Aardstralen zijn op uw portemonnee gericht!

Wat is de waarheid over aardstralen? Heel in het kort is die ongeveer als volgt. Wichelroedelopers bestaan al lang. Het zijn lieden die met een gevorkte tak of zoiets zoeken naar zaken die men graag wil hebben. In het Duits heet de wichelroede dan ook Wünschelrute (wensroede). De wichelroede is of werd gebruikt om erts op te sporen, om water te vinden, en zelfs om boeven te vangen. De aardstralen zijn in de 20ste eeuw bedacht om de volstrekt denkbeeldige werking van de wichelroede te verklaren, en vervolgens zijn deze stralen opgevat als universele ziekteoorzaak.

door Jan Willem Nienhuys – Online publicatie, 2000

Gustav Freiherr von Pohl (Psiram)

IN 1932 verscheen een boek van ene Gustav Freiherr von Pohl. Deze bespreekt het feit dat kanker meer en meer voorkomt. Hij betoogt dat kanker bij ‘natuurvolken’ (waartoe hij de Chinezen ook rekent) minder vaak voorkomt. Uit het overzicht dat hij geeft van het voorkomen van kanker blijkt dat kennelijk de aanwezigheid van westers geschoolde artsen van grote invloed is: hoe meer artsen hoe meer kanker. De argeloze lezer zou denken dat het voorkomen van deze gevreesde ziekte samenhangt met toegenomen levensverwachting en verbeterde diagnoses, en dat betere medische zorg samenhangt met beide aspecten.

Niet aldus von Pohl. Hij denkt dat het ongezond wonen in steden en het neerzetten van huizen zonder rekening te houden met de intuïtie die ‘natuurvolken’ nu eenmaal hebben, de oorzaak is van al die kanker. Zodoende werden de ‘wateraders’ van de wichelroedelopers gepromoveerd tot dodelijke stralingsbronnen.

Mogelijk zijn de ideeën van von Pohl deels ontleend aan occultisten zoals von Reichenbach (die in de 19de eeuw theorieën over de Odische kracht ontwikkelde) en Anton Mesmer. De laatste ontdekte in de 18de eeuw het zogeheten dierlijk magnetisme (een wetenschappelijke commissie stelde toen al vast dat het om suggestie ging). Ook de ontdekking van de röntgenstralen en de radioactiviteit omstreeks de eeuwwisseling is een inspiratiebron geweest van tal van lieden die meenden nieuwe geheimzinnige ‘stralen’ ontdekt te hebben.

Met die wateraders is het trouwens een rare zaak. In rotsachtige gebieden bevindt het water zich in spleten in de rots, en het verplaatst zich door een netwerk van spleten en breuken. Wie in zo’n gebied naar water zoekt, moet een beetje geluk hebben. Je kunt het geluk trouwens helpen door op de plantengroei te letten, en misschien doen sommige wichelroedelopers in zulke gebieden dat ook. De aardstraalgelovigen hebben die wateradertheorie zonder wijziging naar Nederland overgenomen. In Nederland zijn er in het geheel geen wateraders. Het grondwater is overal. In Nederland wordt bij allerlei bouwprojecten flink gegraven, maar nimmer vindt men daarbij geconcentreerde ondergrondse waterlopen of iets dergelijks.

Wat er gebeurt als een wichelroedeloper een onderzoek doet is het volgende. De wichelroede wordt op zo’n manier vastgehouden dat een kleine verandering van de stand van de handen of een kleine beweging de wichelroede kan doen omslaan of verdraaien. Vaak hebben de handen dan ook een stand die niet lang kan worden volgehouden, wat kleine oncontroleerbare bewegingen extra bevordert. Hetzelfde kan gebeuren met een zogeheten pendel: een slingertje dat men in de hand houdt en dat gaat slingeren onder de invloed van geringe bewegingen. Het is een zogeheten metastabiel systeem.

Wat veroorzaakt die bewegingen nu? De wat dommere wichelaar denkt dat de stralen of wat dan ook zelf de roede in beweging brengen, maar de enigszins verstandige wichelaar zal zeggen dat hij- of zijzelf uiterst gevoelig is, en dat het systeem niets anders doet dan de onbewuste reacties van de wichelaar versterken. Het idee is dus kennelijk dat de onbewuste reacties van de wichelaar feilloze aanwijzingen versterkken. In tal van contexten komt men de opvatting tegen dat alles wat onbewust is (en dus onberedeneerd), daardoor ook bijzonder betrouwbaar en onweerstaanbaar is.

In feite is het veel aannemelijker dat de wichelaar reageert op eigen overtuigingen en geloof. Een schijnbaar onaanzienlijke scheur of barst of andere onregelmatigheid die hij in het terrein ziet, kan invloed uitoefenen op dat geloof, evenals de reacties van een klant als het bed wordt genaderd waarin de persoon met klachten meestal slaapt. De klant zal trouwens vaak gewoon vertellen wat er aan de hand is, dat maakt het raden een stuk makkelijker. De wichelaar heeft door oefening het vermogen verworven om zonder erbij na te denken de bewegingen te maken die passen bij zijn of haar geloof.

Dat kan vreemd lijken, maar bewegingen leren maken zonder erbij na te denken doen we allemaal. Wie fietst of chauffeert maakt zonder er bij na te denken de goede stuur- en schakelbewegingen. Wie vlot kan typen denkt echt niet na bij elke aanslag. En sommige mensen hebben de neiging om onbewust mee te praten met hun gesprekspartners, en met hun lippen de woorden te vormen die hun gesprekspartners op het punt staan uit te spreken (speciaal als die zich enigszins clichématig uitdrukken). En het verschijnsel dat dieren kunnen leren reageren op nauwelijks merkbare bewegingen van hun baas of anderen is ook bekend. Het wordt in het circus gebruikt voor acts met ‘rekenende olifanten’ en dergelijke, en ook honden die ‘raden’ wat hun baas gaat doen (bijvoorbeeld als die zijn leesbril afzet of zijn pen dichtschroeft of iets dergelijks) kunnen op die manier worden verklaard. Het beroemdste voorbeeld is het rekenende paard Kluge Hans uit het begin van deze eeuw, die het rekenen had geleerd zonder dat zijn baas zelf begreep dat het beest op zijn bewegingen reageerde.

Dit verschijnsel is ook bekend van de studie van het spiritisme: het tafeldansen, glaasjedraaien, het gebruik van het zogeheten ouijabord berusten allemaal op hetzelfde verschijnsel. Zo constateerde de natuurkundige Faraday in 1853 dat de bewegingen van (lichte) tafeltjes gedurende een spiritistische seance veroorzaakt werden door de deelnemers zelf. Die deelnemers meenden serieus dat zij met hun handen (die vlak op de tafel lagen) de beweging van de tafel volgden. Het verschijnsel dat de beweginkjes die we maken ongemerkt onder invloed kunnen staan van onze ideeën heet ideomotoriek of ook wel het Carpentereffect, naar W.B. Carpenter die het in 1852 ontdekte. In feite was M.E. Chevreul al achter dit verschijnsel gekomen in 1810, en in 1854 opperde Chevreul (onafhankelijk van Carpenter) dat het tafeldansen waarschijnlijk op hetzelfde verschijnsel berustte. Dit effect kan voor grote vertekening van resultaten zorgen. Ik correspondeerde eens met iemand die er zeker van was dat hij aardstralen met zijn wichelroede kon detecteren, en dat een geaarde leiding de aardstralen afboog. Bij computergestuurde proeven die hij zelf inrichtte bleek dat hij goed scoorde als hij wist in welke volgorde de aarding werd aangeschakeld en uitgeschakeld. Tot zijn grote verbazing verdween het effect als de computer door middel van een toevalsreeks die hij niet kende het aan- en uitschakelen regelde. De illusie dat men bij zijn gevoelens niet wordt beïnvloed door kennis, hoop en angst is kennelijk gemakkelijk op te roepen. Daarom is adequate blindering zo belangrijk bij proeven.

Terug naar von Pohl. Al in 1937 kwamen Duitse onderzoekers tot de conclusie dat die aardstralen illusies waren. Freiherr von Pohl maakte niettemin school en een zekere Mieremet begon na 1945 aardstralenkastjes aan de man te brengen in Nederland. Toen dit de spuigaten uit begon te lopen, stelde de KNAW een onderzoek in; dit onderzoek werd gedaan door de commissie Clay. Ze rapporteerde in 1954 en 1955.

Dit rapport liet niets heel van de beweringen van wichelroedelopers. In elk geval waren de kastjes die ze verkochten waardeloos. Op 2 maart 1956 verscheen in de AO-reeks, waar ik als belangstellende tweedeklassertje op geabonneerd was, een boekje getiteld Aardstralen en kastjesverkopers, naar aanleiding van dit rapport.

Het KNAW-rapport meldt onder meer (vrij geciteerd) dat de literatuur waarin het bestaan van aardstralen werd verdedigd tal van glijdende overgangen bleek te bevatten van erkende wetenschappelijke gegevens naar ongefundeerde speculaties. Deze laatste worden in de hand gewerkt door het feit, dat de schrijvers vaak de erkende wetenschappelijke gegevens niet of verkeerd begrepen hebben.

De auteurs van het rapport hebben over een van die boeken, dat van professor Solco Tromp vernietigende recensies geschreven in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde en in het Nederlands Tijdschrift voor Natuurkunde. Ze zeggen dat Tromp gewoon rijp en groen zonder enige kritische instelling maar aan elkaar rijgt om zijn stelling te bewijzen dat dieren en planten uiterst verfijnde waarnemingsvermogens moeten hebben voor allerlei zaken waarvoor mensen geen goede zintuigen hebben.

De wichelroedelopers die door de KNAW waren onderzocht konden geen betrouwbare aanwijzingen geven. De kastjes hadden geen effect: niet op de wichelroedelopers, althans als zij niet wisten of ergens een kastje stond of niet, en niet op de planten of dieren die er mee beschermd zouden moeten worden. De grafkelder onder de kerk in Wieuwerd die zulke krachtige aardstralen zou hebben dat lijken er mummificeerden (een ander beweerd merkwaardig effect van aardstralen) bleek enigszins tochtig te zijn, zodat ondanks de tamelijk hoge vochtigheidsgraad vlees en dergelijke konden uitdrogen voordat rottingsprocessen kans kregen. Wanneer de tocht werd afgeschermd met verticale schoorsteenpijpen, dan trad normaal bederf op. Tot zover wat details uit het rapport van 1954 (later, in 1955, verscheen een tweede rapport).

Mijn eerste contact met het weer ontluikende aardstralengeloof was de kwestie van een mevrouw die een paardenpension in Breda had. Een van de paarden die bij haar waren ondergebracht was ziek geworden, en het meisje van wie het paard was, had er eerst een obscure haaranalist en homeopathische paardendokter bijgehaald, die zijn aardstralenkennis had aanbevolen, een zekere Gerrit Zomer. Deze arriveerde, liet een foldertje achter en ook een diagnose: de betrokken stal was vergeven van de aardstralen, maar daar had hij iets tegen.

Toen ik zijn materiaal onder ogen kreeg (mij toegestuurd door een alerte Skepsis-donateur) was ik erg opgewonden, en schreef in oktober 1990 ongeveer het volgende. In deze versie is de tekst maar een beetje uitgebreid.

Oiko-biologica

Onlangs kreeg ik een foldertje van de firma oiko-biologica (de firmanaam heeft geen hoofdletters in de folder) van Rob Tax uit Vlaardingen. Om maar met de deur in huis te vallen: dit is een kwalijk geschrift van een domoor die maar van één ding verstand heeft, namelijk van mensen bangmaken met geleerderige onzin en ze vervolgens dure waardeloze apparaten aansmeren. Sommige mensen schaffen die dan aan onder het motto: baat het niet dan schaadt het niet. Ik ben het daar niet mee eens. De enige baten komen terecht in de zak van de verkoper, en dat is tegelijk de helft van de schade voor de klant. De klant heeft nog meer schade, want die is niet alleen zijn of haar geld kwijt, maar ook een deel van het gezonde verstand, want als je eenmaal fors hebt betaald voor een of ander bijgeloof is het maar moeilijk om het van je af te zetten.

U merkt wel, dat ik buitengemeen woedend ben over dit soort afzetpraktijken. Laat ik ordelijk vertellen waarom oiko-biologie zo’n onzin is. Ik volg daarbij de tekst van het foldertje, dat meteen al begint met in grote letters te verkondigen UW WONING KAN U ZIEK MAKEN.

