Wereldwijd de bossen redden

Zullen de noodlijdende bossen over de hele wereld ‘op afstand’ gezond gemaakt worden vanuit het Duitse plaatsje Weilerswist? Het hier gevestigde Institut für Resonanztherapie (IRT) claimt hiertoe over een baanbrekende therapie te beschikken. Ook kan men op afstand de opbrengst van gewassen met tientallen procenten verhogen. Op beleidsmakers in o.a. Nederland heeft de therapie veel indruk gemaakt.

(afbeelding: Grok)

Wageningen wil geld voor de resonantietherapie

door Ton Smit en Mark de Does – Skepter 6.3 (1993)

HET IRT-laboratorium in Welerswist, even onder Keulen, stuurt dagelijks aan boomzaden en zo’n zesduizend jonge boompjes in Tsjechië een dosis ‘informatie’ waardoor hun aanpassingsvermogen zou worden vergroot. Nederland speelt hierbij ook een rol. De vakgroep Ecologische Landbouw van de Landbouwuniversiteit Wageningen (LUW) verzorgt de statistische berekeningen en het project wordt mede gefinancierd door de Stichting Milieubewustzijn in Hilversum. Momenteel wordt het effect bestudeerd op zaden van fijnspar, lijsterbes, es en esdoorn.

Het IRT zou inmiddels al in zo’n twintig landen actief zijn. Momenteel staan ook in West-Afrika experimenten gepland; het instituut claimt dat ze in Guinee enkele duizenden hectaren gaat behandelen. In diverse Europese landen heeft resonantietherapie verbijsterende resultaten opgeleverd – aldus de Wageningse universitair docent drs Willem Beekman. In de reguliere landbouw zouden meeropbrengsten van veertig procent zijn gehaald. Behandeld zaad van zonnebloemen levert twintig procent meer oogst op dan onbehandeld zaaigoed. Na behandeling lieten de kruinen van platanen in een Weens stadspark binnen één jaar zo’n 12 procent minder licht door. En: behandelde bosbessen beschimmelen minder snel.

Ir. Hans Andeweg

De vakgroep Ecologische landbouw aan de Landbouwuniversiteit Wageningen heeft inmiddels bijna drie jaar onderzoek besteed aan resonantietherapie. Men zou hebben aangetoond dat weerstand en kiemkracht van ‘vitaal zwakke eikels’ door resonantietherapie significant werd verbeterd. Ook voor natuurherstel wordt de therapie daarom nu ingeschakeld. De eerste behandeling van noodlijdende bospercelen in Nederland (o.a. Staverden, Keppel en Welna) vond plaats in 1987/88. Positieve resultaten werden volgens het IRT gemeten in o.a. bladmassa, bodemleven en hoeveelheid droge stof. De vakgroep werkt nu samen met wetenschappers uit Tsjechië en Duitsland en het IRT aan herstel van de bossen in het sterk vervuilde Noord-Bohemen, Tsjechië.

Sleutelfiguur bij de resonantietherapie is de aan het IRT verbonden Nederlandse ir. Hans Andeweg, afgestudeerd aan de Wageningse landbouwuniversiteit. In 1987 werkte Andeweg aan een experiment waarbij o.a. met financiële steun van de provincie Gelderland verzuurde bossen van Het Gelders Landschap werden besproeid met het homeopathische middel Biplantol.

‘Projectieve waarneming’

Andeweg reageert mild als we – door files en andere vertragingen – twee uur te laat arriveren. Hij demonstreert de SE-5 radionische apparaten, die het IRT via een groothandel betrekt van het Amerikaanse bedrijf Chakra Ltd. Resonanztherapie für Ökosysteme is een van origine Duitse techniek, waardoor contact wordt gelegd met de ‘vormvelden’ van noodlijdende bossen. Het milieu is volgens Andeweg sinds vijftig jaar dermate verslechterd, dat bossen geen contact meer kunnen maken met hun collega-bossen. ‘Door informatie aan te bieden, kunnen bossen zich aanpassen aan het veranderende milieu’. Alleen ‘compatibele’ velden (bijvoorbeeld recente luchtfoto’s) kunnen genezende informatie doorgeven. Dat kan risicoloos: de natuur accepteert volgens Andeweg uitsluitend ‘positieve informatie’.

