Immuun voor nepnieuws

Expres een dosis nepnieuws, en daarop een snelle injectie met corrigerende informatie. Zo’n ‘inenting’ zou mensen minder vatbaar maken voor desinformatie, aldus de voorstanders van de prebunk. De hele bevolking zou zo ‘immuun’ zijn te maken voor schadelijke complottheorieën en misleidende geruchten. In werkelijkheid is de prebunk bij lange na niet zo effectief.

door Enith Vlooswijk – Skepter 38.1 (2015)

STEL dat desinformatie een ziekteverwekker is die genadeloos om zich heen grijpt. Dan is voorkomen beter dan genezen, aldus Ursula von der Leyen vorig jaar tijdens het Copenhagen Democracy Summit. De Europese commissievoorzitter houdt een uitvoerige speech over het gevaar van buitenlandse inmenging en informatiemanipulatie voor de Europese democratie. Daar valt volgens haar niet tegenop te debunken. ‘Als je informatiemanipulatie ziet als een virus, dan is debunking de behandeling van een infectie die al grip op je heeft gekregen. Het is veel beter om je in te enten, zodat het lichaam afweer opbouwt. Dat is de benadering van prebunking.’

Von der Leyen is niet de eerste die nepnieuws omschrijft als een gevaarlijk virus dat zich verspreidt via menselijk contact. Al vier jaar eerder waarschuwde de directeur-generaal van de WHO dat er niet alleen een gevecht plaatsvindt tegen een pandemie, maar ook tegen een ‘infodemie’. Dat is geen toeval. Beiden lieten zich inspireren door het onderzoek van de Nederlander Sander van der Linden, sociaal psycholoog en hoogleraar aan de universiteit van Cambridge. Zijn prebunk-methode, ook wel de ‘inentingsmethode’ tegen desinformatie genoemd, belooft gehele of gedeeltelijke immuniteit tegen de gevaren van nepnieuws en zelfs, op den duur, groepsimmuniteit.

Het principe in een notendop: door nieuwsconsumenten te confronteren met kleine doses nepnieuws en een weerlegging ervan, raken ze bestand tegen schadelijke onzin en misleiding in het nieuws- en berichtenlandschap. Grote partijen als WhatsApp, Jigsaw (Google), You-Tube, de NAVO, de Europese Commissie en de WHO klopten bij de prebunk-experts aan voor advies.

Toch zijn niet alle desinformatiewetenschappers even enthousiast over de aanpak. De inentingsmethode zou minder effectief zijn dan de voorstanders suggereren en bovendien schadelijke neveneffecten kunnen hebben. Wat houdt dat prebunken in en snijdt de kritiek hout? Is de prebunk toe aan een debunk?

Communistische ‘hersenspoeling’

William McGuire (1925-2007)

De aartsvader van het prebunken is de Amerikaanse psycholoog William McGuire, die vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw een remedie zocht tegen ‘communistische hersenspoeling’. Om te voorkomen dat landgenoten geïnfecteerd zouden raken met de onwenselijke ideeën van de vijand, bedacht de Yale-wetenschapper een ‘inentingsmethode’: mensen kregen een verdunde dosis nepnieuws toegediend en werden vervolgens gewaarschuwd voor soortgelijke manipulatietechnieken in het echte leven. Vergelijk het met een kind dat je wilt verhoeden mee te gaan met kinderlokkers door er zelf eentje na te doen in de veilige omgeving van de huiskamer: pas op voor vreemden met een snoepje, trap er niet in! McGuire liet de methode uiteindelijk vallen, omdat hij aannam dat deze alleen zou werken tegen propaganda waar de slachtoffers nooit eerder mee in aanraking waren geweest. Dat kwam volgens hem maar weinig voor.

Die aanname leek Van der Linden onterecht toen hij McGuires methodes begin deze eeuw herontdekte. Volgens de Nederlander kan de inenting nog altijd ‘therapeutisch’ werken voor veel mensen die al eens met het betreffende desinformatievirus zijn geïnfecteerd.

Hij onderbouwt dit met een reeks experimenten, waarvan eentje hem enkele jaren geleden in één klap beroemd maakte. Online vroeg hij mensen naar hoe ze de wetenschappelijke consensus rondom klimaatverandering inschatten. Zes groepen van elk ongeveer tweehonderd proefpersonen moesten vooraf aangeven hoeveel procent van alle klimaatwetenschappers meent dat de mens klimaatverandering veroorzaakt (toen zo’n 97 procent). Vervolgens kreeg elk van de groepen andere informatie voor de kiezen, waarna ze dit percentage opnieuw moesten inschatten.

