Wakker in je droom

door Rob Nanninga

In onze dromen creëren we onbewust een eigen subjectieve ervaringswereld, die we ten onrechte voor de werkelijkheid aanzien. Toch blijkt het soms mogelijk om tijdens een droom te beseffen dat we aan het dromen zijn. Deze merkwaardige toestand, waarbij we als het ware wakker zijn in onze droom, biedt ongekende mogelijkheden.

Op een nacht in 1913 stak de auteur Frederik van Eeden een sigaar op toen hij zich herinnerde dat hij deze gewoonte had afgezworen. Meteen daarna besefte hij echter dat hij aan het dromen was, zodat hij ongestraft nog een paar trekken kon nemen. Triomfantelijk stapte hij met de sigaar in zijn mond de kamer van een vriend binnen: ‘Ik zei tot hem, zeer wel-ooverlegd en bedachtsaam: ‘Zie je wat ik doe?’ En toen hij me niet begreep, vervolgde ik: ‘Ik rook. En toch heb ik mij voorgenoomen niet meer te rooken. Maar nu droom ik, en nu rook ik toch in den droom, en ik heb er al het plezier van.’ Toen ik dit gezegd had, trok ik nog met vol ooverleg aan den sigaar en ik had genoegen omdat ik mijn voornemen niet had gebrooken en toch het plezier van rooken had.’

Van Eeden was zich er in zijn droom van bewust dat hij aan het dromen was. Hij noemde zulke ervaringen heldere dromen en hield er in hetzelfde jaar een voordracht over voor een parapsychologische vereniging in Londen. Van Eeden vertelde zijn gehoor dat hij in de afgelopen vijftien jaar al 352 heldere dromen had genoteerd. Tijdens deze dromen had hij naar eigen zeggen een min of meer volledig zelfbesef. Hij kon zich zijn dagleven meestal goed herinneren, hij kon doelbewust handelen en hij kon de droomwereld zeer duidelijk waarnemen, terwijl hij tegelijkertijd wist dat hij nog steeds sliep. De heldere dromen traden bijna altijd in de vroege ochtend op, ze duurden vrij kort en gingen vaak gepaard met een groot geluksgevoel.

De droom over de sigaar is niet karakteristiek voor de heldere dromen die Van Eeden rapporteerde. Gewoonlijk koos hij het luchtruim en vloog over fraaie landschappen onder zonnige, blauwe luchten. Ook zijn religieuze gevoelens kwamen daarbij naar boven, want hij voelde meestal een sterke behoefte om God te danken. De stadsgezichten die hij soms zag, boeiden hem minder. En tegen de wulpse droomvrouwen die hem probeerden te verleiden, stelde hij zich immer krachtig te weer.

Remslaap

Van Eeden rapporteerde dat hij zich altijd wel iets van een droom herinnerde wanneer hij op een willekeurig tijdstip in de nacht ontwaakte. Daarom twijfelde hij aan het bestaan van een volkomen droomloze slaap. In de jaren ’50 werd dit vraagstuk door wetenschappers in slaaplaboratoria onderzocht. Zij ontdekten dat hun proefpersonen vier tot vijf keer per nacht in een toestand geraakten waarbij hun ogen snelle bewegingen maakten. Als de proefpersonen uit deze remslaap (Rapid Eye Movements) werden gewekt, rapporteerden ze in ruim tachtig procent van de gevallen een levendige herinnering aan een voorafgaande droom.

Bijna een kwart van de nacht wordt in remslaap doorgebracht. Deze perioden duren langer naarmate de nacht vordert en kunnen in de ochtend wel drie kwartier beslaan. Wie ’s ochtends langzaam uit remslaap ontwaakt, zal zich vaak het laatste deel van een droom kunnen herinneren. Mannen kunnen gemakkelijk vaststellen of ze in remslaap verkeerden, omdat ze dan gewoonlijk met een erectie wakker worden.

Ondanks het duidelijke verband tussen dromen en remslaap rapporteerden de proefpersonen zo nu en dan ook gedetailleerde dromen wanneer ze werden gewekt op een moment dat hun ogen geen snelle bewegingen maakten. Deze dromen konden niet worden toegeschreven aan een voorafgaande remfase, want ze traden ook op voordat de eerste remperiode had plaatsgevonden. Bovendien herinnerden de proefpersonen zich vaak losse gedachtenflarden wanneer ze buiten de remslaap werden gewekt. Van Eeden kreeg dus gelijk: onze geest is de gehele nacht actief, al treden de meest visuele en verhalende dromen hoofdzakelijk tijdens de remslaap op.