De resonantietheorie beroept zich o.a. op de ‘radionische’ geneeskunde, een therapie die in kleine kring populair was ten tijde van de ontdekking van radio en radar, zo’n driekwart eeuw geleden. Men probeerde destijds ook ’transmissie van informatie’ voor medische toepassingen. Bij radionische geneeskunde gaat het om ‘genezen op afstand’, meestal met gebruik van speciale apparatuur. De werkwijze is weinig conventioneel. Zo kan de diagnose malaria worden gesteld door een gezonde persoon via een koperdraad te verbinden met een druppel bloed van de patiënt, die vervolgens op de buik wordt geklopt.

De Britse ingenieurs Curtis Upton en George de la Warr gebruikten in de jaren vijftig luchtfoto’s bij de behandeling van landbouwgewassen. Hun ideeën en methoden zijn de basis van waaruit de behandelingsmethode van het IRT is ontwikkeld. Volgens het IRT heeft grote tegenwerking van de chemische industrie ertoe geleid dat de methode niet maatschappelijk erkend werd. Het IRT maakt graag gebruik van technische terminologie om een wetenschappelijke onderbouwing te suggereren. Zo accepteren verzuurde bossen uitsluitend informatie die ‘compatibel’ is met hetgeen vastligt in de fysieke structuur van het bos. Die compatibiliteit zorgt ervoor dat een bosperceel nooit ‘slechte of verkeerde’ informatie kan opnemen.

De resonantietherapie beroept zich op verwantschap met complexe wiskundige ontwikkelingen als Chaostheorie, Mandelbrot-sets en fractale wiskunde. In de schaarse geschriften van resonantietherapeuten wemelt het van de ‘attractoren’, ‘open systemen’, ‘affiene transformaties’ en ‘zelforganisatie’. Veel duidelijkheid biedt dat niet. Zo wordt onder ‘projectieve waarneming’ verstaan dat de hersenen met de natuur ‘resoneren’. Je kunt dus beelden ‘zien’ afkomstig uit de buitenwereld zonder tussenkomst van ogen en oren. Iedereen met een positieve instelling kan deze vorm van waarnemen leren, legt Andeweg uit. Als hij hetzelfde probeert met de term ‘affiene transformaties’ – een term uit de meetkunde die omvormingen via schuiven, draaien, vergroten of verkleinen aangeeft – door middel van een stukje karton, blijkt dat hij de materie niet begrijpt. Hij buigt het karton.

Sinds enkele jaren beroept men zich op de theorie van de morfogenetische velden van de controversiële Britse bioloog Rupert Sheldrake, wiens visie in Nederland onlangs bekendheid kreeg door de VPRO-serie Een Schitterend Ongeluk. Morfogenetische velden zouden vergelijkbaar zijn met natuurkundige velden: ze breiden zich uit over een bepaalde afstand en brengen informatie over. Hoe groter de vormverwantschap tussen twee dingen (dieren, planten, mensen, oerwouden) hoe meer ze eikaars morfogenetische veld delen.

Zoals in de radionische geneeskunde een druppel bloed (of nagels, haar, huidschilfers, etcetera) dienen als ‘resonator’, zo gebruikt men bij de behandeling van noodlijdende bossen meestal luchtfoto’s van het bosperceel – of Polaroid-foto’s van zakken met zaaigoed. Deze worden veelal met de computer bewerkt. Zo levert een driehoekig bosperceel een eenvoudig driehoekig lijnfiguurtje op. Andeweg legt uit dat te behandelen percelen echter ingebed liggen in een ‘holon’, een natuurlijke eenheid, waar vormvelden bijhoren. Ook daarvan wordt een tekening ‘geplot’.