De slaapplaats. ‘Kankerwoning’ is een bijgeloof, helaas niet een onbekend soort bijgeloof. Zeker, het zal wel eens voorkomen dat in één woning meerdere keren kanker voorkomt. Per slot van rekening gaan we allemaal vroeger of later dood, en kanker is bij ongeveer een kwart van de mensen de doodsoorzaak. Het voorkomen van kanker in een woning zal dus op grond van de wetten van het toeval nogal eens voorkomen. De opmerking ‘iedereen heeft wel eens van het begrip kankerwoning gehoord’ slaat dus nergens op. We hebben ook allemaal van weerwolven gehoord, dat wil niet zeggen dat ze bestaan.

Schadelijke straling. De folder praat veel over de vermeende schadelijkheid van allerlei soorten straling. Nu zijn er wel schadelijke soorten straling, maar dat is kortgolvige, hoogfrequente straling, zoals ultraviolet licht, röntgenstraling en radioactieve straling.

Het is bijzonder ongezond om een deel van je lichaam in een werkende magnetronoven te stoppen, of pal voor een krachtige straalzender of radarinstallatie te gaan staan. Je wordt dan namelijk levend gekookt.

Maar dat doet normaal gesproken niemand. De bangmakerij betreft voornamelijk elektrische leidingen (buitens- en binnenshuis) en elektrische apparaten binnenshuis. Door die leidingen loopt wisselstroom, en dat betekent dat er om die leidingen een veranderlijk magnetisch veld aanwezig is. Dat is wat anders dan straling. De frequentie van wisselstroom is zoals bekend 50 trillingen per seconde oftewel 50 Hertz. Ter vergelijking: radio- en tv-zenders hebben typisch een frequentie van honderd miljoen trillingen per seconde. Ultraviolet licht heeft een frequentie die nog eens een miljoen maal zo hoog is.

Zijn die laagfrequente magnetische velden gevaarlijk of zelfs maar een beetje ongezond? Daar wordt nog veel onderzoek naar gedaan, maar duidelijke effecten zijn er niet. Een veranderlijk magnetisch veld kan in geleidend materiaal stroompjes opwekken (daar berust de werking van dynamo’s op), en dus ook minuscule stroompjes in het menselijk lichaam. De stroompjes die huishoudelijke magnetische velden opwekken zijn ongeveer van dezelfde sterkte (of zwakker) als het effect van je bukken.

Dat klinkt vreemd – waarom zou er stroom in je lichaam ontstaan als je je bukt? Dat is minder vreemd dan het lijkt, want overal op aarde is er het aardmagnetisch veld. Het maakt weinig uit of in een object het magnetisch veld verandert doordat het object stilstaat en het veld verandert, of dat het object verandert bij een onbewegelijk veld. Nu zijn we gewend om ons te bukken, overeind te komen, om te draaien, te gaan zitten en weer op te staan. Niet alleen wij, maar al onze voorouders tot honderden miljoenen jaren terug, alle wat grotere landdieren, hebben met dat aardmagnetische veld te maken gehad, en zo langzamerhand is ons lichaam daar wel op ingesteld door de evolutie.

Waar komen dan die verhalen over ‘gevaarlijke’ laagfrequente magnetische velden vandaan? Het spijt me te moeten zeggen: van bedenkelijk medisch onderzoek. Zo zou een onderzoekster, mevrouw Wertheim, hebben gevonden dat zwangere vrouwen die onder elektrische dekens of op (elektrisch verwarmde) waterbedden slapen vaker miskramen hadden dan andere vrouwen. Máár: de onderzoekster heeft niet gecontroleerd of het misschien gewoon aan de overmaat van warmte van elektrische dekens lag. Deze uitslag is niet het resultaat van proeven, maar van navragen bij miskraamgevallen en bij gewone geboortes. De mogelijkheid dat bezitsters van elektrische dekens en waterbedden gewoon vaker zwanger werden en dus ook meer miskramen hadden, neemt ze niet eens in aanmerking, hoewel haar feitenmateriaal dat toch wel suggereert. Bovendien heeft de methode van navragen het probleem dat je moeilijk voor allerlei ‘lifestyles’ kunt corrigeren.

Dezelfde onderzoekster vond dat leukemiepatiëntjes wat vaker dan hun leeftijdgenootjes bleken te wonen in huizen waar wat meer stroom voorbij kwam door de bovengrondse elektriciteitsleidingen. Het probleem was dat dit niet bleek samen te hangen met de feitelijke sterkte van de magnetische velden binnenshuis. De onderzoekster was trouwens niet bepaald ‘blind’ te werk gegaan bij het vaststellen van die hoeveelheid stroom. Pas nadat haar toevallig was opgevallen dat leukemiepatiëntjes in de buurt van transformatorhuisjes e.d. woonden, ging ze op onderzoek uit, en het verhaal vertelt niet of ze wel de gevallen die haar op een idee gebracht hadden, had buitengesloten bij vervolgonderzoek. Verder was niet behoorlijk nagegaan hoeveel auto’s er bij die huizen voorbij kwamen, terwijl toch het benzeen in uitlaatgassen (zeker in vroeger tijden) een hoofdverdachte is bij ziekten als leukemie. Bij analoog onderzoek is eigenlijk nooit duidelijk hetzelfde gevonden, en hoewel het gebruik van elektriciteit enorm is toegenomen (dertig maal zoveel geworden), is er landelijk geen corresponderende toename in het aantal gevallen van leukemie.

Bangmakers zullen wijzen op een Zweedse studie waarin wel een verband tussen kanker en elektriciteitsleidingen zou zijn gevonden. Wat ze daar dan bij onder tafel moffelen is dat de betrokken Zweedse onderzoekers hun gegevens op zo’n reusachtig aantal manieren hebben onderzocht, dat er wel iets uit moest komen. Ze hebben naar allerlei soorten kanker gekeken, naar verschillende afstanden tot de hoogspanningslijnen, naar laagbouw en flats, naar kinderen en volwassenen, naar geschatte veldsterktes en naar feitelijke, enzovoorts enzovoorts. Het zou wel een wonder zijn als ze niet ergens een toevallige afwijking hadden gevonden. En wat voor afwijking dan wel? Alles bij elkaar een handvol gevallen op een bevolking zo groot als de stad Utrecht.

Dezelfde verhalen gaan over beeldschermen. Ook daar ligt het voor de hand dat alsmaar in dezelfde houding zitten werken voor zo’n beeldscherm plus toetsenbord – dat meestal niet bijzonder verstandig is ontworpen – de oorzaak is van de klachten, in plaats van de minieme invloed van de magnetische wisselvelden. De artsen die onderzoek naar dit soort zaken doen, weten vaak niet genoeg van statistiek om betrouwbare uitspraken te doen.

Een deel van dit type onderzoek wordt door natuurkundigen gedaan, en die hebben vaak weinig ervaring met medisch onderzoek. Bij sociaal-medisch onderzoek heb je te maken met een enorme hoeveelheid storende factoren die je niet in de hand hebt. Wanneer men bijvoorbeeld vindt dat mensen die dicht bij elektriciteitsleidingen wonen, wat vaker leukemie krijgen dan ‘gemiddeld’, dan kan dat heel wat lijken. Maar leukemie komt vaak in clusters voor, waarom is niet goed bekend, misschien spelen virussen een rol, misschien erfelijke factoren; er is wel eens geconstateerd dat in plaatsen waar veel mensen uit verschillende delen van het land recent bij elkaar zijn gaan wonen, meer leukemie voorkomt. Dat zou kunnen wijzen op een effect van besmetting met virussen van elders, maar het kan ook liggen aan een verhoogd radongehalte in nieuwbouw. Voor zover ik weet heeft nog nooit iemand systematisch gekeken naar het voorkomen van leukemie in nieuwbouw versus langer bestaande woningen. Het is niet gemakkelijk om na te gaan of mensen die in de buurt van hoogspanningsleidingen wonen als groep misschien vaker blootstaan aan andere schadelijke invloeden (chemicaliën op de werkplek). Niet voldoende zicht op storende factoren van medisch-sociale aard kan maken dat natuurkundigen zich ook vergissen met de statistiek, en dat ze een ’toevallige’ uitschieter aanzien voor iets belangrijks.

Overigens worden er ook in laboratoria met weefselkweken proeven gedaan. De uitslagen daarvan zijn vreemd. Sommige onderzoekers vinden soms wel iets en soms niets. Zo vond één onderzoeker (in Amerika, waar de netfrequentie 60 Hertz is) dat er wel bij 60 Hertz, maar niet bij 55 of 65 Hertz effecten waren. Een andere onderzoeker vond bij weefselkweken van rattenzenuwen wel iets, maar bij levende ratten weer niets. Weer een ander vond dat een bepaald effect alleen maar optrad bij een bepaalde veldsterkte en niet bij lagere of bij hogere. Zie mijn commentaar over natuurkundigen die onvoldoende ervaring hebben met medisch onderzoek.

Een algemeen beeld dat je bij knullig onderzoek ziet, is dat als de onderzoeker ergens sterk van overtuigd is, hij of zij vaak steun voor die overtuiging vindt, vaak doordat allerlei fouten over het hoofd worden gezien wanneer er iets gevonden is dat in het eigen straatje past.

Elektrische velden kunnen trouwens niet echt in het lichaam binnendringen, omdat vlak onder de opperhuid het menselijk lichaam geleidend is, en het inwendige van de mens dus als het ware beschermd is tegen die velden, door een kooi van Faraday bestaande uit de bloedvaatjes die in de lederhuid liggen. Dat betekent onder andere dat proeven met weefselkweken of ontblote zenuwen niet zo veel zeggen.

Een andere bron van verhalen over laagfrequente velden zijn effecten die nabij hoogspanningsleidingen gemeten worden. Een leiding van 380.000 Volt, die boven de grond hangt kan merkbare effecten geven op mensen en dieren in de buurt. Speciaal grote metalen structuren (auto, of een hek) kunnen door inductie onder spanning komen te staan. Die moeten dan behoorlijk geaard worden, en normaal gesproken zal de elektriciteitsmaatschappij die de leiding bezit de kosten van zulke beveiliging op zich willen nemen. Zelfs pal onder een 380 kV leiding die 10 meter boven de grond hangt is het elektrisch veld maar 7 kV per meter. Dat is voor gevoelige personen de ondergrens waarbij men af en toe oppervlakkige prikkelingen door microscopische ontladingen (tussen kraag en nek bijvoorbeeld) voelt.

Indien men niet pal onder de leiding staat, maar een eindje ervandaan, een meter of 20, 30, dan is het effect al gauw tienmaal zo klein. In België hebben diverse veeboeren omstreeks 1987 geklaagd over schadelijke effecten van elektrische hoogspanningsleidingen. Veelal bleken de dieren dan niet goed verzorgd (onhygiënische stallen, verkeerd of te weinig voer). Vaak werden de boeren opgestookt tot klagen door wichelroedelopers (radiësthesist heten die daar) die allerlei onzin vertelden over de samenhang tussen de hoogspanningsleidingen en aardstralen, en die soms adviseerden om de aardingen van apparaten en metalen structuren te verwijderen (omdat de aardstralen of de schadelijke invloeden ervan via de aarding zouden binnenkomen). Levensgevaarlijke adviezen.

Terug naar de oiko-folder. Deze noemt (metalen?) transportleidingen die tegen roesten worden beschermd met een ‘kathodische beveiliging’. Het is baarlijke onzin om daar gevaar in te ontwaren. Immers het idee van zo’n beveiliging is dat je door een uiterst klein gelijkstroompje zorgt dat er een beetje spanningsverschil is tussen de metalen leiding en de omgeving. Maar zo’n klein gelijkstroompje wekt een zeer klein magneetveldje op, dat bovendien niet veranderlijk is, en op korte afstand al verwaarloosbaar klein is vergeleken met het aardmagnetisch veld. Dan ziet de oiko-folder gevaar in tv-kabels. Tv-kabels zijn speciaal zo ontworpen dat hoogfrequente (fm, tv) velden zich zonder verlies daarbinnen in kunnen voortplanten. Die leveren dus geen bijdrage aan wat voor belasting met straling of magneetvelden ook.

