Mediahypes en twitterstormen

Waarom leidt de ene kwestie tot een enorm mediaspektakel en groot maatschappelijk rumoer, en blijven andere, soms veel ernstiger kwesties onderbelicht? Welke rol spelen oude en nieuwe media in het aanzwengelen, onderhouden en versterken van ophef en hypes?

door Peter Vasterman – Skepter 31.2 (2018)

IN de samenleving ontstaat op gezette tijden onrust over een of andere bedreiging voor de volksgezondheid. Over rondzwevende asbestdeeltjes, opspattende rubberkorrels in kunstgras, de onzichtbare straling van zendmasten, de opmars van nieuwe virussen of over verontreinigd voedsel.

Als zo’n kwestie zich voordoet, hebben de media iedere dag wel nieuwe ontwikkelingen te melden: er komen steeds meer gevallen bij, de burgers laten hun verontrusting blijken op sociale media, er vallen lijken uit de kast (het gevaar was al bekend, maar stilgehouden), de Tweede Kamer reageert geschokt, het kabinet staat onder druk om meteen drastische maatregelen te treffen — kortom, het proces krijgt een eigen dynamiek waardoor het gevaar voor de volksgezondheid steeds groter lijkt te worden. ‘Anders zou het toch niet iedere dag zo’n groot nieuws zijn?’

Na verloop van tijd neemt de hoeveelheid berichten weer af en ebt ook de verontrusting langzaam weg, tot uiteindelijk het gevoel ontstaat dat het veel gedoe om niks was. Inmiddels dienen zich weer andere risico’s aan die om aandacht vragen.

Als relatief kleine risico’s kunnen uitgroeien tot grote maatschappelijke kwesties, rijst de vraag waarom sommige risico’s wel in die dynamiek terechtkomen en andere niet. Er zijn tal van bedreigingen voor de volksgezondheid die veel ernstiger zijn dan rondzwevende asbestdeeltjes en opspattende rubberkorrels.

Het is ook een belangrijke vraag, omdat in de meeste gevallen de feitelijke risico’s — de wetenschappelijke risico-inschatting in termen van aantallen overlijdens- en ziektegevallen of materiële schade — een veel kleinere rol spelen in de perceptie van media, politiek en burgers dan we denken. We gaan er allemaal min of meer van uit dat als de media wekenlang uitvoerig berichten over ‘gifkippen’, dat er dan wel iets ernstigs aan de hand moet zijn. Kijk je naar de werking van de media, dan valt dat ernstig te betwijfelen.

Media ‘construeren’ een risico op een geheel andere manier dan wetenschappers. En dat is relevant, want de media spelen een cruciale rol in dat proces van actie en reactie, waardoor het nieuwe risico kan uitgroeien tot een groot maatschappelijk probleem.

Bij het bestuderen van de rol van de media bij de constructie en de perceptie van risico’s zijn de volgende factoren van de belang: de selectiecriteria voor nieuws, de gekozen frames, de werking van mediahypes en schandalen, en de daaruit voortkomende maatschappelijke versterking van het risico in kwestie.

De redactieruimte van Die Welt in het Axel-Springer-Hochhaus in Berlijn. (foto: ASUKomm | Wikimedia Commons)

Omgekeerd evenredig

Er bestaat een grote kloof tussen de hoeveelheid media-aandacht voor een bepaald risico en de feitelijke ernst van dat risico. In hun boek uit 1993, Reporting on risk, tonen de gedragswetenschappers Eleanor Singer en Phyllis Endreny aan dat de hoeveelheid media-aandacht in feite omgekeerd evenredig is aan de sterftecijfers — hoe meer mensen ergens aan overlijden, hoe minder de media er aandacht aan besteden. Als de kans extreem klein is dat je ergens aan doodgaat, des te beter voldoe je aan de criteria die journalisten hanteren bij de selectie van nieuws.

Een goed voorbeeld zijn infectieziekten: daar overlijden in het Westen relatief zeer weinig mensen aan, maar ze kunnen altijd rekenen op veel media-aandacht. Eind negentiende eeuw waren infectieziekten verantwoordelijk voor bijna de helft van de totale sterfte in Nederland, tegenwoordig is dat volgens het CBS nog maar twee procent: 3054 mensen in 2016. Daarbij gaat het vooral om ouderen: 88 procent is ouder dan vijfenzestig jaar, 95 procent is ouder dan vijfenvijftig jaar. De kans dat iemand jonger dan vijfenvijftig overlijdt aan een infectieziekte is dus extreem klein. Toch, of misschien wel daarom, was het overlijden van een gezonde tiener aan de Mexicaanse griep in het najaar van 2009 dagenlang groot nieuws. De verklaring ligt in de criteria voor nieuwswaarde die de media hanteren.