Heldere dromen laten zich moeilijker onderzoeken omdat ze vrij zeldzaam zijn. Minstens de helft van de bevolking schijnt nooit een dergelijke ervaring te hebben gehad. Sommige critici meenden dat heldere dromers zichzelf voor de gek houden en slechts dromen dat hun bewustzijn helder is. Anderen betwijfelden of de toestand tijdens remslaap kan optreden. Zij veronderstelden dat heldere dromen een soort dagdromen zijn die zich voordoen wanneer iemand al half wakker is of kortstondig uit een droom ontwaakt.

Oogsignalen

De Britse psycholoog Keith Hearne maakte een einde aan alle twijfels. In 1975 ontdekte hij een manier om het bestaan van heldere dromen objectief aan te tonen. Zijn proefpersoon was Alan Worsley, die zeer regelmatig helder droomde. Hearne liet hem vele nachten in zijn laboratorium slapen en gaf hem de opdracht zijn ogen acht keer naar links en rechts te bewegen op het moment dat hij zich van een droom bewust werd. Worsley bleek daadwerkelijk signalen te kunnen doorgeven via zulke afgesproken oogbewegingen. Gelijktijdige metingen van zijn hersenactiviteit wezen uit dat hij ondertussen in remslaap verkeerde en zich niet van zijn omgeving bewust was. Worsley probeerde ook via een drukknop signalen door te geven. Maar dat lukte niet, al was hij er in zijn droom soms van overtuigd dat hij de knop had ingedrukt. Dit onvermogen lag in de lijn der verwachting omdat de spierspanning tijdens remslaap wegvalt, zodat de ledematen niet kunnen worden bewogen.

Hearne schreef een dissertatie over zijn onderzoek, waarop hij in 1978 promoveerde. Toevallig voerde de Amerikaanse psychofysioloog Stephen LaBerge op dat moment een gelijksoortig onderzoek uit dat hem twee jaar later een doctorstitel opleverde. LaBerge had zelf ongeveer één keer per maand een heldere droom en slaagde erin deze frequentie enorm op te voeren. Tijdens een reeks van twintig nachten die hij in het laboratorium doorbracht, had hij zeventien heldere dromen. Daarbij slaagde hij er veertien keer in door middel van oogbewegingen een afgesproken teken door te geven. Enkele andere proefpersonen die door LaBerge waren onderwezen in de kunst van het helder dromen, boekten vergelijkbare resultaten.

In de jaren ’80 verschenen er in vakliteratuur enkele tientallen wetenschappelijke artikelen over heldere dromen, die meestal lucide dromen worden genoemd. Verschillende onderzoekers lieten de proefpersonen tijdens hun dromen bepaalde opdrachten uitvoeren en probeerden de effecten daarvan te meten. Zo stelde men vast dat heldere dromers in staat zijn om hun adem even in te houden. Ze konden ook met hun ogen hun vinger volgen wanneer ze die in hun droom van links naar rechts door hun blikveld bewogen. Als wakende proefpersonen deze opdracht in hun verbeelding uitvoeren, bewegen hun ogen met kleine schokjes. De ogen van de heldere dromers maakten daarentegen een vloeiende beweging, net alsof ze de vinger echt zagen.

Hoewel de dromers hun slapende lichaam niet konden bewegen, werden er wel kleine spieractiviteiten gemeten die overeenstemden met de bewegingen die zij in hun dromen maakten. Vooral met hun vingers en tenen bleken zij nog signalen aan de buitenwereld te kunnen doorgeven. Ook hun hersengolven werden beïnvloed door hun gedroomde activiteiten. De meest spraakmakende ontdekking was dat heldere dromers een echt orgasme kunnen beleven, waarbij mannen echter geen zaadlozing krijgen.