Aardstralen. De auteurs schrijven ‘veel van deze energie wordt aangevoerd door ondergrondse formaties’. Het is onduidelijk welke energie ze bedoelen. Ze spreken over wateraders, maar dat zijn dingen waarvan een geoloog nog nooit iets gemerkt heeft. Toegegeven, duizenden meters onder de grond kunnen zich in de rotsbodem plaatsen bevinden waar zich water onder druk bevindt, dat naar buiten kan spuiten bij het boren van een mijngang. Maar dat is wat anders, en zelfs daar stroomt het niet, maar zit onder druk in holten. In Nederland is er overal grondwater. Het zit beslist niet in aders en ‘stroomt’ tamelijk langzaam, denk aan meters per dag (en dat is nog vlug). Hoe breuklijnen energie kunnen aanvoeren is onduidelijk. Wat zich wel kan voordoen in aardbevingsgebieden (Nederland??) is dat delen van continentale schollen heel langzaam langs elkaar schuiven, millimeters per jaar. Dat schuiven gaat met horten en stoten. Zo’n schol, vaak een gebied waar een land als Nederland of nog veel meer in zijn geheel op past, wordt langzaam aangedrukt, en dan schiet door de opgehoopte spanning opeens de zaak los en dan heb je een aardbeving. Een aardbeving geeft geen meetbare straling af. Dan spreekt de auteur over energie die door het aardmagnetisch veld wordt aangevoerd. Het aardmagnetisch veld voert helemaal geen energie aan (was het maar zo, dan waren in één klap alle energieproblemen de wereld uit). Wat wél af en toe gebeurt is dat door storingen op de zon flarden magneetveld (gekoppeld aan deeltjesstromen) langs de aarde ‘waaien’. De deeltjesstromen veroorzaken dan noorderlicht, en de zogeheten magnetische stormen kunnen het radioverkeer storen en stroom- of spanningsstoten opwekken in telegraafdraden of misschien zelfs elektriciteitsnetten.

De auteur vertelt nog meer over het aardmagnetisch veld, het zou een ingewikkelde structuur zijn. Volstrekte onzin. Ik denk dat de auteur totaal niets weet van elektriciteit en magnetisme. Hij heeft het over netten van aardstralen, die door Hartmann en Curry zijn bedacht. Ernst Hartmann en Manfred Curry waren Zuid-Duitse artsen die hadden bedacht dat aardstralen in een patroon van grote vierkante mazen naar boven komen. Ik ga er verder niet op in.

Terug naar die oiko-folder. De auteur heeft het over velden van elektromagnetische energie. Dat, tezamen met die rare plaatjes en zijn onbegrip over het verschil tussen een veranderlijk veld (50 Hertz) en een onveranderlijk veld, en het feit dat hij waarschijnlijk ook het verschil tussen een elektrische spanning, magnetische flux, energie en mogelijk ook kracht niet weet, geeft me het gevoel dat de auteur er in het geheel niets van weet.

Tax heeft het over polariteit (rechts- of linksdraaiend). Dat kun je van straling soms wel zeggen, maar van laagfrequente veranderlijke magneetvelden is dat onzin. Links- en rechtsdraaiend kun je alleen maar zeggen als er zo iets is als een voortplantingsrichting, en dat kun je pas zeggen als je voldoende ver van de bron bent, namelijk in de orde van grootte van een golflengte (een paar duizend kilometer dus, in geval van 50 Hertz), en dan alleen nog als de betrokken straling circulair gepolariseerd is. En waar het gaat over de frequentie van de straling uit wateraders die misschien dezelfde is als de hartfrequentie (80 slagen per minuut?) wordt het helemaal te dol. Wat is dat ultra-fijne energie (?) bereik? Wordt dat in Watt of Joule gemeten of in Hertz? Als je mij vraagt is dit gewoon occulte wartaal.

Invloed van stralingen. Het wordt steeds doller. Ik weet gewoon niet waar ik beginnen moet. Kanker en multiple sclerose zouden voor linkse en rechtse polariteit anders reageren. Dit is totaal nieuw voor de wetenschap. Misschien is de auteur in de war met bepaalde optisch actieve stoffen die de polarisatierichting van het licht kunnen verdraaien, en waarvan er misschien bij sommige patiënten een overmaat aanwezig is in het bloed of bepaalde organen.

Ziekten en frequenties: allemaal uit de rijkelijk vloeiende duim van de auteur. Hij legt wel iets uit over het afstemmen van radio’s, maar degenen die weten waarom en hoe je zo’n radio kunt afstemmen, weten ook dat in een long, een nier of een verkoudheid géén afstemeenheid zit, dat wil zeggen geen combinatie van condensatoren en inductiespoelen die in een bepaalde frequentie gemakkelijk mee kan trillen.

Het idee dat twee elkaar kruisende lichtbundels elkaar versterken is pure waanzin: het licht wordt op de kruising van twee bundels gewoon twee keer zo sterk. Hetzelfde met wapening in beton, die volgens de auteur energie zou produceren. Misschien is de auteur in de war met zware metalen structuren zoals dakgoten (dichtbij) of voorraadtanks (veraf) die soms tv-signalen kunnen reflecteren, waardoor je dubbele beelden krijgt. Wapening in beton kan geen energie produceren. Waar zou die vandaan moeten komen?

Wat de auteur over kosmische straling poneert is bijzonder droevig en het toont aan hoe weinig hij er van weet. Hij denkt dat kosmische straling weldadig is, zeker omdat ‘kosmisch bewustzijn’ goed voor je is. Kosmische straling is er gelukkig niet zoveel. De lucht houdt het meeste tegen. Maar het beetje kosmische straling dat tot ons doordringt bestaat uit zeer energierijke deeltjes die pas door zeer dikke lagen aarde of metaal kunnen worden gestopt (daarom moeten bepaalde experimenten om zeldzame deeltjes op te sporen altijd in heel diepe oude mijnen, honderden meters onder de grond worden uitgevoerd). Kosmische straling is schadelijk (in een vliegtuig krijg je er ook meer van en in het hooggebergte ook) en je houdt het niet buiten door de kieren te dichten, zoals de auteur schijnt te denken.

Overigens is natuurlijk sterke isolatie inderdaad niet erg gezond, als je niet op de ventilatie let. Verbrandingsgassen, rook, inhoud van spuitbussen en schoonmaakmiddelen, alsmede sporen van allerhande schimmels blijven binnenshuis langer circuleren, naarmate de ventilatie slechter is. Huizen die zich op een granietbodem bevinden kunnen teveel radon (een radioactief element) krijgen. Behoorlijke ventilatie van de kruipruimten onder een huis kan daar tegen helpen. Maar in Nederland komen rotsbodems niet zo vaak voor.

Geomantie. Zelfs op het occulte vlak is de auteur slecht thuis. Geomantie betekent waarzeggerij gebaseerd op de aarde. De auteur noemt Pompeï als voorbeeld van geomantische bouwkunst. Wel, dan hebben die geomanten hun werk slecht gedaan, want Pompeï lag op een plaats die op een kwade dag geheel door metersdikke lagen gloeiende as en lava uit de Vesuvius bedekt werd. Hoe de auteur weet wat de ‘geomanten’ van vroeger allemaal wisten blijft onduidelijk. Die kunst is toch verloren gegaan?

Wat de auteur beweert over knappe Egyptische wiskundigen is ook al flauwekul. De Egyptenaren kenden nauwelijks wiskunde. Het rekenen met breuken deden ze zo onhandig dat je er zowat een enorm tabellenboek voor nodig had, en van meetkunde wisten ze net genoeg om het land elk jaar opnieuw op te meten na de overstroming van de Nijl.

De auteur haalt er ook de Chinese geomantie bij. Daar weet ik toevallig iets meer van af. Het heeft totaal niets met vermeende aardstralen te maken. Ik ga er hier niet verder op in.

Gevolgen. Ook hier is de duim van de auteur weer driftig aan het werk geweest. Hierboven hebben we gezien dat de auteur uitgaat van onbewezen beweringen over de invloed van wisselende magnetische velden, die hij verwart met elektromagnetische stralen, en waarvan hij de oorzaak zoekt in het onveranderlijke aardmagnetisch veld en niet-bestaande wateraders. Het is trouwens volstrekt onduidelijk hoe stromend water een magneetveld zou kunnen opwekken; probeer maar eens met een kompas iets aan stromend water te ontdekken! Uit de beweringen over wateraders blijkt dat die hypothetische dingen hun invloed in de vorm van smalle bundels omhoog sturen. Immers, bij graafwerkzaamheden is nog nooit iemand op zo’n waterader gestuit, dus ze zitten kennelijk behoorlijk diep. Toch kunnen wichelroedelopers en lijders aan de hierna te bespreken kwalen merken dat op de eerste verdieping van een huis banen van schadelijke invloeden hooguit een paar meter breed zijn, en soms zelfs puntvormig, op ‘kruisingen’. Met andere woorden die merkwaardige wateraders richten hun euvele invloeden met grotere precisie dan een zaklantaarn pal omhoog. Wat zou er bij die denkbeeldige aders zitten, dat voorkomt dat de stralen naar opzij uitwaaieren?

In dit hoofdstukje ‘gevolgen’ wordt zonder enig bewijs geponeerd dat die ‘aardstralen’ ’s ochtends om 5 uur het sterkst zijn en nog beïnvloed worden door de maan! Hoe kan de maan nu het aardmagnetisch veld of wat voor soort van elektromagnetische verschijnselen beïnvloeden?

Hoe verklaart de auteur deze onzin? Hij komt met een aantal klachten die iedereen wel eens heeft. Erg medisch onderlegd is hij ook al niet, anders had hij mictiedrang (aandrang om te plassen) wel correct gespeld in plaats van er mixtiedrang van te maken. ’s Nachts opstaan om te plassen is trouwens een volkomen normaal verschijnsel (dat helaas vooral bij ouden van dagen nogal wat ongelukken veroorzaakt doordat ze minder goed zien, of wat minder goed ter been zijn). Het is wonderlijk dat hij roos, jeuk, impotentie, verkoudheid, vieze smaak in de mond en aardstraalfantasieën niet ook noemt, maar misschien doen die zich volgens hem niet zo vroeg in de ochtend voor.

Ik vind het een misselijk staaltje van bangmakerij, eerst beginnen met kankerwoningen, dan de lezer murw maken met geleerd klinkende wartaal, en vervolgens de lezer aanpraten dat hij of zij ook aan gevaren blootstaat, door met klachten te komen die iedereen wel eens heeft. De ochtend nadat ik deze kletskoek had gelezen onderging ik zelf: heftig dromen, tandenknarsen, zweten, woelen, slapende handen, benauwd gevoel, hartkloppingen, vlinderend gevoel in de maag, hoofd bonzen tegen het beddenschot, te vroeg wakker worden met een onrust, jeuk in de vingers om iets te gaan tikken, kortom een soortement hyperactiviteit, en wonderlijk genoeg gingen al die klachten meteen over toen ik maar opstond en dit verhaal in een zitting achter elkaar in mijn computer heb ingetikt. Mijn kriebelingen gingen toen vlug over en de vieze voze smaak in de mond die ik had gekregen, ook. Wat een rotzak om mensen te bestoken met angst voor ‘bliksempunten’ door die met wiegendood te associëren!

Woningonderzoek. Hier komt de aap uit de mouw. Meneer Schneider heeft een toestel uitgevonden, een Lecherantenne waarmee woonbiologen (van de firma oiko-biologica, dan wel Walter Kunnen van Archibo-Biologica ongetwijfeld) u en uw huis kunnen nameten. Wat een Lecherantenne is, zal ik hier niet uitleggen, de versie van Schneider is een gewone wichelroede met een schuifje erop en getalletjes, om de fantasie van de aardstraalneringdoende te helpen.

Het is niet uitgesloten dat de onderzoekers zelf in al die grotendeels door hen zelf bedachte onzin geloven. Ik kan u verzekeren dat aardstralen, compleet met intensiteiten en polariteiten in de natuurkunde onbekend zijn. Wetenschappers van tegenwoordig moeten vaak resultaten leveren, en er wordt nogal wat gepubliceerd dat eigenlijk niet zo vreselijk interessant is. Een tot nu onbekende soort gemakkelijk meetbare straling met aanwijsbare gezondheidseffecten zou ogenblikkelijk drommen onderzoekers aantrekken en duizenden publicaties opleveren. De nieuwe ontdekking van de zogeheten supergeleiding bij hoge temperatuur produceerde in twee jaar tijds ongeveer 10.000 wetenschappelijke publicaties. En dat was nog iets dat geen enkele betekenis op de korte termijn had voor de gezondheid. Het is onvoorstelbaar dat als die aardstralen van Schneider echt zouden bestaan, de enigen die er iets aan zouden doen niets van natuurkunde zouden weten.

