Moord en krant

Dankzij de lamlendigheid en lafheid van haar buren kon de moordenaar van Kitty Genovese ongestoord zijn gang gaan, schreef de New York Times. De factcheck kwam pas veertig jaar later.

door Hans van Maanen – Skepter 34.3 (2021)

Voorpagina van de New York Times, 27 maart 1964.

HET verhaal is al vaak verteld, te vaak. Op 13 maart 1964 liep de 28-jarige Kitty Genovese rond kwart over drie ’s nachts naar huis van haar werk — ze was bedrijfsleider in een buurtcafé elders in de rustieke New Yorkse wijk Queens. Ze had haar auto geparkeerd en zag dat ze door een man werd gevolgd. Ze werd al snel ingehaald.

Winston Moseley stak Kitty een aantal malen in de rug, ze schreeuwde het uit. Aan de andere kant van de straat gingen lichten aan, ramen open, en er werd tot stilte gemaand. Moseley onderbrak zijn aanval en holde terug naar zijn auto omdat hij bedacht dat die, zo zei hij tijdens zijn verhoor, wel erg in het zicht stond en misschien later herkend zou kunnen worden. Het bood Kitty de gelegenheid op te staan. Ze wankelde de hoek om en wist een achteringang van haar flat te bereiken. Moseley had intussen zijn auto om de hoek geparkeerd, verwisselde zijn pet met een hoed, en ging na tien minuten terug om zijn werk af te maken — iedereen was wel weer gaan slapen, nam hij aan. Na enig zoeken vond hij Kitty in het trapportaal, stak haar nog enkele malen en probeerde haar te verkrachten.

Karl Ross, die bovenaan de trap woonde, hoorde het rumoer en keek na lang aarzelen even in het trapgat wat er gaande was, maar hij durfde, dronken als hij was, niet naar beneden. Hij klom, wederom na lang aarzelen, via het dak naar een buurvrouw die een buurvrouw belde die ten slotte Kitty’s overbuurvrouw belde, de zeventigjarige Sophie Farrar. Die riep dat de politie gebeld moest worden en rende naar de plaats des onheils, maar Moseley had zich toen al uit de voeten gemaakt. Kitty werd door Farrar getroost tot de politie enige tijd later arriveerde; ze overleed op weg naar het ziekenhuis.

De moord werd door alle kranten gemeld. De New York Times schreef:

Een 28-jarige vrouw uit Queens is gisterochtend vroeg neergestoken voor haar appartementencomplex in Kew Gardens. Buren die door haar geroep wakker werden, vonden de vrouw, Catherine Genovese, woonachtig Austin Street 82-70, kort na drie uur ’s nachts voor een gebouw drie deuren van haar huis.

Zes dagen later, op 19 maart, werd Moseley betrapt terwijl hij een huis in Queens aan het leeghalen was. Hij hielp verhuizen, zei hij, maar buren maakten zijn auto onklaar en belden de politie. Bij zijn verhoor bekende Moseley terloops de moord op Kitty Genovese — hij wees de politie zelfs de plek waar hij haar papieren en sleutels had gelegd — maar ook nog twee andere moorden, waaronder die op de vijftienjarige Barbara Kralik, een jaar eerder. Ook die bekentenis bleek op waarheid te berusten.

Dat was merkwaardig, om niet te zeggen pijnlijk, want voor die moord had de politie al een verdachte in de cel zitten, de achttienjarige Alvin Mitchell.

Apathie

Hier klopt iets niet, vond ook de kort voordien — en zeer tegen zijn zin — aangestelde chef van de stadsredactie van de New York Times, Abe Rosenthal. Eén moord, twee bekentenissen?
Toevallig had hij de week daarop, op maandag 23 maart, weer een lunch met Michael Murphy, de hoogste baas van de New Yorkse politie, en hij maakte van de gelegenheid gebruik de commissioner hier eens naar te vragen — Rosenthal doet het allemaal in geuren en kleuren uit de doeken in zijn boekje over de zaak, Thirty-eight witnesses.

Murphy ontweek de vraag en begon weer eens te mopperen over de apathie en de argwaan van het publiek jegens de politie. ‘Dat verhaal over Queens is er een voor de annalen,’ zei hij: achtendertig mensen hadden gezien hoe een vrouw werd vermoord en niemand had de politie gebeld om haar leven te redden. Achtendertig? ‘Ja, achtendertig. Ik zit al lang in het vak, maar dit slaat alles.’
Rosenthal besefte direct, schrijft hij, dat hier een verhaal in zat en vroeg Murphy of hij er een verslaggever op mocht zetten.

