose ADHD kreeg. Onder Nederlandse jongens in de leeftijd van 10 tot 14 ligt het percentage Ritalingebruikers inmiddels bijna op 3. (1)
In Duitsland, waar al meer dan 60 boeken over ADHD verschenen, bracht Novartis een geïllusteerd kinderboek uit waarin de hyperactieve Hippihopp een wit tabletje van de dokter krijgt. Daardoor kan hij zich veel beter concentreren en voelt hij zich een stuk rustiger. Het is ontegenzeglijk waar en onderzoeken tonen het aan: Ritalin doet bij weerspannige kinderen soms wonderen, terwijl de bijwerkingen wel mee schijnen te vallen. Als je kind niet kan lezen wat er op het bord staat, geef je hem een bril. Waarom zou je dan geen Ritalin geven wanneer hij niet op zijn stoel kan blijven zitten? Daar kan nog een lange discussie over worden gevoerd.
Blech gaat ook uitvoerig in op ontwikkelingen in de gen-geneeskunde, waarbij de tendens is: toon mij uw genenpaspoort en ik zeg u hoe ziek u bent (of gaat worden), ook als u zich nu nog gezond voelt.
In een afsluitend hoofdstuk bespreekt hij drie gevolgen van de toenemende medicalisering: steeds meer mensen denken dat ze ziek zijn, de gezondheidskosten exploderen en de artsen betreuren hun beroepskeuze. Hij dringt ook aan op maatregelen om het tij de keren.
Die Krankheitserfinder is met recht een bestseller. Het is onderhoudend geschreven en relevant voor de maatschappelijke discussie. Diverse wetenswaardigheden en onthullingen passeren de revue. Zo kunnen we lezen hoe Prozac werd omgevormd tot Sarafem, een remedie tegen de oprukkende premenstruele dysfore stoornis (PMDS). De auteur heeft de nodige research gedaan, zoals blijkt uit de 16 pagina’s met bronvermeldingen. Het boek biedt geen volledig overzicht van het terrein, maar dat kan ook moeilijk in 250 bladzijden.
De stellingname van Blech is niet zo genuanceerd. Hij is doelbewust eenzijdig doordat hij alleen oog heeft voor ontwikkelingen die kwalijk kunnen zijn. Soms lijkt hij wat te behoudend. Zo stelt hij dat kinderloosheid geen ziekte is. Nu is het volkomen duidelijk dat je zonder kinderen uitstekend kunt leven en daarmee heel oud kunt worden. Maar kinderloosheid heeft wel degelijk vaak een medische oorzaak, die door de moderne geneeskunde te behandelen, dan wel te omzeilen is.
Wie Blechs boek leest zou ten onrechte tot de conclusie kunnen komen dat de farmaceutische industrie meer kwaad dan goed doet. Maar wie het niet leest, loopt het risico onnodig ziek te worden verklaard door een opvolger van dokter Knock.
Literatuur
Jörg Blech (2003). Die Krankheitserfinder – Wie wir zu Patienten gemacht werden. Fischer Verlag.
De Nederlandse vertaling verscheen in 2005 onder de titel De ziektemakers bij Uitgeverij Wereldbibliotheek in Amsterdam.
Verwante artikelen:
Bipolaire bedriegerij: een epidemie van psychiatrische stoornissen, Skepter 21(1), 2008.
Komt een mens bij de psych… – De diagnostiek van alledaagse ellende, Skepter 24(1), 2011.
Noot.
1. Farmaceut en drugsonderzoeker Toine Pieters verklaarde in 2012: ‘Tussen de 8 en 10 procent van de huidige basisscholieren krijgt het [Ritalin] vandaag de dag voorgeschreven.’ (Noot toegevoegd juli 2013).