Cold reading met geesten

Spiritistische mediums als tv-amusement

door Rob Nanninga – Skepter 19.1 (2006)

Spiritistische mediums goochelen tegenwoordig nog maar zelden geesten te voorschijn en hebben geen donkere kamers meer nodig. Ze beperken zich tot verbaal goochelwerk en voelen zich thuis onder de lampen van tv-studio’s.

Het 19de-eeuwse spiritisme lijkt in Nederland weer populair te worden. Op commerciële tv-zenders verschijnen regelmatig mediums die met overledenen communiceren. Verscheidene tv-sterren nemen hun gaven naar het schijnt heel serieus. Ook in populaire tijdschriften duiken de mediums herhaaldelijk op. Je hoort nog maar zelden iemand zeggen: ‘Ga toch weg met die flauwekul!’

Zijn er werkelijk zoveel Nederlanders die geloven dat de doden met ons kunnen spreken? Voor zover ik weet is er bijna geen representatief enquêteonderzoek gedaan waarin deze vraag werd gesteld. Het enige dat in de buurt komt, is een enquête van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) uit 1994. Men vroeg de geënquêteerden eerst of ze bekend waren met het spiritisme en vervolgens of ze erin geloofden. Slechts 78 procent wist wat spiritisme was, 8 procent geloofde er ‘zeker’ in, 11 procent ‘misschien’ en 60 procent ‘niet’.

In 1998 rapporteerde het SCP dat 60% van de Nederlanders in een leven na de dood gelooft, waaronder 33% van degenen die zichzelf niet tot een kerkgenootschap rekenen. Het percentage was flink gestegen ten opzichte van 1991, toen 53% aangaf dat een leven na de dood ‘waarschijnlijk’ of ‘absoluut bestaat’. Vooral in de jongste generatie (onder de veertig) zag men een toename (van 52 naar 63%). Inmiddels lijkt het geloof weer te zijn teruggelopen, al hangt het mede af van de vraagstelling en de antwoordmogelijkheden. Een enquêteonderzoek onder autochtone Nederlanders tussen 15 en 40 jaar, dat vorig jaar in opdracht van het tv-programma Ikon Live werd uitgevoerd, bracht aan het licht dat 54 procent van de ondervraagden in een leven na de dood geloofde. (Onder allochtone Nederlanders bedroeg het percentage 70.) Een kwart had er geen oordeel over, terwijl een vijfde er niet in geloofde.

Uiteraard impliceert een voortbestaan niet dat we met de doden kunnen communiceren. Zo gelooft ruim 70 procent van de Amerikanen dat hun ziel na de dood voortleeft, terwijl nauwelijks meer dan 20 procent gelooft dat contact met overledenen mogelijk is. In 2001 sloegen Amerikaanse sceptici nog alarm toen 28% van hun landgenoten in spiritisme leek te geloven, tien procent meer dan een decennium eerder. Ze veronderstelden dat de vele psychics op de Amerikaanse tv-zenders (Larry King is er dol op) het bijgeloof aanwakkerden. Maar de laatste enquêteresultaten uit 2005 laten zien dat de trend is omgebogen naar 21%. In 1981 was het nog 24%. De mediums maken blijkbaar niet en masse bekeerlingen.

[Uit een recente opiniepeiling in opdracht van het maandblad Quest (september 2007) bleek echter dat 30 procent van de ondervraagde Nederlanders geloofde dat Char met de doden kan spreken. Dat is wel verrassend veel.]

Louter amusement

Tv-shows waarin de doden spreken, zullen wel niet alleen bekeken worden door mensen die in spiritisme geloven, want dat zou de doelgroep nogal beperken. Een deel van de kijkers veronderstelt wellicht dat het medium haar paranormale gaven gebruikt zonder dat er echte geesten aan te pas komen. Anderen twijfelen daar misschien ook aan en zijn vooral geïnteresseerd in de emoties van de cliënten. De programma’s kunnen worden beschouwd als een variant op tv-formats waarin mensen hun geliefden zoeken. Een voordeel is dat de redactie weinig speurwerk hoeft te verrichten. De overledenen melden zich altijd meteen wanneer hun naam wordt genoemd en hebben er geen bezwaar tegen dat het medium flink aan hen verdient.

