De lecherantenne volgens Schneider

Bij het Integraal Medisch Centrum Maria Magdalena (zie vorig blog) werkten zowel Carine Bolijn als Patrick Van Eeghem met een zogeheten lecherantenne. Dat is een soort wichelroede die op de lecherleiding is geïnspireerd.

door Jan Willem Nienhuys (15-01-2008)

Om te begrijpen wat een lecherleiding is en doet, kan men het beste eerst naar een coaxiaalkabel kijken. Dat is het soort draad waarmee tv-signalen van antenne, schotel of kabelaansluiting naar de tv geleid worden. Zo’n coaxiaalkabel bestaat uit een koperdraad met daaromheen een dikke laag kunststof en daar weer omheen een geleidende huls, meestal een soort kous van koperdraad (en daar weer omheen een isolerende beschermende laag). De clou is dat de elektromagnetische golven van het tv-signaal zich bij deze opstelling uitstekend kunnen voortplanten in de cilindervormige ruimte tussen de geleiders.

Bij de lecherleiding hebben we net zo iets: twee evenwijdige rechte geleidende draden of dunne stangen (in de lucht). Ook daartussen kunnen elektromagnetische golven zich voortplanten. Dit is in 1889 ontdekt door de Weense natuurkundige professor Ernst Lecher (1856-1926). Stelt men aan één eind van een lecherleiding een golfgenerator (zender) op, dan fungeert de lecherleiding als een orgelpijp, die open of gesloten is al naar gelang men hem aan het andere eind wel of niet kortsluit. Er ontstaat een staande golf als de golflengte van het veld past bij de lengte van de lecherleiding (bijvoorbeeld een kwart golflengte in het open geval, en een halve golflengte in het gesloten geval. Op plekken waar het elektrische veld maximaal is (de buiken) is er een groot en wisselend spanningsverschil tussen de tegenover elkaar gelegen plekken op de draden. Bij de knopen is er juist geen spanningsverschil. Men kan met kleine lampjes, bijvoorbeeld van het type dat in spanningszoekers zit, de buiken zichtbaar maken, en zo de golflengte (lichtsnelheid gedeeld door frequentie) bepalen.

Als men geen golfgenerator heeft, kan men met een antenne het veld van een verderop gelegen zender opvangen. Daartoe neemt men twee metalen staven die men in elkaars verlengde plaatst, en wel zo dat ze beide in de richting staan van het elektrische veld van het uitgezonden signaal. Als de zender dus horizontaal gepolariseerd is moet men de staven horizontaal houden en loodrecht op de richting naar de zender. Men bevestigt dan de dicht bij elkaar gelegen uiteinden van de ‘antenne’ elk aan een der twee draden van de lecherleiding. Vroeger zag men wel in plaats van coaxiaalkabel een soort lecherleiding die een kamerantenne met het tv-toestel verbond.
De lecherleiding (Lecher wires, Lecher lines) is nog steeds een prima middel om aan studenten de beginselen van het elektromagnetisme duidelijk te maken.

Reinhard Schneider

Reinhard Schneider (1925-2001) ontwikkelde op basis van de lecherleiding een wichelroede die gevoelig zou zijn voor golflengten van aardstralen. Nu is enig objectief bewijs voor het bestaan aardstralen afwezig, terwijl er een goede psychologische verklaring voor de illusie is. Wichelroedes bewegen zich slechts onder invloed van de fantasie van degeen die ze vasthoudt, door het zogeheten ideomotoreffect. Aardstralen zijn dan ook meestal op uw portemonnee gericht. De wichelroede van Schneider heeft twee metalen staafjes die als ‘antenne’ en handgreep dienst doen, terwijl in het middenstuk twee parallelle metalen draden of stangetjes zitten met een schuifje dat als ‘kortsluiting’ fungeert. De parallelle geleiders in het middenstuk zijn niet verbonden met de handgrepen. Het middenstuk is ook voorzien van een schaalverdeling (een liniaal) om de golflengte af te lezen. Bij veel modellen zit in een van de handgrepen een magneetje om het ding in te stellen op ‘links- of rechtsdraaiend’. Reken op 150-200 euro voor een lecherantenne zonder toebehoren. De oorspronkelijke roede van Schneider had trouwens een iets andere constructie: de ‘parallelle’ draden waren niet eens evenwijdig.

