(foto: Bas Uterwijk)

De marshmallowproef

Volgens de fameuze ‘marshmallowproef’ zijn wilskracht en zelfbeheersing cruciaal voor een gezond en gelukkig leven. Hoe logisch dat ook klinkt, de voorspellende waarde van de test is zwaar overschat, zo blijkt uit nader onderzoek.

door Suzanne Weusten – Skepter 32.4 (2019)

ZET een kind een schaal met marshmallows voor en laat het kiezen: nu meteen één snoepje, of straks twee? Wie zichzelf kan beheersen en een kwartiertje wacht, heeft meer succes in zijn leven dan degene die meteen een snoepje neemt, zo concludeerde psycholoog Walter Mischel, verbonden aan de Stanford-universiteit, na tientallen jaren onderzoek. Hij voerde de ‘marshmallowproef’ uit vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw, aanvankelijk met kinderen van collega’s, om te achterhalen of ze verleidingen konden weerstaan en welke strategieën ze daarbij gebruikten. Daarna volgde hij een kleine groep van bijna honderd geteste kinderen, en onderwierp ze opnieuw aan een onderzoek toen ze tieners en volwassenen waren.

Slanker en zelfbewuster

Mischel ontdekte dat kleuters die hun wilskracht hadden getoond door op het tweede snoepje te wachten, als twintiger hoger opgeleid waren dan hun impulsieve leeftijdgenootjes. Ze waren slanker, zelfbewuster en konden beter omgaan met frustratie en stress. Op middelbare leeftijd — zijn onderzoek was inmiddels in de eenentwintigste eeuw beland — vertoonden de hersenscans van beide groepen grote verschillen. Bij degenen die als kleuter een groot uitstelvermogen hadden, was de prefrontale cortex — het onderdeel van de hersenen dat onder andere gebruikt wordt bij het oplossen van problemen en beheersing van impulsief gedrag — actiever, terwijl bij de groep met een beperkt uitstelvermogen juist het ventrale striatum meer oplichtte: dit gebied houdt verband met lust, genot en verslaving.

Duistere wereld

De resultaten sloegen wereldwijd in als een bom. Omdat het marshmallowexperiment even simpel als veelzeggend was, sprak het enorm tot de verbeelding en begonnen ouders massaal hun kinderen te testen. Als de kleuter zijn directe behoeftebevrediging uitstelde en wachtte op het tweede snoepje, wisten de ouders dat het kind verzekerd was van een geweldige toekomst. Maar kon het kind zich niet beheersen, dan zag het er slecht uit, vreesden ze, en was er werk aan de winkel.

Walter Mischel had het er maar druk mee. ‘Uw kind is niet gedoemd te mislukken als het slecht scoort op de test,’ zo probeerde hij de bezorgde ouders gerust te stellen.

Ook opiniemakers wierpen zich op als pleitbezorgers voor zelfbeheersing en discipline. ‘Het wordt tijd dat politici en onderwijshervormers de duistere wereld van de psychologie betreden,’ aldus columnist David Brooks in 2006 in de New York Times. In plaats van te praten over hervormingen in het onderwijs zoals verhoging van lerarensalarissen en kleinere klassen, moeten ze het belang inzien van vaardigheden als wilskracht en uitstel van behoeftebevrediging, zo betoogde hij.

Lesjes zelfbeheersing

De marshmallow onderzoeken leidden tot een omwenteling in de sociale wetenschappen. Tot dan toe was de dominante opvatting dat succes eerder een gevolg is van afkomst en opleiding dan van karakter. En nu vertelde deze psycholoog dat zelfbeheersing een voorspeller is van een gezond en geslaagd leven, een vaardigheid die je ook nog kunt leren?

Het was een hoopvolle boodschap. Sommige scholen gebruikten de test dan ook als een diagnose-instrument, zodat ze gericht trainingsprogramma’s konden aanbieden. Zelfs het koekjesmonster uit Sesamstraat ging lesjes zelfbeheersing geven.

Walter Mischel probeert Stephen Colbert de proef uit te leggen.