Televisiemediums vallen in de categorie amusement. De makers van zulke tv-programma’s stellen zich niet ten doel betrouwbaar bewijsmateriaal te leveren voor het bestaan van paranormale verschijnselen. Daar hebben ze ook geen verstand van. Ze willen in de eerste plaats goede kijkcijfers en verstrekken meestal geen informatie over de gang van zaken. We mogen hopen dat ze eerlijk genoeg zijn om het medium geen voorkennis te verstrekken. Het is echter niet aannemelijk dat ze allerlei voorzorgsmaatregelen zullen nemen om te voorkomen dat het medium van tevoren iets aan de weet komt. Ze hebben geen reden om zoveel moeite te doen, want er hoeft niets bewezen te worden en niemand hoeft zich verantwoordelijk te voelen voor wat het medium misschien heimelijk doet.

De tv-programma’s kunnen geen overtuigende bewijzen leveren omdat er veel te veel onzekere factoren zijn. Ten eerste kunnen we er niet zeker van zijn dat het medium totaal geen voorkennis had. Misschien sprak ze voor de opnamen met een familielid van de cliënt of met een redacteur die wat loslippig was. Misschien zag ze een naamkaartje op een stoel liggen of kreeg ze de kans om in het huis van de cliënt rond te snuffelen. Het tv-medium Char was onlangs op bezoek bij een familie die in een spookhuis woonde. Tijdens het gesprek merkte ze terloops op: ‘Ik heb gehoord dat jullie buurvrouw ook dingen heeft zien gebeuren?’ Dat roept de vraag op wat ze nog meer heeft gehoord. Alles is mogelijk, want er is niemand aangesteld die ervoor moet zorgen dat er geen informatie uitlekt.

Ten tweede kunnen we niet het hele consult bekijken. Er zijn onopvallend stukjes of delen weggeknipt, gewoonlijk het grootste deel. Zo wordt van elk gesprek dat Char voor haar RTL4-show voert, minimaal driekwart niet uitgezonden, en de minst geslaagde consulten worden helemaal niet vertoond. Blunders, zijsporen en andere zwakke passages worden in de uitzending weggelaten, waardoor de kijkers een te rooskleurig beeld krijgen. Het is niet uitgesloten dat de cliënt meer informatie heeft verstrekt dan we in de uitzending te zien kregen. Een opmerking die niet relevant leek, kan soms later worden gebruikt om een rake uitspraak te doen of de kans daarop te vergroten. Een goed medium onthoudt alles wat de cliënt zegt. De cliënten beseffen dat onvoldoende en kunnen zich vaak niet meer herinneren welke informatie ze zelf hebben prijsgegeven. Ook de tv-kijkers herinneren zich na afloop niet goed meer hoe het medium tot haar uitspraken kwam.

Ten derde geeft de cliënt tijdens het consult voortdurend feedback. Dat is ook de bedoeling, want het zou nogal saai worden wanneer het medium slechts een monoloog afsteekt. Het is moeilijk om te bepalen in hoeverre de cliënt haar in de juiste richting heeft gestuurd. Meestal geven de cliënten het medium behoorlijk veel aanwijzingen, waaronder non-verbale, zoals een frons, een onbewust knikje, een trillende lip of een verandering van lichaamshouding. De snelheid waarmee de cliënt reageert kan eveneens betekenisvol zijn. Bij Char zitten er doorgaans ook nog familieleden van de cliënt in de zaal die emotioneel meeleven en bij het gesprek betrokken kunnen worden.

Een ander probleem is dat de tv-kijkers zich louter kunnen baseren op het subjectieve oordeel van de cliënt. Als cliënten laten blijken dat ze onder de indruk zijn van het medium, dan worden de kijkers geacht dit oordeel over te nemen. Zelf kunnen ze niet goed inschatten hoe frappant en treffend de uitspraken waren, want ze weten vrijwel niets over de familie. Cliënten die zichzelf hebben aangemeld voor een consult op de tv, zijn vermoedelijk snel tevreden. Ze zijn bij voorbaat al overtuigd van de geestenwereld en werken optimaal mee om er een succes van te maken. Ze zullen niet snel geneigd zijn de voorstelling te bederven met lastige opmerkingen, want daar zit niemand op zit te wachten. Ze hoeven ook niet precies uit te leggen wat er al of niet klopt, want daar is geen tijd voor.

