Bommen en granaten
Dat het buskruit is uitgevonden in China is algemeen bekend, maar veel mensen denken dat de Chinezen er alleen maar vuurwerk mee maakten, en dat ‘wij’ westerlingen pas op het idee van kanonnen en geweren kwamen.
door Jan Willem Nienhuys – Skepter 32.3 (2019)
IK was erg verbaasd toen ik ooit een Skepsis-voorzitter tijdens een lezing hoorde vertellen dat de Chinezen weliswaar het buskruit hadden uitgevonden, maar dat de militaire mogelijkheden van het spul hun, merkwaardig genoeg, volledig waren ontgaan. Maar het is niet alleen in Nederland dat het fabeltje de ronde doet. Ik kwam het ook tegen in het veelgeprezen boek Sapiens van Yuval Noah Harari, dat in 2012 — in het Hebreeuws — verscheen.
Nu laat Harari wel meer steken vallen. Hij vertelt baarlijke onzin over religie en over wetenschap, en ziet Francis Bacon aan voor de uitvinder van de wetenschappelijke methode (zie Skepter 2019, nr. 2). Op pagina 284 van de Nederlandse vertaling schrijft Harari:
De belangrijkste militaire uitvinding in de geschiedenis van China was het buskruit … Maar de Chinezen gebruikten het nieuwe stofje voornamelijk om rotjes te maken.
Onvergeeflijke nonsens, want Harari had het in een paar seconden in Wikipedia kunnen opzoeken. Hoe het zit met de uitvinding en toepassingen van buskruit in China, werd al in 1986 uitvoerig besproken door Joseph Needham in diverse publicaties en ook in volume V, deel 7 van zijn monumentale werk Science and civilisation in China.
In China zelf zijn intellectuelen vaak wel op de hoogte, maar de gewone man weet er ook niet zoveel van. Op de lagere school komen daar bij het geschiedenisonderwijs de vroege toepassingen van buskruit zelfs nu nog waarschijnlijk niet of slechts terloops aan de orde. De ontdekkingen van Needham staan inmiddels wel, althans gedeeltelijk, op het lesprogramma van de Chinese middelbare schoken. Mijn echtgenote vond trouwens een Chinees filmpje waarin werd uitgelegd dat ‘wij Chinezen’ geen vuurwapens ontwikkelden omdat China niet zo oorlogszuchtig was als Europa — ook flauwekul.
Levenselixir
Buskruit is een mengsel van salpeter (kaliumnitraat), houtskool en zwavel. Calcium- en natriumnitraat zijn ongeschikt omdat die vocht aantrekken. Chinese alchemisten waren al lang in de weer met salpeter (oplos-steen in het Chinees) in hun pogingen om een levenselixir te bereiden. De oudste tekst die misschien over iets buskruitachtigs gaat, dateert van het jaar 142. De eerste expliciete vermelding van het brandgevaar van mengsels met zwavel en salpeter dateert van ongeveer 850.
Om iets explosiefs te krijgen, moet het mengsel voor wel driekwart uit nitraat bestaan. Een stof met de helft nitraat is echter militair ook nuttig, bijvoorbeeld aandrijving voor vuurpijlen. Als je zo’n stof opsluit in een stevig omhulsel (een bom) kan daarin de druk toch na ontsteking enorm oplopen. Als de bom dan barst, kan dat grote schade aanrichten.
De kunst van het maken van explosief kruit is grotendeels de chemische techniek om zuiver kaliumnitraat te vervaardigen.
Het duurde enkele eeuwen voor men in China die techniek onder de knie had, maar eerder al waren er tal van militaire toepassingen van buskruit. Ik geef wat jaartallen. Brandpijlen, om dingen mee in brand te schieten: 904. Lonten voor vlammenwerpers: 919. Vuurlansen: 950, vuurpijlen: 969. Brandbommen: 994. Granaten bestaande uit bamboe gevuld met twee kilo (!) buskruit: 1044. Raketten: 1160. Gietijzeren bommen: 1221.
Alle jaartallen zijn die van bronnen met beschrijvingen. Het boek uit 1044 is bijvoorbeeld een soort encyclopedie van ‘antieke’ wapens. Het ligt voor de hand dat de techniek er veel eerder was dan de publicaties. De export van zwavel en salpeter werd in 1073 verboden.
Die gietijzeren bommen vernietigden alles en iedereen binnen een straal van tien meter. Ze werden onder meer gebruikt in 1232 tegen de Mongoolse binnendringers. In 1257 schrijft een ambtenaar dat er eigenlijk een paar honderdduizend van die bommen nodig waren tegen het gigantische Mongoolse invasieleger, maar dat de fabrieken een productiecapaciteit van slechts een paar duizend per maand hadden. Landmijnen en zeemijnen werden eveneens in de dertiende eeuw ontwikkeld.
Manhattan Project
In dit verband is Harari’s visie op de Chinese geschiedenis, ook op pagina 284, ronduit komisch:
Zelfs toen de Song-dynastie het begaf onder een Mongolische [sic] invasie was er geen keizer te bekennen die een middeleeuws Manhattan Project opstartte om een vernietigingswapen te creëren dat het rijk kon redden.