Als ijkpunt was er een ‘desinformatiegroep’: die kreeg alleen een misleidend bericht te lezen van een klimaatontkennende lobbyclub (‘31.000 wetenschappers denken dat het anders zit!’). Na afloop stelde deze groep, zoals je zou verwachten, hun eerdere schatting omlaag bij, met gemiddeld tien procentpunten. Maar Van der Linden gaf twee andere groepen een dosis prebunk-informatie, oftewel een ‘psychologische inenting’. Die inenting begon met een waarschuwing vooraf: pas op, sommige politiek gemotiveerde groepen gebruiken misleidende tactieken om de bevolking ervan te overtuigen dat er grote verdeeldheid onder wetenschappers bestaat. Dat klopt echter niet en wel om deze redenen. Daarna kregen de proefpersonen alsnog het bericht van de klimaatontkenners te zien. De ingeënte groepen stelden na afloop hun schatting juist naar boven bij: een uitvoerig ‘ingeënte’ groep, die meer informatie kreeg, schatte het percentage klimaatconsensus gemiddeld 12,7 procentpunten hoger in dan voor de interventie, en bij de wat vluchtiger ingeënte groep was de schatting gemiddeld 6,7 procentpunten hoger. Dit gold voor zowel Republikeinen als voor Democraten.

De wetenschappers concludeerden destijds dat de desinformatie-inentingen een veelbelovende manier zijn om mensen gedeeltelijk ‘immuun’ te maken voor nepnieuws. De inenting zou het geloof in klimaatverandering en de steun voor klimaatactie bovendien vergroten.

Vaccin tegen Trump

De studieresultaten van Van der Linden en zijn collega’s verschenen in januari 2017, toen alle Amerikaanse media zich geschokt afvroegen waarom Donald Trump kortgeleden de verkiezingen had gewonnen. Waarom had zo’n groot deel van de Amerikanen zich door de leugens van Trump laten overtuigen en hoe konden overheidsinstellingen en media de bevolking voortaan behoeden tegen nepnieuws?

Sander van der Linden in 2019 (foto: LiteraryCritic1 | Wikimedia Commons)

Enter Sander van der Lindens inentingsmethode. Britse dagbladen, discussieprogramma’s en andere media tuimelden over elkaar heen om de Cambridge-wetenschapper aan het woord te laten. Wat de onderzoeksresultaten zo opzienbarend maakte – en wat Van der Linden indertijd, zo schrijft hij in zijn boek, ‘buiten zichzelf van blijdschap’ door de kamer deed dansen – is de aanzienlijke effectgrootte. Voor de liefhebbers: het effect komt overeen met een Cohen’s d van 0,75, wat in de sociale psychologie behoorlijk wat is.

Sterker: hier is iets bijzonders aan de hand. Want Van der Lindens prebunk sorteert een veel groter effect dan dat van een gebruikelijke factcheck of debunk. Allerlei onderzoeken laten zien dat het effect daarvan achteraf veel geringer is (Cohen’s d van 0,2 tot 0,3). Dus de vraag is vooral of de prebunk echt een bijzonder krachtig middel is ten opzichte van de ouderwetse debunk.

Gamen tegen nepnieuws

Het antwoord daarop is eenvoudig: nee. Hoewel Van der Linden wijst op Australisch onderzoek dat indertijd vergelijkbare resultaten als zijn eigen studie opleverde, lijkt het erop dat dit uitschieters zijn. Chinese onderzoekers die 42 studies naar psychologische inenting tegen het licht hielden, concludeerden dat de methode een beetje werkt: gemiddeld gaan deelnemers na de behandeling een klein beetje minder geloven in het nepnieuws, maar het effect is vergelijkbaar met de debunkmethode. Bovendien, schrijven de auteurs, lijkt er sprake te zijn van publicatiebias: hoe groter het aantal proefpersonen is, des te zwakker het effect. Dat geldt ook voor de bereidheid om nepnieuws te delen na de prebunk — een belangrijke voorwaarde voor de beloofde ‘groepsimmuniteit’. Dat mensen nepnieuws iets minder geloofwaardig gaan vinden, weerhoudt hen er lang niet altijd van om het alsnog te delen met hun contacten.

‘Hoe meer proefpersonen,
hoe zwakker het effect van
de prebunk

Daarbij maakt het ook uit wat voor soort inenting de deelnemers ontvangen. Want al snel beseften Van der Linden en zijn collega’s dat het in de praktijk ondoenlijk is om gerichte prebunks te maken voor elk afzonderlijk gerucht dat op zeker moment de ronde doet. Beter zou het zijn om mensen een meer generieke inenting te geven die werkt tegen zoveel mogelijk soorten nepnieuws. Met dat doel ontwikkelden ze ‘technische prebunks’: games en videospelletjes die mensen waarschuwen voor de algemene kenmerken van nepnieuws. Wie oog heeft voor het ‘DNA van nepnieuws’, zoals Van der Linden het noemt, weet wanneer hij op zijn hoede moet zijn.