Helaas is het aantal wetenschappelijke publicaties over lucide dromen de laatste jaren sterk afgenomen. Wel verscheen er eind 1995 een rapport over een serie parapsychologische experimenten die in opdracht van de CIA was uitgevoerd. Bij een van deze experimenten probeerden heldere dromers, die door LaBerge waren geïnstrueerd, helderziende waarnemingen te doen. Zij kregen een ondoorzichtige en verzegelde envelop waarin een foto uit de National Geographic zat. ’s Avonds legden ze de envelop naast hun bed en namen zich voor om die tijdens hun eerstvolgende heldere droom te openen. Na afloop gaven ze een beschrijving van hun waarnemingen, die ze samen met de gesloten envelop naar de onderzoekers terugstuurden.

Een onafhankelijke beoordelaar kreeg een aantal foto’s te zien en probeerde aan de hand van de beschrijving vast te stellen welke foto de proefpersoon had ontvangen. In totaal werden er 21 beschrijvingen beoordeeld, die een statistisch significant resultaat opleverden (de kans om toevallig zo’n resultaat te boeken was kleiner dan 5 procent). Helaas was het effect niet groter dan bij andere soorten parapsychologische experimenten en waren er geen proefpersonen die de foto nauwkeurig konden beschrijven.

Droom ik nu?

Helder dromen schijnt een vaardigheid te zijn die de meeste mensen kunnen leren. Een eerste vereiste is, dat we ons iedere nacht minstens één droom kunnen herinneren. Zodra we ’s morgens of gedurende de nacht wakker worden, dienen we ons meteen af te vragen: ‘Wat was ik daarnet aan het dromen?’ Het is daarbij belangrijk om met gesloten ogen roerloos te blijven liggen terwijl we de droombeelden proberen terug te roepen. Het is ook raadzaam om ze vervolgens op te schrijven. Als we voldoende gemotiveerd zijn en iedere avond gaan slapen met het verlangen onze dromen te herinneren, kan ons herinneringsvermogen al binnen een paar weken het gewenste niveau bereiken.

Ons waakbewustzijn is in de droom al in zekere mate aanwezig, want anders zouden we ons daar na afloop niets van kunnen herinneren. In normale dromen beschikken we echter nog niet over onze kritische vermogens, zodat er allerlei onwaarschijnlijke dingen kunnen gebeuren zonder dat die ons verbazen. Het is nuttig om vertrouwd te raken met locaties, symbolen, situaties en gebeurtenissen die regelmatig in onze eigen dromen voorkomen. Daarmee vergroten we de kans dat we deze typerende kenmerken tijdens de droom gaan opmerken en ons herinneren dat we al eerder iets dergelijks hebben gedroomd, waardoor we ons plotseling realiseren dat we niet in de werkelijkheid verkeren.

Volgens de Duitse psycholoog Paul Tholey kan men heldere dromen bevorderen door zich dagelijks verscheidene malen serieus de vraag te stellen ‘Ben ik nu aan het dromen?’. Men dient deze vraag met name te stellen wanneer er iets vreemds of verrassends gebeurt, wanneer men sterke emoties heeft of wanneer men iets ziet of meemaakt dat aan de droomwereld doet denken. De vraag kan ook worden gekoppeld aan een bepaalde routinehandeling, zoals het openen van een slot. Tholey stelt dat zo’n kritische houding door de macht der gewoonte geleidelijk in onze dromen zal doordringen.

Wie zich in een droom afvraagt of de eigen zintuiglijke ervaringen overeenstemmen met de werkelijkheid, komt lang niet altijd tot de juiste conclusie. Het vermogen tot kritische reflectie is vaak nog niet zo groot en de droomwereld ziet er zo realistisch uit dat men daar al spoedig weer volledig door in beslag wordt genomen. Daarom is het raadzaam een zogenoemde realiteitstest uit te voeren. Zo kan men proberen na te gaan wat er in het afgelopen kwartier is gebeurd. In dromen lukt dat vaak niet goed of realiseert men zich dat de omgeving er kort tevoren nog heel anders uitzag.

LaBerge adviseert een stukje tekst lezen, vervolgens even naar iets anders te kijken en het daarna opnieuw te proberen. Als er woorden of letters veranderen, is het duidelijk dat men in een droomwereld verkeert. Dit kan worden bevestigd door een luchtsprong te maken, waarbij men zal merken dat de zwaartekracht veel zwakker is dan normaal. Dromen kunnen zich ook verraden doordat lichtschakelaars en elektrische apparaten vaak niet naar behoren functioneren.

