Kaarten tegen het toeval
door Marc Braem
Als tarottisten of astrologen of andere waarzeggers tegen de wetten van de kansrekening spelen verliezen ze meestal. Maar bij een echt consult heeft de interactie tussen waarzegger en cliënt lak aan de regels van het toeval. Er zijn wel proeven gedaan met namaak-paragnosten, en bekentenissen van ex-handlezers en -astrologen zijn er ook, maar zelden kun je meeluisteren en toekijken als een waarzegger die in zichzelf gelooft zit te praten met zijn klanten.
SKEPP laat in België regelmatig weten dat ze graag paranormale claims test. Gegadigden voor de miljoen Franse frank van Theodor kunnen een voortest ondergaan onder toezicht van SKEPP. Geregeld melden zich dan ook mensen die menen over bijzondere gaven te beschikken. Zo schreef begin dit jaar een academicus naar SKEPP dat hij kon bewijzen dat tarot beslist niet onzinnig was. Hij kon bogen op een ervaring van twee- tot driehonderd consulten, bijna steeds met gunstig commentaar van de klanten. ‘Men moet open staan voor onmogelijk geachte invloeden’ schreef hij. Hij beweerde uitdrukkelijk niet over een bijzondere begaafdheid te beschikken, maar wel dat hij ‘handelingen kan stellen die helemaal niet te verklaren zijn door de wetten van de natuur’, meer in het bijzonder dat hij onderscheid kon maken tussen mensen met behulp van tarotkaarten. Hij vindt dat geen verdienste van hemzelf, want hij past gewoon een systeem toe dat als het ware zo in een computer geprogrammeerd zou kunnen worden. Onze academicus wilde liever anoniem blijven, dus in het vervolg zullen wij hem de Tarotmeester noemen. Hij stelde in overleg met SKEPP ongeveer dezelfde opzet voor als bij de Astrotest van Rob Nanninga (zie Skepter, juni 1995). SKEPP moest zeven proefpersonen zoeken met uiteenlopende en ongewone levensomstandigheden die een diepe emotionele weerslag impliceren, bijvoorbeeld net aan een dodelijk ongeluk ontsnapt of smoorverliefd geraakt. Deze zeven mensen kiezen dan blind elk zeven tarotkaarten uit een goed geschud pak. Tezamen met eventueel gevallen kaarten en de rest van het pak moet de selectie dan aan de Tarotmeester bezorgd worden, en dan zal deze de selecties koppelen aan de mensen. Het volledige protocol besloeg vier getypte vellen.
De proef vond plaats op 26 april in het Illuseum (zie Skepter, maart 1997). Het vinden van proefpersonen was niet moeilijk. De aangezochte personen lieten zich gewillig overtuigen, en enkelen waren oprecht nieuwsgierig.
SKEPP nam veel voorzorgen om de proef zo veilig mogelijk te laten verlopen, met andere woorden, elke vorm van ‘natuurlijke’ informatieoverdracht van de proefpersonen naar de Tarotmeester werd uitgesloten. Wij van SKEPP lieten onze proefpersonen zelfs handschoenen dragen om overdracht van geuren en cosmetica op de kaarten uit te sluiten. De kaarten werden blind getrokken. Geen der proefpersonen kreeg tijdens het trekken van de kaarten inlichtingen over de getrokken kaarten, zodat coderen of toevoegen van informatie onmogelijk leek. Eén proefleider (ikzelf) hield toezicht bij het trekken van de kaarten, en een ander, Frederik Fiore, bleef bij de Tarotmeester die zich in het achtergebouw bevond; de proefpersonen zaten in het voorgebouw. Frederik moest opletten of de Tarotmeester ‘eigenaardige’ onderzoekingen aan de kaarten verrichtte. Verder werd direct contact tussen de twee proefleiders vermeden. Voor zover SKEPP kan beoordelen was er nauwelijks een natuurlijke mogelijkheid waarop de Tarotmeester bewust of onbewust te weten zou kunnen komen welke selectie bij welke persoon hoorde. Allemaal veel geïnstitutionaliseerd wantrouwen, voor iemand die bij zijn verschijnen een oprechte en sympathieke indruk maakte, en onvergezeld was, hoewel hij eigen getuigen mocht meebrengen.
Verloop
De proef begon ermee dat de proefpersonen op een fiche wat over zichzelf vertelden: of ze man, vrouw of kind waren, en wat voor belangrijks ze recent hadden meegemaakt. Zij omschreven zichzelf samengevat als volgt:
- Bob is een 54-jarige vrijgezel, wiens (nieuwe) vriendin in verwachting is en waarmee hij reeds de trouwdatum heeft geregeld.
- Bart (ca. 25 jaar) omschrijft zichzelf als ontvankelijk en kunstzinnig; hij schildert en levert zeer origineel werk af.
- Benny (23 jaar) verlangt naar zijn Italiaanse verloofde, die alleen is afgereisd naar haar ouders; daarnaast voelt hij hoge werkdruk.