Harari bedoelt kennelijk dat er een groot project had moeten worden gestart om dat ‘stofje’ — dat al eeuwen bekend was — militair toe te passen. Maar zo’n toepassing en nog veel meer was er allang, en in feite was het al meer dan een eeuw standaardpolitiek van de Song-heersers om militaire uitvinders te belonen.
Lansen en kanonnen
Een vuurlans was een soort Romeinse kaars, preciezer: een buis gevuld met buskruit; dat werd aangestoken en produceerde dan gedurende een minuut of vijf een forse steekvlam, waarbij soms ook metaalschroot, loodkorrels, porseleinscherven en arsenicum uitgestoten werden. Minder dan een eeuw geleden nog werden vuurlansen gebruikt op schepen als verdediging tegen piraten. Het eerst bekende gebruik in oorlogen dateert van 1132 en vuurlansen werden ook gebruikt tegen de Mongolen, maar al in de tiende eeuw liet een boeddhistische afbeelding een demon zien die zo’n ding hanteert. De vuurlans was de voorloper van een wapen dat één kogel per keer afschoot met behulp van explosief buskruit.
De evolutie van vuurlans tot kanon nam geruime tijd, maar ergens tussen 1250 en 1280 hadden de Chinezen de eerste kanonnen. Het oudste met zekerheid gedateerde kanon is van 1298, aangetroffen in de ruïnes van een Mongools paleis. Het was kennelijk afkomstig uit een fabriek die deze wapens in serieproductie had. Er zijn nog andere gevonden die waarschijnlijk ouder zijn.
Er zijn voldoende aanwijzingen dat de eerste Europese kanonnen kopieën waren van Chinese exemplaren. De Mongoolse overheersers benoemden regelmatig buitenlanders op hoge posities om de Chinezen onder de duim te houden, wat natuurlijk de mogelijk heden voor diefstal van geheime militaire technologie vergrootte.
Stalmuren
Aanvankelijk was de enige Europese innovatie dat men kanonnen bouwde die kogels van 400 kilo konden afschieten. Daarmee konden muren van kastelen vernield worden, wat het einde van het feodale tijdperk inluidde.
In China was het feodale tijdperk al rond 200 v.Chr. afgelopen, en stadsmuren in China waren eigenlijk een soort dijken, tien tot twintig meter dik. Daar kon je met een kanon weinig tegen uitrichten. Salpeter komt in grote hoeveelheden in China voor, maar in Europa was er lastig aan te komen. Een belangrijke bron was witte uitslag op stalmuren! Aanvankelijk was buskruit in Europa dus maar mondjesmaat beschikbaar.
In de vijftiende eeuw, de vroege Ming-dynastie, bestond het Chinese leger uit honderdduizenden soldaten die royaal van overigens tamelijk lichte vuurwapens en bommen en granaten werden voorzien. De standaarduitrusting van een bataljon omvatte dertigduizend kilogram aan vuurwapens, zowel kanonnen als handvuurwapens en de nodige bommen en granaten. Een deel van die bagage was zeven ton buskruit plus een miljoen kogels. Dat alles werd geproduceerd door een enorm militair-industrieel complex waar ook veel nieuwe wapens werden ontwikkeld. De overheid zal gedacht hebben: ‘Zo’n ramp als met die Mongolen mag ons niet nog eens overkomen.’ De enorme expedities van admiraal Zheng He, begin vijftiende eeuw, hadden gedeeltelijk hetzelfde doel, namelijk indruk maken op buurlanden.
Stilstand
Men zal zich afvragen hoe het dan mogelijk was dat China in de negentiende eeuw werd verslagen door de Engelsen, die zo het recht afdwongen vrijelijk opium te verkopen.
De verklaring is dat juist toen in Europa wetenschap en techniek een vliegende start maakten, de Chinese overheid iedereen die goed kon leren dwong zich uitsluitend bezig te houden met een soort confucianistische theologie. Dat veroorzaakte een bijna fatale stilstand. Aan het eind van de zestiende eeuw verloor China al een oorlog van Japan. Dat had zich namelijk voorzien van Nederlandse kanonnentechnologie. Kort daarna raadpleegde men in China Europese jezu-ieten om te helpen met het maken van betere kanonnen. Maar afwezigheid van eigen techniek kun je niet repareren met een enkel foefje van wat paters.
De algemene neergang van de belangstelling voor techniek en wetenschap was in China zo ernstig dat men zelfs de eigen prestaties in het verleden vergeten was, toen de Britse biochemicus Needham belangstelling kreeg voor de Chinese taal en cultuur en besloot te gaan uitzoeken hoe het zat met wetenschap en techniek in het oude China — met verrassende resultaten.
Ondertussen is men in China weer begonnen serieuze aandacht te geven aan wetenschap en techniek en op sommige gebieden hebben ze ‘ons’ al ingehaald. Zo is de grootste radiotelescoop ter wereld niet meer die van Arecibo in het Amerikaanse Puerto Rico, maar sinds 2016 de FAST in de Chinese provincie Guizhou. De Chinezen hebben ook in figuurlijke zin echt het buskruit uitgevonden.