Pendelproef met aardstraal
door Maarten Koller
Er zijn mensen die menen dat ze met een pendel kunnen vaststellen of een persoon die op een foto staat al of niet nog in leven is. Het lijkt simpel om zo’n claim te testen, maar het kostte toch meer tijd dan verwacht.
Als skeptici krijgen we soms het verwijt dat we zelf maar eens moeten ervaren hoe goed paranormale methoden in de praktijk werken. Ons tegenargument is, dat we graag bereid zijn om het te onderzoeken. Dit is echter geen dagelijks gebeuren omdat er maar weinig mensen zijn die aan een onderzoek willen meedoen en het bovendien vrij veel tijd kost om dat goed op te zetten.
Werkgroepleden van Skepsis hebben onlangs een eenvoudige test uitgevoerd met een man die ervan overtuigd was dat hij met een pendel kon vaststellen of een persoon die op een foto stond al of niet overleden was. De man, die ik Jan zal noemen omdat hij graag anoniem blijft, had hier naar eigen zeggen al vaak succes mee geboekt. Maar hij had zijn veronderstelde vermogen nog nooit deugdelijk op de proef gesteld en gebruikte de pendel alleen binnen zijn vrienden- en familiekring. Jan schreef Skepsis dat hij graag onderzocht wilde worden om aan te tonen dat dit soort fenomenen daadwerkelijk bestaan en ik heb samen met nog enkele werkgroepleden de kans gegrepen om hem te onderzoeken.
Italiaanse foto’s en een jaarboek
Onze werkgroep bestaat uit vrijwilligers die maandelijks bijeen komen, al slaan we ook wel eens een maand over. De voorbereiding van het onderzoek verliep niet zo vlot omdat we er maar weinig vrije tijd voor hadden. Aanvankelijk waren we van plan om in onze familie- en kennissenkring bruikbare foto’s te verzamelen. Ik hoorde echter dat de Italiaanse skeptici onlangs een soortgelijk onderzoek hadden uitgevoerd. Zij hadden dus waarschijnlijk al een goede fotoset in hun bezit.
Bij navraag bleek hun onderzoek niet van recente datum te zijn. Zij waren wel bereid om de eerder gebruikte foto’s op te sturen, maar moesten daarvoor eerst toestemming vragen aan de bezitters. Dat duurde erg lang. Enkelen gaven geen toestemming en sommige foto’s moesten opnieuw worden afgedrukt. Ook de Italianen werken met vrijwilligers. Wat ik nu in enkele zinnen beschrijf, duurde in werkelijkheid maanden.
Uiteindelijk ontvingen we een Italiaanse fotoset, maar we kwamen er al vrij snel achter dat die onbruikbaar was. De set bestond uit oude en nieuwe(re) foto’s, en de gefotografeerden waren zowel jong als oud. Toen we zelf de foto’s gingen beoordelen, konden we met een simpele regel ruim boven het kansniveau scoren. We hoefden slechts de leeftijd van de persoon en van de foto te schatten. Die twee getallen telden we bij elkaar op. Als we hoger uitkwamen dan 75, dan namen we aan dat de persoon overleden was. Zo konden we minstens driekwart van de foto’s correct indelen.
Het oorspronkelijke plan om zelf foto’s te verzamelen werd opnieuw opgevat. Het was niet zo moeilijk om foto’s te vergaren van mensen die nog in leven waren, maar het was veel lastiger om geschikte foto’s van overledenen te vinden. De overledenen waren gewoonlijk veel ouder dan de levenden en hun foto’s waren van minder recente datum. Daardoor liepen we het risico dat de fotoset ongewenste aanwijzingen bevatte. Gelukkig had een van ons een briljant idee: een jaarboek met afbeeldingen van studenten.
Zo’n jaarboek had als voordeel dat alle foto’s uit dezelfde tijdsperiode stamden, dat alle personen ongeveer even oud waren en dat er weinig kwaliteitsverschil was tussen de foto’s. Er waren ook geen opvallende verschillen wat betreft kleding en uiterlijk. We konden geen fotoset bedenken die homogener was en minder onthulde dan deze.
Een van de werkgroepleden had een oud jaarboek dat goed bruikbaar was. Hij had meer dan 100 jaargenoten, waarvan helaas al een flink aantal was overleden. Een overlijdensbericht of -kaart voldeed als bevestiging dat iemand inderdaad was gestorven. In andere gevallen kon via contacten met jaargenoten worden vastgesteld of een persoon daadwerkelijk nog in leven was.
Ik zal onze discussie over de statistiek hier achterwege laten, maar kan wel vertellen waar die mee te maken had. Sommigen waren van mening dat de proef zo moest worden opgezet dat we ook een heel klein paranormaal effect zouden kunnen detecteren. In dat geval zouden er veel foto’s nodig zijn om het statistisch aan te tonen. Anderen voelden er meer voor om louter te onderzoeken of Jan zijn claim kon waarmaken. Daar waren minder foto’s voor nodig, zodat de proef ook niet zo lang hoefde te duren. Uiteindelijk is er gekozen voor de tweede optie, want als Jan gelijk had, dan mochten we aannemen dat hij ruim boven de kansverwachting zou scoren.