De acht radionische apparaten (’therapiestations’) van het IRT maken via deze ‘vormvelden’ contact met het bos en dragen ‘informatie’ over. Als regel moet een stuk omgeving worden meebehandeld, verklaart Andeweg. Tegelijk verzekert hij ons dat uitsluitend het perceel van de opdrachtgever positieve veranderingen ondergaat. Het ‘holon’ gaat blijkbaar selectief met de therapie om. Andeweg noemt zieke bossen ‘contactgestoord’ door isolatie van hun mede-bossen elders. De werking van de resonantietherapie berust er volgens hem op dat bossen een collectief ‘wij-gevoel’ terugkrijgen.

In deze grafiek is heel duidelijk de overgang te zien van de planten na de behandeling…

‘Geen hocus pocus’

Een radionisch apparaat is een plat kastje van zo’n twintig bij vijfentwintig centimeter, met gleuf waarin je de foto (de ‘informator’) kunt schuiven. Links zit een plaat waarop je het papiertje met de getransformeerde afbeelding (de ‘resonator’) legt. Op de plaat zitten geëtste concentrische koperkleurige vierkantjes, plus een indrukwekkende pijl die naar het apparaat wijst. Via het schermpje van een opgeplakt Sharp zakcomputertje zie je knipperend welke behandeling plaatsvindt. Een behandeling duurt een half uur per dag. Als ‘informator’ kan ook een papiertje dienen met daarop een wiskundige figuur zoals een fractal, of symbolen uit het Hebreeuws of Sanskriet. Ook is met gekleurd licht en homeopatische verdunningen gewerkt. De geschiktheid van de informator wordt met ‘projectieve waarneming’ vastgesteld.

Ir. Andeweg is slechts met tegenzin bereid de werking van het apparaat uit te leggen. Dat zou ons in verwarring kunnen brengen. Het apparaat produceert volgens hem repeterende ‘resonerende pulsen’ die het te behandelen zaaigoed of bosperceel ‘bereiken’. Hoe? Worden de afbeeldingen gescand, afgetast, belicht, geconverteerd, via radiogolven in de ether gezonden? ‘Ik weet niet hoe het werkt, maar wel dat het werkt’, zegt Andeweg na enig aandringen.

Ook importeur Peter W. Köhne kan geen technische specificaties geven. Zijn folders noemen de netspanning en geven relatief veel details over het opgeplakte computertje. De SE-5 werkt volgens Köhne met ‘niet-energetische informatie’, hetgeen niet in gangbare termen te vatten zou zijn. Het apparaat zou twee minuscule ingebouwde ‘Skalarantennes’ bevatten. ‘Ein nicht-Radioniker kan damit nichts anfängen’, zegt Köhne. De folder verwijst naar Einstein, Sheldrake en ‘Intrinsic Data Fields’. Het IRT heeft het daar niet over want, zegt de importeur, ‘Die haben Ihre eigene Theorie’.

Volgens de folders werkt het kastje bij psychische en lichamelijke klachten, vergiftigingen en voor metingen van intuïtie en schadelijke milieuinvloeden. Vermeldenswaard is dat het apparaat een ingebouwd ‘Schutzprogramm’ heeft dat de werking uitsluitend toelaat bij gebruikers met oprechte ethische motieven. De SE-5 apparaten gaan in Duitsland voor ca DM 8.500 over de toonbank. Met staffelkorting heeft het IRT er zeven voor ca DM 5.000 per stuk kunnen aanschaffen.

De behandeling van een bosperceel door het IRT kost vijftig- a zestigduizend DMark op jaarbasis. Vóór de behandeling worden -indien gewenst -metingen uitgevoerd naar de kwaliteit van het bos (vegetatie, begroeiing, variatie, kroondichtheid, bodemleven, etcetera) en wordt de uitstraling van bomen gemeten met ‘projectieve waarneming’. Men ‘voelt’ de gezondheid van bomen met de handen. ‘Niks geen hocus pocus’, zegt Andeweg. Twee Wageningse professoren hebben bij het IRT hieromtrent een cursus gevolgd, zegt Andeweg. Twee in aanmerking komende Wageningse professoren ontkennen echter.

