Koning en klokkenmaker
Was Karl Naundorff de 17de Lodewijk?
door Tim Trachet
Een DNA-onderzoek aan de Leuvense universiteit hakte onlangs de knoop door over de vraag of Karl Naundorff de Franse koning Lodewijk XVII is geweest. Een twee eeuwen oud raadsel lijkt hiermee opgelost.
Parijs, 10 augustus 1789, een hoogtepunt in de Franse Revolutie. Het volk bestormt het Tuilerieën-paleis. De Franse koning Lodewijk XVI vlucht het paleis uit met zijn vrouw, koningin Marie-Antoinette, zijn zuster Madame Elisabeth, en zijn twee kinderen: Marie-Thérèse (bekend als Madame Royale), en Louis-Charles. Deze laatste was in 1785 in Versailles geboren, kreeg oorspronkelijk de titel hertog van Normandië en was na de dood van een jonger broertje de dauphin (troonopvolger) geworden. Ze worden opgesloten in de toren van de Temple, de vroegere Parijse zetel van de Tempelieren.
Een Nationale Conventie schaft de monarchie af en veroordeelt de ex-koning ter dood. Op 21 januari 1793 wordt hij onthoofd. Frankrijk is nu officieel een republiek, maar voor vrijwel het gehele buitenland en ook voor honderdduizenden opstandelingen in Frankrijk zelf is het zoontje van de onthoofde Lodewijk XVI de wettige koning Lodewijk XVII. Om hem aan de invloed van (de restanten van) zijn familie te onttrekken, wordt ‘Louis-Charles Capet’ in de Temple onder de hoede geplaatst van het Parijse gemeenteraadslid Antoine Simon. Deze ruwe schoenlapper geeft samen met zijn vrouw het ‘wolfsjong’ een ‘revolutionaire’ opvoeding, die vooral bestaat uit het leren van vloeken en republikeinse liederen. Al bij al is de behandeling niet al te slecht. Maar begin 1794 neemt Simon ontslag en vanaf dat moment is het lot van het kind niet zo duidelijk. Na de val van Robespierre op 9 Thermidor (27 juli 1794) wordt hij opnieuw beter behandeld. De nieuwe machthebbers houden ernstig rekening met het herstel van de monarchie of zijn van plan de jonge gevangene te gebruiken als inzet voor vredesonderhandelingen. Maar de jongen wordt door tuberculose gegrepen en overlijdt uiteindelijk op 8 juni 1795 in de Temple. Twee dagen later wordt hij begraven op het naburige kerkhof Sainte-Marguerite. Zijn zuster zal enkele maanden later als enige overlevende gevangene de Temple mogen verlaten.
Massagraf
Nog tijdens zijn leven waren er geruchten dat het koningskind zou zijn ontsnapt en in veiligheid zou zijn gebracht. Na zijn dood nemen de speculaties hierover toe. Steeds opnieuw wordt beweerd dat hij tijdens zijn gevangenschap – ofwel door royalistische samenzweerders ofwel door republikeinse leiders – verwisseld werd met een ander kind. De eerste stelling raakt heel populair door de in 1800 verschenen roman Le cimétière de la Madeleine van Jean-Joseph Regnault-Warin (1771-1844), die een enorm succes kende. Het boek heeft latere speculaties en ‘getuigenissen’ merkbaar beïnvloed. Een andere theorie is dat de dubbelganger er moest komen omdat Lodewijk XVII al veel eerder in de Temple gestorven was. (1)
Het voornaamste bezwaar tegen de ‘evasionistische’ of ‘survivantistische’ speculaties is dat niemand ooit verklaard heeft betrokken te zijn geweest bij een ontvoering of verwisseling, of er getuige van is geweest. In de bijna drie jaar van zijn gevangenschap hebben tientallen bewakers en personeelsleden gedurende min of meer lange tijd in de Temple verbleven en er de jonge gevangene gekend. Daarbij komen nog de revolutionaire commissarissen -over die hele periode zo’n vierhonderd – die de jongen in het oog hielden. Zoals de Nederlandse historicus J.H. Petrie opmerkt, heeft geen enkele van die getuigen verklaard ervan overtuigd te zijn dat de gevangene niet de zoon van Lodewijk XVI was. Hun aanwezigheid in de Temple overlapte elkaar steeds. Bij zijn overlijden is het kind door getuigen trouwens uitdrukkelijk herkend. Ook uit de lijkschouwing blijkt niets dat daarmee in tegenspraak zou kunnen zijn. Artsen en oud-bewakers hebben dit alles later bevestigd, soms tientallen jaren nadien, toen ze geen enkele reden (meer) hadden om iets te verbergen.