- André (50 jaar) is zopas tot zijn genoegen werkloos geworden en werpt zich op de sport.
- Anoek (12 jaar) drukt onvrede uit over haar situatie (o.a. ruzie); zij schrijft dat ze haar schooljaar wil overdoen.
- William (42 jaar), die zojuist een taveerne heeft geopend, typeert zichzelf als onzeker, en op zoek naar ontsnapping uit knellende problemen.
- Ellen (21 jaar) meldt dat haar aanstaande (zware) examens over veeartsenij haar onzeker en moe maken.
Op elk fiche werden de initialen van de betrokkene genoteerd, en deze fiches werden bezorgd bij de Tarotmeester die ze zonder meer goedkeurde. Vervolgens werd door loten de volgorde bepaald waarin Bob, Bart enzovoorts de tarotkaarten zouden trekken. Na elke trekking noteerde ik de volgorde, de kaarten werden weggebracht om de Tarotmeester hetzelfde te laten doen, na terugkeer werden ze geschud, waarna er weer getrokken werd. Uiteraard wist de Tarotmeester zo iets wat de proefpersonen ook wisten, namelijk de volgorde waarin ze aan de beurt waren geweest.
Na de zevende trekkingsreeks wachtten we gespannen wat de Tarotmeester ervan gemaakt had. Als hij ze alle zeven goed had (een kans van 1 op 5040), dan zou hij BF 20.000 krijgen en mocht hij een en ander herhalen voor Theodor (die bemiddelt om de Franse prijs van FF 1 miljoen te verwerven). Bij vijf goed (precies zes goed kan natuurlijk niet) zouden wij verklaren dat het ‘opmerkelijk’ was (een kans van 21 op 5040), en anders was hij ‘niet geslaagd’, aldus het protocol.
Enkele proefpersonen waren nieuwsgierig naar de kaarten die zij getrokken hadden. Ik liet hen verbaasd mijn aantekeningen zien. ‘Krijgen wij uw fiche mee?’ Oei, nee ik heb ze nodig als bewijsstukken. Na een klein halfuur verschenen de Tarotmeester en Frederik om de schriftelijke conclusies mee te delen.
De uitslag
Iedereen bevestigde dat alles eerlijk en probleemloos was verlopen. De Tarotmeester durfde zich niet uitspreken over zijn te behalen score. Toen de code onthuld werd, bleek hij er twee goed te hebben.
0 goed | 36,79% |
1 goed | 36,80% |
2 goed | 18,33% |
3 goed | 6,25% |
4 goed | 1,39% |
5 goed | 0,42% |
6 goed | 0,00% |
7 goed | 0,02% |
De kans op twee of meer goed is iets meer dan een kwart (zie tabel), en dat is helemaal niets bijzonders. Aan de andere kant van de tafel toonde de Tarotmeester grote zelfbeheersing. Om niet helemaal op een negatieve noot te eindigen vroegen Frederik en ik naar enkele kwalitatieve indrukken. En toen beleefde ik de verrassing van mijn leven.
Kwalitatief
Onze tarottist had alleen maar de oudste en de jongste van de zeven proefpersonen goed, meisje Anoek en vrijgezel Bob. Bob had achtereenvolgens Rad van Fortuin, II van Pentagrammen, Koning van Zwaarden, Koning van Bekers, Ridder van Pentagrammen, III van Bekers, en IX van Pentagrammen gekozen. Onderaan het spel bevond zich De Geliefden. Kwalitatief zag hij onder andere iemand die eerlijk met zijn emoties omgaat. Bob bevestigde dat, duidelijk onder de indruk van deze toevalstreffer.
Anoek had maar liefst zes troefkaarten getrokken (Gerechtigheid, Toren door Bliksem Getroffen, Gehangene, Triomfwagen, Ster, Schildknaap van Staven). ‘Voor zo iemand staan alle mogelijkheden open, het is duidelijk dat dit het kind moet zijn,’ meende de Tarotmeester.
En kunt u wat over de anderen zeggen, werd er gevraagd. De kersverse herbergier William had achtereenvolgens gekozen Ridder van Staven, Matigheid, X van zwaarden, Ridder van Pentagrammen, V van staven, V van Pentagrammen, IX van zwaarden, en onderaan het spel zit De Keizer. Tijdens het schudden waren twee kaarten op tafel gevallen: De Geliefden en Oordeel.