Criteria

Wie op een willekeurige dag naar het nieuws kijkt in verschillende media, ziet dat er grote overeenstemming bestaat over het belangrijkste nieuws van die dag. Het is alsof alle media tezamen iedere dag in een redactievergadering de nieuwsagenda vaststellen. Alle media hanteren kennelijk dezelfde criteria waarmee zij vrij snel, op een routinematige manier, al die nieuwsgebeurtenissen kunnen beoordelen en selecteren. Deze journalistieke gewoonten, die ervoor zorgen dat grote hoeveelheden nieuws snel kunnen worden verwerkt, vormen de ongeschreven regels van de journalistiek.

Het betekent overigens niet dat er in de loop der jaren geen verschuivingen optreden in die criteria. In een recent artikel in het vakblad Journalism Studies laten Tony Harcup en Deirdre O’Neill — die zich al jaren bezighouden met de vraag ‘What is news?’ — zien dat de beschikbaarheid van beeld belangrijker wordt in de keuze van redacties. Daarnaast zijn er criteria bijgekomen als celebrity en shareability (kan het worden gedeeld).

Om in de krant te komen, moet een gebeurtenis scoren op nieuwswaarde. Belangrijke nieuwswaardecriteria zijn volgens mediaonderzoekers van oudsher: nieuws moet relevant voor de lezer zijn, onverwachts zijn, negatief zijn, gaan over belangrijke landen of belangrijke personen. Gebeurtenissen moeten ook passen in het ritme van de media: een ramp die zich plots voltrekt, scoort hoger dan een sluipende hongersnood. En als een onderwerp eenmaal in het nieuws is, dan blijft dat een tijd zo, omdat de drempels voor vergelijkbaar nieuws lager worden.

Als een gebeurtenis laag scoort op het ene criterium, moet die hoog scoren op een ander — daardoor komen bijvoorbeeld Afrikaanse landen meestal alleen in het nieuws bij oorlogsgeweld, natuurrampen en epidemieën.

Om in de krant te komen, moet een gebeurtenis scoren op nieuwswaarde. Belangrijke nieuwswaardecriteria zijn volgens mediaonderzoekers van oudsher: nieuws moet relevant voor de lezer zijn, onverwachts zijn, negatief zijn, gaan over belangrijke landen of belangrijke personen.

Risicoperceptie

De factoren die de risicoperceptie van mensen beïnvloeden, sluiten naadloos aan bij de journalistieke nieuwscriteria. Bij het inschatten en beoordelen van risico’s spelen vier overwegingen een rol: onbekendheid, oncontroleerbaarheid, onvrijwilligheid en onrechtvaardigheid. Mensen hebben de neiging een risico te overschatten als er sprake is van een onbekend risico waaraan men onvrijwillig wordt blootgesteld en dat als onrechtvaardig wordt ervaren. Alledaagse risico’s die mensen zelf nemen, worden doorgaans juist onderschat.

De media bieden in dit opzicht de informatie die mensen vanuit hun dagelijkse risicoperceptie nodig hebben, en dat is vooral nieuws over nieuwe risico’s en bedreigingen, niet over de alledaagse risico’s waar we aan gewend zijn geraakt. Media vormen een soort alarmsysteem dat alleen afgaat als zich nieuwe bedreigingen voordoen.

Epidemieeën

Nieuwe epidemieën zijn in dit verband bedreigingen bij uitstek. Niet alleen voldoet een epidemie aan de criteria van onbekendheid, oncontroleerbaarheid, onvrijwilligheid en onrechtvaardigheid, het idee van een epidemie activeert daarnaast — bewust of onbewust — de schrikbeelden van de pest in de middeleeuwen of de Spaanse griep na de Eerste Wereldoorlog. Epidemieën horen cultuurhistorisch gezien bij het ‘einde-der-tijden-denken’: een epidemie als straf voor de goddelozen (zo werd ook nog vaak over aids gedacht in de beginjaren). Een epidemie is dus, zo betoogt de kritische Amerikaanse epidemioloog Philip Alcabes in zijn fraaie boek Dread, niet alleen een crisis voor de volksgezondheid of een plotselinge toename van het aantal ziektegevallen, het is ook een verhaal, een cultureel referentiekader.

Zo’n epidemie is een goed voorbeeld van wat tegenwoordig vooral bekend staat als framing, maar wat gewoon hetzelfde is als betekenisgeving: we plaatsen de gebeurtenissen in een referentiekader waardoor we alles een zinvolle plek kunnen geven. Frames definiëren een probleem, stellen de oorzaken vast, vellen morele oordelen en suggereren mogelijke oplossingen. Ze activeren kennis, pakketjes culturele normen en waarden, creëren context en dragen met een paar termen of metaforen een hele manier van denken over.