Alleen de weduwe van Simon heeft later beweerd dat Lodewijk XVII ontsnapt en door iemand anders was vervangen, dat hij nog in leven was – ja zelfs dat hij haar was komen opzoeken. Geloofwaardig is haar verhaal niet. De details van de ontsnapping kende ze alleen maar van horen zeggen en komen rechtstreeks uit de roman van Regnault-Warin. De evasionisten wijzen op de onzekerheid rond het stoffelijk overschot. Toen de broer van Lodewijk XVI in 1814 als koning Lodewijk XVIII naar Frankrijk terugkeerde, liet hij de stoffelijke resten van zijn onthoofde broer opgraven om ze een plechtige herbegrafenis te geven, maar deed dat niet met zijn neefje dat in de Temple was gestorven. Pas in 1816 werd een onderzoek naar het graf ingesteld. Een geplande opgraving ging op het laatste ogenblik niet door. Voor de evasionisten een bewijs dat de echte Lodewijk XVII daar niet begraven was, maar in werkelijkheid was er twijfel over de plaats van het graf. In totaal werden liefst vijf verschillende plaatsen aangewezen, waarvan een op een ander kerkhof. Lodewijk XVIII verkoos blijkbaar niet het risico te lopen van een stoffelijk overschot op te graven waarover twijfel zou kunnen bestaan. Zijn meest waarschijnlijke rustplaats, een massagraf, is nooit doorzocht en is intussen opgeruimd en overbouwd. (2) (a)
Tientallen Lodewijken
Spoedig gonsde het in Europa van de geruchten. Het aantal personen van wie ooit werd beweerd dat ze Lodewijk XVII zijn geweest is niet precies vast te leggen. Er zijn 43 namen bekend. Ze variëren van een Pruisische veldmaarschalk in Russische dienst en een travestiet in Versailles tot een dominee in de VS. Er zijn dauphins gesignaleerd op de Azoren en op de Seychellen. Verscheidene onder hen beweerden dat de paus een ’teken van de Heilige Geest’ op hun bil hadden laten branden en zeker één heeft publiekelijk zijn broek laten zakken om dit bewijsstuk te laten zien. Sommigen waren pretendenten tegen wil en dank, zoals een geleerde monnik die opmerkelijk goed op de hoogte was. En iemand heeft ooit getuigd hoe hij als kind gedwongen werd tot de rol van opgedoken dauphin te spelen.
Valse dauphins die voor hun ‘rechten’ opkwamen hebben in Frankrijk meermalen kennisgemaakt met de gevangenis en soms – niet altijd ten onrechte – met het gekkenhuis. Een van de eersten en bekendsten was Jean-Marie Hervagault, een jongeman uit het Normandische Saint-Lô. De jonge vagebond werd door royalisten ‘herkend’ en vanaf dat moment besefte hij wie hij was. (b) In 1815, kort na Hervagaults dood, werd een man wegens landloperij gearresteerd met een Amerikaans paspoort op naam van ‘Charles de Navarre’ (de Franse koningen noemden zich ook koning van Navarra). In de gevangenis las hij de roman van Regnault-Warin en maakte bekend Lodewijk XVII te zijn. Hij overleed uiteindelijk in een kerker. (c)
Iets geraffineerder was de ‘baron’ de Richemont. Het feit dat zijn echte naam niet met zekerheid kon worden vastgesteld was voor hem het beste argument dat hij alleen kon zijn wie hij beweerde te zijn. Hij liet al snel alle politieke ambities vallen, maar rijke aanhangers zorgden ervoor dat hij de rest van zijn leven een vorstelijk leventje kon lijden. Hij stierf in 1853 en werd begraven als ‘Louis-Charles de France’, maar de overheid liet dit grafopschrift wegnemen. Richemont schreef twee boeken over zijn avonturen na de ontvoering (hij was even stamhoofd bij de Amazone-indianen). Daarmee toonde hij in ieder geval een groter litterair talent dan zijn grote rivaal: Karl Naundorff.
