Liegen is niet meer wat het geweest is. Althans: veel van wat wetenschappers dachten te weten over liegen en eerlijkheid blijkt bij nader inzien toch anders te liggen.
door Ronald Veldhuizen – Skepter 33.4 (2020)
IN een van de meest bekeken TED-video’s ooit — de teller staat op bijna dertig miljoen — doet leugenexpert Pamela Meyer een geheim uit de doeken. Elke dag worden we voorgelogen, vertelt ze, en niet zo’n beetje ook. Van de ochtenduren totdat het nachtlampje uitgaat, krijgen we zo’n tien tot tweehonderd leugens voorgeschoteld. Echt waar, benadrukt Meyer: ‘We hebben moeite te geloven hoe vaak liegen voorkomt.’
Maar wacht even. Met de wetenschap achter Meyers woorden is namelijk iets aan de hand: het klopt niet helemaal. Zo is dat maximum, tweehonderd leugens per dag, een getal dat sociaal psycholoog Jerald Jellison ooit in 1977 heeft genoemd, maar niemand heeft het ooit nageteld. Zelfs studies naar de ondergrens, die tien leugens per dag, hebben een bijsluiter: het gaat om gemiddelden, geplukt uit studentendagboeken en experimentele oefengesprekken. Het is allesbehalve duidelijk of de meeste mensen die ondergrens halen.
Het is maar één voorbeeld van de omwenteling binnen het eerlijkheidsonderzoek de laatste jaren. Zoals eerder veel vondsten uit de sociale psychologie bij herhaalonderzoek geen stand bleken te houden (mensen gaan niet langzamer lopen nadat ze over ouderdom hebben gelezen), fileren kritische wetenschappers nu ook het onderzoek naar liegen, valsspelen en eerlijkheid. Wat klopt er nog van al die eerdere conclusies: speelt iedereen vals zodra de kans zich voordoet? Zijn mensen op het rechte pad te houden door ze te herinneren aan goede manieren of de tien geboden?
Natuurlijk liegt iedereen af en toe, zegt de Duitse psycholoog Philipp Gerlach, die op de kwaliteit van eerlijkheidsonderzoek promoveerde en een gigantische meta-analyse erover heeft gepubliceerd. Maar eigenlijk liegen mensen vrij weinig, zo blijkt. Neem de ruim vijfhonderd klassieke experimenten die Gerlach doorlichtte, waarin mensen geld konden verdienen aan bijvoorbeeld een worp met een munt of een dobbelsteen. Een hogere worp betekende meer zakcenten en de deelnemers waren vrij om zélf de uitslag door te geven, zonder dat iemand het controleerde. Ongeveer de helft van de proefpersonen rapporteert precies de uitkomst die je op basis van dobbel- en muntkansen mag verwachten: zij gedragen zich dus eerlijk.
Hoewel dat betekent dat de andere helft valsspeelt, doen de meeste mensen dat vrij braafjes, op een paar extreme gevallen na. Zo zeggen valsspelende dobbelaars, die van 1 tot 6 kunnen werpen en dus gemiddeld 3,5 ogen horen te gooien, gemiddeld krap een oog meer te werpen: 4,3 ogen. ‘Eigenlijk is dat heel bijzonder,’ zegt forensisch psycholoog Bruno Verschuere van de Universiteit van Amsterdam. ‘Dit is een spel waarbij je, als je mij zegt dat je een zes hebt gegooid, ik je gewoon zes euro geef en verder geen vragen stel. En toch doet bijna niemand dat.’
Verrassend eerlijk
Het patroon — veel eerlijkheid, heel wat bescheiden leugenaars en een paar extreme bedriegers — komt volgens Verschuere opvallend overeen met wat mensen over hun eigen lieggedrag rapporteren in bijvoorbeeld vragenlijsten en dagboeken. ‘Natuurlijk geven mensen ‘sociaal wenselijke’ antwoorden en zijn die antwoorden niet perfect. Maar dat een minderheid zegt veel te liegen en de rest hooguit een klein beetje, dat zijn robuuste bevindingen die we overal terugzien. Mensen zijn verrassend eerlijk.’