We besloten de proef volledig te randomiseren, zodat het van tevoren niet bekend was welk percentage foto’s levende personen toonde. Jan gaf aan dat hij ongeveer 10 minuten per foto nodig zou hebben. Daardoor leek het niet mogelijk om in één sessie 40 foto’s te beoordelen, zoals we aanvankelijk van plan waren. We besloten het aantal te beperken tot 20. Daarvan moesten 16 foto’s (80%) in de juiste categorie worden geplaatst om in aanmerking te komen voor de tweede ronde (p<0,01). Ook in deze eventuele twee ronde zouden 20 foto’s worden beoordeeld. Daarna zou de proef zo nodig nog een keer worden herhaald onder leiding van een universitaire wetenschapper. Het volledige protocol werd op schrift gesteld en Jan stemde ermee in. Dit lijkt overdreven, maar Skepsis stelt een geldprijs beschikbaar voor buitengewone claims die op waarheid berusten.
Geen negatieve beïnvloeding
Jan had van tevoren als voorbeeld twee foto’s ontvangen. De markering (levend of dood) werd door zijn vrouw verwijderd, zodat hij al even kon oefenen. Jan vertrouwde ons toe dat deze pretest goed was gelukt. Op de dag van de test zelf heb ik Jan samen met twee andere skeptici bezocht. We hadden alle foto’s in aparte enveloppen gedaan en deze op een stapel meegenomen. Volgens Jan was het mogelijk dat de energieën van de foto’s elkaar hadden beïnvloed. Daarom werden de enveloppen eerst door de kamer verspreid zodat ze op ruime afstand van elkaar konden ‘uitwasemen’. Een half uur zou voldoende zijn en die tijd brachten we met thee en koffie door.
We spraken af dat Jan de enveloppen één voor één zou openen. Hij legde de foto die in de envelop zat op een speciale plek, boven een aardstraal in zijn kamer. Vervolgens kon hij met zijn pendel beoordelen of de foto de energie van de aardstraal doorliet. Zijn pendel zou dan gaan dan slingeren, zodat hij wist dat de persoon nog in leven was. Als de pendel niet bewoog, dan was de persoon overleden, waardoor de energie niet door de foto heen kwam.
Jan moest de uitgependelde foto’s in twee stapels verdelen: dood en levend. Omdat ik zelf als enige de juiste antwoorden kende, verliet ik de kamer voordat de foto’s werden uitgepakt. Zo konden mijn reacties niet van invloed zijn op de test. De twee andere skeptici bleven achter als observatoren. Maar voordat ik de kamer verliet, stelde ik nog een belangrijke vraag: ‘Is er op dit moment iets dat jou of de foto’s of de test zou kunnen belemmeren of negatief kan beïnvloeden?’ Toen het antwoord een duidelijk ‘nee’ was, wenste ik Jan veel succes en sloot de deur achter mij.
Na een uur of anderhalf werd ik geroepen omdat Jan alle foto’s had beoordeeld. Het moment suprême was aangebroken, we konden gaan kijken wat de uitslag was. Eerst vroeg ik Jan opnieuw: ‘Is er tijdens de test iets geweest dat jou of de foto’s of de test zou kunnen belemmeren of negatief beïnvloeden?’ Gelukkig was dat opnieuw niet het geval. Het is wenselijk om zulke vragen te stellen voordat de uitslag bekend is. Als de uitkomst negatief blijkt te zijn, dan hebben testpersonen meer reden om iets te bedenken waaraan dat kan worden toegeschreven.
Jan mocht zelf de envelop met de correcte antwoorden openen. We gingen bij elke foto na welke keuze hij had gemaakt en wat het juiste antwoord had moeten zijn. Een van ons noteerde het aantal juiste en onjuiste beoordelingen, onder toeziend oog van Jan.
Wel een aardstraal
Jan had verwacht dat zijn pendel minstens 16 van de 20 keer het juiste antwoord zou geven, maar helaas had hij slechts 9 foto’s goed ingedeeld (45%). Hij scoorde dus iets lager dan het kansniveau. Je kunt een vergelijkbaar resultaat boeken door een muntstuk op te gooien. We waren allemaal teleurgesteld, al waren de skeptici in tegenstelling tot Jan niet verbaasd over de uitslag.
Jan toonde karakter, want hij merkte meteen op: ‘Ik kan dit dus niet.’ Ik had niet verwacht dat hij dit zo makkelijk zou toegeven. Het komt vaak voor dat iemand in zo’n geval een verklaring probeert te bedenken die zijn overtuiging in stand houdt, ook al heeft hij eerder aangeven dat de test naar wens verliep. Jan had tot de conclusie kunnen komen dat hij blijkbaar zijn dag niet had of dat er toch iets mis was met het onderzoek. Heel knap dus dat Jan, hoewel vóór de test overtuigd van zijn kunnen, de kracht in zich had om toe te geven dat hij niet kon wat hij dacht te kunnen. Een paar tellen later zei hij echter: ‘Maar dat betekent niet dat die aardstraal niet bestaat.’ Aangezien we de aanwezigheid van een aardstraal niet getest hadden, konden we hem daarin alleen maar gelijk geven.
Met dank aan de werkgroepleden en de redactie van Skepter.