Bij online spelletjes met namen als GoViral! en Bad News worden spelers uitgedaagd om zo effectief mogelijk nepnieuws te verspreiden. Spelenderwijs leren ze hierdoor allerlei manipulatietrucs kennen. Denk aan het gebruik van emotionele bewoordingen en polariserende stellingen, van negatieve berichten die een zondebok aanwijzen voor complexe problemen, of van complottheorieën die twijfel zaaien over maatschappelijke instituties. Wie de trukendoos van de oplichter eenmaal herkent, krijgt vanzelf een antenne voor nepnieuws, zo is het idee.

In de serious game Bad News wordt de speler uitgedaagd om zo effectief mogelijk nepnieuws te verspreiden.

De Chinese overzichtsstudie bevestigt dit ook: technische prebunks hebben gemiddeld een ‘medium’ effect, groter dus dan de klassieke prebunk, al geldt ook hier opnieuw dat de grootte nogal varieert. Door de bank genomen zijn mensen na zo’n spelletje of video met nepnieuwstrucs iets minder geneigd om nepnieuws te geloven. Goed nieuws voor de prebunk-methode, want alle beetjes helpen.

Mediawijsheidsorganisaties in heel Europa stimuleren vooral scholen om zulke serious games klassikaal aan te bieden. Het tv-programma Pointer van KRO-NCRV paste de methode toe in verschillende korte prebunk-filmpjes voorafgaand aan de Europese verkiezingen. De filmpjes, die niet weg te klikken waren, waarschuwden jonge kiezers in vijftien seconden voor misinformatie. ‘Weet je nog, dat bericht dat een migrant uit Eritrea met wapens en explosieven mensen gijzelde in Ede?’ vraagt de presentator van zo’n filmpje, waarna hij vervolgt: ‘Maar wat bleek? Het ging om een witte Nederlander. Wapen je tegen tunnelvisie en vooroordelen en denk na, voordat je wat deelt.’ Einde filmpje. Effect: onbekend, maar volgens Pointer heeft de helft van de kijkers in elk geval ‘het gevoel’ beter bestand te zijn tegen misinformatie.

Wantrouwen

Er is ook kritiek. Het ‘DNA’ waar nieuwsconsumenten na technische inenting op aanslaan, is niet exclusief kenmerkend voor nepnieuws. Wie grasduint door media die gevuld worden door gewetensvolle journalisten, ontdekt dat zij net zo goed veel typische nepnieuws-ingrediënten gebruiken, zoals hoogst emotionele taal, zegt communicatieonderzoeker Michael Hameleers van de Universiteit van Amsterdam.

Een leek zou de kritische blik van een wetenschapsjournalist van Skepter zomaar eens kunnen verwarren met ‘onnodig twijfel zaaien’ over de wetenschap. En elke rechtgeaarde journalist heeft een neus voor zaken die de status quo ondergraven – voor ‘complottheorieën’ dus.

‘We moeten niet de
hele tijd alarm slaan
over misinformatie’

‘Het onderscheid tussen nepnieuws en echt nieuws is vaak veel modderiger dan deze wetenschappers doen voorkomen’, legt Hameleers uit. ‘Ook in echt nieuws kan een gepassioneerde klimaatwetenschapper emotie gebruiken om feiten te presenteren, of conflict gebruiken om te laten zien hoe belangrijk iets is. Tegelijkertijd maakt nepnieuws vaak gebruik van echte feiten en droge grafiekjes die uit de context zijn getrokken.’

Wat als ‘technisch ingeënte’ mensen ook een afweer ontwikkelen tegen kloppende berichtgeving? Dat is precies wat een onderzoeksgroep van de Britse University of Southampton ontdekte, toen deze vijf studies uit Cambridge kritisch tegen het licht hield. De ‘ingeënte’ proefpersonen oordeelden weliswaar vaker dat misinformatie nep was, maar serveerden ook het echte nieuws vaker af als ‘ongeloofwaardig’.

Oeps. ‘De enige studie waarbij dit niet gebeurde, gebruikte echte nieuwsberichten die wel erg overduidelijk klopten’, licht onderzoeker Ariana Modirrousta-Galian toe. ‘In een van de berichten stond bijvoorbeeld dat Brexit in 2020 zou plaatsvinden of zo, iets wat mensen echt wel wisten.’

