IJdelheid en leegheid

Isaac Newton en de astrologie

Een vaak herhaalde anekdote in de astrologische literatuur is de bewering dat de beroemde Engelse wetenschapper Isaac Newton (1642-1727) zich naast zijn natuurkundige en sterrenkundige onderzoekingen, ook intensief met de astrologie bezig hield. (1) Volgens deze bronnen zou Newton de sterrenkundige Edmund Halley (1656-1742), bekend vanwege “zijn” komeet, eens voor zijn denigrerende opmerkingen over de astrologie hebben terecht gewezen met de vermaning, “Mijnheer Halley, ik heb de zaak onderzocht, U niet!”

Isaac Newton (Isaac Newton Institute | Wikimedia Commons)

door Rob van Gent- Skepter 5.1 (1992)

IN DE afgelopen decennia hebben vele onderzoekers zich intensief bezig gehouden met het analyseren van Newtons geschriften en het uitgeven en becommentariëren van de grote hoeveelheid ongepubliceerde manuscripten van zijn hand, met name die in de zogenoemde Portsmouth Collection. Deze studies hebben echter nooit enige aanwijzing opgeleverd dat Newton de astrologie op een wetenschappelijke wijze heeft bestudeerd. (2) Zo kon de Engelse Newtonkenner Derek Thomas Whiteside geen enkele astrologische verwijzing vinden in de circa vijftig miljoen woorden die van Newtons hand zijn bewaard gebleven. (3) Ook de mythe dat de Bodleian Library (Oxford) een door Newton zelf geschreven boek over de astrologie zou bezitten, blijkt op geen enkele feit te berusten. (4).

In dit opzicht is een onderzoek naar het boekenbezit dat Newton bij zijn dood naliet onthullend. Zo bleek er van de 1752 identificeerbare titels niet minder dan 477 (27 procent) te handelen over theologie, 169 (10 procent) over alchemie, 126 (7 procent) over wiskunde, 52 (3 procent) over natuurkunde en 33 (2 procent) over sterrenkunde. (5) Newtons bibliotheek bezat welgeteld slechts vier boeken die handelen over astrologie: een werk van de Duitse astroloog Johann Essler van Mainz (einde 15e/begin 16e eeuw, een werk over handlijnkunde en astrologie van de Engelse arts/astroloog Richard Saunders (1613-1675), een almanak van dezelfde persoon onder het pseudoniem Cardanus Rider en tenslotte een werk waarin de astrologie werd bestreden door de dichter-filosoof Henry More (1614-1687), hoogleraar aan de Universiteit van Cambridge. (6)

Salomons Tempel

“soon convinced of the
vanity & emptiness
of the pretended science
of Judicial astrology.”

Ironisch genoeg heeft het tweede hierboven genoemde werk misschien wel de stoot gegeven voor de wetenschappelijke carrière van Newton. In een gesprek op 31 augustus 1726 met zijn aangetrouwde neef John Conduitt (1688-1737), die na Newtons dood een nimmer gepubliceerde biografie schreef, liet Newton zich ontvallen dat zijn wetenschappelijke interesse eigenlijk begon toen hij in de zomer van 1663 uit louter nieuwsgierigheid een astrologieboek kocht – de anekdote vermeldt helaas niet welk – op de jaarmarkt in Stourbridge, nabij Cambridge waar hij zich in 1661 had ingeschreven. Toen hij kop noch staart kon maken van de hierin voorkomende astrologische diagrammen en berekeningen schafte hij zich vervolgens enige wiskundeboeken aan (onder andere van Euklides, Frans van Schooien en René Descartes) en was, in de woorden van Conduitt: “soon convinced of the vanity & emptiness of the pretended science of Judicial astrology.” (7)

Het relaas van Conduitt wordt bevestigd in een eveneens ongepubliceerd memorandum dat Abraham de Moivre (1667-1754) kort na Newtons dood samenstelde en dat door Conduitt werd geraadpleegd bij het samenstellen van zijn biografie. (8) Alhoewel Newton-biograaf Louis Trenchard More weinig waarde hechtte aan deze na meer dan zestig jaar opgetekende anekdote, (9) wordt het in de meer gerespecteerde biografieën van David Brewster (10) en Richard Samuel Westfall (11) als volkomen geloofwaardig geciteerd.

Het eerdergenoemde onderzoek naar Newtons ongepubliceerde manuscripten gedurende de laatste decennia heeft zonder meer duidelijk gemaakt dat Newton zich intensief bezig heeft gehouden met de alchemie (12) en met theologische kwesties, met name de ware aard van de heilige drieëenheid, de afmetingen van Salomons Tempel, bijbelse profetieën en bijbelse chronologie. (13) Het zijn dan ook Newtons bemoeienissen met het laatste onderwerp waarin de bovengenoemde anekdote thuishoort. Al meer dan vijftig jaar geleden kon de Amerikaanse wetenschapshistoricus I. Bernard Cohen (14) deze lokaliseren in de veelgeprezen Newtonbiografieën van de Engelse fysicus David Brewster (1781-1868). Het origineel luidt als volgt (15): “when Dr. Halley ventured to say anything disrespectful to religion, he invariably checked him, with the remark, ‘I have studied these things – you have not’.” (16)

