Reïncarnatie onder hypnose
De Australische tv-documentaire van Peter Ramster
door Rob Nanninga – Skepter 21.2 (2008)
Op 6 januari 1986 zond de AVRO een tv-documentaire uit over vier Australische vrouwen die zich onder hypnose vorige levens herinnerden. Samen met Peter Ramster, hun hypnotherapeut, reisden ze naar Europa om hun herinneringen te verifiëren. Het spectaculaire filmverslag maakte veel indruk, maar blijkt bij nadere bestudering even onbetrouwbaar als hedendaagse tv-producties over het paranormale. Zo werd het kasteel waarin een van de gereïncarneerde dames in de 18de eeuw zou zijn opgegroeid, pas aan het eind van de 19de eeuw gebouwd.
De uitzending van de AVRO wekte destijds zoveel belangstelling dat men besloot de anderhalf uur lange documentaire in september van dat jaar grotendeels te herhalen, aangevuld met een debat tussen de psycholoog prof. Piet Vroon en twee pleitbezorgers van reïncarnatietherapie. In hetzelfde jaar werd in Utrecht een School voor Reïncarnatietherapie opgericht, die sindsdien al circa 370 therapeuten heeft opgeleid. Zij kunnen zich aansluiten bij de Nederlandse Vereniging van Reïncarnatie-Therapeuten. De website van de NVRT vermeldt ruim 150 praktiserende leden.
Hoewel het aantal reïncarnatieherinneringen sterk is toegenomen, worden er nauwelijks pogingen ondernomen om serieus uit te zoeken wat ervan klopt. Voor de therapie is dat niet van belang. Men gaat er voor het gemak vanuit dat ‘in de ziel opgeslagen trauma’s’ onder hypnose kunnen worden herbeleefd. Dat is nodig om ze te verwerken en er lessen uit trekken. Veel cliënten tonen zich tevreden over de behandeling en zeggen dat ze er baat bij hebben. Meer hoeft er volgens hun therapeuten niet bewezen te worden.
Er is echter geen reden om te veronderstellen dat hypnose de waarheid aan het licht kan brengen, zelfs niet wanneer er werkelijk verborgen herinneringen aan vorige levens bestaan. Hypnose is vooral een vrijbrief om naar hartelust te fantaseren over wat er gebeurd zou kunnen zijn. Uit veel onderzoek blijkt dat de geheugenprestaties er niet door verbeteren.
Overtuigend bewijsmateriaal voor het bestaan van reïncarnatie is sowieso moeilijk te vinden. Men kan bijna nooit uitsluiten dat de betrokkenen in hun huidige leven relevante informatie over het verleden hebben verkregen, bijvoorbeeld via speelfilms of historische romans. Als ze zich de bron niet meer herinneren, kan het lijken alsof hun kennis uit een vorig leven kwam.
Sinds de opkomst van internet is het heel eenvoudig geworden om ontelbaar veel obscure feiten uit alle windstreken te verzamelen. Na je eerste reïncarnatiesessie kun je thuis meteen even nazoeken of er iets te vinden is over je vorige leven, wat stof kan opleveren voor volgende sessies. Ik wil niet beweren dat veel cliënten internet raadplegen om een overtuigend verhaal te kunnen vertellen. Gewoonlijk blijven hun belevenissen nogal vaag. Maar naarmate het minder moeite kost om de gewenste details te verkrijgen, worden ze als bewijsmateriaal wel minder waard.
Peter Ramster hoefde zich nog geen zorgen te maken over het digitale web. Zijn documentaire werd al in 1981 opgenomen. Later publiceerde hij meer gegevens in zijn boek In Search of Lives Past (1990). Zowel parapsychologen als sceptici hebben zijn werk vrijwel geheel genegeerd. De Nederlandse reïncarnatieonderzoeker Titus Rivas (2004) noemde het wel in zijn ‘parapsychologische encyclopedie’. Hij vermeldt dat de gevallen van Ramster indrukwekkend lijken, maar nog niet door anderen zijn nagetrokken.
De psycholoog Wim Kramer (1988) wees op een belangrijke zwakte in het onderzoek: ‘In de opzet van Ramster wordt uit een grote hoeveelheid gegevens die bruikbare elementen gezocht, die samen een coherent verhaal opleveren. Vervolgens tracht men elementen van dat verhaal te bevestigen door een plek op aarde te zoeken die daarmee overeenkomsten vertoont. Er is dus sprake van doelgerichte selectie.’