Klokkenmaker
In 1825 verschijnt in de Pruisische stad Brandenburg, niet ver van Berlijn, de klokkenmaker (eigenlijk: colporteur en later reparateur van houten klokken) Karl Wilhelm Naundorff voor de rechter wegens valsemunterij. Tijdens zijn ondervragingen legt Naundorff verschillende verklaringen over zijn geboorteplaats af, maar nergens vindt de politie iets dat die verklaringen kan bevestigen. In het nauw gedreven beweert hij uiteindelijk een Franse prins te zijn, een Bourbon, die na een reeks ongelooflijke avonturen in Pruisen is beland. Het gerecht is niet onder de indruk – hij kan niet eens de naam Bourbon correct schrijven – en veroordeelt hem tot drie jaar gevangenisstraf. (d)
Na zijn vrijlating vestigt hij zich in het stadje Crossen aan de Oder. Hij is inmiddels katholiek en de kinderen die zijn vrouw hem vanaf dat moment schenkt krijgen namen die herinneren aan de Franse koninklijke familie, terwijl zijn eerdere kinderen gewone Duitse voornamen dragen. Tegen een plaatselijke ambtenaar beweert hij de verdwenen hertog van Normandië te zijn. Een plaatselijke ambtenaar meldt dit aan de pers. Het bericht wordt door een Franse krant overgenomen. François Albouys, een vurig royalist, stuurt Naundorff een brief waarin hij hem uitnodigt naar Frankrijk te komen. Hij bereikt in 1833, na een reis van bijna een jaar, Parijs. Naundorff heeft geen cent op zak en spreekt nauwelijks Frans (hij zegt zijn moedertaal te zijn vergeten) en Albouys moet vaststellen dat hij geen enkel concreet bewijs over zijn identiteit kan geven. Hij beweert belangrijke bewijsstukken … thuis te hebben laten liggen! Als Albouys’ schoonzuster speciaal naar Crossen rijdt, vindt ze niets dan enkele waardeloze papieren. Zijn beschermheer haakt af.
Toch maakt Naundorff in sommige kringen meer indruk dan de andere ‘dauphins’. Een aantal voormalige hovelingen is onder de indruk van de details die hij vertelt. Ook zijn uiterlijk doet aan een Bourbon denken. De charismatische Naundorff krijgt dan ook een kring aanhangers. (3)
Naundorff zelf beweert geen politieke rol te willen spelen maar streeft naar ‘erkenning’ van zijn vermeende familie, in de eerste plaats van Madame Royale. Hij schrijft zijn ‘waarde zuster’ meermalen dat hij haar meteen van zijn identiteit kan overtuigen als hij haar maar even onder vier ogen kan spreken; maar ze weigert. Ze vreest dat zo’n ontmoeting zal worden geïnterpreteerd als een erkenning.
In 1836 daagt Naundorff zijn ‘familie’ voor een Franse rechtbank met de eis hem te herkennen. Ditmaal vindt de regering het welletjes. Naundorff wordt het land uitgezet. Hij gaat met zijn gezin in Engeland wonen, slaat aan het profeteren, sticht een ‘katholieke en evangelische kerk’ en schrijft een boek over de ‘hemelse leer’. (Het gevolg van dit alles is een banvloek van de paus). (e)
Naundorff houdt zich in Engeland ook bezig met onderzoek naar springstoffen en oorlogstuig, en niet zonder succes: zijn laboratorium vliegt een paar keer in de lucht. De meeste van zijn aristocratische beschermers hebben dan al afstand van hem genomen en hij raakt in geldnood. Begin 1845 reist hij naar Nederland, blijkbaar op doorreis, maar hij krijgt door tussenkomst van koning Willem II een contract om als directeur van een nieuw Pyrotechnisch Atelier in Delft nieuwe soorten oorlogsmunitie voor het Nederlandse leger te maken. Kort daarop overlijdt hij echter, op 10 augustus 1845. Op zijn graf in Delft staat nog steeds het opschrift ‘Ici repose LOUIS XVII’.