Zelf zag ik onlangs in een droom een e-mailadres op een affiche staan. Ik vermoedde dat dit adres toebehoorde aan een religieuze sekte en ik riep een paar bekenden om ze mijn ontdekking te tonen. Maar toen ik de tekst wilde aanwijzen, bleek deze te zijn veranderd. Even begreep ik niet waarom ik eerst iets anders had gelezen, maar toen herinnerde ik mij plotseling de raadgevingen van LaBerge. Ik besefte dat ik aan het dromen was en om dat te bewijzen maakte ik een luchtsprong in slowmotion.

Lucide dromen duren gewoonlijk maar enkele minuten en zijn lang niet allemaal even helder. Vaak is de dromer zich er niet ten volle van bewust dat alles zich in zijn of haar eigen geest afspeelt. Zo maakte ik tijdens een droom een bandopname zonder te beseffen dat ik die ’s morgens niet meer kon afspelen. Ook uittredingservaringen, waarbij jezelf vanuit een hoger gelegen standpunt in bed ziet liggen, kunnen halflucide dromen zijn. De droom eindigt wanneer het zintuiglijk contact met de buitenwereld wordt hersteld en je je eigen fysieke lichaam weer voelt. Als je dreigt te ontwaken is het volgens LaBerge raadzaam om je droomlichaam enige tijd snel rond te draaien. Op die manier kunnen signalen uit de buitenwereld worden onderdrukt.

Droomlicht

Recent onderzoek van LaBerge bood sterke aanwijzingen dat men heldere dromen kan stimuleren door de slaap ’s morgens vroeg te onderbreken. De beste resultaten werden geboekt wanneer de proefpersonen de opdracht kregen een uur eerder op te staan en gedurende zestig minuten in een boek over heldere dromen te lezen. Daarna moesten ze weer naar bed gaan om nog anderhalf uur te slapen. Bij het inslapen namen ze zich voor in hun volgende droom helder te worden. Dat lukte in ruim zestig procent van de gevallen. Daarbij dient wel te worden aangetekend dat de proefpersonen onder normale omstandigheden al ongeveer één keer per week helder droomden. Deze dromen traden eveneens hoofdzakelijk tegen de ochtend op.

LaBerge probeerde ook zijn proefpersonen van buitenaf signalen te geven. Als hij ze tijdens de remslaap via een bandrecorder de boodschap ‘You are dreaming’ liet horen, resulteerde dat geregeld in een heldere droom, die echter maar luttele seconden duurde. Het geluid maakte veel proefpersonen uit hun droom wakker. Lichtsignalen bleken betere resultaten op te leveren. LaBerge ontwikkelde een masker met lampjes, dat men ’s nachts kan dragen. In het masker zijn sensoren aangebracht die de oogbewegingen registreren. Wanneer er snelle oogbewegingen optreden, beginnen de lampjes enige tijd te knipperen. Hierdoor kunnen zich in de droom allerlei ongewone lichteffecten voordoen, die de gemaskerde dromer eraan herinneren dat hij zich niet in de werkelijkheid bevindt.

Onlangs voerde LaBerge een gecontroleerde proef uit om zijn droommasker te testen. Veertien personen die regelmatig helder droomden, sliepen in totaal 162 nachten met het masker voor hun ogen. Ze wisten niet dat de sensoren tijdens 81 nachten buiten werking waren gesteld, zodat de lampjes niet knipperden. In totaal rapporteerden zij 32 heldere dromen. Daarvan hadden 22 zich voorgedaan tijdens de nachten dat het masker in werking was, ruim tweemaal zoveel als in de controlenachten.

Een gelukkiger wereld?

Ruim tien jaar geleden publiceerde LaBerge de bestseller Lucid Dreaming, waarvan meer dan 120.000 exemplaren werden verkocht. Hij kreeg zoveel vragen en reacties van lezers, dat hij een paar jaar later in Californië het Lucidity Institute oprichtte. Wie helder wil leren dromen kan daar literatuur bestellen, een cursus volgen of een droommasker aanschaffen. Ook via het Internet kan men er informatie verkrijgen (www.lucidity.com). Donateurs van het instituut worden aangemoedigd om thuis deel te nemen aan droomexperimenten waarvan de resultaten verschijnen in de driemaandelijkse nieuwsbrief.