In het nieuws over epidemieën zijn die metaforen meestal ontleend aan oorlogvoering. Het virus is een geduchte vijand die ons onverhoeds overvalt waarna er wordt gestreden, aangevallen, onschadelijk gemaakt, veroverd, overwonnen enzovoort.

Dergelijke framing heeft grote invloed op de perceptie van het probleem. Ook bij kanker is ‘strijd’ al heel lang het dominante kader: in menig overlijdensadvertentie staat dat de overledene de strijd tegen kanker heeft verloren, iets wat je bij andere aandoeningen niet tegenkomt.

Turbo

Naast framing en nieuwswaardecriteria is het van belang om de nieuwsproductie als collectief proces te zien waarin media elkaar volgen en elkaars nieuws versterken. Dat levert zelfversterkende processen op: het is belangrijk nieuws omdat andere media het ook groot brengen, met als gevolg dat het steeds groter nieuws wordt. De mediahype is de turbostand van de media: een manier van gezamenlijk nieuws maken, waarbij de output ook weer het systeem voedt, met een explosieve nieuwsgolf als resultaat.

De hype begint met een zogenaamd key event, bijvoorbeeld de ontdekking van fipronil in eieren in de zomer van 2017. Het levert een centraal nieuws -thema op waarmee iedere redactie aan de slag kan. Er is grote druk om zelf nieuws over dit onderwerp te gaan maken. Daardoor dalen de nieuwsdrempels voor al het nieuws dat met het nieuwsthema te maken heeft: elk detail wordt breed uitgemeten en becommentarieerd. De golf van nieuws maakt reacties los in de samenleving die zelf ook weer nieuws worden. Door al dat vervolgnieuws stijgt het onderwerp verder op de nieuwsagenda en gaan media er nóg meer nieuws over brengen.

Schandaal

Een belangrijke escalerende factor daarbij is het schandaal. De term ‘schandaal’ verwijst niet alleen naar iets ‘schandaligs’, maar ook naar het maatschappelijk proces waarin mensen of instituties publiekelijk aan de schandpaal worden genageld. De media spelen daarin een belangrijke rol: ze doen er niet alleen verslag van, ze spelen er zelf een aanjagende rol in door met onthullingen te komen, mensen aan te klagen of hun aftreden te eisen. Qua nieuwswaarde scoren schandalen hoog — vooral als er politici of bestuurders bij betrokken zijn die informatie hebben achtergehouden.

Bij de Mexicaanse griep is geprobeerd om het vaccinatiebeleid als schandaal neer te zetten, waarin de farmaceutische industrie onder een hoedje zou spelen met experts en de Wereldgezondheidsorganisatie (zie het boek van onderzoeksjournalist Daan de Wit, Dossier Mexicaanse griep). Het feit dat de WHO op een gegeven moment de definitie van ‘pandemie’ wijzigde, werd direct gezien als een teken van belangenverstrengeling — die wijziging zou immers in het voordeel van de vaccin industrie zijn.

Ook de fipronilbesmetting werd een schandaal: niet alleen was er controverse over de oproep van plaatsvervangend inspecteur-generaal Freek van Zoeren van de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit in Nieuwsuur om even geen eieren meer te eten, er ontstond ook verontwaardiging over het feit dat zijn instelling in een vroeg stadium meldingen van fipronilbesmettingen niet had onderzocht. Het is evident dat de feitelijke risico’s in de ontwikkeling van het schandaal geen enkele rol meer spelen, het gaat alleen nog maar om de schuldvraag.

Een Mexicaanse militair deelt maskers uit tegen ‘varkensgriep’, april 2008. (foto: Randal Sheppard | Wikimedia Commons)

Sociale media

De invloed van de sociale media bij dit soort affaires is de laatste jaren sterk toegenomen. Sociale media kennen een geheel eigen logica voor de selectie en verspreiding van nieuws en informatie, en dat heeft grote gevolgen voor de risicoperceptie. Anders dan bij de ‘oude media’ is iedereen met iedereen verbonden, kan alles worden gedeeld, aangepast en opnieuw verspreid, en alles is snel doorzoekbaar. Informatiestromen worden gestuurd en bijgestuurd door algoritmes die inspelen op individuele voorkeuren.

Journalistieke regels voor betrouwbaarheid van informatie en ethische regels rond bijvoorbeeld privacy bestaan niet meer online. Het is online niet de vraag of het nieuws klopt of relevant is, maar of het leuk, spannend of stuitend genoeg is om te bekijken en door te sturen.

