Het ufo-syndroom
Boekbespreking. How UFOs conquered the world: The history of a modern myth
door Pepijn van Erp – Skepter 29.1 (2016)
In de jaren zeventig van de vorige eeuw raakte David Clarke als tiener gefascineerd door ufo’s. Je zou hem toen een echte gelovige hebben moeten noemen, volkomen behept met het UFO syndrome zoals hij het noemt. In de loop van de jaren komt hij er echter achter dat veel van hedendaagse ufo-verhalen wel erg veel elementen uit oudere sciencefiction bevatten en dat ze voor een groot deel lijken bepaald door de culturele achtergrond van de getuigen.
Die kant van het ufo-fenomeen bleef Clarke interesseren, ook nadat hij een buitenaardse verklaring voor de ervaringen allang als onwetenschappelijk had verworpen. Clarke promoveerde op het gebied van folklore en bleef als journalist het ufo-fenomeen volgen. Toen in het Verenigd Koninkrijk de Freedom of Information Act van kracht werd, gebruikte hij die als eerste om documenten van het ufo-departement van het ministerie van defensie mee op te vragen. Dat leverde veel interessante informatie op over hoe de overheid omgaat met ufo-meldingen en over oude casussen.
En natuurlijk onderzocht hij of er sprake kon zijn van een samenzwering van overheidsfunctionarissen om ‘de waarheid’ weg te houden van het publiek, zoals veel ufologen ons graag voorhouden. Voor dat laatste vond Clarke ‘vanzelfsprekend’ geen enkele aanwijzing, integendeel. Toen in 2007 alle dossiers naar de National Archives gingen, werd Clarke curator.
Clarke benadert het ufo-fenomeen vanuit antropologische hoek. Niet zozeer de feitelijke verklaringen van ufo-waarnemingen interesseren hem, maar veeleer hoe mensen komen tot hun versie van de gebeurtenissen waarvan ze getuigen waren. How UFOs conquered the world: The history of a modern myth is een mooi afgewogen boek, waarin Clarke met respect omgaat met de ‘gelovigen’ op een manier die een lezer van Skepter wel zal bevallen.
Projectie
Clarke kun je rekenen tot de aanhangers van de psychosociale hypothese: ufo-waarnemingen zijn ‘producten van onze geest: projecties van onze angsten en verlangens, cultureel bepaalde fantasieën of hallucinaties, of nieuwe religies die opkomen waar oude ten onder gaan.’ Het gaat misschien wat ver om deze benaderingswijze tegenover het cynisch debunken te zetten, maar wie het boek wil lezen om erachter te komen hoe die malle ufo-gekkies elke keer weer zo dom zijn om een onscherp gefotografeerde zeemeeuw als ultiem bewijs te zien voor bezoek van buitenaardse wezens, komt bedrogen uit.
Alle aspecten van het ufo-syndroom komen langs in het boek. Met bekende voorbeelden, zoals de zaak rond Kenneth Arnold uit 1947 — waarmee de moderne vliegendeschotelmythe eigenlijk begon — en de ufo-religie van de Aetherius Society, opgericht door kosmisch stemmenhoorder George King. Maar Clarke bespreekt ook interessante casussen die minder bekend zijn. Van een hoax van Engelse studenten, die op een rechte lijn door Engeland op verschillende plekken vliegende schotels half in de grond begroeven om te kijken hoe de overheid zou reageren op iets wat misschien op een buitenaardse invasie zou kunnen duiden, tot Father Paul Eric Inglesby die met zijn Christian UFO Research Association jarenlang waarschuwde dat het geloof in ufo’s de christelijke waarheid verduisterde.
Clarke heeft veel van de betrokkenen persoonlijk gesproken en de manier waarop hij die ontmoetingen beschrijft, geeft veel kleur aan het boek.
Of de aanhangers van een buitenaardse verklaring voor ufo’s er blij mee zullen zijn, valt te betwijfelen. Alleen al het woordje ‘mythe’ in de ondertitel zal waarschijnlijk slecht bij ze vallen. Een belangrijke les die Clarke leerde tijdens zijn jarenlange betrokkenheid met het onderwerp, is dat je ufo-gelovigen maar moeilijk overtuigt van hun misvattingen, ook al wijs je ze met alle respect op overduidelijk bewijs van hun ongelijk.
David Clarke: How UFOs conquered the world: The history of a modern myth. Londen: Aurum Press Ltd; 2015, 320 pagina’s. € 20,99.