Storende frequenties

Bioresonantie in de praktijk

Alex Meijer heeft al lange tijd last van een ‘muisarm’. De reguliere geneeskunde heeft dat in vier jaar tijd niet kunnen verhelpen. Daarom was hij graag bereid een bezoek te brengen aan een bioresonantietherapeut. Zo ontdekte hij hoe efficiënt de alternatieve geneeskunde kan zijn.

door Alex Meijer – Skepter 16.2 (2003)

‘WE hebben over twee maanden nog wel een gaatje. Schikt het u om twee uur ‘s middags?’ klinkt het door mijn telefoon. Voor mijn neus ligt een lange lijst met namen van bioresonantietherapeuten. En overal hetzelfde nieuws: lange wachtlijsten. Ten slotte lukt het mij om een therapeut te vinden waar ik ‘al’ over drie weken terechtkan. Kennelijk gaan de zaken goed.

Drie weken later is het dan zover. Ik zit in de trein naar Hoogezand, op weg naar mijn eerste afspraak met een bioresonantietherapeut. Terwijl het oude treinstel schokt en trilt, denk ik terug aan het ontstaan van mijn kwaal. Het begon vier jaar terug. Ik hield aan mijn baantjes trekken in het zwembad een eigenaardige spierpijn over. Natuurlijk gebruikte ik mijn handen intensief doordat ik veel met de computer werkte, en daarnaast uren per dag klassiek gitaar studeerde. En natuurlijk had ik over Repetitive Strain Injury () gehoord, de nieuwe ziekte die veertig procent van de computergebruikers treft. Maar het verband had ik nog niet gelegd. Muisarm? Maar ik werk helemaal niet met een muis, alleen met een toetsenbord! Tot op een vrijdagmiddag het verband pijnlijk duidelijk werd. Mijn collega was eerder naar huis voor het weekend, en had alvast de verwarming uitgedaan. Na uren helemaal in mijn werk op de computer te zijn opgegaan werd ik ‘wakker’ doordat mijn handen opeens helemaal niet meer wilden bewegen. Ze waren helemaal verkleumd en deden pijn. Nou, dan ga ik maandag wel verder, was mijn eerste gedachte, maar de eerste aanwijzingen dat de symptomen iets minder werden, dienden zich pas een jaar later aan. Al die tijd was zelfs het drinken van een slok koffie al zwaar en pijnlijk werk. Kopje met twee handen oppakken, slok nemen, en meteen weer neerzetten, voordat de pijn te erg wordt.

Fronsende wenkbrauwen

Wat haast nog pijnlijker was dan de fysieke pijn en de rouw om het verlies van mijn werk en mijn grootste hobby, was de kennismaking met het medisch circuit. Een lange reeks mensen in witte jassen volgde elkaar op, en allemaal verklaarden ze met grote stelligheid te weten wat RSI was. Dat lijkt mooi, maar het vervelende was dat ze allemaal met dezelfde stelligheid een heel andere theorie hadden. Bovendien stonden ze niet open voor andere verklaringen, of de mogelijkheid dat het nog helemaal niet zo zeker is wat de ziekte nu precies is. Het begon met de keuringsarts van het GAK: ‘U moet deze warme kompressen minstens twee uur per dag gebruiken. Doet u dat niet, dan kan dat gevolgen voor uw uitkering hebben.’ Daarna volgden er nog vele verbazingwekkende gesprekken zoal deze in het academisch ziekenhuis in Groningen. ‘Warme kompressen? Onzin, die kunt u wel weggooien! Het zit allemaal tussen de oren!’ Mijn reactie: ‘Mooi dat u precies weet wat er aan de hand is. Ik neem aan dat u dan ook een behandeling hebt die precies bij uw diagnose past.’ Arts: ‘Nee. Gaat u maar naar huis (en zoek het zelf maar uit).’ En inderdaad is dat het gevoel dat je als patiënt bekruipt, dat je het zelf moet uitzoeken. Als patiënt doe je dat dan ook, je gaat zelf op zoek. Je probeert te ontdekken wat je wel kan en wat je niet kan. Je leest en hoort verschillende theorieën over het ontstaan van RSI en over wat je ertegen kunt doen. Je ontdekt dat er weinig met zekerheid bekend is over de ziekte die je hebt, behalve dat veertig procent van de gebruikers van de computer er last van krijgt. Maar als er maatregelen worden getroffen ter voorkoming van RSI dan ligt het opeens nooit aan de computer, maar aan de gebruiker ervan. Dus niet het advies ‘doe die computer de deur uit’, maar ‘u heeft een verkeerde werkhouding’, of ‘u moet psychologisch worden begeleid’. Miljoenen jaren van evolutie hebben er kennelijk toe geleid dat er een mens is ontstaan die fysiek in staat moet zijn om de hele dag achter de computer door te brengen, alleen op psychisch vlak loopt die evolutie nog wat achter. Maar met de nodige begeleiding krijgen we dat ook wel zo ver.