Het idee is dat men deze wichelroede met het schuifje kan ‘instellen’ op een bepaalde ‘golflengte’, en dan kan men aardstralen met juist die golflengte ‘meten’. Door het geheel in een onderhandse greep vast te houden is het hele systeem van spieren en gewrichten en wichelroede onstabiel, en de wichelroede gaat door een minieme beweging gemakkelijk over naar een stabielere stand: de wichelroede kiept omhoog. Een dergelijke wichelroede noemt men dan een lecheratenne volgens Schneider. Maar een zekere Paul E. Dobler had al in 1934 een heel boek geschreven over methoden om met lecherleiding-achtige apparaten de in 1932 verzonnen aardstralen te detecteren.

Aangezien geen fysicus ooit aardstralen gemeten heeft, is onbekend of ze zich aan enige regels houden, laat staan dat ze een voortplantingssnelheid en een golflengte hebben en al helemaal niet of ze gehoorzamen aan de wetten van het elektromagnetisme. Elektromagnetische verschijnselen zijn het in elk geval niet, want dan waren ze allang ontdekt.

Kortom, we hoeven voor namaaktechniek en -wetenschap niet te gaan zoeken naar ‘radio-operators’ op afgelegen eilanden in de Stille Zuidzee die een cargocult zouden opvoeren met halve klappernoten over de oren als koptelefoon en een bamboespriet als antenne. Wij technologisch geavanceerde westerlingen hebben de lecherantenne en nog veel meer.

De Inspectie voor de Gezondheidszorg lijkt dit niet te beseffen. Ze presenteren zonder een zweem van ironie de volgende beschrijving van werking en gebruik van de lecherantenne (merk op dat hetzij IGZ, hetzij Bolijn of Van Eeghem niet snappen waarvoor dat schuifje op de lecherantenne is):

‘Het principe is als volgt. Het energieveld kan overal gemeten worden, maar het meest gevoelige energieveld zit boven de hand. In het betreffende energieveld laadt deze antenne zich op met energie. De mate waarin de antenne zich oplaadt, geeft aan of er een energieverstoring is door toxische materialen. Als de antenne zich volledig heeft opgeladen, spreekt men over een goed energetisch veld. De antenne wordt door het energieveld bewogen over de hand. Op deze manier kan vastgesteld worden dat een energieveld verstoord is op celstructuren. Vervolgens kan men zien of men een virus of een bacterie heeft. Dit is te verhelpen door het gebruik van tincturen. Met een tinctuur in de hand van de patiënt, normaliseert het energieveld.’

We zien hier een idee dat wijdverbreid is in de wereld van de alternatieve genezerij: een of andere onzinnige diagnostische methode die een ziekte ‘detecteert’ geeft de uitslag ‘genezen’ als het juiste medicijn zich in de nabijheid van machine of patiënt bevindt. Bij elektroacupunctuur (VEGA-test en dergelijke) hoeft de meetstroom maar te lopen langs een van de gesloten glazen flesjes met het ‘geneesmiddel’ in de houder, bij de kinesiologie (spiertest) houdt de patiënt zo’n flesje in de hand.

Het is duidelijk dat dit een eenvoudige mogelijkheid inhoudt om de methode te testen. Het enige wat men nodig heeft, zijn een stel ogenschijnlijk identieke flesjes, gevuld met hetzij ‘het goede middel’, hetzij iets anders. Als men de blindering en verloting knullig inricht, vindt men dan nog wel iets, maar als men het goed doet zou het een Nobelprijs waard zijn als er iets uitkwam.

Geen van de toepassers gebruikt echter deze voor de hand liggende makkelijke manier om hun eigen diagnostische methode te testen. Onwetendheid op zich is natuurlijk niet verboden, maar in combinatie met een pretentie dat men een eenvoudig toetsbare effectieve behandeling aanbiedt, is het onethisch.


 Oorspronkelijk was dit artikel gepubliceerd op het (oude) Skepsis-blog en bestond de mogelijkheid om daaronder in discussie te gaan, waar geregeld uitvoerig gebruik van werd gemaakt. De discussie onder dit bericht kan de geïnteresseerde teruglezen in deze pdf (18 pagina’s).

Vond u dit artikel interessant? Overweeg dan eens om Skepsis te steunen door donateur te worden of een abonnement op Skepter te nemen.

Steun Skepsis