Verschuere gebruikt ‘verrassend’ met een reden, want de bevindingen tot nu toe druisen in tegen wat gedragseconomen jarenlang hebben beweerd: dat de mens juist vooral een zogenaamde homo economicus zou zijn, die altijd zijn kans op winst op de korte termijn probeert te maximaliseren. Veel economen denken dat nog steeds, benadrukt Verschuere. Hij wijst op een recente studie in Science waarbij mensen op straat een portemonnee met geld konden terugbrengen. Juist als de portemonnee geld bevatte, werd die vaak teruggestuurd — precies het tegenovergestelde van wat de ondervraagde economen in deze studie hadden voorspeld.
Alleen: wat maakt nu dat mensen liegen of juist eerlijk blijven? Daarop beloofden de honderden experimenten ook ooit een antwoord te geven, maar inmiddels zijn veel wetenschappers wat minder zeker. ‘Het zijn allemaal laboratoriumexperimenten waarbij voornamelijk studenten een kamertje binnenkomen en met dobbelstenen mogen gooien of puzzels moeten oplossen,’ zegt de Hamburgse eerlijkheidswetenschapper Philipp Gerlach. ‘Dat is ontzettend kunstmatig natuurlijk, en het lijkt niet per se op de dagelijkse situaties waarin mensen elkaar leugens kunnen vertellen.’
Hoge heren? Allemaal leugenbrokken
ZIJN politici leugenaars bij uitstek en werkt dat in hun voordeel? Een nieuwe studie die veldwerk en een muntopwerp-experiment combineert, stelt van wel. Spaanse onderzoekers lieten 816 burgemeesters een munt opwerpen en controleerden daarmee of ze logen. De beloning bij een worp met kop was geen geld — de suggestie van corruptie ligt gevoelig in Spanje, schrijven de onderzoekers — maar het recht de resultaten van de volledige enquête op te vragen die iedereen zojuist had ingevuld.
Liefst 68 procent rapporteerde kop te hebben geworpen. En de kopwerpers waren significant vaker burgemeesters die al eens waren herkozen.
Juist met deze studie botst de praktijkaanpak met wat zo’n experimentele muntworp nou eigenlijk precies meet: zien de proefpersonen hun gedrag wel als liegen? UvA-leugen onderzoeker Bruno Verschuere is wat skeptisch. ‘Het lijkt me nogal frustrerend als je te horen krijgt dat je slechts een deel van de survey-resultaten toegestuurd krijgt, ook nog eens op basis van toeval: een muntje opgooien. Dan is het niet zo gek dat je aangeeft kop te hebben gegooid, want je hebt toch wel recht op die resultaten nadat je je kostbare tijd erin hebt geïnvesteerd?’
Belangrijker, volgens Verschuere: de bevinding dat de ‘leugenaars’ eerder waren herkozen als burgemeester bleek bij hertelling amper significant. Het kan een toevalsvondst zijn die niet gerepliceerd kan worden.
Zie ook Skepter 34.1 – Burgemeesters krijgen staartje.
Rommelig
Het vakgebied is, met al die moeilijk te interpreteren experimenten, in een ‘rommelige’ fase beland, vindt Gerlach. Niet alleen zijn veel vondsten moeilijk te plaatsen, sommige blijken moeilijk aantoonbaar in herhaalonderzoek. Denk aan adviezen uit die experimenten om mensen zich eerlijker te laten gedragen, bijvoorbeeld bij hun belastingaangifte: ook die staan nu op enigszins losse schroeven, terwijl verschillende overheidsinstanties zulke toepassingen wel zijn gaan inzetten.
Zo dacht de Israëlisch-Amerikaanse gedragseconoom Dan Ariely acht jaar geleden een mooie manier te hebben gevonden om mensen zich eerlijker te laten gedragen: laat ze een waarheidsverklaring ondertekenen voordat ze kans krijgen om te liegen. In dobbel- en puzzelexperimenten leek dat inderdaad te werken.
Maar dit jaar heeft Ariely’s team het onderzoek herhaald met veel meer proefpersonen, en daar kwam geen enkel effect uit. Het eerste experiment was dus waarschijnlijk een toevalstreffer. Ariely wil eerlijkheidsverklaringen nog niet helemaal afschrijven, zegt hij, maar een los formulier vooraf werkt in ieder geval niet.
