Duivels

Denken mensen werkelijk dat anderen de kastanjes wel uit het vuur zullen halen als ze met z’n allen naar een aanranding staan te kijken? Zijn wij zo hardvochtig en gevoelloos?

door Hans van Maanen – Skepter 34.3 (2021)

DE moord op Kitty Genovese en de toedracht die de media ervan schetsten, leidden tot onthutste reacties in Amerika. Nog geen vier maanden eerder was president Kennedy vermoord, en nu dit. Wat waren zij voor monsters?
Professoren, predikanten en gasten in praatprogramma’s wisten het wel: hier was sprake van ‘ontmenselijking door de stedelijke omgeving’, ‘vervreemding’ dan wel ‘existentiële wanhoop’.

De New Yorkse psychologen John Darley en Bibb Latané besloten een en ander eerst eens wetenschappelijk te onderzoeken.
Zij bedachten, als nieuwe hypothese, dat mensen in een groep niet meer, maar juist minder bereid zouden kunnen zijn om op te treden. Ingrijpen in andermans interactie is een lastige beslissing, waarbij pijlsnel allerlei afwegingen moeten worden gemaakt, positieve en negatieve. Een daarvan, zo vermoedden zij, is de aanwezigheid van andere mensen in de groep: dat spreidt in zekere zin onze verantwoordelijkheid (zowel voor ingrijpen als niet ingrijpen). Daarnaast hopen we misschien dat een geschikter iemand zal ingrijpen of op het punt staat in te grijpen, en we willen niet voor gek staan als het, zeg, geen moord maar een ruzie tussen geliefden blijkt te zijn.

Eugène Delacroix: Le bon Samaritain (1849).

Aanval

Darley en Latané vroegen hun studenten mee te doen aan een kringgesprek met twee, drie of zes medestudenten. Vanwege de gevoeligheid van het onderwerp — de problemen die ze hadden met het studentenbestaan — moest iedereen apart in een kamertje, met microfoon en koptelefoon, en konden ze niet op elkaar reageren maar alleen om beurten vertellen. In werkelijkheid was de eerste spreker handlanger van de onderzoekers. Hij vertelde dat hij het erg moeilijk had, en soms zelfs epileptische aanvallen had als hij al te hard studeerde. In de tweede ronde kreeg hij metterdaad een ernstige aanval — ‘Ik ga dood… ik eh, ga dood, eh, help…’ — stilte. Darley en Latané klokten hoe lang het duurde voordat de studenten de gang oprenden om iemand te waarschuwen.

Van de studenten die dachten dat zij de enigen waren die van de benarde toestand van het slachtoffer wisten, reageerde 100 procent, van de studenten die dachten met vier anderen te zijn, 62 procent. Van de eerste groep reageerde 85 procent nog tijdens de aanval, van de tweede 31 procent. Studenten die dachten met twee anderen te zijn, zaten er qua score tussenin.

Het maakte weinig uit of de proefpersonen vrouw of man waren, of ze dachten dat de anderen vrouw of man (of verpleegkundige) waren, en wat hun sociale achtergrond en score op allerlei persoonlijkheidsschalen waren. De groepsgrootte was de doorslaggevende factor.

Hun meest interessante bevinding is sindsdien echter nogal onder het kleed geveegd — misschien omdat die minder prettig in praatprogramma’s paste. De studenten die niet gereageerd hadden, stonden vaak te trillen op hun benen op het moment dat de experimentator ze uit hun hokje haalde. Ze hadden, zoals Darley en Latané schrijven, niet besloten niet te reageren, maar zaten nog klem in het dilemma wel of niet te reageren — schaamte en schuldgevoel als er echt wat was gebeurd, gêne als ze het experiment in het honderd hadden laten lopen door hun overdreven reactie. Ze waren er in zekere zin slechter aan toe dan hun meer kordate lotgenoten:

Gevangen tussen de twee negatieve alternatieven bleven de omstanders die niet reageerden veeleer twijfelen dan dat ze ervoor kozen niet te reageren. Het onderscheid is misschien academisch voor het slachtoffer, omdat hij in beide gevallen niet wordt geholpen, maar het is buitengewoon belangrijk om de oorzaken te begrijpen van het feit dat omstanders niet helpen.

Vruchtbaar

Met hun experiment openden Darley en Latané een vruchtbaar onderzoeksterrein . Het ‘omstandereffect’, zoals het is gaan heten, is een van de meest geciteerde bevindingen uit de sociale psychologie — het staat in elk leerboek voor studenten, steevast met het voorbeeld van Kitty Genovese (steevast verkeerd verteld). Psychologen zelf beschouwen het als een van de belangrijkste bijdragen van hun vak aan de samenleving; er zijn weinig mensen die er nog nooit van hebben gehoord.