Naundorff had veel kinderen en daardoor worden zijn aanspraken ook vandaag nog door enkele nakomelingen voortgezet. Om louter formele redenen kregen zij van de Nederlandse overheid het recht om de familienaam ‘de Bourbon’ te dragen, maar zonder dat daarmee adellijke titels of rechten werden erkend. Ze hebben tot in 1954 geprocedeerd om erkend te worden door de voormalige Franse koninklijke familie, maar zonder succes. Het huidige hoofd van deze ‘dynastie’ is Naundorffs achterkleinzoon Charles Louis Edmond de Bourbon (geb. 1929). Deze leidt als Zijne Allerchristelijkste Majesteit Karel XII het ‘Institut Louis XVII’, dat vergadert in een zaaltje van een Parijs restaurant en een eigen tijdschrift uitgeeft.
Bewijzen voor Naundorff
Er zijn nooit overtuigende aanwijzingen, laat staan bewijzen, gevonden dat Naundorff Lodewijk XVII zou zijn geweest. Littekens die de dauphin had zijn niet met zekerheid bij Naundorff teruggevonden. De details die hij over het Franse hof kon vertellen waren voor een groot deel in boeken terug te vinden. Sommigen die de hertog van Normandië hadden gekend, herkenden hem, anderen niet. Het relaas dat hij over zijn verleden neerschreef is een totaal ongeloofwaardige opsomming van avonturen. (De invloed van Regnault-Warin en Richemont is duidelijk merkbaar.) Zelfs vurige Naundorffisten namen afstand van het verhaal. Een advocaat die de eisen van de familie Naundorff verdedigde weigerde zelfs dit verhaal als bewijsstuk te gebruiken.
Het ontbreken van harde bewijzen wordt gecompenseerd door een complottheorie. Er is sprake van dossiers die verschillende staten in hun geheime archieven bewaren. Naundorff zou meermalen bedreigd zijn; er is zelfs een aanslag op hem gepleegd (maar helaas heeft niemand behalve Naundorff de aanslag of de dader gezien). Blijft het feit dat Naundorff zo’n oprechte indruk maakte. Wellicht was hij niet zozeer een oplichter dan wel een pathologische leugenaar. Anderzijds pleit er heel wat tegen Naundorff: zoals we hebben gezien kende hij in 1834 geen Frans en wijst niets erop dat hij voor 1824 ooit iets anders meende te zijn dan een Duitser, zij het met een verborgen verleden.
Er is ook wetenschappelijk onderzoek verricht om het raadsel op te lossen. In 1950 werd Naundorffs skelet opgegraven en onderzocht. Het leverde weinig concreets op. (f) Interessanter was het onderzoek dat André Castelot, een in Frankrijk zeer populair geschiedschrijver, in 1943 liet verrichten naar het haar van Lodewijk XVII. Hij was in het bezit van haarlokken die Marie-Antoinette nog in de Temple van haar zoon had afgeknipt en op zijn verzoek vergeleek Edmond Locard van het gerechtelijk laboratorium van Lyon dit haar met een lok van Naundorff, ter beschikking gesteld door een vertrouweling van de Naundorffclan. Locard vond onder de microscoop dat beide stalen haar eenzelfde uiterst zeldzame afwijking vertoonden. Na de opgraving van Naundorff in 1950 werd een deel van het haar dat in zijn lijkkist was aangetroffen opnieuw onderzocht en bij dát haar bleek de zeldzame afwijking te ontbreken. (g)
Het was de eerder vermelde J.H. Petrie die voorstelde om het DNA van Naundorff te vergelijken met dat van bloedverwanten van Lodewijk XVII. Eerder waren op dezelfde wijze al de resten van de vermoorde Russische keizerlijke familie geïdentificeerd (zie Skepter, maart 1996). Uiteindelijk was het instituut van prof. Jean-Jacques Cassiman van de Katholieke Universiteit Leuven bereid dit onderzoek te verrichten, geheel op eigen kosten. Het hele onderzoek duurde meer dan vier jaar. Het grootste probleem was het vinden van geschikt DNA. De gemeente Delft gaf geen toestemming het graf van Naundorff opnieuw te openen, maar een bot dat bij de opgraving van 1950 uit de kist was genomen, was wel beschikbaar. Er werd besloten het mitochondrisch (mt) DNA te vergelijken. Dat DNA zit niet in de celkern, maar in de mitochondriën. Het wordt daarom alleen via de moeder overgeërfd en behoudens mutaties, ongewijzigd doorgegeven. Naundorffs mt-DNA werd vergeleken met dat van zusters van Marie-Antoinette en met enkele nog levende afstammelingen in vrouwelijke lijn van Marie-Antoinettes moeder, zoals de ex-koningin van Roemenië. De resultaten werden in maart 1998 bekendgemaakt en waren ondubbelzinnig: Naundorff kan geen kind van Marie-Antoinette zijn geweest.