In feite weet de natuurkunde er behoorlijk wat van, want er is onderzoek naar aardstralen gedaan. De KNAW heeft al in 1954 een rapport van een uitvoerig onderzoek gepubliceerd. Conclusie: niets te vinden, wichelroedelopers laten zich beïnvloeden door wat ze zien. Als een grasveld geheel vergeven is van de aardappelaaltjes, merken ze niets, maar de roede slaat uit wanneer ze een plek in een aardappelveld passeren waar je kunt zien dat de aaltjesinfectie wat ernstiger is. Het Engelse leger heeft onderzocht of wichelroedelopers mijnen kunnen detecteren of stromend water of heuse magneetvelden. Conclusie: niets. In Finland en Duitsland en Italië zijn wichelroedelopers onderzocht, conclusie telkens maar weer: niets. In Noorwegen is onderzocht of wichelroedelopers enig succes hadden bij het zoeken naar slachtoffers van lawines. Antwoord: niets (het plaatselijke Rode Kruis had het levensgevaarlijke idee dat je met wichelroedes naar slachtoffers kunt zoeken – hoeveel slachtoffers zouden er onder de sneeuw gestikt zijn terwijl occultisten kostbare tijd verdeden met hun wichelroedes?). En telkens maar weer blijken de wichelroedelopers stomverbaasd dat hun vermeende vaardigheden op niets berusten, telkens maar weer bedenken ze achteraf smoesjes, en het zou me niets verbazen als ze telkens maar weer doorgaan met hun talenten aan te prijzen.

Praktische tips. De aap komt nog wat verder uit de mouw. Ik laat de onzin over honden en katten en hun instinct maar liggen. Mijn vingers zijn murwgetikt. Zou er een aardstraal door mijn toetsenbord lopen? Onderaan de laatste pagina wordt namelijk duidelijk waar het om draait: u moet biodin-rommel kopen. U kunt het alleen van Archibo-Biologica kopen, want die heeft het patent. Sommige mensen denken dat een patent betekent dat de werkzaamheid bewezen is, maar dat is niet zo. Het betekent alleen maar dat wat je te koop hebt anders is dan wat andere mensen te koop hebben, en dat niemand het zonder toestemming mag namaken. U kunt bij wijze van spreken patent krijgen op vierkante wielen, als u aannemelijk kunt maken dat niemand eerder op dat idee is gekomen. En let op! Als u chronisch ziek bent, en de dokter weet het ook niet (u bent namelijk therapieresistent), dan hoeft de man met de Lecherantenne al bijna niet meer te komen. U kunt dan zo meteen wel een flinke lading biodin resorbators aanschaffen. Het verbaast me dat ze geen kwantumkorting geven in zulke gevallen.

Samenvattend moet ik constateren dat de firma oiko-biologica een ordinair kwakzalversbedrijf is: ze bestaan van mensen die toch al ziek en kwetsbaar zijn bang maken met geleerde onzin, en ze daarna voor veel geld waardeloze rommel verkopen. Een belastingadviseur met 50 jaar praktijkervaring schreef onlangs: ik heb de alternatieve niet-artsen leren kennen als niets ontziende zakkenvullers, die zich op schaamteloze wijze verrijken ten koste van hun medemensen. Het lijkt me dat Archibo-Biologica ook onder deze kenschetsing kan vallen.

De firma oiko-biologica (of Archibo-Biologica) is niet de enige, er zijn er meer. De heer Broekhuis (eveneens uit Vlaardingen) is er ook zo een. Hij meet voor 400 gulden uw huis door, en smeert u dan matten (ongeveer zo groot als een matras) aan voor 1200 gulden per stuk, ‘om de frequentie tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen’, en op de vraag of dat niet veul geld is, zegt hij ijskoud, dat het gewoon een vakantie minder is! Elke paar matten verkocht is natuurlijk voor hem een vakantie meer! Een passief apparaat dat zomaar frequenties verkleint (van wat dan wel eigenlijk?) – het kan wel, hoor, maar dan praten we over niet-lineaire effecten in laserbundels die door bijzondere materialen schijnen. Wie Broekhuis naar het hoe en waarom vraagt, verneemt dat ‘de zwaartekracht toch ook niet bewezen is’. Wel, als je iets los laat, dondert het naar beneden, dat zal Broekhuis ook wel weten. Hij bedoelt misschien dat de zwaartekracht nog niet is uitgelegd in termen die hij zelf begrijpt, of misschien heeft hij van horen zeggen dat de gravitatietheorie nog niet goed gecombineerd is met de kwantummechanica. Maar de verschijnselen die met de zwaartekracht te maken hebben zijn al hoog en breed met grote nauwkeurigheid nagemeten, en die metingen komen elke keer weer uit, zelfs als eerstejaarsstudenten ze voor de oefening moeten overdoen. Terwijl die wichelroedelopers zonder uitzondering bij het eerste het beste fatsoenlijk opgezette onderzoek door de mand vallen. De heer Broekhuis (geboren circa 1972), heeft zijn kennis van de Duitse anti-aardstraalmattenfabrikant Terra en vindt dat sommige van zijn collega’s maar beunhazen zijn. Dat is trouwens een algemeen verschijnsel: velen in de aardstralenbusiness vinden alle anderen maar kaf, terwijl zij zichzelve immer tot het koren rekenen.

Haas

Die mening word gedeeld door de ingenieur E. Michiel Haas, samen met de Weense architect en Magister Peter Schmid auteur van het boekje Biologisch Bouwen en Wonen, gezond voor Mens en Milieu met een voorwoord van de bekende geleerde Ed Nijpels. Schmid was eerder op het aardstralenpad gegaan en gebruikte veldmeters, maar als de dekaan van de faculteit Bouwkunde dan vroeg wat voor soort van velden, magnetische of elektrische, en om welk frequentiebereik het ging, dan stond hij met de mond vol tanden. Michiel Haas heeft behalve architectuur (in Zürich, waar hij de ingenieurstitel niet mag voeren) ook homeopathie gestudeerd, en is vervolgens in het aardstraalwezen gedoken. Hij runt een bedrijfje, het Nederlands Instituut voor Bouwbiologie en Ecologie BV (NIBE), op de Huizerstraatweg in Naarden, dat voor pakweg 500 gulden inclusief BTW en voorrijdkosten uw slaapkamer komt doormeten, alleen op elektromagnetische velden en aardstralen. Voor lucht-, water- en radioactiviteitsmetingen betaalt u flink extra. Als u een heel huis wil kopen kunt u dat voor slechts 1500 gulden (ex. BTW) laten nameten, en dan krijgt u nog inlichtingen over de bouwkundige staat erbij. (In 1997 promoveerde Haas aan de TU Eindhoven tot doctor, promotor was Schmid, zijn stellingen gingen onder meer over astrologie, homeopathie en ‘genezingsprocessen in de aarde door persoonlijke transformatie’.)

Het Gooi schijnt trouwens een bijzondere aantrekkingskracht te hebben op aardstraalgelovigen. Het biologisch bouwbedrijf van John Hartong uit Naarden doet ook mee aan deze onzin. Emmy Lindeman, voormalig elektroacupuncturiste te Hilversum, heeft zich blijkens een verhaal in De Gooi- en Eemlander erop geworpen. Ook de heer Herman W.J. den Hartog, de drijvende kracht achter het Nederlands Genootschap voor Radiësthésie en Radionica, (NGVR, een andere club aardstralers) uit Purmerend is van oorsprong uit deze buurt afkomstig: zijn vader maakte deel uit van Frederik van Eedens kolonie Walden. Omdat Hermans moeder daardoor een ‘reine dracht’ had (dat wil zeggen geen seksuele betrekkingen gedurende de zwangerschap) is Den Hartog naar eigen zeggen buitengewoon gevoelig voor schadelijke stralingen uit de ondergrond. De club van Den Hartog vergadert nog steeds in de buurt van Bussum, vroeger bij Oud-Valkeveen, daarna in Laren, waar een NGVR-lid woonde. Tegenwoordig vergadert de NGVR in Vleuten. Den Hartog is trouwens zeer gebeten op lieden als Tax, Broekhuis en Haas, die hij onbetrouwbaar acht. Volgens hem is het zuiver toeval dat Haas en consorten daar in de buurt wonen.

Wat zegt Haas over zijn collega’s? ‘Slechts een klein deel is tot opvallende resultaten in staat.’ ‘Veel wichelroedelopers kennen het verschil niet [tussen elektromagnetische velden en aardstralen]’. ‘Zogenaamde ontstoringsapparaten zijn in veel gevallen van geen enkele waarde.’ Het verhindert Haas niet om in zijn keuringsrapporten een aaneenschakeling van baarlijke onzin op te voeren (die hij volgens Den Hartog trouwens heeft overgeschreven uit de documentatie van de firma Mersmann die de geomagnetometer levert die hij gebruikt). Volgens Haas is ook statische elektriciteit een ernstige bedreiging van de gezondheid, want dat is veelal kunstmatige lading, en dat is zoals men zich wel kan voorstellen veel enger dan natuurlijke lading. Allergenen (huismijten, stuifmeel, schimmelsporen) vermeerderen zich door die kunstmatige ladingen. Nou heb ik wel eens gelezen over de onsmakelijke gewoonten van huismijten (ze schijnen te poepen en daar kun je behoorlijk allergisch van worden, als je met de verkeerde aanleg geboren bent), maar dat levende organismen zich door statische elektriciteit zouden kunnen vermenigvuldigen dat was al te fantastisch voor de schrijfster van Frankenstein (die liet zich inspireren door de ontdekking van de galvanische elektriciteit), dat is een gedachte die voor het laatst gangbaar was in de tijd van de heksenverbrandingen.

Wat poneert Haas over aardstralen en wichelroedelopers? Over aardstralen dezelfde onzin als hierboven geschetst (netsystemen, geomantische zones, breuken in de aardkorst, ondergrondse waterlopen), maar hij voegt eraan toe dat er aanwijzingen zijn dat het een soort neutronenstraling is. Zeker in de verzamelde werken van professor Barabas (bekend van Suske en Wiske uit de referentiebibliotheek van opgemelde geleerde) gelezen. De huidweerstand van proefpersonen zou boven aardstralen bij elektroacupunctuur veranderen, van 40 kilo-Ohm naar 100 kilo-Ohm. Over elektroacupunctuur kan ik nog veel meer vertellen, maar ik volsta met te vermelden dat het een waardeloze diagnostische methode is (niet voor de diagnosticus, natuurlijk die er bakken met geld mee verdienen kan). Ze berust erop dat de diagnosticus (soms zonder het zelf te merken) harder of zachter met zijn meetelektrode drukt. De weerstand van de huid hangt sterk af van de druk die je uitoefent. Maar ook de vochtigheid van de huid, dus zweet, kan een grote invloed hebben. Je kunt je makkelijk voorstellen wat het effect op een klant is wanneer je diagnosticus zegt dat hij nu de ziekte door gaat meten waar de klant zo bang voor is.

Je zou denken dat een fenomeen dat volgens alle zelfbenoemde aardstraalfantasten nachtzweet veroorzaakt dus een vermindering van huidweerstand zou geven. Maar nee hoor: een toename. Misschien heeft hij micro-Ampère met kilo-Ohm verward. Weet zo’n homeopathisch bouwkundige veel.

Dan zouden aardstralen de radioactiviteit van de grond verhogen. Dat is een natuurkundige ontdekking van de eerste orde! Al honderd jaar hebben natuurkundigen vergeefs geprobeerd of radioactiviteit ook maar ergens door beïnvloed kan worden. Nooit iets gevonden. De geologische tijdmeting berust eenvoudigweg op dat idee. Die meneer Haas kan meteen de Nobelprijs krijgen voor zijn fundamentele ontdekking. Of zou hij zich een beetje vergissen? Waarschijnlijk is hij in de war met tweederangs literatuur waarin ‘plaatsgebonden ziekmakende effecten’ worden toegeschreven aan radon dat uit de grond komt. Het onderscheid tussen ‘aardstralen verhogen de radioactiviteit van de grond’ en ‘aardstralen zijn eigenlijk verhoogde radioactiviteit van de grond’ is natuurlijk moeilijk te onthouden voor een charlatan.

Haas meet de aardstralen door middel van een toestel dat afwijkingen van het aardmagnetisch veld aangeeft. Overal waar dus wat ijzer in verwerkt zit (vaak delen van een bed) geeft dus fantastische uitslagen. Zijn advies is dan het bed te verplaatsen.