Ten slotte is het een probleem dat we de resultaten nergens mee kunnen vergelijken. Stel dat het medium de voornaam noemt van iemand die de cliënt goed kent. Dat lijkt opmerkelijk, maar we weten niet hoe groot de kans is dat zoiets toevallig klopt. Die kans zal in ieder geval toenemen naarmate het medium meer namen noemt en de cliënt meer vrienden en familieleden heeft. Char geeft zichzelf altijd dubbele kansen door minimaal twee mogelijkheden te noemen: ‘Is er een J of een G? J-O of J-A? Levend of dood?’ (Die laatste vraag garandeert natuurlijk een hit.) Soms komt Char eerst een hele rij levenden op het spoor, voordat ze een geest treft. Het hangt er ook vanaf welke lettercombinatie nog voor een treffer mag doorgaan. Eigenlijk zou de cliënt van tevoren een definitieve lijst moeten maken van belangrijke personen. Men zou dan kunnen nagaan of het medium vaker namen noemt die op de lijst van de cliënt staan dan namen die op vergelijkbare lijsten van andere personen te vinden zijn.

Partijdige beoordeling

Er waren onderzoekers die de prestaties van een medium probeerden in te schatten door haar uitspraken voor te leggen aan een controlegroep. Deze onafhankelijke beoordelaars moesten evenals de cliënt aangeven in hoeverre de uitspraken op henzelf van toepassing waren. Als hun score veel lager uitviel dan die van de cliënt, dan concludeerde men dat de prestaties van het medium boven de kansverwachting lagen. Haar uitspraken pasten blijkbaar beter bij de cliënt dan bij andere personen, wat de indruk wekte dat het medium over specifieke informatie beschikte.

Helaas is deze methode onbetrouwbaar omdat de beoordeling niet blind geschiedt. Een cliënt die gelooft dat de woorden van het medium speciaal voor hem of haar bedoeld zijn, is extra gemotiveerd om ze met eigen ervaringen in verband te brengen en er een passende interpretatie voor te zoeken. Fouten worden vaak ten onrechte half goed gerekend. Dat levert een extra hoge waardering op, die niks te maken heeft met de vermogens van het medium.

Prof. Gary Schwartz, een Amerikaanse psycholoog die in 2001 een parapsychologisch onderzoek publiceerde en daar later ook een boek over schreef, pakte het nog dommer aan. Bij zijn eerste experiment, dat door een tv-zender werd gesponsord, gaven vijf bekende mediums elk een reading aan twee cliënten die achter een scherm zaten. Ze mochten geen vragen stellen die niet met ‘ja’ of ‘nee’ konden worden beantwoord. Al hun uitspraken werden op schrift gesteld. De cliënten moesten later beoordelen wat ervan klopte. Ze waren van mening dat circa 80 procent van de uitspraken juist was. Dat is minder opmerkelijk dan het lijkt, omdat de beweringen niet zo specifiek waren.

Schwartz vormde zeventig uitspraken om tot vragen. Wanneer het medium bijvoorbeeld had gezegd ‘Je zoon is erg goed met zijn handen’, dan werd de bijbehorende vraag: ‘Wie was er erg goed met zijn handen?’ Een aantal jonge studenten die een portretfoto van de cliënt kregen, moest proberen te raden wat de juiste antwoorden waren. Ze hadden 36 procent van de vragen goed. Schwartz concludeerde hieruit dat de mediums blijkbaar bijzondere gaven hadden omdat ze aanmerkelijk hoger (80%) scoorden. Hij hield er geen rekening mee dat de opdrachten niet gelijkwaardig waren: de mediums moest dingen zeggen waar de cliënt mee kon instemmen, terwijl de studenten het enig juiste antwoord moesten geven. Als men de rollen had omgedraaid, zouden de percentages er waarschijnlijk heel anders hebben uitgezien.

Schwartz voerde in totaal vijf experimenten uit, waarvan alleen het laatste volledig geblindeerd was. Bij dit experiment vonden de readings plaats zonder dat de cliënten aanwezig waren. Ze ontvingen later twee transcripties die ze afzonderlijk moesten beoordelen: hun eigen reading en een reading voor iemand anders. Ze wisten niet welke uitspraken voor hen bestemd waren, zodat ze onpartijdig konden oordelen. De scores die ze aan beide readings toekenden, verschilden niet significant van elkaar. Vier van de zes cliënten vonden hun eigen reading het meest passend, maar dat was niet opmerkelijk veel.

Twee Britse psychologen, Ciarán O’Keeffe en Richard Wiseman (2005), voerden een vergelijkbaar experiment uit waarbij vijf proefpersonen elk een reading kregen van vijf verschillende mediums, die in een andere kamer zaten. De readings werd omwerkt tot 25 lijsten met uitspraken die de proefpersonen allemaal moesten beoordelen. Ze gaven hun eigen readings geen scores die boven het gemiddelde lagen.