Manden en eikels

Het wetenschappelijk gehalte van de theorieën van het IRT (en van hun publicaties) is onduidelijk en de gegeven uitleg bizar. De theorieën en terminologie van het IRT sluiten niet aan bij enige wetenschappelijke traditie – zelfs niet door zich ertegen te verzetten. De vakgroep Ecologische Landbouw in Wageningen heeft na drie jaar nog niets over resonantietherapie gepubliceerd. Studenten kunnen echter op het onderwerp afstuderen. Foldermateriaal van het IRT biedt veel tevreden uitspraken van hooggeplaatsten, waaronder nogal wat Duitse adel. Bij statistische bewerkingen wordt zelden of nooit uitgelegd welke hypothese nu getoetst wordt en op welke manier (en door wie) de metingen zijn uitgevoerd. De relevantie van de metingen is daarmee niet te beoordelen, wat voor onderzoek dat pretendeert grensverleggend te zijn toch een minimum-eis zou moeten zijn. Niettemin stelt Andeweg dat zijn onderzoek keiharde en overtuigende cijfers heeft opgeleverd.

Twee brochures van het IRT bieden resultaten over de afgelopen jaren. Ze ogen verzorgd, met grafieken, tabellen en staafdiagrammen, soms voorzien van statistische berekeningen. Onbesproken blijven de gevolgde aanpak, de wijze van registratie en de onderliggende veronderstellingen. De gepresenteerde cijfers zijn daardoor niet te controleren. Ook komen de cijfers in verschillende publicaties soms niet overeen. Zo tonen twee IRT-jaarverslagen (1990 en 1991) over de onbehandelde bomen in Staverden verschillende cijfers. In het jaarverslag uit 1991 blijkt de interpretatie achteraf met balpen gecorrigeerd.

Bij de schaarse onderzoeksresultaten is de interpretatie soms mank. Zo voerde dr. Claar Sloet van de Wageningse vakgroep in 1992 een onderzoek uit waarbij twee zakken met vier kilo eikels op vijf meter van elkaar op zolder werden gezet. Één mand werd vanuit Weilerswist gedurende twee maanden dagelijks 3 a 4 uur behandeld. Uit elke mand werden zeshonderd eikels onder gecontroleerde omstandigheden uitgezaaid. Van de onbehandelde eikels kiemden er twee eikels, van de behandelde 42. Dat lijkt een significant resultaat. Methodologisch is echter geen sprake van onderzoek naar 1200 individuele eikels, maar naar twee manden met eikels. Als één mand dicht bij de verwarming heeft gestaan, zijn daarmee alle eikels in de mand beïnvloed. De eikels zijn dus niet individueel en gecontroleerd behandeld. De toegepaste statistiek is daardoor niet van toepassing.

Overigens: vormen twee zakken met eikels, afkomstig uit hetzelfde gebied, op 5 meter afstand van elkaar, samen niet één holon? En hoe is het IRT erin geslaagd om bij de therapie – die berust op de gelijkenis in vorm – de ene zak met eikels wél te behandelen en de andere niet? Manden met eikels lijken nogal op elkaar. Volgens ir. Andeweg was het selectief richten op de eikels in één mand gebaseerd op het feit dat de eikels hier door het toeval anders gerangschikt lagen. Echter: dat is een eigenschap van de mand als geheel. Bij het bedenken van het experiment heeft het IRT de manden steeds als geheel gezien; de statistiek behandelt echter de eikel als eenheid. De conclusie van de studie is niet gerechtvaardigd.

Wat betreft terminologie, duidelijke definities en wetenschappelijke stiptheid scoort het IRT een onvoldoende. Vormvelden, morfogenetische velden, morfische velden en auravelden worden probleemloos door elkaar gebruikt. (De Wageningse universitair docent drs Willem Beekman heeft het in een collegedictaat zelfs over bietenvelden). ‘Wat morfische velden zijn, weet ik niet’, zegt Andeweg, ‘Wél weet ik hoe ik er contact mee moet maken’. Hij ziet een parallel met het op afstand genezen van mensen door paragnosten. ‘Gemechaniseerde telepathie’, biedt hij als verklaring.