Over zijn collega’s zegt Haas: Het overgrote [niet-begaafde] deel, vooral ook dat deel dat meent dat ontstoren voor hele hoge kosten goed werkt, zit dicht tegen de kwakzalvers aan.

De heer Haas beveelt ook Terraproducten aan, alsmede natuurlijke verf die zijn buurman en geestverwant Hans Claessen verkoopt.

In de alternatieve geneeskunde is het gebruikelijk om vroom te mompelen dat er veel kaf onder het koren schuilt. Daar kun je alternatieven al bijna aan herkennen, aan die opmerking. Afgaande op wat ik nu van aardstraaldeskundigen gezien heb, denk ik dat het in dat wereldje gebruik is om elkaar voor kwakzalver of oplichter uit te maken.

Toevoeging: Haas werd zelfs nog (deeltijd)hoogleraar aan de TU Delft, publiceerde in die tijd geen wetenschappelijk werk van betekenis en zelfs zijn afscheidsrede vond hij maar lastig helemaal zelf te schrijven: Hoogleraar TU Delft pleegde plagiaat in afscheidsrede (Kloptdatwel.nl, 2015)

Onderzoek

Hoe liep het trouwens af met het paardenpension? De eigenaresse had natuurlijk schade, want het meisje dat het zieke paard bezat ging haar paard ergens anders stallen (nadat het beter geworden was, trouwens), maar latere klanten hebben aan de betrokken stal nooit iets bijzonders gemerkt. Met Haas heb ik (indirect, dat wel) meer contact gehad. Frasen uit het hierboven geciteerde strijdschrift tegen oiko-biologica werden in de krant geciteerd, hetgeen me in contact bracht met klanten van Haas.

En toen een Haagse beheerder van een flat huurders had die wegens vermeende aardstralen geen huurverhoging wilden betalen en daarvoor naar de kantonrechter gingen, beriepen ze zich op een rapport van Haas. Haas werkt trouwens min of meer samen met de aardstraaldeskundige dr. Marie Lou Creyghton (die doctorstitel slaat op haar kennis van de culturele antropologie). Het duo had al een wapenfeit op hun naam staan, want twee jaar tevoren hadden ze een aardstraal gevonden in een flat in Randwijk in Gelderland. De eigenaresse van de flat, de woningbouwvereniging Hedova, had zich laten inpakken en had moeite moeten doen om een bewoner met vage klachten aan een andere woning te helpen (zie ook Skepter, maart 1992). (Marie Lou Creyghton is, volgens een artikel in Cosmisch bewustzijn, 31ste jaargang, nummer 2, april 2000, oorspronkelijk door de NGVR in de geheime van het wichelroedelopen ingewijd, en heeft zich pas later bij de club van Haas aangesloten.

Ten behoeve van de Haagse woningbeheerder heb ik toen een rapport opgemaakt waarvan ik nu een deel citeer.

Er zijn veel onderzoeken gedaan naar de effectiviteit van de wichelroede. Al deze onderzoeken hebben uitgewezen dat wichelroedelopers over geen enkele vaardigheid beschikken, dat zij geen water, metalen of magnetische velden kunnen aantonen, maar dat zij beweren deze wel en met gemak te kunnen aantonen. Iets nauwkeuriger: bij proeven blijkt telkens dat als de wichelaars weten wat ze dienen te vinden ze 100 percent goed scoren. Als ze onder dezelfde omstandigheden een proef doen waarbij ze niets weten, dan falen ze. Zo bleek in Noorwegen dat wichelroedelopers geen lawineslachtoffers kunnen vinden (hoewel het Noorse Rode Kruis geloofd had in de kundigheden van de wichelaars), zie de publicatie van Rolf Manne (1990). Nils Edelman (1989) toonde in Finland het onvermogen van wichelroedelopers aan. Dit zijn slechts enkele van de onderzoekingen, Prokop (1955) en Prokop en Wimmer (1985) vermelden er nog veel meer. Over een modern onderzoek in Kassel dat met grote nauwkeurigheid is uitgevoerd berichten König en anderen (1990).

Er is een bekend onderzoek (uitgevoerd door een tweetal ‘gelovigen’) dat de suggestie wekte dat althans sommige begaafden wel iets presteren. Dit onderzoek wordt later besproken.

De aardstralen zijn een bedenksel van een zekere Gustav Freiherr von Pohl, uit 1932. Deze baron beweerde dat zogeheten `wateraders’ gevaarlijke stralen uitzonden, die hij met een wichelroede kon aantonen. Deze aardstralen kwamen naar boven in smalle banen, met zulke scherpe begrenzingen dat ze wel op de plaats van hun ontstaan door heel bijzondere mechanismen gebundeld zouden moeten worden. Het hele stadje Vilsbiburg werd door von Pohl onderzocht, en hij vond dat bijna elk huis waar ooit een kankerpatiënt was geweest boven een waterader lag. Latere onderzoekers hebben vastgesteld dat volgens von Pohl er zoveel wateraders onder Vilsbiburg liepen, dat ongeveer driekwart van de bevolking al aan kanker overleden had moeten zijn, als von Pohl gelijk had.

De techniek van von Pohl wordt nog steeds toegepast: iedereen die een wichelroedeloper om advies vraagt, krijgt te horen dat er een aardstraal onder het bed loopt. Dit is ook begrijpelijk, want de wichelroedeloper heeft altijd klanten met gezondheidsproblemen, en de wetenschap voor het bed te staan van iemand met klachten is voldoende om de ideomotoriek in gang te zetten. We zullen zien welke moderne technieken de aardstraaldeskundige tegenwoordig kan gebruiken om bij vrijwel elk bed ‘afwijkingen’ te ontdekken.

Al in de periode 1932-1939 zijn er in Duitsland vele wetenschappelijke proeven genomen met aardstralen, die alle op niets uitliepen. Men zie hiervoor de geciteerde werken van Prokop; een aantal van deze worden ook door de KNAW geciteerd.

Sinds die tijd is het geloof aan aardstralen in Duitsland blijven bestaan. Moderne wichelroedelopers onderscheiden nu tientallen soorten aardstralen. Zo zouden die aardstralen nu ook in veel opzichten op gewone elektromagnetische straling lijken, namelijk frequenties hebben en polariteiten (dat wil zeggen links- of rechtdraaiend zijn). Verder worden allerlei netten onderscheiden. Men moet zich voorstellen dat als de aardstraaldeskundige ergens een straal van het Hartmannnet ontwaart, hij of zij dan een vijftal meters in oostelijke of westelijke richting gaat, en daar weer een Hartmannstraal weet, en dus ook ontwaart. Het woord ‘net’ moet men letterlijk nemen, want die netten liggen als ruitjespapier over de aarde. Er is ook een diagonaalnet, waarvan de ‘lijnen’ richting zuidoost-noordwest en zuidwest-noordoost verlopen. Waar de lijnen van de netten elkaar snijden wordt een extra intensiteit vermoed.

Men zal zich afvragen hoe de wichelroedeloper al deze netten kan onderscheiden. Dit gebeurt met een zogeheten Lecherantenne. Dit is een toestel dat uit de gewone natuurkunde bekend is. Het bestaat in zijn eenvoudigste vorm uit twee parallelle draden, die door een dwarsverbinding kortgesloten kunnen worden. De dwarsverbinding kan over de draden heen en weer geschoven worden. Draden plus dwarsverbinding vormen dan dus een soort hoofdletter U of H. Men verbindt de vierde zijde van de rechthoek via een meetapparaat. Het geheel vormt een trillingskring, die gaat resoneren als de afmeting overeenstemt met die van de golflengte; men meet dan hoe sterk de kring resoneert. Door het heen en weer schuiven van de dwarsverbinding stemt men de antenne af. Deze beschrijving is enigszins versimpeld. Veel wichelroedes hebben de vorm van een Y. Bij een `Lecherantenne volgens Schneider’ zit in de `staart’ van de Y een tweetal parallelle geleiders, met een verschuifbare dwarsverbinding. Er zit verder geen meetapparatuur in. De wichelroede stelt het schuifje in, en wanneer de wichelroede dan uitslaat is ‘dus’ een aardstraal van de corresponderende golflengte of frequentie vastgesteld. Voor meer details over de precieze aard en toepassingsgebied van de gewone Lecherantenne kan men te rade gaan bij elektrotechnici.

Op dit gebied schijnt een enorme pseudo-wetenschappelijke folklore te bestaan. Sommige wichelroedelopers menen dat aardstralen en ook laagfrequente elektromagnetische velden besmettelijk zijn, en ze kunnen door iemand met een ‘Lecherantenne’ af te tasten zelfs zogenaamd vaststellen aan welke velden of stralen zo iemand heeft blootgestaan. Ook zouden de diverse `frequenties’ verschillende ziekmakende effecten hebben. Al deze zaken ontspruiten aan de verbeelding van de wichelroedelopers.

In München en Wenen zijn wetenschappelijk ogende onderzoeken naar het effect van aardstralen uitgevoerd. Omdat men natuurlijk niet kon vaststellen of het om stralen of om een anderssoortige invloed ging, sprak men van plaatsgebonden prikkelingszones. De onderzoekingen werden uitgevoerd door twee ‘gelovigen’, H.-D. Betz en H.L. König. König is de auteur van een boek Unsichtbare Umwelt dat door vaklieden als amusementsliteratuur wordt betiteld (zie commentaar in Skeptiker 1/89). In dit boek wordt uitgelegd dat koningskronen wellicht een soort kooien van Faraday waren die hun dragers beschermden tegen nadelige elektrische velden; hoefijzers brengen geluk omdat het eigenlijk hoogfrequentresonators zijn die schadelijke 1000 megahertz aardstralen ontstoren. Ook matrasspiralen en piramides worden aangezien voor krachtige ontstoringsstructuren. In dit verband dient vermeld dat aardstraaldeskundigen met evenveel gemak verkondigen dat zulke spiralen juist de aardstralen erger maken.

Deze onderzoekers kregen de opdracht van de Duitse overheid om onderzoek naar aardstralen te doen. Hun uiteindelijke rapport bevat wel het woord aardstralen in grote letters op de kaft, maar wat dat dan wel zijn komt verder niet aan de orde. Vele tientallen personen werden onderzocht op ongeveer 5 manieren (sommige experimenten werden voortijdig afgebroken). Twee behaalden er ‘significante’ resultaten. Nu is ‘significant’ een statistische vakterm die ongeveer betekent ‘zo wonderlijk of zeldzaam dat het betrokken verschijnsel normaal gesproken slechts hooguit eens per twintig keer toevallig optreedt’. Met andere woorden, als men 40 personen onderzoekt is het volkomen normaal dat er een paar ‘significant’ scoren. Voor meer gedetailleerde kritiek verwijs ik naar Skeptiker 4/89 (Moll et al.). De betrokken onderzoekers hebben hun rapport in eigen beheer uitgegeven, en voor zover ik weet is over dit onderzoek niet in serieuze vakliteratuur gepubliceerd. Er is geen sprake van dat dit onderzoek ook maar iets heeft geproduceerd dat te maken heeft met vermeende ziekmakende effecten die uit de aarde komen of die aan een vaste plaats op de aarde gebonden zijn.

Een tweede onderzoek is dat onder leiding van de elektroacupuncturist O. Bergsmann in Wenen, 1990. Dit onderzoek heeft een groot aantal zwakke punten. Zo werden de plaatsen waar zich ‘aardstralen’ zouden bevinden in het lab door wichelroedelopers vastgesteld. Maar zo langzamerhand is de onbetrouwbaarheid van wichelroedelopers een wetenschappelijk bewezen feit en niemand, zelfs de ‘gelovigen’ niet, hebben ooit een methode kunnen aangeven waarmee men een betrouwbare wichelroedeloper kan aanwijzen. Dan waren de onderzoekers en de patiënten niet geblindeerd: voor de patiënten was het niet moeilijk te raden welke de ‘gevaarlijke’ plekken in het lab waren. Aan de patiënten werden zeer veel metingen verricht. De auteurs hebben over deze metingen op zo’n onsystematische manier bericht dat aangenomen moet worden dat ze in totaal over de duizend statistische analyses hebben gepleegd op de data. Het is dan niet verwonderlijk dat er 24 ‘significant’ uitkwamen. Voor verdere kritiek op dit onderzoek verwijs ik naar Skeptiker 1/91 (Oepen et al.), waarin ook een verslag staat van een vrijwel correct uitgevoerde proef met wichelroedelopers, die volledig negatief uitviel (König et al.).