Meelopen

Het werd de al wat oudere, maar onervaren Marty Gansberg. De journalist mocht meelopen met de rechercheurs terwijl die nog eens van deur tot deur gingen op zoek naar getuigen en verdere informatie. De buren bleken inderdaad niet erg happig om hun verhaal te doen — Gansberg kreeg steeds meer een hekel aan ze, vertelde hij Rosenthal — en hij sprak met alle agenten, die ook nog steeds erg boos op de buurtbewoners waren.

Op 27 maart zette de krant zijn verhaal op de voorpagina:

Meer dan een half uur lang keken 38 eerbiedwaardige, gezagsgetrouwe burgers in Queens toe hoe een moordenaar in drie afzonderlijke aanvallen in Kew Gardens een vrouw achtervolgde en neerstak.

Tweemaal onderbrak hun geroep en het plotse schijnsel van hun slaapkamerlichten hem en werd hij weggejaagd. Beide malen kwam hij terug, zocht haar, en stak haar opnieuw neer. Niemand belde de politie tijdens de aanval; één getuige belde nadat de vrouw dood was.

Rosenthal had het goed gezien: het verhaal kreeg vleugels van Moskou tot Tokio en tot op de dag van vandaag, bijna zestig jaar later, spreekt men erover. Een dijk van een primeur.

Toch had het zo nooit de krant in gemogen — de maatstaven voor goed journalistiek werk zijn in die tijd niet veranderd.
Het gaat volkomen onkritisch mee met de insteek van de politie. Het getal van Murphy is klakkeloos overgenomen en wordt, in weerwil van de kop, nergens in het stuk verantwoord. De buren waren geen gefascineerde toeschouwers bij een moord: het was onmogelijk dat iemand het complete drama — dat zich netto in luttele minuten afspeelde — had kunnen zien, laat staan overzien. Ook de details kloppen niet: Moseley kwam slechts eenmaal terug om zijn karwei af te maken, en Kitty was volgens eerdere krantenverslagen in de ambulance overleden.

In de rest van het Gansbergs verslag wordt een achttal buren sprekend opgevoerd:

— ‘Ik wilde er niet bij betrokken raken,’ zei hij schaapachtig tegen de politie.
— Een echtpaar zei: ‘Eerlijk gezegd waren we bang.’
— Op de vraag waarom ze de politie niet gebeld had, haalde ze haar schouders op en antwoordde: ‘Dat weet ik niet.’
— Een huisvrouw zei veelbetekenend maar achteloos: ‘We dachten dat het een ruzie tussen geliefden was.’

De gedachte dat de politie belang zou kunnen hebben bij het afschuiven van de schuld lijkt niet te zijn opgekomen — Rosenthal: ‘Dit was een zaak waarin ze soepel en onberispelijk leken te functioneren.’

Vrijwel alle andere media volgden al even schaapachtig de gezagsgetrouwe lijn van de New York Times, of deden er nog een schepje bovenop.
Enkele journalisten zeiden later wel hun bedenkingen bij het verhaal te hebben gehad, maar de statuur van de krant, en het spreekwoordelijke temperament van Abe Rosenthal, lijkt ze ervan weerhouden te hebben hun twijfel in stevig journalistiek onderzoek om te zetten.

Kitty Genovese op een familiefoto. Beeld uit de film The Witness (2015)

Gebroken

De ban werd pas in het begin van deze eeuw gebroken door Joe De May, een advocaat die in 1974 in Queens was komen wonen en besloot een nostalgische website over de buurt op te zetten, Oldkewgarden.com. Zo begon hij zich te verdiepen in de moord op Genovese, de verslagen van de verhoren en het proces van Moseley, en de getuigenverklaringen van de buurtbewoners.

Hij ploos het verhaal van Gansberg zin voor zin na tot er niets van overbleef. Hij sprak buren die bij hoog en bij laag volhielden dat ze destijds direct de politie hadden gebeld maar waren afgewimpeld. Medici verklaarden dat het onwaarschijnlijk is dat Kitty na de eerste messteken nog iets had kunnen uitbrengen, en het is de vraag of een snellere reactie — van de buren of van de politie — haar had kunnen redden. Dat mensen direct hadden moeten beseffen dat een moordpartij gaande was terwijl ze amper iets konden horen, laat staan zien, is toch wel veel gevraagd, en van de moedwillige apathie en lafheid die de New York Times zag, kon hij weinig terugvinden. Hij komt dan ook tot een mildere conclusie:

Hadden de bewoners van Austin Street beter kunnen reageren dan ze die nacht deden? Natuurlijk had dat gekund. Als ergens mensen bij betrokken zijn, is het antwoord op de vraag ‘hadden ze het beter kunnen doen?’ altijd ‘ja’. De echte vraag is of hun respons zo ver bij het ideaal achterbleef dat het de aandacht en de veroordeling waard is die ze al meer dan vier decennia krijgen. Ik denk van niet. Al die jaren zijn de 38 getuigen afgeschilderd als monsters die een verdorven onverschilligheid aan de dag legden voor menselijk leven en lijden. Als mijn kijk op de zaak juist is, dan is de waarheid veel minder sensationeel. In het slechtste geval waren het slechts 38 gewone, stuntelende mensen.