Dat Halley en Newton vaker onenigheid hadden over theologische zaken wordt bevestigd door John Conduitts aantekeningen, ditmaal opgetekend uit de mond van Newtons nicht, Catherine Conduitt (geboren Barton; 1679-1739). (17) Deze meningsverschillen zijn echter nooit zo groot geweest dat het tot een breuk tussen deze twee wetenschappers zou leiden. (18)

Een uitgebreidere Engelse versie staat op https://webspace.science.uu.nl/~gent0113/astrology/newton.htm

Referenties

  1. Zie bijv. M. Gauquelin, “The Cosmic Clocks: From Astrology to a Modern Science”, Peter Owen, Londen, 1969, p. 49; D. Parker & 1. Parker, “A History of Astrology”, André Deutsch Ltd., Londen, 1983, p. 159; J.A. West, “The Case for Astrology”, 2e editie, Penguin Books Ltd., Harmondsworth, 1991), pp. 115-116.
  2. S.J. Tester, “A History of Western Astrology”, The Boydell Press, Woodbridge, 1987, pp. 229-230; P. Curry, “Prophecy and Power: Astrology in Early Modern England”, Polity Press, Cambridge, 1989, pp. 142-144.
  3. T.G. Cowling, “Isaac Newton and Astrology”, Leeds University Press, Leeds, 1977, p. 3.
  4. R. Eisler, “The Royal Art of Astrology”, Herbert Joseph Ltd., Londen, 1946, pp. 239-241.
  5. J. Harrison, “The Library of Isaac Newton, Cambridge University Press, Cambridge, 1978, met name pp. 58-78.
  6. loannis Essler Maguntinus, “Tractatus utilis ante LX annos conscriptus, cui titulum fecit, Speculum astrologorum…”, Bazel, 1596; verscheen eerst in 1508. (Newtons exemplaar vertoont geen sporen waaruit zou blijken dat het werk intensief werd geraadpleegd.) R. Saunders, “Palmistry, the secrets thereof disclosed…”, twee delen, G. Sawbridge, Londen, 1663). C. Rider, “Riders British Merlin”, Londen, circa 1690. H. More, “Tetractys Anti-Astrologica…”, Londen, 1681. (Ook hier vertoont Newtons exemplaar geen sporen van regelmatige inzage.)
  7. Geciteerd in D.T. Whiteside, M.A. Hoskin & A. Prag (eds.), “The Mathematical Papers of Isaac Newton”, Cambridge University Press, Cambridge, 1967-’81, deel l, pp. 15-19.
  8. Geciteerd in Whiteside et al., deel l, pp. 5-6.
  9. L.T. More, “Isaac Newton: A Biography”, Charles Scribner’s Sons, New York, 1934; herdruk Dover Publications Inc., New York, 1962, pp. 32-33.
  10. D. Brewster, “The Life of Sir Isaac Newton” (John Murray, Londen, 1831), pp. 13-14; D. Brewster, “Memoirs of the Life, Writings, and Discoveries of Sir Isaac Newton”, twee delen, Thomas Constable & CoVHamilton, Adams & Co., Edinburgh/Londen, 1855 (herdruk Johnson Reprint Corporation, New York/Londen, 1965), deel l, pp. 21-24.
  11. R.S. Westfall, “Never at Rest: A Biography of Isaac Newton”, Cambridge University Press, Cambridge, 1980, pp. 88 en 98.
  12. B.J.T. Dobbs, “The Foundations of Newton’s Alchemy, or The Hunting of the Greene Lyon”, Cambridge University Press, Cambridge, 1975. Zie ook W. van Bunge, “Steen der wijzen: Boyle, Newton en de speurtocht naar goud”, Skepter, september 1991, pp. 37-42.
  13. Zie F.E. Manuel, “The Religion of Isaac Newton”, Clarendon Press, Oxford, 1974.
  14. I.B. Cohen, “Query No. 99. Isaac Newton – an advocate of astrology?”, in Isis, 33 (1941), pp. 60-61.
  15. Brewster (1831), p. 339 en Brewster (1855), deel 2, pp. 164-165 en 408.
  16. Brewster (1831) p. 339 voert de anekdote via de Oxfordse professor in de sterrenkunde, Stephen Peter Rigaud (1774-1839), terug tot Nevil Maskelyne (1732-1811), vanaf 1765 hoofd van de sterrenwacht te Greenwich.
  17. Brewster (1855), deel 2, p. 165; Westfall (1980), p. 590 (n. 136).
  18. Zie verder T. Trachet, “Astrologie bij Newton”, in Heelal, 32, (1987), 205-206.

Uit: Skepter 5.1 (1992)

Vond u dit artikel interessant? Overweeg dan eens om Skepsis te steunen door donateur te worden of een abonnement op Skepter te nemen.

Steun Skepsis

Rob van Gent was in 1996 redacteur van Skepter