Eén zaak die opvalt bij wichelroedelopers die aan proeven deelnemen is dat ze in het geheel niet uit het veld geslagen zijn door de resultaten. Zelfs als ze aan het begin van de proef perfect scoren zolang ze weten wat ze moeten vinden, voeren ze nog allemaal redenen aan waarom het niet werkt als ze niets weten. Dit is bij het onderzoek van allerlei wonderlijke geloven een heel gewone zaak. Astrologen die door de mand vallen voeren een verkeerde stand van Pluto aan, homeopaten die geconfronteerd worden met nul-resultaten zeggen dat één proef toch niets bewijst, hoewel ze bij wijze van spreken bij één proef die door handig rekenen positief schijnt uit te vallen van mening zijn dat hun geloof nu onomstotelijk bewezen is.

Er is nog nooit een wichelroedeloper gevonden die bij wetenschappelijk onderzoek consistente resultaten behaalde. In de publicaties van Betz en König wordt telkens één enkele ingenieur (Schröter) genoemd die wonderbaarlijke resultaten zou behalen bij het zoeken naar bronnen in ontwikkelingsgebieden, en die ook in hun onderzoek in München goede resultaten behaalde toen op zijn verzoek het onderzoek verplaatst werd naar een hem goed bekende locatie (onderzoekers die zich op zo’n manier door hun proefpersonen laten vertellen wat ze moeten doen zijn daardoor alleen al gediskwalificeerd). Er is geen reden om aan te nemen dat Schneider en Hartmann (die door Haas als autoriteit worden aangehaald) een haar beter zijn. Het feit dat ze actief gewerkt hebben aan het bedenken van extra pseudo-wetenschappelijk moois (zoals genoemde Lecherwichelroede en Hartmannnetten) is een extra aanwijzing dat het charlatans zijn.

Het rapport van het NIBE verwijst naar fijnstoffelijke energieën en metafysica en onmeetbare fenomenen. Daaruit blijkt al de achtergrond van dit rapport. Het gaat hier in wezen om een soort geloof of religie. Het rapport noemt recent Amerikaans onderzoek, waaruit zou blijken dat men als men slaapt honderd maal gevoeliger is. Niet vermeld wordt waarvoor dan wel. Ik weet niet welk onderzoek dit is, maar ik weet wel dat er in dit gebied een hoop pseudo-wetenschap omgaat.

Haas noemt ‘elektrische wisselvelden’ en beveelt aan om eventueel een netvrijschakelaar te installeren. Dat is een toestel dat de spanning van een groep afschakelt, zodra de stroom tot bijna nul is gedaald. Zodra een of ander elektrisch apparaat wordt ingeschakeld, wordt de groep weer ingeschakeld. Zoals boven vermeld is volkomen onduidelijk hoe de laagfrequente elektrische velden teweeggebracht door stroomdragers met 220 Volt wisselspanning lichamelijke effecten kunnen veroorzaken. Doordat de huid een Faradaykooi vormt kunnen deze velden nauwelijks in het lichaam binnendringen. Om dezelfde reden kunnen trouwens de elektrische velden van hoogspanningsleidingen niet eens huizen binnendringen: de muren en dak van een huis fungeren voor dat soort velden als Faradaykooi. De netvrijschakelaar kan worden aangeschaft bij een Arnhemse biologische bouwwinkel die op verzoek ook wel een wichelroedeloper wil aanbevelen.

Ook schrijft Haas over het gebruik van de Lecherantenne volgens Schneider, waarvan ik de ‘werking’ boven al uitlegde. Hier blijkt dat de aardstraaldeskundige meent dat de ’terrestrische straling’ tot effect heeft dat er waarden van 5000 nT/m worden gemeten. Dit is zeer vreemd, want er zijn nooit consistente meetbare effecten waargenomen die met vermeende aardstralen samenhangen. Wat deze waarden willen zeggen zal hieronder blijken.

Op pagina 16 van het rapport van Haas komt de aap al wat verder uit de mouw. Diverse soorten ‘stralen’ worden genoemd, maar ik wil hier herhalen dat wat de wetenschap betreft, ze allemaal onzin zijn. Dat kolen- en oliehoudende lagen enige meetbare straling zouden afgeven is natuurlijk onzin. Waar zou de energie voor de productie van die straling dan vandaan komen, en welk proces dat specifiek is voor zowel erts (welk erts?) als kolen als olie als gas produceert die straling dan? Als het waar zou zijn, zouden geologen geen peperduur seismisch onderzoek hoeven te doen. Het is volkomen onduidelijk hoe een ‘laag’, zoals bijvoorbeeld de steenkool die overal onder Nederland voorkomt op geleidelijk verlopende diepte, aanleiding zou kunnen geven tot effecten die van de ene tot de volgende centimeter verschillen. Om aan te tonen dat een wichelroedeloper ‘iets’ van kolen of olie kan waarnemen, zou men een dergelijk persoon nu eens moeten bestuderen boven een kolenlaag en dan weer op een plaats waar geen kolen zijn, terwijl de betrokken persoon niet weet of er onder hem of haar een laag kolen zit, ja of nee. Zulke proeven zijn kostbaar (objectief aanwezigheid van kolen vaststellen is niet eenvoudig) en moeilijk te blinderen. Als zo’n proef met succes een paar maal gedaan zou zijn, zou dit zeker bekend zijn, en vaak worden geciteerd in de propagandaliteratuur. Maar wichelroedelopers kunnen zelfs geen brok kolen in een gesloten doos detecteren als ze er een meter van af staan.

Het rapport gaat door en vermeldt dat niet bekend is wat aardstralen zijn. Er wordt vermoed, zegt het rapport dat het een soort neutronenstraling is. Dit is natuurlijk onzin. Neutronen zijn tamelijk makkelijk vast te stellen (hoewel daar nog wel haken en ogen aan zitten, zoals de ‘ontdekkers’ van de koude kernfusie hebben ontdekt). Hoge intensiteiten van neutronenstraling zijn binnen enkele minuten tot een paar uur fataal. Bronnen van neutronenstraling kunnen niet anders dan kernreacties zijn. Neutronen worden door een paar meter aarde wel tegengehouden. Dus waar zouden die neutronen dan vandaan moeten komen? Welke kernreacties vinden er plaats vlak onder de oppervlakte van de aarde? Mogelijk is de auteur in de war met neutrino’s. Neutrino’s zijn zeer lichte, wellicht massaloze deeltjes, die bij kernreacties geprodcuceerd worden, en die in grote aantallen uit de zon komen (evenveel als of meer dan lichtdeeltjes; de productie van een neutrino vindt plaats tijdens een kernreactie die heel wat meer energie produceert dan een enkel foton van zichtbaar licht; per seconde gaan er naar schatting tien miljard neutrino’s door elke vierkante centimeter, overal op aarde). Ze zijn echter zeer moeilijk aan te tonen. Ze komen uit het binnenste van de zon en worden niet gehinderd door de half miljoen kilometer dikke buitenlaag van de zon. Ze vliegen merendeels dwars door de aarde. Pas een laag lood van vele biljoenen kilometers dik of daaromtrent zou de helft van een bundel neutrino’s kunnen absorberen. Wetenschappers zijn blij als ze met zeer grote en gecompliceerde opstellingen diep onder de aarde er eentje per dag kunnen opvangen. Maar deze deeltjes die overal dwars doorheen gaan zonder enige interactie te vertonen kunnen natuurlijk geen duidelijke effecten op het menselijk lichaam hebben, nog afgezien daarvan dat de neutrinodichtheid overal op aarde hetzelfde is. Dat de aardstralen polariteit en richting hebben volgt alleen uit fantasie.

Het rapport gaat door en noemt het belachelijke verhaal van von Pohl als serieuze bron. De auteur meent dat afwijkingen van het aardmagnetisch veld aanwijzing zijn voor aardstralen. Correct is dat het aardmagnetisch veld ongeveer 50.000 nanotesla bedraagt (nano betekent gewoon: een miljardste, en tesla is ongeveer de veldsterkte vlak bij de pool van een flinke magneet). De richting van het veld, is zoals bekend, noord-zuid. Een kompas is een klein magneetje waarmee men die richting kan vaststellen. Plaatselijk kan de richting wel afwijken van de ‘gewone’ richting. Dit is het geval als er zich gemagnetiseerde materialen in de omgeving bevinden, en een flinke massa ijzer of staal kan ook al afwijkingen geven. Het rapport stipt deze mogelijkheid wel aan. Het zou een illusie zijn te denken dat er ‘mysterieuze’ afwijkingen van het aardmagnetisch veld zijn, waarvoor ‘aardstralen’ verantwoordelijk zijn. De theorie van het magnetisme is goed bekend, en elke minieme afwijking van de theorie zou, als deze consistent waarneembaar bleek, goed zijn voor een revolutie in de natuurwetenschap. De natuurwetenschap is ook heel goed in staat om allerlei minieme verstoringen te meten. Er is een hele tak van wetenschap, het paleomagnetisme, die uiterst zwak magnetisme van vulkanische gesteenten en van gebakken klei onderzoekt en aan de uitkomsten interessante conclusies kan verbinden, bijvoorbeeld over het ogenblik waarop dit magnetisme in het betrokken object is ‘vastgevroren’. De metingen moeten worden uitgevoerd in ruimten die zoveel mogelijk vrij zijn van storende invloeden. Niemand van het personeel van een dergelijk instituut mag dan ook maar een dubbeltje of ander ijzer- of nikkelhoudend voorwerp bij zich hebben, omdat dit de metingen kan verstoren. Zouden zulke onderzoekers geheimzinnige verstoringen door ‘aardstralen’ dan over het hoofd zien? Over paleomagnetisme kan men zich informeren bij het betrokken instituut van de Universiteit van Utrecht.

Het rapport drukt de afwijkingen van het aardmagnetisch veld uit in nanotesla per meter. Ik zal toelichten wat dat betekent. Als bijvoorbeeld de noord-zuidcomponent van het aardmagnetisch veld op een bepaalde plaats 50.000 nT is, en tien centimeter verderop is het 49.500 nT, dan is er over die 10 cm dus een verandering van 500 nT. Met andere woorden, op dat traject van tien centimeter verandert het veld met 5000 nT per meter. We zeggen dan dat er ter plaatse een gradiënt is van 5000 nT/m. Als we de sterkte van de noord-zuidcomponent in beeld brengen, is die gradiënt uit de grafiek af te lezen als helling. Als door de aanwezigheid van ijzer ter plaatse de richting van het veld een graad of 5 verandert, dan zal dit al te zien zijn als een verandering van 5000 nT van de noord-zuidcomponent. Het is dus duidelijk dat onderzoek van de slaapkamer met een ‘geomagnetometer’ een dure manier is om de aanwezigheid van ijzer vast te stellen. Een bed dat staal bevat zal vrijwel zeker afwijkingen geven, omdat staal vaak wat magnetisch is van zichzelf. Met een eenvoudig kompas of een metaaldetector kun je natuurlijk gemakkelijk vaststellen hoe het met ijzer en staal in een bed gesteld is. In geval van bedden, zoals hier het geval kennelijk, zal waarschijnlijk visuele inspectie van het bed de ijzeren bestanddelen kunnen vinden. Een verslagje van een onderzoek dat ook zo’n grafiekje produceert wordt gedaan door Hans Richter (1990). In dat geval mat de ‘magnetometer’ de sterkte van de horizontale component, die naar de auteurs meldden, precies het ijzer of staal van het onderstel van het bed te zien geeft.

Waarom zou een verstoring van het aardmagnetisch veld tot enige klacht aanleiding geven? De een slaapt in noord-zuidrichting, de andere in oost-west. Tijdens de slaap verandert men regelmatig van houding, waarbij dus ook telkens de stand van het lichaam ten opzichte van het aardmagnetisch veld verandert. Het is onaannemelijk dat plaatselijke geringe afwijkingen van richting en sterkte van het aardmagnetisch veld tot klachten aanleiding kunnen geven. In dit verband is het interessant om erop te wijzen dat het leggen van een vijl of een ander ijzeren voorwerp onder het bed voor het gevoel van sommige mensen juist tot een spectaculaire verbetering van subjectieve klachten leidt. Kennelijk spelen deze invloeden zich allemaal af in de sfeer van de suggestie en fantasie.

De woningbeheerder won zijn zaak, en heeft uit erkentelijkheid voor de verschafte steun Skepsis nog een donatie doen geworden, geloof ik. De dames hadden natuurlijk tegenargumenten, maar de rechter vermoedde dat daartegen dan ook weer bezwaren zouden komen, en concludeerde kennelijk dat er niet voldoende reden was om de huurverhoging te weigeren.