Het begon er al mee dat Ramster uit vele honderden vorige levens vier verhalen selecteerde die hij ter plekke met de camera wilde verifiëren. Hij deed eerst vooronderzoek om te bepalen welke ervaringen het meest geschikt waren en voldoende aanknopingspunten boden. Er werden geen objectieve methoden gebruikt om de resultaten te beoordelen. De aandacht richtte zich vooral op punten van overeenstemming en passende interpretaties. Ramster had weinig belangstelling voor feiten die niet klopten en voor verklaringen die zijn hypothese ondermijnden.
De reïncarnatieverhalen werden zo overtuigend in beeld gebracht en leken soms zo goed bij de feiten te passen, dat veel kijkers zich moeilijk konden voorstellen dat het louter een kwestie van toeval en selectie was. Gelukkig is de documentaire tegenwoordig op YouTube beschikbaar, zodat we hem nog eens kritisch onder de loep kunnen nemen – niet zo hulpeloos als in 1986, maar achter een pc die de hele wereld bestrijkt. Met Google Earth kun je nu zelf gaan kijken op de plaatsen die Peter Ramster bezocht.
Namaakkasteel
De documentaire start met Cynthia Henderson, die onder hypnose vertelt over een Normandisch kasteel in de buurt van Flers. Ze groeide daar in de 18de eeuw op als Amélie de Cheville (of Chauville). Haar ouders organiseerden regelmatig grote feesten en gemaskerde bals. Na haar huwelijk met een legerofficier, dat in Flers plaatsvond, verhuisde ze naar Parijs. Daar werd ze circa twintig jaar later tijdens de Franse revolutie op een marktplein onthoofd.
Cynthia en de filmploeg reizen naar Flers, waar ze enkele nachten in een hotel logeren. Er voegt zich ook een Fransman bij het gezelschap, een zekere Antoine le Breton. Volgens Ramster is Cynthia in staat om onder hypnose ‘in vloeiend Frans’ een lange conversatie met hem te voeren, terwijl ze als kind slechts een paar lessen Frans had gevolgd. Daar is echter weinig van te zien. Op Antoines vraag of ze zich de dag van haar huwelijk herinnert, antwoordt ze: ‘Oui … mariage … famille … mon château’. En als hij vraagt hoe goed ze St. Michel kent, mompelt ze: ‘un petit maison [sic] … l’abbaye St. Michel … la mer’. Antoine beweert dat ze accentloos Frans spreekt, al spreekt ze haar vroegere voornaam als ‘Emily’ uit en de plaatsnaam ‘Flers’ als ‘Fleur’. Haar Frans is erg moeilijk verstaanbaar. Ze schakelen al snel weer over naar Engels.
Cynthia herinnert zich hoe ze vroeger vanuit Flers met de koets naar het kasteel reed. Ze moest eerst naar de grote weg tussen Rouen en St. Michel, die dicht langs Flers liep. Dan ongeveer een uur omhoog rijden, over de heuveltop weer naar beneden en linksaf de vallei in, waar het kasteel achter de bomen schuilging. Het is niet duidelijk welke weg Cynthia bedoelt. De huidige snelweg ligt circa 40 km ten noorden van Flers en ook in de 18de eeuw was er geen weg naar Rouen in de buurt.
In drie gehuurde auto’s gaan ze op zoek naar het kasteel. Als we de filmbeelden mogen geloven, dan leidt Cynthia hen langs diverse wegen naar het doel, waarbij we niet te horen krijgen dat ze uit Flers vertrokken. De voice-over beweert dat Cynthia de omgeving steeds beter herkent, maar uit Ramsters boek blijkt dat de tocht niet zonder problemen verloopt. Ze bereiken wel de top van een heuvelrug en rijden vervolgens een vallei binnen, waar ze gaan picknicken. Maar daarna raakt Cynthia het spoor bijster. De oorspronkelijke weg schijnt veranderd te zijn omdat er een nieuw landgoed is aangelegd. Antoine le Breton wordt erop uit gestuurd om aan iemand te vragen hoe ze weer op de oude weg kunnen komen. Vermoedelijk vraagt hij ook of er ergens een kasteel in de buurt is.