De website en de lezingen die De May over de zaak hield, trokken de aandacht van New York Times-redacteur Dan Rasenberger en van de Engelse psychologen Rachel Manning, Mark Levine en Alan Collins. Zij rakelden de zaak op, kregen veel aandacht, en het beeld begon langzaam te kantelen.

Een doorwrocht boek van de journalist Kevin Cook, dat in alle media uitgebreid werd besproken, maakte in 2014 aan iedere twijfel een eind — inmiddels gelooft vrijwel niemand meer in de lezing van Gansberg en Rosenthal.

Ten slotte ook hun eigen krant niet: sinds 12 oktober 2016 staat bij de online versie van het artikel uit 1964 een voetnoot: ‘Latere berichtgeving door The Times en anderen heeft belangrijke elementen van dit verslag in twijfel getrokken.’

Winston Moseley

Winston Moseley was 29 jaar oud toen hij Kitty Genovese vermoordde. Hij werkte in Queens bij het bedrijf Remington Rand, was hoogbegaafd, getrouwd, had drie kinderen en op dat moment geen strafblad.
Moseleys proces begon op 8 juni 1964 — hem werd alleen de moord op Genovese ten laste gelegd, niet de moord op Barbara Kralik die hij, ook tijdens zijn proces nog eens, had bekend. Hij werd ter dood veroordeeld, maar die straf werd in juni 1967 omgezet in levenslang omdat hij geen gelegenheid had gekregen te pleiten voor een lagere straf wegens ontoerekeningsvatbaarheid.
Hij ontsnapte gedurende vijf dagen in maart 1968 en vroeg achttien keer tevergeefs voorwaardelijke vrijlating aan. Hij overleed in de Clinton Correctional Facility op 28 maart 2016 op 81-jarige leeftijd.

Alvin Mitchell

Alvin Mitchell werd op 28 augustus 1963, zes weken na de moord op Barbara Kralik, gearresteerd. Hij was als schoolverlater gaan werken als inpakker, en was een vriend van het vriendje van Barbara. Na een aantal dagen bekende hij, maar hij trok die verklaring direct weer in omdat hij naar eigen zeggen mishandeld en zwaar geïntimideerd was.
Zijn proces was direct na dat van Moseley. Er traden twee getuigen à décharge op: een alibigetuige en Win -ston Moseley, die nogmaals tot in detail beschreef hoe hijzelf Barbara Kralik had vermoord. Elf juryleden achtten Mitchell onschuldig, een schuldig. De openbare aanklager wist niettemin een nieuw proces te bewerkstelligen, waar Mitchell alsnog werd veroordeeld. De alibigetuige was daags ervoor opgepakt wegens uitstaande verkeersboetes, Moseley ontkende nu dat hij het had gedaan en zei slechts dat hij verder niet van plan was iets uit te leggen.
Mitchell zat wegens doodslag elf jaar en acht maanden in de gevangenis.

S. M. Kassin: The killing of Kitty Genovese: what else does this case tell us? Perspectives on Psychological Science 2017;12:374.

Literatuur

A. M. Rosenthal: Thirty-eight witnesses: the Kitty Genovese case. New York: 1964, tweede druk 1999.

J. De May Jr: ‘A picture history of Kew Gardens, NY’. De stukken lijken van de nieuwe buurtsite, Kewgardenshistory.com, te zijn verdwenen, maar zijn nog wel te vinden via de Wayback-machine: tinyurl.com/sk2103.

D. Rasenberger: Kitty, 40 years later. New York Times 8 februari 2004, p. 14.1.

R. Manning, M. Levine, A. Collins: The Kitty Genovese murder and the social psychology of helping: the parable of the 38 witnesses. American Psychologist 2007;62:555.

K. Cook: Kitty Genovese: the murder, the bystanders, the crime that changed America. New York: 2014.

Uit: Skepter 34.3 (2021)

Vond u dit artikel interessant? Overweeg dan eens om Skepsis te steunen door donateur te worden of een abonnement op Skepter te nemen.

Steun Skepsis

Hans van Maanen is wetenschapsjournalist en was hoofdredacteur van Skepter van eind 2014 tot en met 2023.