Bote Mikkers

Een geval apart is Bote Mikkers. Dit is een pendel- en aardstraaldeskundige in het noorden van ons land. Met hem kwam ik (alweer) indirect in aanraking toen hij een bijzonder onzinnig stuk had geschreven in een makelaarskrant, de NVM’er (de adviezen van Mikkers behelzen vaak dat men maar moet verhuizen, hetgeen mogelijk de sympathie van de makelaars verklaart).

Mikkers noemt kwartsstraling, maar kwarts straalt helemaal niet. Wat er in uw kwartshorloge zit is een soort stemvorkje dat in trilling gehouden wordt. Het straalt niet, en dat is maar goed ook, want anders zou het batterijtje van uw horloge het niet lang uithouden. Wat betreft de alfa-, bèta- enzovoorts aardstralen, daar is de heer Mikkers duidelijk in de war met hersengolven (het alfawaakritme van ongeveer 10 Hz, enzovoorts).

Mikkers: ‘Zo was Freiherr Gustav von Pohl ervan overtuigd dat kanker alleen daar tot ontwikkeling komt waar sprake is van een hevige straling veroorzaakt door ondergrondse waterlopen.’

Veel onzin over aardstralen komt regelrecht uit het boek van von Pohl. Aardstralen zouden het volgende veroorzaken: astma, hartklachten, flauwvallen, alle infecties, maagpijn, beriberi, diabetes, onvruchtbaarheid, blindedarmontsteking, problemen op school en nog veel meer. Latere ‘deskundigen’ hebben daar nog hersenvliesontsteking, tuberculose, digitalisvergiftiging, ingewandswormen, rokersbenen, MS en buitenbaarmoederlijke zwangerschappen aan toegevoegd.

Ook volgens von Pohl hebben wilde dieren zelden kanker, maar huisdieren juist wel, want wilde dieren kunnen ergens anders gaan slapen als het ze ergens niet bevalt. Maar katten houden van aardstralen en bijen en mieren ook. Mierenzuur beschermt ze, en daarom is mierenzuur (nog steeds volgens de gekke baron) zo goed tegen reumatiek. Dus mierenzuur helpt ook tegen kanker, volgens de baron.

Mikkers: ‘De geconcentreerde straling die de aarde verlaat kan van verschillende aard zijn. Er is alpha, beta, theta, gamma straling in dit opzicht gemeten. Met andere woorden de hevigheid, aard en frequentie kan zeer verschillend zijn. Waardoor ook de gevolgen anders kunnen zijn. Gamma straling slecht. Delta-golven 0,5-3,5 Hz; Theta-golven 3,5-7 Hz; Alpha-golven 7-13 Hz; Beta-golven 13-25 Hz.’

Mikkers is helemaal in de war. Al die golven die hij noemt zijn golven in de elektrische activiteit van de menselijke hersenen, met uitzondering van gammastraling, die komt vrij bij kernreacties, dus in kernreactoren, maar ook bij het verval van radon, en een beetje gammastraling komt uit het heelal. Veel gammastraling is ongezond. Voor veel mensen is de voornaamste bron van gammastraling trouwens niet het radon, maar het polonium dat in tabaksbladeren zit, en bij het roken zich in de longen vastzet.

Mikkers noemt ook de bloedtest van Aschoff. Dokter Aschoff dacht dat bij iemand die aan aardstralen blootstaat het bloed verandert, namelijk het wordt gedepolariseerd, hetgeen volgens de goede dokter wil zeggen dat het van magnetisch in elektrisch verandert. Daardoor wordt het immuunsysteem aangetast (charlatans die iets medisch willen aanprijzen halen altijd het immuunsysteem erbij waar nog maar weinig van bekend is); kennelijk krijg je van aardstralen dus een soort aids, zegt Aschoff. Aschoff neemt dus zijn slachtoffers wat bloed af, dit doet hij op een vloeipapiertje, dan gaat hij eerst met een fantastische machine na of het bloed ‘elektrisch’ is, en daarna wordt het bloed met een soort elektroacupunctuur getest. Charlatannerie tot de n-de macht. Als hij zo ‘bewijst’ dat zijn slachtoffer in een voorstadium van kanker is (dat hij alleen kan zien), dan ‘geneest’ hij je daar weer van met een dieet. Kassa voor Aschoff.

Mikkers: ‘Reeds 4000 jaar voor Christus was er een boek genaamd ‘Feng Shue’ waarin beschreven de leer der natuurwaarnemingen. … Iedere architect in China hield niet alleen rekening met deze voorschriften, maar besteedde zeer veel aandacht en zorg aan de keus van de plaats waar gebouwd zou worden … Alvorens er toestemming werd gegeven namens de keizer om te bouwen, was er een deskundige stralingsgevoelige geraadpleegd, een zgn. geomant of te wel een aardwaarzegger. Deze bepaalde o.a. met behulp van een wichelroede of er straling aanwezig was, die voor de mens schadelijk zou kunnen zijn.

Keizer Yu heeft tijdens de Hia-dynastie [bedoeld is Hsia] (2205-1766 v. Chr.) een aantal decreten laten uit gaan, die te maken hadden met de wijze waarop men met de natuur en de daarin aanwezige krachten diende om te gaan. Door toedoen van missionarissen zijn deze in de 17e-18e eeuw als duivelswerk verbrand. In China beschouwde men destijds de aarde als een levend orgaan net zoals de andere mensen en dieren.’

(Ik schrijf het kromme Nederlands uit de NVM’er over, precies zoals het er staat.)

Mikkers mededelingen over fengshui zijn belachelijk. China bevond zich in 2000 v.C. nog in het stenen tijdperk. De zogenaamde keizer Yü (niet: Yu) werd in de Chou-dynastie (1122-256) vereerd als de godheid die het land had opgetild uit het water, maar later bedacht men voor hem een rol als keizer die de rivieren van China getemd had. Voor zover na te gaan is Yü een puur legendarische figuur. De vroegste sporen van Chinees schrift vindt men op orakelbotjes van ongeveer 1500 v.C. Dat er boeken van 4000 jaar v.C. zouden bestaan is pure fictie, laat staan dat daar von Pohls theorie in zou staan. Dat in China om het even wat zou zijn uitgeroeid door missionarissen in de 17de eeuw is te belachelijk voor woorden.

Chinezen besteedden wel aandacht aan de ligging van huizen (en speciaal de graven van voorouders) in de omgeving. Fengshui betekent letterlijk Wind-Water. De oudere term ervoor is K’an Yu. Het begin van de doctrines van K’an Yu dateert misschien wel uit de 4de eeuw v.C., in elk geval was er in het jaar 80 al een Chinese geleerde, Wang Ch’un, die het onzin vond. Het is interessant om te weten dat het kompas in China werd uitgevonden, waar het gebruikt werd door fengshuideskundigen om het zuiden te bepalen. Wang Ch’un schrijft er al over. De waarde van fengshui ligt in de architectonische opvatting dat gebouwen en tuinen met de omgeving moeten harmoniëren. In de visie van fengshui zijn rechte lijnen uit den boze, en horen rotspartijen en bomen in groepjes voor te komen en is de ideale plek voor een woning nabij stromend water. Dit om harmonie te bereiken met de plaatselijke stromingen van de kosmische adem. De beste plaats voor een huis is met aan de zuidzijde vrij uitzicht op een rivier, meer of zee, en aan de achterzijde in het noorden beschermd door bergen. Elke makelaar zal daar mee instemmen denk ik. Verder zat fengshui vol gecompliceerde bijgelovige onzin, maar zoiets mals als aardstralen kwam er niet in voor. Hoe dan ook, iets is nog niet waar omdat Chinezen het geloven – of moeten we soms Mau Zedong als onze grote leider beschouwen omdat miljoenen Chinezen zulks gedaan hebben?

De oorsprong van dat verhaal van Keizer Yü is een inscriptie die ergens gevonden is in China, daterend van naar ik meen 147 na Chr. waar de mythische keizer Yü staat afgebeeld met een onduidelijk instrument dat een soort hellebaard is of misschien een landmeetkundig instrument of een spade. Met enige fantasie kan men er ook een ratel in herkennen. In het boek van von Pohl komt deze theorie van de Chinese keizer ook weer terug, maar von Pohl noemt hem Kwang-Hsi, dat is de naam van een van de laatste keizers van de 19de eeuw.

Mikkers: ‘De luchtsamenstelling wordt aangetast, negatieve ionen worden in positieve omgezet, m.a.w. er ontstaat een zeer lage zuurstofgraad, niet ideaal om in te leven, wel ideaal om iets te conserveren. Gevolg voor astmapatiënten is duidelijk.’

De lust ontbreekt me om op alles in te gaan. Het idee dat zuurstof en positieve ionen iets met elkaar te maken hebben, dat positieve lading onder invloed van aardstralen in negatieve lading kan overgaan, dat de ‘zuurstofgraad’ (wat dat ook mag zijn, zuurgraad of zuurstofgehalte?) zou kunnen dalen of dat lood zomaar radioactief zou kunnen worden (als je het gebruikt om aardstralen af te schermen) is te idioot voor woorden. Als zoiets waar zou zijn, dan zouden natuurkundigen dat allang weten.

Ik heb achterhaald waar het vandaan komt, althans gedeeltelijk. In het eerder vermelde curieuze boek van König komt op pagina 199 een passage voor waar dit waarschijnlijk op berust. Daar gaat het over proeven van Hartmann (de uitvinder van een van die netten). Op een plaats waar een afwijking van het aardmagnetisch veld werd geconstateerd, bleek bij eerdere meting soms wel 20 procent meer gammastraling te zijn (gammastraling komt maar weinig voor, en zo’n tijdelijke toename kan een meetfout zijn of iets te maken hebben met betere ventilatie waardoor radon beter wordt afgevoerd). Daarom neemt Hartmann aan dat ‘de merkwaardige omstandigheden van zuurstofionisatie en zuurstofconcentratie op die plaats misschien verantwoordelijk is voor de afwijking in het magnetisch veld vanwege de diamagnetische eigenschappen van zuurstof’. Ik weet bijna wel zeker dat elke natuurkundige (Hartmann was een kennelijk nogal alternatieve arts) dit baarlijke onzin zal vinden, maar Mikkers heeft het omgezet in nog veel ergere wartaal.

Kwalijk aan het verhaal in de makelaarskrant is dat een moeder met een zoontje met astma dat las, vervolgens Mikkers bestelde, die wat met zijn wichelroede rondliep, praatte als Brugman, adviseerde om maar niet naar de deskundigen van het Astmacentrum te luisteren, want zo’n beetje stof daar werd het zoontje juist een kerel van, en vervolgens 350 gulden contant vroeg. Pas weken later, en na aandrang, stuurde hij een kwitantie. Hij beweerde tegenover Skepsis dat een Duitse geleerde achter hem stond, maar bij navraag bleek de Duitse geleerde Mikkers niet te kennen en aardstralen onzin te vinden. Kennelijk had Mikkers veel te vergaande conclusies getrokken uit de overhandiging van een visitekaartje tijdens een congres over effecten van elektriciteit en magnetisme op de mens.

Het aardstralencircuit

In het bovenstaande zijn diverse personen aan de orde gekomen die zich in Nederland bezighouden met aardstralen. Ik ken er meer dan degenen die hier opgenoemd zijn. Ik heb weinig zicht op de kanalen waarlangs ze aan hun klanten komen. Alternatieve genezers, met name homeopaten en elektroacupuncturisten sturen wel eens mensen naar wichelroedelopers. Ik ken geen tijdschriften waarin ze regelmatig reclame maken, op het blad Gezond bouwen en wonen na. Ik vermoed dat hun klantenwerving voornamelijk via het informele circuit gaat. Via advertenties in huis-aan-huisbladen en artikeltjes in damestijdschriften krijgen ze ook meer publiciteit.

Een aparte positie neemt drs. E.W. Kasteleyn in. Deze noemt zich parapsycholoog, en was behalve afgestudeerd geoloog ook documentalist bij het Informatie- en Documentatiecentrum Alternatieve Geneeswijzen (IDAG) in Amersfoort. Kasteleyn heeft in eigen beheer een aantal van zijn artikelen over wichelroedelopen gebundeld en uitgegeven. Het niveau van deze artikelen is beduidend hoger dan de wartaal van de meeste wichelroedelopers. Niettemin kiest Kasteleyn duidelijk partij. De resultaten van voorstanders worden als feiten weergegeven, terwijl hij bij de bespreking van de kritiek elke zin inleidt met ‘Oepen stelt’, ‘Windeler schrijft’, ‘Löb maakt melding’ enzovoorts, zonder uit te leggen of de betrokken kritiek terecht is of niet.

