Daar zijn de ufo’s weer

Ruim een halve eeuw ufo-onderzoek in Nederland heeft nog weinig opgeleverd. Wordt 2021 het jaar van de waarheid?

door Henk Schutten – Skepter 34.1 (2021)

DE wereld bevindt zich aan de ‘vooravond van disclosure’, menen Alex Griffioen en Bram Roza. Het afgelopen jaar zagen de twee oprichters van het Ufo-meldpunt Nederland het aantal waarnemingen van onbekende verschijnselen in het luchtruim spectaculair toenemen — van 1413 in 2019 naar 2013 in 2020.

Die stijging is slechts ten dele toe te schrijven aan de tientallen Starlink-satellieten die de Amerikaanse miljardair Elon Musk in het voorjaar lanceerde en de recente covid-maatregelen waardoor mensen vaker een ommetje gingen maken, denken Griffioen en Roza. De cijfers laten volgens hen vooral zien dat steeds meer Nederlanders zich voor ufo’s beginnen te interesseren.

Tot nieuwe inzichten heeft het hogere aantal meldingen niet geleid, want het flauwekulgehalte nam minstens even hard toe. ‘Veel meldingen waren op onze website al verklaard toen ze werden gedaan,’ verzucht Griffioen. ‘Per saldo zijn we er niet veel mee opgeschoten.’

Weird Science, juli–augustus 1950. (American Heritage)

Driehoekig object

Veruit de interessantste waarnemingen betroffen een zwarte driehoek, omgeven door kleine lichtflitsen, die op 26 februari vorig jaar werd gezien boven Purmerend en Heerhugowaard en daarna over Amsterdam heen naar Almere trok. In december deed zich nog een keer zoiets voor. Griffioen: ‘Toen kregen we onafhankelijk van elkaar drie meldingen binnen van een driehoekig object met een gekke lichtconfiguratie, dat over Bloemendaal en Haarlem vloog. Maar daar zaten dan weer geen foto’s of video’s bij.’

Roza en Griffioen, in het dagelijks leven werkzaam als vormgevers, sprongen in 2011 in het vacuüm dat het Nederlands Onderzoeksbureau voor Onbekende Vliegende Objecten, actief sinds de jaren zestig, had achtergelaten. Ruim een halve eeuw ufo-onderzoek in Nederland heeft nog weinig opgeleverd, moeten ze bekennen. Griffioen: ‘Waarnemingen door meerdere getuigen komen over het algemeen weinig voor. En het wordt al snel anekdotisch als één persoon iets gezien meent te hebben.’

Luchtmacht

Serieus onderzoek naar ufo’s wordt in Nederland niet of nauwelijks gedaan. Navraag bij de Koninklijke Luchtmacht, de Nederlandse Luchtverkeersleiding en de Vereniging van Verkeersvliegers levert erg weinig op — ufo’s worden er niet geregistreerd.

Normaal gesproken horen vliegende objecten niet aan de aandacht van Defensie te ontsnappen. Acht militaire radarstations speuren voortdurend het luchtruim boven Nederland af. Zodra een onbekende stip op de radar verschijnt, staan twee F-16’s, de Quick Reaction Alert, paraat om het toestel te identificeren.

Pogingen van het Nederlandse Ufo-meldpunt om via de Wet Openbaarheid Bestuur meer informatie los te krijgen over officieel geregistreerde ufo-waarnemingen, leverden tot dusver welgeteld vijftien zaken op. Meestal betrof het meldingen die bij plaatselijke politiebureaus binnenkwamen en vervolgens werden doorgezet naar het Air Operations Control Station (AOCS) in Nieuw-Milligen. Volgens het AOCS is het nooit voorgekomen dat de piloten van de Quick Reaction Alert een vliegend object niet konden identificeren.

VAN alle ufo-waarnemingen in Nederland is er één die na ruim veertig jaar de gemoederen nog steeds bezighoudt. In de vroege ochtend van 3 februari 1979 zagen twaalf militairen op de vliegbasis Soesterberg een reusachtig driehoekig gevaarte met felle lichtbundels, onzichtbaar voor de radar, langzaam over zich heen vliegen. Bram Roza, oprichter van het Ufo-meldpunt Nederland legt de laatste hand aan een documentaire over het ‘Roswell’ van Nederland.

De luchtmacht wilde destijds aanvankelijk geen ruchtbaarheid geven aan het voorval, maar werkte enkele maanden later toch mee aan een reconstructie die de VPRO op de radio uitzond. Kort daarna voerde een werkgroep van het Nederlands Onderzoeksbureau voor Onbekende Vliegende Objecten onder leiding van de Utrechtse hoogleraar Willem de Graaff een onderzoek uit, met medewerking van de luchtmacht. De conclusie van de werkgroep was dat op grond van de beschikbare gegevens moest worden vastgesteld dat de vliegbasis Soesterberg inderdaad was bezocht door ‘een onbekend, vliegend systeem van lichten’. Bram Roza wist met grote moeite enkele ooggetuigen — voorzover ze niet onvindbaar of overleden waren — te spreken te krijgen. Door de ongelovige reacties die volgden op de publicaties destijds wilde niemand nog graag aan het incident herinnerd worden.