LaBerge bekende dat zijn belangstelling voor veranderde bewustzijnstoestanden voor het eerst werd gewekt toen hij in 1967 als 19-jarige scheikundestudent in contact kwam met psychedelische drugs. Later werkte hij met financiële steun van NASA aan de ontwikkeling van nieuwe hallucinogene middelen. Maar toen de geldkraan werd dichtgedraaid, ontdekte hij een beter alternatief en groeide uit tot een man met een missie. Volgens LaBerge kunnen heldere dromen de wereld een stuk gelukkiger maken.

Heldere dromen kunnen onze ervaringen verrijken. Ze bieden ons de mogelijkheid om alles te doen wat we willen, waarbij we slechts beperkt worden door onze verwachtingen, ons voorstellingsvermogen en eventueel door onze normen en waarden. Ze zijn veel levensechter dan dagdromen of visualisaties. In tegenstelling tot bioscoopfilms kosten ze niets en doen ze een beroep op onze eigen creativiteit. Ze kunnen ook gebruikt worden om angsten te overwinnen, frustraties af te reageren, problemen uit te praten of nieuwe vaardigheden te oefenen. Vooral nachtmerries kunnen er effectief mee worden bestreden. Als de dromer zich ervan bewust wordt dat het gevaar een illusie is, hoeft hij er niet meer voor op de vlucht te slaan.

Heeft helder dromen ook nadelen? Daarover verschillen de meningen. Enkele heldere dromers bekenden dat ze verslaafd waren geraakt aan deze paradoxale bewustzijnstoestand. Ze lagen bij voorkeur hele dagen in bed omdat ze hun droomwereld veel plezieriger vonden dan de harde realiteit. Er waren ook mensen die rapporteerden dat ze soms moeite hadden om onderscheid te maken tussen droom en werkelijkheid. Op het Internet (in de newsgroup alt.lucid.dreams) staan soms noodkreten van heldere dromers die in de problemen zijn geraakt. Zo was er een vrouw die zich in een heldere droom door een bende had laten verkrachten en daardoor later met zichzelf in conflict was gekomen.

Toch zijn er geen aanwijzingen dat zulke problemen structureel zijn. Het risico dat de droomwereld uitgroeit tot een alternatief voor de echte wereld, is vrij klein. Misschien blijkt daaruit dat de meeste mensen niet uitsluitend op zoek zijn naar aangename ervaringen. Een andere oorzaak is echter dat heldere dromen niet door middel van een pil kunnen worden opgewekt. Het vereist veel wilskracht om dit vermogen zodanig te ontwikkelen dat men er wekelijks een half uur gebruik van kan maken. Daarom zal helder dromen waarschijnlijk nooit een echte rage worden.

Literatuur

Blanken, Carolus den (1990). Lucide dromen. Rijswijk: Elmar.
Eeden, Frederik van (1979). Dromenboek. Amsterdam: Bert Bakker.
Green, Celia & C. McGreery (1994). Lucid dreaming. London: Routledge.
Gackenbach, Jayne & S. LaBerge, eds. (1988). Conscious Mind, Sleeping Brain. New York: Plenum.
Gackenbach, Jayne & J. Bosveld (1989). Control Your Dreams. New York: Harper & Row.
Jong, Mels de (1991). Sprekend nog met de nacht. Lisse: Swets & Zeitlinger.
LaBerge, Stephen (1985). Creatief Dromen. Rijswijk: Elmar, 1986.
LaBerge, Stephen & H. Rheingold (1990). Exploring the world of lucid dreaming. New York: Ballantine.
Tholey, Paul & K. Utrecht (1987). Bewust willen dromen. Naarden: Strengholt, 1989.
Wolman, B. & M. Ullman, eds. (1986). Handbook of States of Consciousness. New York: Van Nostrand Reinhold.

Uit: Bres, april/mei 1996

Vond u dit artikel interessant? Overweeg dan eens om Skepsis te steunen door donateur te worden of een abonnement op Skepter te nemen.

Steun Skepsis

Rob Nanninga was hoofdredacteur van Skepter van 2002 tot 2014