Toch sloeg ook hier de nuancering al snel toe. De bevinding dat het geslacht van de omstanders geen rol speelde, werd vrijwel direct tegengesproken. Ook leek de actiebereidheid wel degelijk te verminderen als een omstander wist dat iemand anders medisch geschoold was. Daarnaast was er kritiek dat de situatie wel erg kunstmatig was. Anderzijds, ook in meer realistische scenario’s — bijvoorbeeld een verkrachting op een parkeerplaats, een gewelddadige beroving, een valpartij in de New Yorkse ondergrondse — bleef het effect ‘robuust’. Dat laatste experiment wees overigens ook uit dat mensen eerder geneigd zijn een invalide die onderuitgaat te helpen dan een dronkaard.

Het omstandereffect treedt ook op als een hele groep in nood komt, of als iemand autopech heeft. Zelfs als iemand een stel potloden laat vallen en gewoon als de bel gaat. Uit onderzoek na de jaren zeventig kwam wel naar voren dat het effect vrijwel kan verdwijnen als iemand evident in gevaar is: dan is er eerder sprake van een omgekeerd effect — hoe meer omstanders, hoe eerder hulp. Ook als de omstanders mogen overleggen of elkaar al langer kennen, lijkt de kans op ingrijpen groter.

Meta-analyse

De hoogste tijd, kortom, voor een meta-analyse. Die werd in 2011 uitgevoerd door Peter Fischer van de universiteit van Regensburg en collega’s. Zij veegden volgens de regels van de kunst 53 artikelen bij elkaar, met in totaal meer dan 7700 deelnemers — in laboratorium- en veldexperimenten, kleine en grote groepen, triviale en urgente situaties enzovoort.

Het omstandereffect, zo werd duidelijk, bestaat: naarmate een groep omstanders groter wordt, wordt de kans op ingrijpen kleiner. Het effect was wel heel significant, p < 0,001, maar niet heel groot: g = 0,35 — dat komt ruwweg neer op minder dan een halve punt verschil op een rapportcijfer, of het gemiddelde verschil in lengte tussen veertien- en vijftienjarige Nederlandse meisjes. (Dat is nu eenmaal de orde van grootte van effecten in de sociale wetenschappen. Daar slaan we steil achterover als iemand stelselmatig een effect van 1 vindt — dus een vol punt verschil op het rapport, of het lengteverschil tussen dertien- en zestienjarige meisjes.)

Zoals verwacht, in acute noodsituaties is het omstandereffect significant kleiner dan in niet-noodsituaties (0,30 tegen 0,47). Bij gevaarlijke situaties waarbij de dader nog aanwezig is, daalt het effect verder, en als de bemoeials ook nog zelf klappen kunnen krijgen en overleg dienstig lijkt, verdwijnt het zelfs geheel (g = 0,06).

Te subtiel

Het omstandereffect is, anders gezegd, te subtiel om met het blote oog te worden waargenomen. In het dagelijks leven zal het geen rol van betekenis spelen, en zeker als de nood aan de man komt, maakt het volgens psychologen niet uit of er nu één, twee, of veel mensen getuige zijn van onze rampspoed.

Uit de meta-analyse bleek overigens ook dat oude studies grotere effecten vonden dan meer recente. Dat is op zich een bekend verschijnsel in de wetenschap, maar de onderzoekers opperen dat hier ook meespeelt dat iedereen inmiddels wel van het effect gehoord heeft, en zich er mentaal tegen heeft gewapend. Dat zou betekenen dat het onderzoek naar het omstandereffect, en de ruchtbaarheid die psychologen eraan hebben gegeven, inmiddels heeft geleid tot zijn eigen opheffing. Dat zou dan toch een mooie bijdrage van de psychologie aan de rest van de samenleving zijn.

Literatuur

J. M. Darley, B. Latané: Bystander intervention in emergencies: diffusion of responsibility. Journal of Personality and Social Psychology 1968;8:377.

P. Fischer, T. Greitemeyer, …, M. Kainbacher: The bystander-effect: a meta-analytic review on bystander intervention in dangerous and non-dangerous emergencies. Psychological Bulletin 2011;137:517.

Uit: Skepter 34.3 (2021)

Vond u dit artikel interessant? Overweeg dan eens om Skepsis te steunen door donateur te worden of een abonnement op Skepter te nemen.

Steun Skepsis

Hans van Maanen is wetenschapsjournalist en was hoofdredacteur van Skepter van eind 2014 tot en met 2023.