Een vaak herhaalde anekdote in de astrologische literatuur is de bewering dat de beroemde Engelse wetenschapper Isaac Newton (1642-1727) zich naast zijn natuurkundige en sterrenkundige onderzoekingen, ook intensief met de astrologie bezig hield. Volgens deze bronnen zou Newton de sterrenkundige Edmund Halley (1656-1742), bekend vanwege “zijn” komeet, eens voor zijn denigrerende opmerkingen over de astrologie hebben terecht gewezen met de vermaning, “Mijnheer Halley, ik heb de zaak onderzocht, U niet!”
In de afgelopen decennia hebben vele onderzoekers zich intensief bezig gehouden met het analyseren van Newtons geschriften en het uitgeven en becommentariëren van de grote hoeveelheid ongepubliceerde manuscripten van zijn hand. Deze studies hebben echter nooit enige aanwijzing opgeleverd dat Newton de astrologie op een wetenschappelijke wijze heeft bestudeerd. Zo kon de Engelse Newtonkenner Derek Thomas Whiteside geen enkele astrologische verwijzing vinden in de circa vijftig miljoen woorden die van Newtons hand zijn bewaard gebleven. Ook de mythe dat de Bodleian Library (Oxford) een door Newton zelf geschreven boek over de astrologie zou bezitten, blijkt op geen enkele feit te berusten.
Rob van Gent beschreef in Skepter 5.1 (1992) hoe het wél zat.