Zelf een oordeel en enige kennis van de ziekte hebben mag ook niet van de medici. Tijdens herkeuringen worden de wenkbrauwen gefronst: ‘U lijkt wel érg met uw ziekte bezig te zijn?!’ Stil thuis zitten afwachten tot het vanzelf overgaat, lijkt het advies.

Blinkende platen

Op weg naar de bioresonantietherapeut dus. Nu moet ik bekennen dat ik nooit op het idee zou zijn gekomen als Skepter me niet gevraagd had. Nog snel even een boekje gelezen over wat het nou eigenlijk precies is. Nu heb ik in een ver verleden een mts-elektronicadiploma behaald, en dus zou ik alles in het boekje over elektrische trillingen en resonantie moeten snappen, maar ik snap er helemaal niets van. Sterker nog, de ene helft van de beschrijving trapt allemaal open deuren in, en de andere helft is volkomen ongeloofwaardig. Al snel leg ik het boekje enigszins moedeloos weg. Sceptisch geworden betreed ik dus de wachtkamer van de bioresonantietherapeut. ‘Praktijk voor fysio- en bioresonantietherapie’ staat er op het bordje. Een fysiotherapeut die wat is gaan bijklussen? De wachtkamer is zoals je mag verwachten van een dokterspraktijk. Kaal, blauw zeil, en een apparaat met Spa-blauw. In een van de twee behandelkamers huilt een kind. Een enigszins nors kijkende man in een witte jas loopt voortdurend heen en weer tussen de behandelkamers. Ik wordt niet gegroet of opgemerkt, tot na een minuut of tien de norse man op mij afkomt. Ik mag meekomen, en betreed een ruimte met daarin een bureau, een apparaat dat ik uit het boekje herken als een Bicom-bioresonantieapparaat, en een – zo te zien lang ongebruikte – behandeltafel zoals fysiotherapeuten die gebruiken. Na de formaliteiten te hebben afgedaan mag ik bij het apparaat plaatsnemen: ‘Ja, RSI… Het lichaam wordt intensief gebruikt en kan de afvalstoffen onvoldoende afvoeren. Daardoor raakt alles verzuurd en dan krijg je dus echt beschadigingen in het lichaam. Prima te behandelen met de Bicom.’ De therapeut wijst met enige trots op het apparaat.

Eerst wordt mijn ‘algemene energiehuishouding’ gemeten. In beide handen krijg ik een dikke messingstaaf die ik moet vasthouden. De staven zijn met snoertjes met bananenstekkers verbonden met de Bicom. Ik hoor een pieptoon. ‘We meten nu het algehele energieniveau. Mmm, ja. Precies wat ik dacht. Kijk, de meter moet normaal tot tachtig uitslaan, maar dat doet hij niet, dus u hebt te weinig energie.’ Ik knijp eventjes hard in de staven, om te zien of er wat verandert. De pieptoon gaat inderdaad omhoog, maar de meter die mijn ziekelijke energieniveau aanwijst blijft onbewogen. ‘Nou daar kunnen we wat aan doen met dit apparaat, we gaan precies meten wat bij u de frequenties zijn waar de problemen zitten.’ De man frutselt wat met draden en knopjes. Hij vertelt me te blijven zitten zoals ik zit en opeens is hij weg.

Gelaten wacht ik op zijn terugkeer, terwijl ik naar lampjes kijk die over een frequentieschaal in megahertzen heen en weer glijden. Het lijkt eeuwen te duren, terwijl ik in een soort hypnotische roes naar de lampjes staar. Dan staat opeens de therapeut weer naast me. Hij begint te vertellen: ‘Als je lichaam meer energie vraagt dan het kan leveren, dan leidt dat tot totale verzuring van spieren, pezen, banden, alles. Dit apparaat meet de trillingen in je lichaam en vergelijkt ze met waarden die in het apparaat zijn opgeslagen, hoe ze horen te zijn. Alles wat er dan verschilt werkt verstorend en dat gaan we eruit filteren. Door de trillingen in spiegelbeeld terug te sturen, neutraliseren we slechte trillingen. Dus met tegentrillingen. Daardoor krijgt het lichaam als het ware een duw om het zelf weer te gaan doen. Want dat is belangrijk, dat je niet afhankelijk wordt van machines of pillen, maar dat het lichaam het zelf weer kan doen.’

De man wordt langzaam wat minder nors, en hoe meer ik hem vraag hoe enthousiaster hij wordt. Zijn ogen beginnen trots te twinkelen als het erover gaat hoe geweldig het apparaat is, en hoe het alles zelf doet. Hij sluit me nu anders aan. Mijn handen komen te liggen op glanzende messing plankjes, om mijn hoofd komt een soort band, en er wordt ook iets achter mijn rug gefoezeld, dat doet denken aan de loden schort van iemand die röntgenfoto’s neemt. Dan klinkt uit de andere kamer een piep, en de man loopt weer weg.