Het is opvallend hoezeer de herinneringen van de militairen zoveel jaren later verschillen. Een getuige die als sergeant werkzaam was op de basis, herinnert zich het gevaarte als ‘een klein sportvliegtuig, met één wit licht en twee rode lichten op de vleugeltips’, terwijl een ex-korporaal achteraf denkt dat het om een Stealth-toestel moet zijn gegaan.

Dat het een luchtspiegeling betrof, zoals later de officiële verklaring van de luchtmacht luidde, wil er bij Jan Castenmiller, voormalig kapitein op de luchtmachtbasis, niet in. Twaalf man kunnen zich niet vergissen, zegt Castenmiller in de documentaire: ‘Er moet toch iets geweest zijn, is mijn conclusie achteraf na al die jaren, iets dat we niet konden verklaren.’

Zwaaien

Luitenant-kolonel Peter Hardenbol van de Koninklijke Luchtmacht laat desgevraagd weten dat het aantal ufo-meldingen jaarlijks op de vingers van één hand te tellen is. Meestal blijkt het achteraf te gaan om een passagiersvliegtuig, soms dringt een Russische bommenwerper ons luchtruim binnen. ‘De piloten zwaaien dan vrolijk naar elkaar en vliegen vervolgens weer verder.’ Hardenbol, die zelf geen ufo-documentaire op National Geographic en Netflix overslaat, heeft tot zijn spijt als piloot nooit iets onverklaarbaars in de lucht gezien. Collega-piloten evenmin, vermoedt hij, want zelfs onder het genot van een borrel heeft niemand zich daar — voorzover hij weet — ooit over uitgelaten. Hardenbol twijfelt er niet aan dat voor elke ufo-waarneming achteraf een simpele verklaring te vinden is.

De eerste toestellen die zich dankzij de Stealth-technologie onzichtbaar konden maken voor de radar, zullen in de jaren zeventig ongetwijfeld voor ufo’s zijn aangezien. Wie weet welke geavanceerde technologie op dit moment getest wordt. ‘En geloof me, de Amerikanen bellen ons niet van tevoren op om te zeggen dat ze met een nieuw geheim toestel gaan vliegen.’

Spinnenweb

Frederick Delaere van het Belgische ufo-meldpunt is het met de luitenant-kolonel eens. Delaere omschrijft zichzelf als een skepticus, hij wil met zijn Belgische meldpunt het mysterie ontrafelen, niet promoten: ‘Veel mensen die zich met ufo’s bezighouden doen het omgekeerde.’ Delaere zag het aantal ufo-meldingen vorig jaar toenemen tot 446, een stijging met 64 procent ten opzichte van het jaar daarvoor. Het Belgische meldpunt probeert ze allemaal serieus te nemen en doet soms ter plaatse onderzoek. Dat levert niet zelden ontnuchterende uitkomsten op. Een van de meest tot de verbeelding sprekende Belgische video’s vorig jaar bleek te herleiden tot druppeltjes water op een spinnenweb.

Anders dan het Belgische meldpunt, hebben de Nederlandse ufo-jagers geen tijd om ter plekke te gaan kijken. Iedereen mag online zijn of haar zegje doen over een melding. ‘Ons uitgangspunt is dat wij de wijsheid niet in pacht hebben,’ zegt Griffioen. ‘Iedereen kan vanuit de eigen achtergrond en ervaring meedenken over een verklaring voor een waarneming. Dat werkt best goed tot dusver.’ Roza en Griffioen maken er geen geheim van dat zij zich tot de believers rekenen. Hun idee dat de wereld zich aan de vooravond van grote onthullingen bevindt, is vooral gebaseerd op recente ontwikkelingen in de Verenigde Staten, waar de overheid sinds kort veel minder geheimzinnig doet over onderzoek naar ufo-verschijnselen. Pentagon-files

Serieuze media als The New York Times en Politico publiceren de laatste jaren regelmatig over geheime Amerikaanse ufo-onderzoeksprojecten. Die onthullingen deden zoveel stof opwaaien dat voor de registratie van raadselachtige waarnemingen door Amerikaanse piloten nieuwe richtlijnen van kracht zijn. Daarnaast kreeg het Pentagon medio vorig jaar van de Senaat opdracht om binnen een half jaar opening van zaken geven over elke nieuwe ufo-waarneming. Een tipje van de sluier leek te worden opgelicht toen het Pentagon drie opnames vrijgaf van ongeïdentificeerde vliegende objecten die waren gefilmd door piloten van de marine in 2004 en 2015. De video’s bleken echter al eerder uitgelekt.

(Illustratie: Thomas Budach)

Weinig illusies

Frederick Delaere, die al 25 jaar onderzoek doet naar ufo’s, maakt zich weinig illusies over de nieuwe Amerikaanse openheid. Die verhalen heeft hij al te vaak gehoord. Evenmin was hij onder de indruk van de beelden die vorig jaar door het Pentagon werden vrijgegeven en die tot enig rumoer in de media leidden. ‘Zoveel was er niet te zien. Mensen denken vaak dat piloten of hooggeplaatste militairen goede getuigen zijn. Daar klopt niets van — het zijn mensen zoals u en ik. Zij maken ook fouten in het schatten van afstanden en afmetingen. En iedereen heeft een eigen mening. Ook in militaire kringen zijn er believers.’

Uit: Skepter 34.1 (2021)

Vond u dit artikel interessant? Overweeg dan eens om Skepsis te steunen door donateur te worden of een abonnement op Skepter te nemen.

Steun Skepsis

Henk Schutten is journalist.