Mensen die een persoonlijke reading ontvangen, zijn daar meestal van onder de indruk. Maar als je ze vijf verschillende readings geeft, dan kunnen ze niet meer vaststellen welke op henzelf betrekking heeft. Dat is al dikwijls aangetoond. Het feit dat de cliënt niet bij de reading aanwezig mag zijn, kan echter worden gezien als een bezwaar tegen deze onderzoeksmethode. Zelf geef ik de voorkeur aan experimenten waarbij het medium een voorwerp ontvangt, bijvoorbeeld de trouwring van de cliënt of van diens overleden vader. Dat sluit beter aan bij de praktijk, want veel paragnosten en mediums geloven dat voorwerpen paranormale informatie kunnen verschaffen.

Hoe werkt cold reading?

Parapsychologische experimenten hebben soms kleine afwijkingen van de kansverwachting opgeleverd, maar geen paranormale gaven die praktisch bruikbaar zijn en overtuigend kunnen worden gedemonstreerd. Het succes van mediums en paragnosten kan worden toegeschreven aan zogenoemde cold reading-strategieën. Deze kunnen worden gebruikt om cliënten er ten onrechte van te overtuigen dat het medium meer kan waarnemen dan een gewoon mens.

Bij een echte cold reading kan het medium zich niet voorbereiden op het consult. De cliënten komen als het ware koud binnen en het medium weet niets over hen. Een hot reading betekent daarentegen dat het medium van tevoren informatie heeft ingewonnen zonder dat de cliënt daarvan op de hoogte is. Sommigen spreken ook over een warm reading. Daarbij baseert het medium zich op informatie die ze tijdens het consult aan de cliënt ontfutselt. Dit kan echter ook worden beschouwd als een onderdeel van de cold reading.

Het succes van een cold reading is voor een belangrijk deel afhankelijk van de cliënt. Het medium doet er goed aan om duidelijk te maken dat de beste resultaten door samenwerking tot stand worden gebracht. De cliënt moet er actief bij betrokken worden. Hij of zij moet het medium helpen om haar paranormale waarnemingen te begrijpen en de betekenis van haar woorden te doorgronden. Een medium kan niet alles zien. De boodschappen van boven komen niet zo helder door en vaak kan alleen de cliënt begrijpen waarop ze betrekking hebben. Het zijn puzzelstukjes die in elkaar moeten worden gepast. De cliënt wordt geacht het medium aanvullende informatie te geven. Naarmate de cliënt meer feedback geeft en er meer interactie is, kan het medium meer voor hem doen. Tijdens het consult stelt ze meestal voortdurend vragen die de cliënt uitnodigen om te reageren, al is het niet de bedoeling dat de cliënt de leiding van het gesprek overneemt.

Toch is het ook mogelijk om zonder feedback opmerkelijk veel succes te boeken. Dit werd onlangs nog gedemonstreerd door de goochelaar Derren Brown in zijn vermaarde tv-serie Trick of the Mind op Channel 4. Hij werkte met drie groepen van vijf jonge vrijwilligers uit Londen, Barcelona en Los Angeles. Ze moesten Derren een envelop geven met daarin hun geboortedatum, de omtrek van hun hand en een voorwerp dat hen toebehoorde. Derren nam deze spullen mee naar een werkkamer en kwam later weer terug met de uitgebreide analyses die hij had opgesteld. De vrijwilligers kregen elk een persoonlijk rapport dat ze zorgvuldig moesten doorlezen.

In de uitzending werden verscheidene reacties getoond: ‘Het was ongelooflijk. Ik begrijp niet hoe het zo goed kon kloppen.’ ‘Ik had het gevoel dat het heel goed samenvatte wie ik ben.’ ‘Ik had gedacht dat het vager en algemener zou zijn, zoals een horoscoop, maar hij gaat echt diep op mijn persoonlijkheid in.’ ‘Het was uiterst nauwkeurig.’ ‘Hij heeft dingen in mij gezien die ik zelf nog niet eens had gezien.’ ‘Het klopte voor 95 procent.’ ‘Ik denk dat 75 procent juist was, maar die overige 25 procent was minder belangrijk.’