De Tarotmeester gaf enkele overpeinzingen bij deze selectie: er is een verlies van iets, misschien geldelijk; er is een probleem met timing; en er is doemdenken aanwezig ‘niet zozeer biologisch, maar toch ergens een grote verandering’. Bij enkele opmerkingen maakte William bevestigende gebaren, bij andere ontkennende. Bij het doemdenken wierp hij tegen ‘dat wie pas een zaak opent, toch succes verwacht’. Ik stelde dat William inderdaad zijn opening met een maand had moeten verschuiven. Nu ken ik hem een beetje en ik wist dat hij met ideeën van doodgaan koketteert, bijvoorbeeld met zijn ‘aan de gevangenis van het leven willen ontsnappen’. Ik merkte dat op. Had ik dat maar niet gedaan. ‘Ach natuurlijk,’ reageerde de Tarotmeester, ‘Deze is de enige die de kaart Oordeel heeft en de betekenis is precies de dood!’ Hij liet mij zijn aantekenboek zien, waar een aantal betekenissen staan en onderaan ‘de dood’. ‘Het is zeker niet de kaart Dood die de fysieke dood betekent!’ Ook William nam de Tarotmeester toen duidelijk ernstiger.
Enkele kaarten wezen op financiële problemen, en die had de Tarotmeester aan de werkeloze André gekoppeld. Fout dus. Het bleken evenwel de kaarten van onze herbergier te zijn, en laat die nu in op zijn fiche ‘financiële beslommeringen’ genoteerd hebben! Ik zag aan de gezichten van enkele proefpersonen dat de ‘fout’ een ‘succes’ aan het worden is.
Ondertussen hadden vier van mijn zeven proefpersonen hun kaartenselectie overgeschreven. Ik heb geen idee wat zij ermee van plan waren en ook niet wat ze ermee gedaan hebben. ‘Tja,’ besloot de Tarotmeester, ‘we hadden deze proef beter anders gedaan: ik maak de analysen en de proefpersonen proberen zich erin te herkennen.’ ‘Dat hebben we al eens gedaan met een astrologe,’ replikeerde ik, ‘en dat ging ook niet.’
Kort daarop vertrok de Tarotmeester, en er ontspon zich nog een discussie tussen mij en de overgebleven proefpersonen. Dat er maar twee van de zeven goed waren, was al een onbenullig detail geworden, waarvoor niemand zich interesseerde, behalve ik dan.
En verder?
We hebben naar de Tarotmeester een brief gestuurd met de skeptische visie op het kaartleggen, in twee woorden samen te vatten als ‘interactiepsychologie’ (de interpretatie wordt bijgestuurd op basis van de terugkoppeling van de cliënt) en ‘waarmakerij’ (feiten in je leven zoeken die passen bij een willekeurige uitspraak die je als cliënt te verwerken krijgt).
Als kaartleggers enzovoort tegen de tegen de wetten van het toeval moeten spelen, verliezen ze steevast. Dat weten we ondertussen uit de onderzoekjes van SKEPP, Skepsis, enzovoort. Maar wat gebeurt er in een sessie met normale klanten? Daar is ook veel over geschreven, maar meestal op basis van proeven met namaak-paragnosten, of bekentenissen van ex-handlezers of -astrologen.
Het is een boeiende ervaring toe te kijken en mee te luisteren bij wat zich afspeelt in de gesprekken tussen een waarzegger die in zichzelf gelooft en zijn of haar klanten. Hoe deint het gesprek van interpretatie naar interpretatie, hoe selectief pikt de een op de ander in, hoe gaat een volslagen mislukking over in een eclatant succes? De volgende keer ga ik proberen dat nauwkeuriger te onderzoeken. Ik heb al een idee.
Het Tarotspel
Het tarotspel bevat 78 kaarten, waarvan 22 troefkaarten (de grote Arcana) met daarop oorspronkelijk middeleeuwse allegorische voorstellingen zoals De Pausin (of Hogepriesteres), De Gehangene, Nar, enzovoorts. De overige 56 kaarten (de kleine Arcana) zijn ingedeeld in vier groepen, gemerkt met bekers, zwaarden, staven, en munten (of schijven of pentagrammen); elke groep begint met koning, koningin, ridder, schildknaap, en dan verder omlaag van tien tot een. Kort nadat het gebruikelijke kaartspel in Europa werd ingevoerd (ca. 1375), werd de grote Arcana eraan toegevoegd in Noord-Italië (ca. 1425).
Aan het eind van de 18de eeuw raakte de Marseillaanse versie van het spel in Parijs bekend. Vanaf die tijd bedacht elke zichzelf repecterende occultist zijn eigen versie, fantastische geschiedenis en interpretatie van de tarot. Vele kunstenaars ontwierpen spellen. Zo publiceerde Gérard Encausse alias Papus (1865-1916) een tarotspel in 1889, met plaatjes van Oswald Wirth en de ideeën van Eliphas Lévi. Papus beweerde dat de tarot van de zigeuners afkomstig was.
Het thans meest gebruikte spel dateert van 1910. Het is ontworpen door de Amerikaanse kunstenares Pamela Colman Smith (1879-1951) op aanwijzingen van Arthur Edward Waite (1857-1942), lid van de Londense Tempel van de Gouden Dageraad, en gepubliceerd door William Rider and Son te Londen. Het moderne kaartspel is van het tarotspel afgeleid. In het Italiaans zijn de oorspronkelijke namen (klaveren = clubs = bastone = staven) nog bewaard gebleven. Van de grote Arcana rest slechts de joker. Terug.