Mezen en melkdoppen

Het IRT leunt zwaar op een case waarmee Sheldrake zijn theorie van de morfogenetische velden illustreert. Vlak na de oorlog was er in Engeland aandacht voor mezen die doppen van melkflessen verwijderden. In twee leuke artikelen van Fisher en Hinde is hierover gepubliceerd. De vraag was o.a. waarom mezen op steeds meer plaatsen dat gedrag aanleren, terwijl melkdoppen al zo lang bestaan. Fisher en Hinde menen dat mezen het gedrag van elkaar afkijken (en soms onafhankelijk aanleren) en pleiten voor experimenteel onderzoek. Sheldrake merkt op dat het aantal plaatsen waar het gedrag voorkomt, versneld toeneemt. Vrij vertaald: als één mees het trucje leert, stijgt via het ‘mezen-vormveld’ de kans dat andere mezen het gedrag opnieuw uitvinden.

Sheldrake interpreteert de resultaten in zijn eigen straatje, maar citeert zorgvuldig en verwijst naar bronnen. IRT echter lijkt vooral geïnteresseerd in de conclusie, citeert verkeerd (observaties van Tinbergen worden moeiteloos naar Engeland verplaatst) en verandert een geleidelijke uitbreiding van doppenverwijdering in een plotse ommezwaai. Overigens: hoe verklaart het IRT dat ook spechten, kauwen en merels melkdoppen gingen verwijderen? Zou het morfogenetische veld van vogels dat van verschillende soorten overlappen? Niettemin lijken Andeweg c.s. oprecht en hartstochtelijk in de theorie te geloven. Dat lijkt echter nauwelijks argument voor het toekennen van subsidie.

‘Voor en Na’

Het IRT is opgericht door de Duitse alternatief genezeres Irene Lutz, een vriendelijke mevrouw die de therapie naar eigen zeggen jarenlang met succes op ziekten en aandoeningen toepaste. Momenteel houdt ze zich uitsluitend met bossen bezig. Haar zoon, de arts Franz Lutz, is een van de dragers van de resonantietherapie. De therapie heeft haar wortels in de praktijk, schrijft hij in een verhandeling. ‘Eine Theoriebildung, bzw die Aufstellung einer Arbeitshypothese erfolgte erst später’. Lutz zegt een voorspelbare en reproduceerbare techniek te willen ontwikkelen. Hij verwijst o.a. naar het collectieve onbewuste van Jung, energetische wetmatigheden en geokosmologische invloeden, maar in een natuurkundige verklaring van telepathische informatie-overdracht ziet hij echter weinig. ‘Es befindet sich in unserem Team kein Physiker’, klinkt het bijna trots.

Onafhankelijke instanties hebben bij herhaling de gunstige resultaten bevestigd, claimt het IRT. Men wijst trots op de Heidemij, het Zoölogisch Instituut van de Frankfurter Universiteit, een bostechnisch bureau uit Oostenrijk en natuurlijk de vakgroep Ecologische Landbouw van de LUW. Wat betreft de Nederlandse referenties lijkt hun claim onzuiver. Inderdaad heeft de Heidemij als dienstverlenend bedrijf metingen (o.a. lichtdoorlating) voor het IRT uitgevoerd. Een woordvoerder toonde zich echter geïrriteerd over de suggestie dat de Heidemij de werking van therapie onderschrijft: ‘Die conclusie is voor rekening van het IRT’. Ook het Gelders Landschap zegt de claims van het IRT niet te erkennen.

Wat betreft de vakgroep Ecologische Landbouw lijkt er (althans wat de betrokken medewerkers betreft) sprake van twee handen op één buik. En Oostenrijk? Na behandeling lieten de kruinen van platanen in een Weens stadspark binnen één jaar zo’n 12 procent minder licht door. Metingen na één jaar hebben wetenschappelijk gezien echter geen betekenis. Onvermeld bleef zelfs of met seizoensinvloeden rekening was gehouden. De bewijsvoering van het IRT verloopt voor een flink deel via opmerkelijke foto’s van het type ‘voor en na de behandeling’. Foto A toont een grove den die oogt als een verlopen kerstboom, foto B demonstreert dat de naalduitval passé is na één jaar therapie. Een gefotografeerd proefveldje bonen moet aantonen dat de bladerdichtheid zowat is verdubbeld.