Mischel bleef niet de enige onderzoeker die de relatie tussen zelfbeheersing en succes onderstreepte. Het psychologenechtpaar Terrie Moffitt en Avshalom Caspi vond een zelfde positieve uitkomst in een langlopend onderzoek naar de lotgevallen van ruim duizend Nieuw-Zeelanders, de Dunedin Longitudinal Study. Kinderen die op driejarige leeftijd weinig zelfbeheersing toonden, hadden dertig jaar later als volwassene een slechtere gezondheid en kampten vaker met verslavingen en financiële problemen dan hun gedisciplineerde leeftijdgenoten. Net als Walter Mischel pleitten Moffitt en Caspi voor trainingsprogramma’s om kinderen uitstel van behoeftebevrediging te leren. Nog in 2012 waren de twee in het Concertgebouw om een publiekslezing te geven over het belang van zelfbeheersing.

Zo inspireerde de marshmallow proef een heel leger wetenschappers tot nieuwe studies. In het kielzog vanMischel volgden bekende psychologen zoals Roy Baumeister, die wilskracht met spierkracht vergeleek, en Carol Dweck, die het begrip ‘groeimentaliteit’ introduceerde, een pleidooi voor een open geest en het vertrouwen dat je nieuwe dingen kunt leren.

Kritiek

Toch kwam er — zonder dat ook maar iemand het belang van impulsbeheersing en wilskracht in het moderne leven betwistte — in de loop der jaren kritiek op de klassieke studie. De replicatiecrisis in de psychologie zorgde voor een kritische evaluatie van Mischels onderzoeksmethode. En langzamerhand verloor het elegante experiment zijn glans.

Een van de eersten die de uitspraken over de simpele relatie tussen zelfbeheersing en succes in twijfel trokken, was Celeste Kidd, die in de tijd dat Walter Mischel zijn resultaten publiceerde, als psycholoog in een tehuis voor dakloze kinderen werkte. Intuïtief verzette Kidd zich tegen het idee dat haar beschermelingen zo’n donkere toekomst tegemoet zouden gaan. Volgens haar had het ogenschijnlijke gebrek aan zelfbeheersing van de dakloze kinderen een andere achtergrond. Gedrag dat in eerste instantie misschien heel impulsief leek, zoals een stukje speelgoed vernielen, bleek bij nader inzien vaak een rationeel besluit. De kinderen hadden in het tehuis geen plek om spullen te bewaren, dus konden ze het maar beter meteen kapotmaken. Hun gedrag was gebaseerd op hun verwachtingen, en had niets te maken met wilskracht of zelfbeheersing, concludeerde ze.

Onbetrouwbaar

Jaren later, toen Kidd nog aan de Universiteit van Rochester werkte, herhaalde ze het experiment van Mischel, zij het met een cruciale wijziging. In plaats van één standaardconditie waarin de proefleider het kind instrueert, ontwierp Kidd twee condities: een waarin de proefleider betrouwbaar was door een belofte aan het kind na te komen, en een andere conditie met een onbetrouwbare volwassene, die de belofte had gebroken.

De kinderen met de onbetrouwbare volwassene pakten bijna allemaal meteen het snoepje, terwijl meer dan de helft van de kinderen met de betrouwbare volwassene wachtte tot ze het tweede snoepje kregen. Met andere woorden: uitstel van behoeftebevrediging is alleen een rationele keuze als het kind ook werkelijk gelooft dat het krijgt wat het beloofd is.

Kinderen die opgroeien in armoede, in gebroken gezinnen waar beloftes niet altijd worden nagekomen, zo verwoordde Kidd haar kritiek op de marsh mallowproef, zullen niet snel geneigd zijn hun behoeftebevrediging uit te stellen. Dat zegt meer iets over hun hun sociaal-economische achtergrond dan over hun karakter.

Het gaat niet alleen om vaardigheden als zelfbeheersing of wilskracht. ‘Er zijn meerdere factoren die gedrag in dit soort tests voorspellen,’ schrijft Kidd in een e-mail. ‘We weten dat kinderen die in een instabiele omgeving opgroeien, daar in hun latere leven last van hebben: als je geen geld hebt om boeken te kopen of bijles te krijgen, dan zijn je schoolresultaten minder dan wanneer je alle kansen krijgt.’

Bijval

Celeste Kidd kreeg vorig jaar bijval van Tyler Watts, universitair docent ontwikkelingspsychologie aan de Columbia-universiteit. Ook Watts repliceerde de marsh mal low proef, maar terwijl Mischel in zijn oorspronkelijke onderzoek een kleine homogene groep testte — kinderen van hoogopgeleide collega’s van de prestigieuze Stanford-universiteit — putte Watts uit een enorme database van negenhonderd kinderen met verschillende gezinsachtergronden.