De reacties laten zich raden. Naundorffs achterkleinzoon Charles de Bourbon trok het hele onderzoek in twijfel: was het onderzochte bot wel van zijn overgrootvader? (je kunt er evengoed aan twijfelen of het skelet dat in Delft begraven ligt wel van Naundorff is). De pretendent heeft zich met succes (!) verzet tegen publicatie van de resultaten in het tijdschrift Nature. En dat terwijl hij Cassiman uitdrukkelijk toestemming had gegeven voor het onderzoek en altijd beweerd had enkel geïnteresseerd te zijn in de waarheid. (h)
Merkwaardig genoeg is het DNA van het kind dat in de Temple overleed niet onderzocht – terwijl dat in principe wel beschikbaar is. Zijn hart, dat bij de lijkschouwing van 1795 werd verwijderd, bevindt zich nu in de basiliek van Saint- Denis, de oude begraafplaats van de Franse koningen. De lokale overheid heeft evenwel geen toestemming gegeven het op te graven.
Noten
1. In 1801 werd in de tuin van de Temple het skelet van een groot kind gevonden, waar verder niets over bekend is. Terug.
2. In 1846 werd ’toevallig’ een kist gevonden op de plaats waar volgens sommige getuigenissen het lijk zou zijn herbegraven. Het skelet werd in 1894 door een team deskundigen onderzocht. Het kon niet om Lodewijk XVII gaan: de overledene was minstens 16 jaar oud geweest. Voor de evasionisten het doorslaggevend argument dat het kind dat in de Temple stierf een ander kind was, maar iedereen in de Temple zou meteen het verschil tussen een kind van 10 en een jongeman van 16 tot 20 jaar hebben gemerkt. De omstandigheden van de opgraving van 1846, in opdracht van de plaatselijke pastoor en zonder officiële toestemming, waren overigens nogal verdacht. Terug.
3. Die aanhang heeft een mystiek karakter. Zo wordt hij ‘herkend’ door een in die tijd zeer bekende ziener, een boer bekend als Martin de Gallardon, die beweerde in contact te staan met de aartsengel Gabriël. Er circuleert een verhaaltje dat hij een zieke door aanraking heeft genezen, een gave waarover de Franse koningen traditioneel zouden beschikken.Terug.
Noten niet in Skepter
a. Royalistische complotten om de dauphin en de andere leden van de koninklijke familie te bevrijden zijn er zeker geweest. Geen enkel plan lijkt ook maar een kans op slagen te hebben gehad. Geen enkele samenzweerder – voor zover bekend – heeft ooit laten blijken dat hij in zijn voornemen is geslaagd. Als het prinsje ontvoerd of ontsnapt is, waarom is het dan kort daarna niet opgedoken? Als de koning in het royalistische kamp was beland zou dat een geweldig propagandamiddel zijn geweest. Als de republikeinen hem naar een andere plaats hadden overgebracht, hadden ze evenmin redenen om te verbergen dat hij nog in leven was. Tenzij, zoals sommige theorieën veronderstellen, hij kort na zijn verdwijning uit de Temple is gestorven. Hoe dan ook sluit geen enkele van die ontsnappingstheorieën aan bij het relaas van diegenen die later beweerden Lodewijk XVII te zijn. Terug.