Het IRT schuwt wetenschappelijke discussie. De bewijsvoering berust voornamelijk op vage folderteksten en op het beïnvloeden van journalisten van dagbladen en populaire pers. Een persconferentie eind 1992 in Weilerswist was geheel gericht op de Nederlandse pers. Dat resulteerde overigens in een opmerkelijke stroom artikelen, bijna steeds positief van toon. Het tijdschrift Platform (oplage 10.000), een externe uitgave van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, was lovend. Alleen De Volkskrant plaatste wat honend commentaar.

De vakgroep heeft voor een half miljoen subsidie aangevraagd bij de Ministeries van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) en Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV). De experimenten zullen worden uitgevoerd door de vakgroep in samenwerking met het Gelders Landschap en de Heidemaatschappij. Op l juli 1993 hebben beleidsmakers van de ministeries, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne (RIVM), de Directie Landbouwkundig Onderzoek en de Landbouwuniversiteit besloten tot uitstel. ‘Men vond bossen als ecosysteem te complex’, zegt Andeweg. Een nieuw onderzoeksvoorstel behelst veld- en potproeven met éénjarige gewassen en zaden, zegt Andeweg. Professor dr E.A. Goewie van de vakgroep Ecologische Landbouw zal het voorstel verder uitwerken. Ook zal zijn vakgroep de ‘wetenschappelijke inkadering’ voor haar rekening nemen. In september 1993 valt het besluit.

Is serieuze kritiek op resonantietherapie zinvol? De halve erkenning die zij krijgt vanuit ministeries, de universitaire wereld en natuurbeschermingsorganisaties vraagt om enig weerwoord. De gedachten achter de resonantietherapie, de uitvoering van de experimenten en het gedrag van de betrokken wetenschappers staan op gespannen voet met de tradities in de experimentele wetenschap. Geloofwaardige waarnemingen moeten voldoen aan criteria zoals een verantwoorde methodologie, statistische eisen, nauwkeurige registratie, openbaarheid van gegevens, herhaalbaarheid van het experiment, etcetera. Aan dergelijke overbekende kriteria lijkt de resonantietherapie geen boodschap te hebben. Als je onorthodoxe dingen beweert, moetje met goede bewijzen en methoden komen. Of is men zelfs trots op de afwezigheid daarvan? Franz Lutz schrijft ergens: ‘Deze kunst van het waarnemen (…) is in strijd met de momenteel gebruikelijke ervaringsmethode’.

Literatuur

  • Lutz, Franz, Eine Zusammenfassung des Arbetismodells der Resonanztherapie, IRT, juni 1992.
  • Sheldrake, Rupert, The Presence of the Past, Colins Fontana, London, 1986.
  • IRT, De theorie achter de resonantietherapie, in: Persinfo Persconferentie IRT, 16 december 1992.
  • Beekman, W., Inleidend college Alternatieve Landbouw, Wageningen, 1992.
  • IRT, Projekte, Arbeitsmethode und Ergebnisse 1986-1992, Kerpen-Türnich, 1990.
  • IRT, Ergebnisse 1986 bis 1991, Kerpen-Türnich, 1992.
  • IRT, Energetische Messungen und Fotodokumentation im Park Laxenburg September 1990-September 1992.
  • IRT, Erfahrungen mit der Resonanztherapie (ongedateerd)
  • Hinde, R.A., Fisher, J., The opening of milk bottles by birds, British Birds, 42, pp 347-357, 1949.
  • Hinde, R.A., Fisher, J., Further observations on the opening of milk bottles by birds, British Birds, 44, pp 347-357,1949

Dit artikel is een uitgebreide versie van een stuk dat op 12 augustus 1993 verscheen in NRC Handelsblad.

Uit: Skepter 6.3 (1993)

Vond u dit artikel interessant? Overweeg dan eens om Skepsis te steunen door donateur te worden of een abonnement op Skepter te nemen.

Steun Skepsis

Ton Smit is freelance wetenschapsjournalist en publiceert over met name over automatisering/EDI in de gezondheidszorg.
Mark de Does is mathematisch bioloog en is werkzaam in de software-industrie.