En toen verdwenen de grote verschillen die Mischel had gevonden. Watts vond slechts een zwakke correlatie tussen de mate van zelfbeheersing die vierjarigen hadden getoond en hun gedrag als tiener. De omstandigheden waaronder de kinderen opgroeiden bleken belangrijker dan de mate van zelfbeheersing. Zo had de opleiding van de moeder meer voorspellende waarde dan de uitslag van de marshmallowproef. Kinderen van laagopgeleide moeders bijvoorbeeld, die als kleuter netjes op het tweede snoepje hadden gewacht, deden het als vijftienjarige niet beter dan hun leeftijdgenootjes die zich niet hadden kunnen beheersen.

Voor kinderen uit bevoorrechte gezinnen, wier ouders een goede opleiding en geld hebben, is het immers makkelijker behoeftebevrediging uit te stellen, dan voor kinderen die opgroeien in armoede. Voor de laatsten geldt dat morgen het snoepje van vandaag misschien verdwenen is. Dus pak wat je pakken kunt.

Te ver

De claim van Walter Mischel dat zelfbeheersing de sleutel tot geluk vormt, gaat dan ook te ver, vindt Tyler Watts. Er zijn meer factoren die ervoor zorgen dat kinderen al dan niet slagen in hun latere leven, vertelt hij onder meer in zijn podcast You are not so smart van 2 juli 2018. De factoren die tot succes hebben geleid zijn vaak al generaties lang in de familie, en van veel meer invloed dan een enkel persoonlijkheidskenmerk. Er is geen panacee dat dit allemaal in een klap kan veranderen.

Niettemin heeft het marshmallowexperiment ons veel geleerd, vindt ook Watts. Het heeft ons inzicht gegeven in hoe kinderen denken, welke strategieën ze gebruiken om het wachten vol te houden — zoals zingen, ogen dichtdoen en afleiding zoeken. Maar eigenlijk, zegt hij, blijkt uit zijn studie dat uitstel van behoeftebevrediging een teken is van iets anders, iets veel complexers.

(foto: Bas Uterwijk)

Walter Mischel is vorig jaar overleden en kan niet meer reageren op de bevindingen van Kidd en Watts. Maar wie zijn wetenschappelijke publicaties er nog eens op naleest, komt ook al enige relativering van de onderzoekers zelf tegen. Het kan best zijn, schrijven zij, dat de stabiliteit in het gezin en de psychosociale omgeving een meer bepalende rol spelen dan de wilskracht van de kinderen.

Denkfout

En dat kinderen slagen als je ze zelfbeheersing leert, heeft Mischel al helemaal nergens gezegd. Het is een hardnekkige maar begrijpelijke denkfout in de popularisering van wetenschappelijk onderzoek: een correlatie aanzien voor een causaal verband.

Dat het publiek de resultaten van het marshmallowexperiment zo massaal heeft omarmd, is al even begrijpelijk. De uitkomsten appelleren aan het idee dat succes maakbaar is en dat je dit eenvoudig kunt bereiken. Maar hoe belangrijk cognitieve vaardigheden als wilskracht en uitstel van behoeftebevrediging ook zijn: zelfbeheersing is niet het wondermiddel dat de loop van een leven bepaalt. Was het maar zo simpel.

Literatuur

Mischel W, Shoda Y, Rodriguez MI. Delay of gratification in children. Science 1989;244:933, PMID 2658056.

Kidd C, Palmeri H, Aslin RN. Rational snacking: young children’s decision-making on the marshmallow task is moderated by beliefs about environmental reliability. Cognition 2013;126:109, PMID 23063236.

Watts TW, Duncan GJ, Quan H. Revisiting the marshmallow test: a conceptual replication investigating links between early delay of gratification and later outcomes. Psychological Science 2018;29:1159, PMID 29799765.

Uit: Skepter 32.4 (2019)

Vond u dit artikel interessant? Overweeg dan eens om Skepsis te steunen door donateur te worden of een abonnement op Skepter te nemen.

Steun Skepsis

Suzanne Weusten is psycholoog en journalist.