Kasteleyn neemt ook een typische tactiek over van de voorstanders van het occulte. Als een eenvoudige proef aangetoond heeft dat wichelroedelopers helemaal niet kunnen wat ze beweren te kunnen, namelijk feilloos water in buizen detecteren of iets dergelijks, dan komen de gelovigen en proberen aan te tonen dat de prestaties van de betrokkenen net iets beter zijn de kansverwachting. Deze constatering gebeurt echter achteraf en ook worden proeven geanalyseerd waarbij weinig moeite is gedaan om subtiele effecten onder controle te krijgen.

Suitbert Ertel

Bij deze rekenpartijen van occultisten gaat wel eens wat mis. Zo berekende de Duitse psycholoog professor Suitbert Ertel die gelooft in allerlei kosmische invloeden dat er toch een klein effect zat in de uitkomst van de eerder vermelde proef in Kassel. Hij vond dit door een gecompliceerde statistische manipulatie. Van alle franje ontdaan kwam die er echter op neer dat ‘evenveel of meer dan’ werd verward met ‘meer dan’, waardoor alle wichelaars een extra treffer van hem cadeau kregen.

Dezelfde Suitbert Ertel was betrokken bij een heranalyse van een van de proeven van Betz en König. De Amerikaanse neurobioloog Jim Enright (van het Scripps Instituut voor Oceanografie in La Jolla) had de zogeheten schuurproeven van Betz en König nog eens grondig bekeken. Bij deze proeven moesten de wichelaars op de bovenverdieping van een schuur proberen te raden waar een verrijdbare buis met water of iets dergelijks zich op de begane grond bevond. Enright kwam er aan de hand van de oorspronkelijke meetgegevens achter dat de wichelaars helemaal niet zo bijzonder hadden geprestereerd als Betz en König hadden gerapporteerd. Betz en König hadden de prestaties van de wichelaars beoordeeld door ze niet alleen punten te geven voor een voltreffer, maar ook (wat minder) voor ‘bijna-treffers’. Het schema voor de puntentoekenning was echter buitengewoon ingewikkeld. Vervolgens hadden de onderzoekers op volstrekt onnavolgbare wijze uitgerekend hoeveel punten iemand volgens de kansberekening zou kunnen scoren om zo na te gaan of de feitelijke scores al dan niet bijzonder waren. Het lijkt erop of de rekenmethode ten minste gedeeltelijk pas na het verzamelen van de feiten is bedacht. Meer voor de hand liggende rekenmethoden geven weinig bijzonders te zien, op een merkwaardige voltreffer van de lievelingswichelaar van Betz en König na. Nadrukkelijke navraag van Enright over het tijdstip waarop de rekenwijze was bedacht, werd beantwoord met zwijgen. Betz en König verdedigden zich tegen de analyse van Enright, en werden daarin gesteund door Ertel. Deze heranalyseerde de gegevens opnieuw en kwam tot de tegenovergestelde conclusies als Betz en König. Het is niet zo dat er enkele begaafden zijn, nee, het is juist zo dat de gezamenlijke prestaties (vergaard in 843 afzonderlijke pogingen om de positie van een pijp te raden) van de wichelaars een uiterst significant effect te zien gaven. Je moest er dan wel van uitgaan dat de aardstralen uit deze waterpijpen onder een zeer specifieke hoek tegen het dak van de schuur weerkaatst werden. Dat verklaarde volgens Ertel de lichte neiging van de wichelaars om iets te ‘detecteren’ dat spiegelbeeldig lag opzichte van de werkelijke plaats van de pijp, als tenminste het spiegelpunt op exact 34 decimeter (jawel!) van de ingang van de schuur gekozen werd. Betz en König waren zeer verheugd met deze steun, en het viel hen kennelijk niet op dat Ertel hun mening (slechts weinigen zijn begaafd) vierkant tegensprak (iedereen is een beetje begaafd). (Zie ook Skepter, maart 1997.)

De analyses van Enright kregen nog een opmerkelijk staartje. In de communicatie tussen Enright en Ertel over details van Ertels bizarre berekeningen maakte Enright op een gegeven ogenblik opmerkingen over vreemde afwijkingen van de toevalsgenerator die Betz en König gebruikt hadden, en liet doorschemeren dat deze weliswaar de resultaten van het duo zouden ondermijnen, maar dat deze geen verschil maakten voor de rekenpartijen van Ertel. Kennelijk is deze opmerking totaal verkeerd opgevat, want ongeveer een jaar na de publicaties van Enright, Ertel en anderen rapporteerde Betz (König was inmiddels overleden) dat Enright zijn kritiek had teruggetrokken – wat Enright in alle toonaarden ontkende. Ook deze affaire weerspiegelt een algemeen aspect van pseudo-wetenschappelijke geloven. Een piepklein schijntje van wetenschappelijke steun wordt blindelings aangezien voor solide steun, terwijl op goede gronden gebaseerde wetenschappelijke tegenwerpingen op allerhande manieren worden genegeerd.

Overigens moet gezegd worden dat waar aardstralen vaak samengaan met grof geldverdienen, dit minder het geval is bij academische onderzoekers. Deze worden volgens mij gedreven door een behoefte om bewijzen te vergaren voor bovennatuurlijke vermogens – en en passant natuurlijk ook roem voor zichzelf. Voor hen is er wellicht weinig onderscheid tussen de subtiele aanwijzingen voor het bestaan van bovennatuurlijke krachten en paranormale vermogens en het eigen vermogen om met geraffineerde statistische middelen die subtiele effecten uit de gegevens tevoorschijn te toveren.

Veel van dit onderzoek en tegenonderzoek wordt in Duitsland gedaan. Daar is het geloof aan deze zaken heel sterk. Vrijwel alle Nederlanders die zich actief met aardstralen bezighouden hebben Duitse connecties. Ze zijn gevormd op Duitse instituten, gebruiken Duitse instrumenten, verkopen Duitse afschermapparatuur, en citeren Duitse onderzoekers. Dat was al zo in de tijd van Mieremet, dat is nu nog steeds zo. De angst voor elektriciteit waar ze op inspelen is echter import vanuit Amerika.

Besluit

Uit eigen ervaring weet ik hoe onzeker en verward je bent als je gezondheid (of die van je dierbaren) bedreigd wordt, en ik heb gezien hoe makkelijk mensen dan het slachtoffer kunnen worden van bangmakerij. Dat sommige van die aardstraaldeskundigen in hun eigen onzin geloven, zegt niets.

‘Aardstralen’ zijn het product van de verziekte geest van charlatans, ze zijn uitsluitend op uw portemonnee gericht.

Nawoord voor de Skepsis-site

Diverse versies van deze tekst heb ik in gedrukte vorm wel eens ter hand gesteld aan mensen die me om inlichtingen over aardstralen vroegen. De lezer zal delen ervan ook terugvinden in het boek van Hulspas en mij Tussen Waarheid & Waanzin – een encyclopedie der pseudo-wetenschappen waarvoor elders op deze site reclame wordt gemaakt. Speciaal voor de Skepsis-site is de tekst nog eens helemaal nagekeken.

Literatuur

Anoniem (1989). Erdstrahlen I, II. Skeptiker 1/89, p. 15-17.
Betz, H.-D. en J.T. Enright (1998), Widerrufen oder nicht? Skeptiker 4/98, p.169-170.
Betz, H.-D. et al. (1996), Dowsing Reviewed – the Effect Persists. Naturwissenschaften vol. 83, p.272-275.
Betz, H.-D. (1999), Dowsing Succesful. Skeptical Inquirer vol. 23 (5), p.59-60.
Edelman, Nils (1989), Untersuchungen zur Wünschelrute in Finnland. Skeptiker 4/89, p.9-11.
Enright, J.T. (1995), Water Dowsing: the Scheunen Experiments. Naturwissenschaften vol. 82, p.360-369.
Enright, J.T. (1996), Dowsers Lost in a Barn. Naturwissenschaften vol. 83, p.275-277.
Enright, J.T. (1999), Testing Dowsing: The failure of the Munich Experiments. Skeptical Inquirer vol. 23 (1), p.39-46.
Enright, J.T. (1999), The Whole Truth. Skeptical Inquirer vol. 23 (5), p.60-61.
Ertel, S. (1996), The Dowsing Data Defy Enright’s Unfavorable Verdict. Naturwissenschaften vol. 83, p.232-235.
Ertel, S. (1992), Reanalyse des Kasseler Wünschelruten-Tests der GWUP. Skeptiker 3/92, p.69-72.
Extreem laagfrequente velden en gezondheid. Gezondheidsraad 1992/07.
Hulspas, Marcel (1993), Bang voor het broodrooster: de angst voor elektromagnetische straling. Skepter 6(1) (maart 1993), p.3-27.
Kasteleyn, E.W., (1993) Wetenschappelijk onderzoek wichelroedelopen en geopathie. Leusden.
Klein Breteler, M.A. (1990), De diagnostische waarde van elektroacupunctuur volgens Voll bij hartaandoeningen. Huisarts en Wetenschap vol. 33 (7), p.268-272.
König, R., et al. (1991), Wünschelruten-Test in Kassel. Skeptiker 1/91, p.4-10.
König, R. et al. (1992), Schlusswort zum Kommentar von Suitbert Ertel über den Wünschelrutentest der GWUP in Kassel. Skeptiker 3/92, p.73-74.
Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, Werkgroep voor landbouwkundig onderzoek inzake het wichelroedeprobleem (1954), Beknopt overzicht van een onderzoek naar de betekenis van de wichelroede voor de landbouw. Overgenomen uit het Verslag van de gewone vergadering der Afdeling Natuurkunde van Zaterdag 24 April 1954, vol. 63, no 4. Noord-Hollandsche Uitgevers Maatschappij, Amsterdam.
Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, Werkgroep voor landbouwkundig onderzoek inzake het wichelroedeprobleem (1955), Onderzoek naar de betekenis van de wichelroede voor de landbouw. Noord-Hollandsche Uitgevers Maatschappij, Amsterdam.
Manne, R. (1989), Wünschelrute und die Suche nach Lawinenopfern. Skeptiker 4/89, p.4-8.
Molewijk, C.G. (1992), Een stralende toekomst; de terugkeer van de aardstralen. Skepter 5 (1) (maart 1992), p.3-6.
Moll, Jürgen, et al. (1989), ‘Der Wünschelruten-Report’, Kritische Stellungnahmen zu einem umstrittenen Forschungsproject. Skeptiker 4/89, p.11-24.
Oepen, Irmgard, Jürgen Windeler, Horst Löb (1991), Wiener Standort-Experimente. Skeptiker 1/91, p.11-20.
Pohl, Gustav Freiherr von (1932), Erdstrahlen als Krankheitserreger. Forschungen auf Neuland. Jos C. Hubers Verlag, Diessen vor München.
Prokop, Otto, (herausg.) (1955), Wünschelrute, Erdstrahlen und Wissenschaft. Ferdinand Enke Verlag, Stuttgart.
Prokop, Otto, en Wimmer (1985), Wünschelrute, Erdstrahlen, Radiästhesie. Die okkulten Strahlenfühligkeitsleheren im Lichte der Wissenschaft. 3. völlig neu bearbeitete Auflage. Ferdinand Enke, Stuttgart.
Richter, Hans, Helmut Stirner (1990), Gesundheitsgefährdende Strahlen: der Unterschied zwischen Theorie und Praxis. Skeptiker 2/90, p.17-18.
Schreiber, G.H. (1989), Mortaliteitsonderzoek Limmel. Afstudeerscriptie.
Schreiber, G.H., et al. (1990), Biologische effecten van laagfrequente electromagnetische golfvelden. Tijdschrift Sociale Gezondheidszorg vol. 68, p.215-224.
Schreiber, G.H. et al. (1993), Cancer Mortality and Residence near Electricity Transmission Equipment: A Retrospective Cohort Study. International Journal of Epidemiology vol. 22, no. 1, p.9-15.
Vogt, E.Z., and R. Hyman (1979) Water witching U.S.A.. University of Chicago Press, Chicago.

Online publicatie, 2000

Vond u dit artikel interessant? Overweeg dan eens om Skepsis te steunen door donateur te worden of een abonnement op Skepter te nemen.

Steun Skepsis

Jan Willem Nienhuys is redacteur van Skepter en secretaris van Skepsis