Bekender is misschien wel het andere morele zetje dat Ariely zijn deelnemers gaf om valsspelen terug te dringen: de tien geboden uit de Bijbel. In 2008 publiceerde Ariely een studie die liet zien dat zo’n Bijbels geheugensteuntje, zelfs in deze eeuw, mensen eerlijker hun winst liet rapporteren dan zonder. Maar ook hier rezen twijfels over die vondst, en psychologen van vijfentwintig universiteiten in veertien landen besloten de proef te herhalen met bijna vijfduizend deelnemers. ‘Daar kwam echt nul effect uit,’ zegt Verschuere — hij nam het initiatief voor de replicatie.
Te makkelijk
Wat zo’n nuleffect betekent, is de volgende vraag. Ariely gelooft nog steeds dat een moreel zetje kan helpen om eerlijkheid aan te moedigen. Wat hij betwijfelt is of zijn eerdere experimenten de goede context testten — wie weet waren de experimenten niet realistisch genoeg om extra eerlijkheid aan de deelnemers te ontlokken. ‘Daar heb ik destijds te makkelijk over gedacht,’ zegt hij nu. ‘We hebben bijvoorbeeld niet gekeken of een waarheidsverklaring of een handtekening scheelt als je die plaatst pal naast de plek waar je je score of belastingaangifte dient in te vullen, in plaats van ruim van tevoren. De Britse overheid experimenteert daarmee. De resultaten moeten nog verschijnen, maar ik heb begrepen dat ze toch iets vinden.’
En, denkt Ariely, het Mozes-effect is misschien ook afhankelijk van cultuur. ‘In Nederland en Scandinavië zijn mensen niet zo gelovig als in de Verenigde Staten en hebben de tien geboden misschien ook niet zo’n morele lading. Dat zou het verschil ook kunnen verklaren. Het is iets waarop we beter hadden kunnen anticiperen.’
Verschuere is wat verrast over die reactie, omdat de replicatie evenmin bewijs vond voor die culturele verschillen; iets waarover Verschuere in contact is geweest met Ariely. ‘We hebben de tien geboden ook getest in Turkije, Israël en zelfs op twee christelijke universiteiten in de Verenigde Staten. En daar zagen we ook geen effect. Ik denk dat het gewoon niet werkt.’
Priming
Verschuere twijfelt daarnaast over het veronderstelde werkingsprincipe achter die tien geboden: in feite komt het neer op priming, het idee dat mensen onbewust te sturen zijn door ze bepaalde gevoelens te geven. ‘We weten uit replicaties in de psychologie al dat dat allemaal net niks is.’ Maar hij denkt dat het toch wel mogelijk is om mensen zich op andere manieren eerlijker te laten gedragen. ‘Hier op de UvA moeten studenten bij tentamens tekenen dat ze de integriteitsverklaring van de universiteit onderschrijven. Daarin staat niet alleen in dat plagiaat niet mag, ook iets als ‘denk aan de code van de universiteit’.
Het zou goed kunnen dat mensen daardoor denken dat de pakkans hoger is, of dat er een hoge straf op staat.’ Maar is die herinnering een soort morele priming, of een klassieke economische afweging: kan ik me valsspelen permitteren?
Met zulke discussies breekt duidelijk een nieuwe fase aan voor eerlijkheidsonderzoekers, zegt Gerlach. ‘Wetenschappers gaan nu naar de mechanismes kijken: hoe komt het dat je hier wel een effect ziet en daar niet?’ Zo wil Ariely de eerlijkheidsverklaringen weer gaan onderzoeken, zegt hij, en nu kijken of het uitmaakt voor proefpersonen op welke plek op invulformulieren zo’n verklaring staat. Tegelijk blijft volgens hem praktijkonderzoek met bijvoorbeeld belastingformulieren onmisbaar. ‘Daarmee kun je achterhalen of je de principes die je met een experiment hebt ontdekt ook in de werkelijkheid kloppen. Het is de combinatie die je nodig hebt.’