Even later is mijn behandelaar terug. ‘Loopt-ie nog?’, vraagt hij. Hij ziet dat dat het geval is en zegt: ‘Ja, hij slaat vanzelf af als het evenwicht bereikt is.’ Er klink een luide piep uit de Bicom. Mijn evenwicht is kennelijk hersteld. Ik zou dus graag even gemeten zien dat ik nu weer in evenwicht ben, want mijn technische achtergrond wil wel bewijs geleverd zien. ‘Als je nu weer meet, dan staat de wijzer dus op het goede energieniveau?’, vraag ik daarom. ‘Nee,’ luidt het antwoord, ‘nu gaan we bepaalde organen in het lichaam stimuleren om afvalstoffen af te voeren. Dat kost energie, dus als je nu zou meten meet je het verkeerde. We gaan nu specifiek die frequenties eruit halen waarbij een hoge mate van verstoring was.’

Weer klinkt een luide piep, en de man verschijnt weer om een paar knopjes in het apparaat anders in te stellen. ‘Gaat u het nog proberen op een andere frequentie?’, vraag ik. ‘Ja. Men is al jaren bezig uit te zoeken welke klachten in precies welk frequentiegebied zitten. Men is bezig die gegevens gedigitaliseerd op te slaan. Dan hoef je alleen de scan nog te laten lopen, en hij gooit alle frequenties die niet goed zijn eruit…. Nee, als dat lukt, zou dat een enorme stap voorwaarts zijn!’ Zijn ogen glinsteren bij de gedachte aan die schitterende toekomst die op het punt staat aan te breken, en hij gaat steeds enthousiaster vertellen. ‘De onderzoekers die dit apparaat ontwikkeld hebben, hebben een aantal prioriteiten gesteld. Nummer een: het moet effectief zijn, het moet gewoon werken. En ten tweede, het moet zo patiëntvriendelijk mogelijk zijn. Nou, daar is men heel goed in geslaagd.’

In gedachten vul ik hem aan: ‘Nou, en zo therapeutvriendelijk mogelijk.’ In plaats van de zware lichamelijke arbeid van de fysiotherapeut te moeten verrichten, hoeft mijn behandelaar tegenwoordig alleen nog maar een aantal draadjes aan te sluiten, en op knopjes te drukken. Hij hoeft zelfs niet eens te weten wat hij eigenlijk doet, want het apparaat doet alles. En bijkomend voordeel voor hem is dat hij in twee behandelkamers tegelijk kan werken. Hij verdient dus aan twee patiënten tegelijk. Ik vraag me af of de tarieven nu gehalveerd zijn, of dat meneer dubbel zoveel verdient.

Mijn handen mogen weer van de blinkende messing platen af. We zijn klaar. Al met al heeft het zo’n dertig minuten geduurd. ‘Mooie afdruk van uw handen. Ja we moeten ze heel veel poetsen om ze zo blinkend te houden… Dat laatste was stabiliseren van datgene wat we nu gedaan hebben. Maar we kunnen nu niet controleren of die waarden die in het begin hebben gemeten naar boven of beneden zijn gegaan, want die organen zijn nu bezig met het afvoeren van afvalstoffen’, vertelt hij nogmaals. ‘Je moet daarom alleen nog twee liter water extra drinken vandaag, en geen Spa-rood of leidingwater, want dat bevat te veel mineralen, die moeten ook weer worden afgevoerd, en dat kost weer extra energie. Spa-blauw dus. Dat ligt ook niet zo zwaar op de maag.’

Probleemloos betaald

Opeens gaat het snel. ‘Maken we meteen een nieuwe afspraak? Hoe bent u verzekerd? Nou dit valt onder fysiotherapie, dus dat wordt meestal wel vergoed.’

Ik zit in de trein, terug naar Groningen, en ik voel me lekker. Nou, toegegeven, ik voel me heerlijk. Waarom? Ik zal het proberen na te gaan. Bij de bioresonantiepraktijk kwam ik terecht in een steriele medisch ogende omgeving die ik had leren associëren met mensen die me een schuldgevoel probeerden aan te praten, met mensen die niet bereid waren me serieus te nemen. Maar eindelijk eens niets van dat alles. Hier was iemand die ondanks zijn medische uitstraling luisterde, beaamde, en snel en zakelijk handelde. En geen gezeur over kosten en papieren, nee, alles wordt probleemloos betaald. Heerlijk! De trein begint te knarsen, we lopen station Groningen binnen en ik stap uit. Ik voel me herboren. Nog steeds vind ik die hele theorie van de bioresonantie onzin, maar wat zou dat. Nog twee behandelingen en ik schijn overal vanaf te zijn. Wie weet ga ik nog eens.

Lees uit dezelfde editie van Skepter ook: Meetrillen met de Bicom – Bioresonantietherapie gewogen

Uit: Skepter 16.2 (2003)

Vond u dit artikel interessant? Overweeg dan eens om Skepsis te steunen door donateur te worden of een abonnement op Skepter te nemen.

Steun Skepsis

Alex Meijer