Ten slotte moesten de deelnemers de rapporten een paar keer onderling doorgeven totdat ze niet meer wisten welke ze in handen hadden. Dat ging niet helemaal goed, want ze merkten dat ze hun eigen rapport weer hadden teruggekregen. Pas nadat ze nog een keer hadden geruild, beseften ze tot hun verbazing dat iedereen dezelfde analyse had ontvangen. Het verhaal was niet op hun persoon toegesneden en veel minder specifiek dan ze dachten.

Dit was, zoals Derren toegaf, al een oude truc, die in 1948 voor het eerst werd toegepast door de psycholoog Bertram Forer. Hij ontdekte dat mensen de neiging hebben om zichzelf te herkennen in vage en algemene persoonlijkheidstyperingen. Dit zogenoemde barnumeffect neemt toe naarmate de betrokkenen er sterker van overtuigd zijn dat de beschrijving speciaal voor hen is gemaakt. Uitspraken zoals ‘Je bent geneigd om kritiek op jezelf te hebben’ en ‘Soms twijfel je er sterk aan of je wel de juiste beslissing hebt genomen’ zijn meestal niet moeilijk te plaatsen. Omdat niets menselijks ons vreemd is, kan iedereen zich wel situaties voorstellen waarin zulke eigenschappen naar boven kwamen. De uitspraken worden persoonlijk doordat de cliënten ze inkleuren met eigen ervaringen en interpretaties.

Uitspraken waarin een eigenschap wordt gecombineerd met het tegendeel, zijn bijzonder effectief, want ze dekken alle mogelijkheden. Een voorbeeld is: ‘Je kunt heel zorgzaam zijn en bent snel bereid om anderen te helpen, maar als je eerlijk bent, zijn er ook situaties waarin je een egoïstisch trekje in jezelf bespeurt.’ Evenzo kan iemand zelfverzekerd zijn, maar onder bepaalde omstandigheden nogal verlegen, of optimistisch met neerslachtige buien.

Vleiende uitspraken doen het ook altijd goed. Zo kan het geen kwaad om cliënten te vertellen dat ze in een bepaald opzicht beter zijn dan de meeste mensen in hun omgeving: betrouwbaarder, oprechter, flexibeler, coöperatiever, creatiever, onafhankelijker, minder bevooroordeeld, et cetera. De meeste autorijders geloven dat ze beter rijden dan de gemiddelde chauffeur. Cliënten van mediums en paragnosten horen vooral graag dat ze zelf over paranormale gaven beschikken.

Uitspraken kunnen ook worden afgestemd op de levensfase van de persoon, waarin kenmerkende problemen en interesses vaak een dominante rol spelen. De deelnemers aan de demonstratie van Derren Brown waren allemaal ongeveer even oud. Dat bood de mogelijkheid om de readings beter op hen af te stemmen. Wellicht hadden ze ook nog andere dingen met elkaar gemeen, bijvoorbeeld hun opleidingsniveau. Het is voor mediums nuttig om de cliënten al bij binnenkomst in een categorie te kunnen plaatsen. Daarbij kunnen allerlei uiterlijke kenmerken worden gebruikt.

Vage feiten en slinkse vragen

Een reading kan beter op de cliënt worden toegesneden naarmate er meer interactie plaatsvindt. Dit geldt ook voor barnumuitspraken. Wanneer een cliënt volmondig erkent dat ze veel zelfkritiek heeft, dan kan de eerdere uitspraak worden aangedikt: ‘Je bent vaak de ergste vijand van jezelf. Je zoekt altijd naar dingen die je niet goed hebt gedaan. Het lijkt wel of je niet tevreden bent voordat je iets hebt gevonden wat niet helemaal perfect is.’ Wanneer de bewering echter niet lijkt aan te slaan, kan hij worden afgezwakt: ‘Het is geen negatieve zelfkritiek maar opbouwende. Jij bent je heel goed bewust van dingen die in het verleden niet goed gingen en hebt daar veel van geleerd. Je laat je niet meer ontmoedigen door kleine imperfecties.’

Een medium doet er verstandig aan om niet te snel specifieke dingen te zeggen of zich vast te leggen op details. Door een onderwerp eerst in algemene termen te verkennen, blijven er meerdere wegen open. De uitspraken zijn aanvankelijk nog zo ruim dat ze op diverse personen en gebeurtenissen betrekking kunnen hebben. Afhankelijk van de reacties van de cliënt kunnen ze verder worden uitgebouwd, waarbij het medium de indruk probeert te wekken dat ze recht op haar doel afgaat. Het lijkt alsof ze feitelijke informatie geeft, maar ze suggereert meer dan ze zegt. Het is de taak van de cliënt om zich wat concreets voor te stellen bij de vage en onduidelijke uitspraken.