Zelfrechtvaardiging
De mens is een sociaal wezen, dus ook liegen doen we liever niet alleen. Verschuere: ‘Als je in een studie mensen laat weten dat er relatief veel wordt valsgespeeld in een experiment, trek je echt het liegpercentage omhoog. Dus als je een norm zet die zegt: hier kom je mee weg, dan grijpen meer mensen die kans.’
Verschuere vermoedt dat vooral zelfrechtvaardiging veel lieggedrag kan sturen. Mensen, zegt hij, rechtvaardigen leugens en wandaden zolang die nog verenigbaar zijn met hun zelfbeeld. ‘Ik geloof echt dat dit mechanisme heel belangrijk is. Je ziet het in alle domeinen. Als je in Amsterdam door rood fietst en de politie grijpt je, hoor je heel weinig mensen zeggen: sorry agent, mijn fout. Het is vaker: ik zag het wel, maar ik had haast. Mensen zeggen van alles om zichzelf te rechtvaardigen — dat gaat soms heel ver. Toen ik in België gevangenen sprak voor mijn onderzoeksstage, en dit waren kinderverkrachters, dan zeiden ze dingen als: maar ik ben toch tenminste geen Marc Dutroux.’
Het zou bijvoorbeeld kunnen verklaren waarom mensen in corrupte landen minder genegen zijn belasting te betalen. Verschuere: ‘Als je van politici vindt dat zij toch alleen maar champagne drinken in Brussel, waarom zou je dan je zuurverdiende belastinggeld aan ze overmaken?’
Een onderzoek van Simon Gächter en Jonathan Schulz wijst erop dat zoiets inderdaad gebeurt: ze vergeleken mensen uit 23 landen op vals spel tijdens het dobbelen, en zagen dat dit significant vaker voorkwam bij proefpersonen uit onder meer het relatief corrupte Colombia en Kenia.
Er komen ook wel enkele aanwijzingen voor zelfrechtvaardiging bij lieggedrag. De Amsterdamse psycholoog Shaul Shalvi liet zien dat studenten die ongeobserveerd eenmaal een dobbelsteen wierpen (en beloond werden naar het aantal ogen), eerlijk waren in hun rapportage: gemiddeld 3,97. Maar als ze na die worp nog een paar maal mochten gooien en alleen de eerste moesten opschrijven, kwam hun gemiddelde op 4,45, en rapporteerde 34 procent een zes. Statistisch lijkt het erop dat zij niet de eerste, maar de hoogste van drie worpen meldden.
Blijkbaar vinden mensen dat voor zichzelf wel acceptabel, vermoedt Ver schuere. ‘Het is toch een toevalsspel, denken ze misschien, en ik heb ook echt een keertje een zes gegooid. Dan mag het wel.’ Verschuere heeft het onderzoek onlangs gerepliceerd en bevestigd — iets wat in het veld nodig zal blijven. Want bij goed onderzoek tellen natuurlijk alle worpen, altijd.
Literatuur
Gerlach P, Teodorecu K, Hertwig R. The truth about lies: a meta-analysis on dishonest behavior. Psychological Bulletin 2019;145:1, PMID 30596431.
Rauhut H. Beliefs about lying and spreading of dishonesty: undetected lies and their constructive and destructive social dynamics in dice experiments. PLoS One 2013;8:e77878, PMID 24236007.
Verschuere B, Meijer EH, e.a. Registered replication report on Mazar, Amir, and Ariely (2008). Advances in Methods and Practices in Psychological Science 2018;1:299.
Gächter S, Schulz JF. Intrinsic honesty and the prevalence of rule violations across societies. Nature 2016;531:496, PMID 26958830.
Kristal AS, Whillans AV, …, Ariely D. Signing at the beginning versus at the end does not decrease dishonesty. PNAS 2020;117:7103, PMID 32179683.
Shalvi S, Dana J, Handgraaf MJJ, de Dreu CKW. Justified ethicality: observing desired counterfactuals modifies ethical perceptions and behavior. Organizational Behavior and Human Decision Processes 2011;115:181.
Janezic KA, Gallego A. Eliciting preferences for truth-telling in a survey of politicians. PNAS 2020;117:22002, PMID 32839305.