Omgekeerd is het, zoals gezegd, voor nieuwsmedia steeds belangrijker dat nieuws gedeeld kan worden op sociale media en dat nieuws aansluit bij hetgeen op sociale media speelt. Kenmerkend voor sociale media is dat ze heel snel mensen kunnen mobiliseren — bijvoorbeeld door het gebruik van hashtags — waardoor groepen ontstaan die zich tijdelijk sterk maken voor een bepaalde zaak. Op sociale media kunnen mensen zien wat anderen denken en beslissen, en omdat het hun vrienden zijn op Facebook of de mensen die ze volgen op Twitter, is de kans groot dat ze die ideeën overnemen en vervolgens liken en verder verspreiden.

Het is online niet de vraag of het nieuws klopt of relevant is, maar of het leuk, spannend of stuitend genoeg is om te bekijken en door te sturen.

Twitterstormen

Door de noodzaak beknopt te formuleren en snel te reageren stimuleren sociale media de verspreiding van harde, ongenuanceerde en soms grensoverschrijdende berichten. Zo ontstaat een twitterstorm, de online variant van de mediahype bij de nieuwsmedia: een golf van vaak negatieve en verontwaardigde berichten over een persoon, instelling of onderwerp.

In de groeiende controverse over vaccinaties, zoals de HPV-campagne, speelden de sociale media een belangrijke rol: op Twitter, Facebook en Youtube komen nog steeds berichten en aangrijpende video’s over gezonde kinderen die na de HPV-prik totaal verlamd zijn geraakt.

Daarnaast is het online mogelijk om als google-expert grote invloed en aanhang te verwerven door middel van blogs, video’s en eindeloze stromen van twitterberichten — bijvoorbeeld tegen vaccinaties. Google-experts zijn zelfverklaarde deskundigen die hun kennis hebben opgedaan op de zoekmachine en hun status ontlenen aan de hoeveelheid volgers die ze hebben verzameld. Ze kunnen vervolgens ook doorbreken naar de nieuwsmedia, bijvoorbeeld in uitzendingen waarin ze als gelijke in discussie gaan met academische deskundigen.

Kern van veel online strategieën is het zaaien van twijfel en het verdachtmaken van mensen of instellingen — het verschil met complottheorieën is vaak klein.

Nepnieuws

Omslag van Science, 9 maart 2018

Tot slot is er nog het veelbesproken nepnieuws door de opkomst van websites die het verspreiden van onjuiste maar spannende berichten als verdienmodel hanteren. Mensen verspreiden nepnieuws (leugens) veel sneller dan ware berichten, zo bleek onlangs uit een groot onderzoek in Science.

Het is duidelijk dat al deze veranderingen in het medialandschap van invloed zijn op de manier waarop risico’s worden vormgegeven en vervolgens uitvergroot tot grote maatschappelijke kwesties. Dat is vooral een probleem voor instanties zoals het rIVM die de online waan van de dag proberen te bestrijden met argumenten uit wetenschappelijk onderzoek. Het is moeilijk om met feiten op te boksen tegen dramatische Youtube-video’s van vaccinatieslachtoffers. In veel landen zijn nu speciale online campagnes opgezet om jongeren aan te spreken.

Literatuur

E. Singer en P. M. Endreny: Reporting on risk: how the media portray accidents, diseases, disasters, and other hazards. New York: Russell Sage Foundation; 1993.

T. Harcup en D. O’Neill: What is news? News values revisited (again). Journalism Studies 2016;18(12):1470–1488.

P. Alcabes: Dread: how fear and fantasy have fueled epidemics from the black death to the avian flu. New York: Public Affairs Books; 2009.

D. de Wit: Dossier Mexicaanse griep. Een kleine griep met grote gevolgen. Rotterdam: Lemniscaat; 2010.

SWNS TV: 12-yo left paralyzed after suffering a reaction to #HPV #vaccine. YouTube

Vosoughi S, roy D, Aral S. The spread of true and false news online. Science 2018;359:1146, PMID 29590045.

P. L. M. Vasterman, N. ruigrok en O. Scholten: Mexicaanse griep in Nederland: berichtgeving, verontrusting en publieksreacties. Amsterdam: De Nederlandse nieuwsmonitor; 2011.

P. L. M. Vasterman: Mediahype: de turbo van de nieuwsvoorziening. Kenmerken van zelfversterkende processen in het nieuws. In: J. Bardoel en H. Wijfjes (red): Journalistieke cultuur in Nederland. Amsterdam: Amsterdam University Press; 2015

P. L. M. Vasterman: From media hype to twitter storm: news explosions and their impact on issues, crises and public opinion. Amsterdam: Amsterdam University Press; 2018.

(titelafbeelding: spreeuwen boven Rome | Pixabay)

Uit: Skepter 31.2 (2018)

Vond u dit artikel interessant? Overweeg dan eens om Skepsis te steunen door donateur te worden of een abonnement op Skepter te nemen.

Steun Skepsis