Het medium kan nieuwe informatie die de cliënt aandraagt, meteen opnemen in haar verhaal, alsof ze er al van op de hoogte was. Wanneer Char bijvoorbeeld hoort dat de letters J-A betrekking kunnen hebben op een overleden grootvader die Jan heet, dan weet ze meteen zeker dat de geest van Jan aanwezig is, want hij zorgde ervoor dat ze die letters doorkreeg. Soms vraagt ze of iemand iets van de overledene bij zich heeft. Als dat een kettinkje blijkt te zijn, kan ze zeggen: ‘Ja, een kettinkje, dat liet hij me al zien. Hij is ’s nachts wel eens bij iemand langs geweest, was dat bij jou? Ja, toen heeft hij je nog een keer opgezocht. Dat vertelt hij mij net. Je had al het gevoel dat hij er was, maar je wist het nog niet zeker hè?’ Zodra een vraag bevestigend wordt beantwoord, maakt het medium er met terugwerkende kracht een helderziende uitspraak van.

Het medium kan ook een gokje wagen en een specifiekere uitspraak doen, bij voorkeur een met een hoge trefkans, bijvoorbeeld een veelvoorkomende jeugdherinnering: ‘Heb je vroeger een muziekinstrument bespeeld of had je een artistiek of creatief talent waar je niet mee door bent gegaan?’, ‘Had je als kind een geheime verstopplaats?’, ‘Had je een verzameling?’, ‘Had je vroeger een vriendin waarmee je alles samen deed?’, ‘Was je op school betrokken bij een ongeluk? ‘Ben je geslagen door een ander kind of een jongen die nogal dik of groot was?’ Met wat praktijkervaring kan het medium een repertoire van alledaagse feiten en gebeurtenissen opbouwen die vaak van toepassing zijn op haar clientèle. Het kan nuttig zijn om meerdere elementen in een uitspraak te verwerken; dat vergroot de kans dat de cliënt er iets toepasselijks uit kan halen.

Uitspraken kunnen ruimer worden geïnterpreteerd wanneer ze niet blijken te kloppen. Stel dat het medium vraagt: ‘Je hebt een hond?’ Als dat niet zo is, zijn er nog diverse uitwegen: je hebt vroeger een hond gehad, je wilde graag een hond hebben, je kent een hond die je wel eens aait of uitlaat, et cetera. Het medium kan blijven volhouden dat ze je samen met een hond zag, totdat de hond ergens gevonden is. Stel dat ze beweert dat er problemen waren met de wielen van je auto, terwijl er iets mis was met de remmen. Dan kan het medium benadrukken dat ze het probleem met je auto goed heeft gezien, maar helaas niet veel van technische zaken weet. Het medium kan ook beweren dat ze eigenlijk hetzelfde bedoelde als de cliënt zei.

Mediums en paragnosten geven zelden toe dat ze iets fout hebben. Ze houden liever voet bij stuk totdat de cliënt erkent dat ze op z’n minst gedeeltelijk gelijk kunnen hebben. Zo is het mogelijk dat ze dingen hebben gezien die de cliënt niet weet, die hij zich niet meer herinnert, die in de toekomst kunnen plaatsvinden, die op iemand anders betrekking hebben of die symbolisch moeten worden opgevat. Het medium kan de cliënt adviseren om er nog eens over na te denken, dan zal het later wel duidelijk worden. Fouten kunnen ook worden afgedaan als onbelangrijke details die niet de kern van de zaak raken. Pas in laatste instantie zal het medium toegeven dat ze niet wil beweren dat ze nooit fouten maakt.

Soms kan een fout later nog ongedaan worden gemaakt als zich een nieuwe interpretatie aandient. Zo vroeg Char aan de presentatrice Karin de Groot of ze iemand kende met een naam die op Roos leek, maar dat leverde niks op. Later vroeg ze of Karin iets was verloren dat ze van haar overleden moeder had gekregen. Karin herinnerde zich dat ze een rozenkrans kwijt was, waarvan Char meteen profiteerde door er omstandig op te wijzen dat ze dus niet zonder goede reden naar Roos had gevraagd. De moeder probeerde haar al iets over die rozenkrans te vertellen. Helaas hoorden we niet of ze een goede reden had om er meteen over te beginnen. Karin vroeg nog tweemaal of haar moeder kon vertellen waar de rozenkrans was gebleven, maar Char deed alsof ze die vraag niet hoorde en praatte er doorheen.