Een interventie die goedgelovigheid omvormt tot een permanent wantrouwen naar welk nieuws dan ook is onwenselijk, waarschuwen critici. Toni van der Meer, collega van Hameleers, is een van hen. ‘We hebben een experiment gedaan waarbij we mensen vroegen om nieuwsartikelen te beoordelen op hun geloofwaardigheid. Ze waren allemaal gebaseerd op feitelijke informatie. Je zag dat mensen die gewaarschuwd zijn voor nepnieuws, het echte nieuws veel minder geloofwaardig vonden dan mensen die de waarschuwing niet hadden gehad. Ik denk daarom dat we voorzichtig moeten zijn met continu de alarmbellen laten rinkelen over dat er overal misinformatie is.’

Het is onduidelijk in welke mate dit neveneffect aan de orde is, omdat er weinig grootschalig onderzoek naar is gedaan. Tegenover enkele recente studies die deze onwenselijke bijwerking claimen, staat de Chinese overzichtsstudie, die in dit kader geen zichtbaar negatief effect laat zien. Van der Linden denkt dat dit komt door het verschil tussen prebunken en waarschuwen tegen nepnieuws in het algemeen. ‘Alleen waarschuwen kan tot scepsis leiden, omdat mensen de tools niet hebben om manipulatie te onderscheiden. Daarom zijn vage waarschuwingen vaak niet effectief.’

Daarnaast is een sceptische blik op doorgaans betrouwbare media volgens de psycholoog niet per definitie kwalijk. ‘In bepaalde landen zijn alle bronnen slecht, dus we wilden mensen sceptischer maken over wat ze online lezen, onafhankelijk van de bron. Als een krant als The New York Times ook manipulatieve technieken gebruikt, dan is zo’n artikel van matige kwaliteit. Wij helpen mensen dat te herkennen.’ Naar aanleiding van de kritiek hebben de onderzoekers overigens wel een extra element aan de games toegevoegd: aan het eind kunnen spelers een testje doen en krijgen ze feedback op hun score.

Geen willoze slachtoffers

Afgaande op de vele studies lijken prebunks al met al een klein beetje te werken, maar ze zijn geen wondermiddel waarmee hele bevolkingsgroepen ‘immuun’ zijn te maken voor nepnieuws. Het is sowieso de vraag of de metafoor van het virus wel zo goed gekozen is. Skepter sprak met verschillende experts die dit betwijfelen: nepnieuws penetreert immers geen willoze slachtoffers om zich te dupliceren en verder te verspreiden: mensen zijn sociale wezens die nieuws wegen, er betekenis aan geven en zelf kiezen of ze berichten al dan niet delen met hun omgeving. ‘Het idee van besmetting impliceert dat we ideeën klakkeloos accepteren op het moment dat ze viraal gaan’, zegt Alberto Acerbi, onderzoeker aan de universiteit van Trento. ‘Dat is niet waar. We weten dat mensen hun ideeën zelden bijstellen. Het probleem is juist dat we erg koppig zijn.’

Hameleers sluit zich daarbij aan en voegt toe dat er al geld en politieke wil is geïnvesteerd in prebunken, wat een kritische houding naar de methode in de weg staat. Er is, merkt hij, behoefte aan een quick fix.

‘Dit is wat mensen nu willen horen. Tijdens een congres hadden we er een discussie over: misschien is de oplossing voor meer weerbaarheid tegen misinformatie wel sociale cohesie en helpt het om mensen met verschillende perspectieven in sportclubs samen te brengen. Maar dat is niet aantrekkelijk als oplossing. Partners zoals de Europese Unie, Meta en Google willen er graag aan meewerken als je kunt zeggen dat je een middel ontwikkelt. In de Europese Digital Services Act staat dat platforms zoveel mogelijk de dreiging van misinformatie moeten tegengaan door bepaalde dingen te doen op je platform: een spel embedden, of een waarschuwingsbericht plaatsen. Het zijn heel concrete handvatten.’

In een reactie wijst Van der Linden op een videocampagne van Google Jigsaw op YouTube, die 21 miljoen gebruikers zou hebben bereikt. Uit een enquête zou blijken dat zij gemiddeld 5,4 procent beter zouden zijn in het herkennen van manipulatietechnieken. Het bijbehorende onderzoeksrapport heeft Skepter niet onder ogen gekregen. Hameleers is sceptisch. ‘Als je maar de juiste vragen stelt, zul je ook zien dat het werkt, zeker in een experimentele setting. Maar ja, de realiteit is gewoon grilliger.’

Uit: Skepter 38.1 (2015)


In Skepsis podcast #25 spraken Pepijn van Erp en Richard Engelfriet met Enith Vlooswijk ook over deze materie:

Vond u dit artikel interessant? Overweeg dan eens om Skepsis te steunen door donateur te worden of een abonnement op Skepter te nemen.

Steun Skepsis

Enith Vlooswijk is wetenschapsjournalist.