b. Hervagault liep in de nadagen van de revolutie meermalen van huis weg, op zoek naar zijn naar eigen zeggen zeer hooggeplaatste familie. Na een paar keer te zijn opgesloten werd hij pas ‘herkend’. Hij wist zich te omringen met een groepje aanhangers, om na een hele lijdensweg in een gesticht te overlijden. We weten nu dat Hervagault het natuurlijk kind was van een prins van Monaco. Zijn moeder, een kantklosster, was tijdens haar zwangerschap uitgehuwd aan de kamerknecht van de prins. Hervagault-aanhangers ontkennen dat niet, maar beweren dat de echte Hervagault op een bepaald moment werd verwisseld met de echte dauphin. Overigens was Hervagault acht jaar ouder dan de dauphin. Terug.
c. Het ging om Mathurin Bruneau, een gedeserteerde kanonnier van de Franse marine. Hij verspeelde zijn aanhang door zijn brutale gedrag: hij verscheen dronken voor zijn rechters. Evasionisten wezen op de halsstarrige weigering om naar aanleiding van het proces-Bruneau een onderzoek in te stellen naar het lot van Lodewijk XVII. Lodewijk XVII kan niet in leven zijn omdat hij nu eenmaal overleden is, zo luidde het officiële standpunt. Terug.
d. Niet wegens valsemunterij, want daarvoor werden onvoldoende bewijzen gevonden, maar wegens het afleggen van leugenachtige verklaringen. Terug.
e. In het boek vertelt hij dat hij in een droom door Jeanne d’Arc naar het Paradijs is gebracht. Dit Paradijs zou zich in het centrum van de zon bevinden. Terug.
f. Het onderzoek geschiedde door de Leidse patholoog-anatoom Hulst. Deze meende de leeftijd ‘omstreeks de zestig jaar’ te moeten schatten, hetgeen overeenstemde met de leeftijd die Lodewijk XVII zou hebben gehad. Terug.
g. Al snel aangetoond dat het hele haaronderzoek (trichyoscopie) van Locard op wetenschappelijk drijfzand was gebouwd. Voor Castelot was het een pijnlijke zaak. Hij had intussen al een boek geschreven met een duidelijke conclusie: Naundorff was wel degelijk Lodewijk XVII. Om zijn bewijs extra kracht te geven bevat dit boek (dat in het Nederlands werd vertaald) ook een analyse van de horoscoop van Lodewijk XVII, het onderzoek van de haren door een pendelaar en enkele ‘passende’ citaten uit de profetieën van Nostradamus. Dat was allemaal gunstig voor de Naundorff-these. Nostradamus zou zelfs het onderzoek van Locard hebben voorspeld! Terug.
h. Cassiman heeft inmiddels het verzoek gekregen om – ditmaal tegen betaling – een soortgelijk onderzoek te verrichten op de resten van een andere vermeende Lodewijk XVII. Het gaat om Pierre Benoit, een naar Argentinië uitgeweken Franse officier, die altijd geheimzinnig deed over zijn afkomst. Terug.
Bronnen
Het jaar 1995, 200 jaar na het overlijden van het kind van de Temple en 150 jaar na de dood van Naundorff, zorgde voor een nieuwe stroom boeken over dit onderwerp. Ik vermeld er twee, elk met een uitgebreide bibliografie: JH. Petrie, Lodewijk XVII – Naundorff. Een mysterie ontrafeld. De Bataafsche Leeuw, Amsterdam, 1995. Uiterst gedetailleerd en rijk geïllustreerd proefschrift van de Nederlandse historicus die het initiatief van het DNA-onderzoek nam. Vooral geconcentreerd op Naundorff. Philippe Delorme, L’affaire Louis XVII. Tallandier, Parijs, 1995. Minder nauwkeurig en objectief dan Petrie, maar geeft een meer algemeen beeld van de valse dauphins en de waanzinnige theorieën over de affaire.
Dit artikel is een bekorte weergave van een tekst die ook op de website van SKEPP te vinden is. Enkele langere passages die niet in Skepter hebben gestaan zijn hier toegevoegd in de vorm van noten die met a, b, c enz. genummerd zijn.