Hoewel mediums pretenderen dat ze veel informatie kunnen geven, stellen ze doorlopend vragen om er achter te komen welke betekenis de cliënt aan hun woorden hecht. Ze sporen de cliënt herhaaldelijk aan om te reageren: ‘Waarom zie ik iemand pianospelen? Wie schildert of tekent er? Zegt je dat iets? Kun je dat plaatsen? Begrijp je waarom ik deze indruk krijg? Wat heeft het met je familie te maken? Wie zou dit kunnen zijn? Met welke periode in je leven houdt dit verband?’ Als het medium een beeld oproept dat de cliënt meent te herkennen, dan heeft ze weer een treffer op haar conto. Mocht het niet lukken, dan is er meestal nog wel een uitweg of zijdelings verband te vinden.

Vragen kunnen worden vermomd als voorzichtige uitspraken, waarbij het lijkt alsof het medium een paranormale indruk verifieert: ‘Ik krijg het gevoel dat deze persoon veel heeft gereisd.’ Wanneer de cliënt dit toegeeft, dan verliest het medium meteen iedere twijfel en is het antwoord nog slechts een bevestiging van wat ze al duidelijk had gezien: ‘Ja, ik zag hem met koffers zeulen.’

Iedere uitspraak kan desgewenst met een vraagintonatie worden uitgesproken: ‘Ik krijg een associatie met sport?’ Een voordeel is dat het medium weer wat gas kan terugnemen wanneer het niet lijkt te kloppen. Het is nooit meteen duidelijk waarom ze iets zegt. De cliënt kan slechts gissen naar wat zich in de geest van het medium afspeelt. Hij beseft onvoldoende dat ze logisch redeneert op basis van de beschikbare gegevens en waarschijnlijk veel minder ervaart dan ze suggereert. Het medium zuigt alle informatiesnippers op en verwerkt die in haar reading. Wat de cliënt eerder heeft gezegd, kan later in andere bewoordingen weer worden teruggespeeld.

Het medium kan ook gebruikmaken van dubbelzinnige vragen die altijd het gewenste antwoord opleveren. ‘Je werkt toch niet met kinderen, of wel?’ Is het antwoord ontkennend, dan zegt het medium: ‘Nee, dat is duidelijk niet jouw rol.’ Maar als de cliënt een bevestigend antwoord geeft, lijkt het ook te kloppen: ‘Ah, ik dacht al, ik zie allemaal kinderen om je heen! Daar heb je veel affiniteit mee.’

Moordenaars

Door de treffers te benadrukken en uit te buiten, kan het medium de indruk wekken dat ze zeer succesvol was. Het toeval kan ook een handje helpen en mediums grijpen zo’n kans altijd dankbaar aan. Toen er tijdens een uitzending van Char een decorstuk omviel, wist Char meteen zeker dat een geest dit had gedaan. Bij een andere gelegenheid vroeg ze een jonge vrouw of ze iemand kende met de letter W, zoals Willem. Deze opmerking was voldoende om een vriendin van de vrouw, die in het publiek zat, aan het huilen te krijgen. Char had dat snel door en schakelde meteen over naar de bedroefde vrouw die haar broer bleek te hebben verloren. Het medium was zeer in haar nopjes met deze spontane reading en zei na afloop tegen het publiek: ‘Dit was niet gepland door de producer, hè? Niemand wist dat jullie hier zaten. Ik wil de mensen gewoon laten weten hoe sterk bepaalde geesten kunnen zijn, zoals Willem.’

De overtuigingskracht van een medium neemt toe naarmate ze meer zelfvertrouwen uitstraalt en de indruk wekt dat ze duidelijke beelden ziet, sterke emoties ervaart en veel meer doorkrijgt dan ze vertelt. Het is ook nuttig om feitelijke mededelingen te verpakken in een hoop wollig gepraat waar iedereen mee kan instemmen. Als er iets klopt, dan kan dat extra benadrukt en uitgemolken worden, zodat de cliënt het goed onthoudt.

De voltreffers zijn voor de cliënten niet het hoofddoel van het consult. Ze komen in de eerste plaats omdat ze gerustgesteld willen worden, een probleem hebben of een dringende vraag. Meestal gaat het over relaties, familieleden, gezondheid, werk of inkomen. Het medium maakt eerst haar status als ziener waar om vervolgens met meer gezag adviezen te kunnen geven of dingen te vertellen die niet meer geverifieerd kunnen worden. Wanneer het probleem niet van tevoren bekend is, zal het medium verschillende mogelijkheden in algemene termen verkennen om te peilen waar de schoen wringt. Ze probeert er ook achter te komen wat de cliënt zelf denkt, wenst of van plan is. Meestal is het verstandig om daarbij aan te sluiten en de cliënten te vertellen wat ze graag willen horen. Zij hebben vaak zelf al een oordeel, maar zijn daar nog niet zeker van. Daarom zoeken ze een autoriteit die het wil bevestigen.

Char gaat soms ver met haar cliënten mee. Ze schrikt er zelfs niet voor terug om vermeende moordenaars te identificeren. In een geval ging het om een vrouw die volgens de politie zelfmoord had gepleegd, maar volgens haar dochter en enkele anderen door haar man was vermoord. Char was daar meteen helemaal zeker van en beweerde zelfs dat de gewelddadige echtgenoot het consult probeerde tegen te werken – vanuit de geestenwereld, want hij was later zelf vermoord. In een ander geval beweerde ze dat een vrouw was verongelukt toen ze na een avond stappen in de auto een onaangenaam telefoontje kreeg van haar ex-man. Ze raakte daar zo van in de war, dat ze uit de bocht vloog. De familie van de vrouw was ervan overtuigd dat de ex-man ermee te maken had, al was er geen enkel bewijs dat hij werkelijk had gebeld. Char had er geen moeite om te bevestigen dat deze man inderdaad een gewetenloze schoft was, maar maakte vooral indruk door daar bovenop de theorie te verkondigen dat de vrouw (enkele minuten voor thuiskomst!) een oorbel had geprobeerd op te rapen en daardoor de macht over het stuur was kwijtgeraakt.

Ian Rowland, die een boek over cold reading schreef, geeft daarin ook enkele adviezen aan lezers die coldreaders willen afweren. Dat lukt goed met vragen zoals: ‘Vertelt u me nu iets of vraagt u mij informatie? Welke Jan bedoelt u? Wat is zijn achternaam? Over wat voor soort connectie heeft u het? Kunt u wat beter uitleggen waar u op doelt?’ Wie nog verder wil gaan kan het medium opzettelijk op het verkeerde been zetten door haar onjuiste informatie toe te spelen. Het is dan volgens Rowland vermakelijk om mee te maken hoe ze met die gegevens aan de haal gaat en er een heel verhaal omheen bouwt. Aan het slot kun je dan het medium aan haar eigen touw ophangen door op te merken: ‘Er is één ding dat ik nog niet begrijp. Hoe kunt u al die boodschappen doorkrijgen van familieleden die ik zojuist verzonnen heb?’

Noot

Dr. Boerenkamp, die verbonden was aan de vakgroep Parapsychologie van de Utrechtse Rijksuniversiteit, schreef een verhelderend boek over paragnosten en helderziende ervaringen. De digitale heruitgave van dit boek is op deze website beschikbaar:

Boerenkamp, H.G. (1988/2007). Helderziendheid bekeken. Utrecht: Stichting Skepsis.

Zie ook het artikel Paranormale conversaties (Skepter 22.1) over een onderzoek naar de gesprekstechnieken van mediums en helderzienden.

Literatuur

Hyman, Ray (2003). How not to test mediums. Skeptical Inquirer, January/February.

O’Keeffe, Ciarán & Richard Wiseman (2005). Testing alleged mediumship: methods and results. British Journal of Psychology, 96, 165-179.

Roe, Chris A. (1991). Cold reading strategies. Proceedings of the 34th Annual Parapsychological Association Convention, 470-480.

Rowland, Ian (2002). The full facts book of cold reading (third edition). London: Ian Rowland Limited.

Shermer, Michael (2003). Medium voor een dag: Hoe ik in 24 uur leerde waarzeggen. Skepter 16(2), 24-29.

Wiseman, Richard & Ciarán O’Keeffe (2001). A critique of Schwartz et al.’s after-death communication studies. Skeptical Inquirer, November/December.

Uit: Skepter 19.1 (2006)

Vond u dit artikel interessant? Overweeg dan eens om Skepsis te steunen door donateur te worden of een abonnement op Skepter te nemen.

Steun Skepsis

Rob Nanninga was hoofdredacteur van Skepter van 2002 tot 2014