De documentaire toont hoe Cynthia uiteindelijk vanuit het zuiden Cerisy-Belle-Étoile binnenrijdt, met Antoine achter het stuur. Dit dorpje ligt slechts 7 kilometer boven Flers en je kunt er via de provinciale weg rechtstreeks naartoe rijden. Cynthia geeft aan dat ze in het dorp linksaf moeten. Daar bevindt zich een recreatiepark. Ze kopen eerst een kaartje voordat ze verder mogen. De weg voert naar de top van de Mont Cerisy, die ruim honderd meter hoger ligt, al is dat aan de beelden niet te zien. Cynthia zegt dat ze niet durft te kijken en grijpt naar haar hoofd, terwijl de muziek aanzwelt. Dit wordt afgewisseld met korte flitsen van een kasteel, alsof ze dat voor haar geestesoog ziet verschijnen. Na de laatste bocht komt de kasteelruïne op de Mont Cerisy in beeld. Cynthia gilt het uit wanneer ze de toren herkent en begint hevig te snikken. Als ze uit de auto stapt, drukt ze zich geëmotioneerd tegen haar hypnotherapeut aan. Na twee eeuwen is ze weer thuis!
Cynthia leidt Peter en Antoine in de ruïne rond. Ze schijnt zich nog precies te herinneren waar alle ruimtes zich bevonden. Men heeft er wat beelden doorheen gemonteerd van een 18de-eeuws bal, zoals dat vroeger in het kasteel zou hebben plaatsgevonden. Cynthia bekent dat ze aanvankelijk nog wat twijfels had. Maar nu ze het kasteel met eigen ogen ziet, weet ze zeker dat het geen fantasie kan zijn. Ook Antoine is onder de indruk en kan het niet verklaren. ‘Amélie de Cheville was alive again – alive in the 18th century among the ruins left in the 20th by the US tactical air force’, zegt de commentaarstem.
Het is opvallend dat de documentaire geen nadere informatie verstrekt over de geschiedenis van het kasteel. Ook in zijn latere boek weet Ramster slechts te vertellen dat het in de Tweede Wereldoorlog werd gebombardeerd. Wie woonden er in het verleden? Het zou een hoogtepunt zijn geweest als men had kunnen achterhalen dat het kasteel in de 18de eeuw werd bewoond door een rijke familie De Cheville, met dochter Amélie en zoon Philippe. Maar volgens Ramster was het niet mogelijk om deze gegevens terug te vinden. Hij had naar eigen zeggen ook niet verwacht dat dit zou lukken, omdat Cynthia’s vader niet de eigenaar van het kasteel was. Ramster vertelde niet aan wie het wel toebehoorde.
Tegenwoordig is het niet moeilijk om via internet betere informatie te verkrijgen. Het kasteel blijkt pas in 1870 te zijn gebouwd voor de Engelse lord Burkingyoung! Het is eigenlijk een namaakkasteel in Engelse stijl, dat in 1885 werd overgenomen door de familie Corbière, die een weg liet aanleggen. In 1944 werd het gebouw gebombardeerd (omdat er Duitsers zaten) en in 1955 werd het landgoed aangekocht door de gemeente. De plaatselijke kaartjesverkoper of iemand op het gemeentehuis hadden vast wel kunnen vertellen dat het nog niet zo lang op de heuvel stond. Misschien hadden ze zelfs een toeristenfolder waarin het bouwjaar stond. Ook in reisgidsen is dat te vinden.
Peter Ramster liet weten dat hij zich helaas nooit had afgevraagd wanneer het kasteel was gebouwd. Hij was blijkbaar niet zo nieuwsgierig. Hoewel hij de indruk wekte dat hij serieus onderzoek had gedaan en wetenschappers verweet dat ze daar niet voor openstonden, had hij verzuimd om elementaire informatie in te winnen. Hij wist naar het schijnt bijna niets van het kasteel en vertrouwde op wat Cynthia hem daarover vertelde.
Een bewijs uit graniet
Het tweede verhaal dat Peter Ramster uit zijn bestand selecteerde, werd verteld door Helen Pickering. Haar vorige leven speelde zich in Schotland af. Ze werd naar verluidt in 1807 geboren als James Archibald Burns en studeerde voor arts aan het Marischal College in Aberdeen. Later had ze een eigen praktijk in Blairgowrie. Helen hoeft de naam Blairgowrie niet uit een vorig leven te hebben onthouden, want in Australië is het een bekend vakantieoord ten zuiden van Melbourne. Het werd na de Tweede Wereldoorlog naar het Schotse stadje vernoemd.
De tv-documentaire toont een oud document uit het gemeentearchief van Blairgowrie, waaruit blijkt dat daar in de 19de eeuw een zekere James Burns actief was. Er staat zo te zien niet bij dat hij als arts werkte, maar de voice-over verzekert ons ervan dat het allemaal klopt. Helen brengt een bezoek aan Blairgowrie, maar kan er weinig van herkennen. Er is volgens haar te veel veranderd.
Ze reizen door naar Aberdeen, waar Helen geblinddoekt naar de noordelijke pier van de haven wordt gereden. Het is de bedoeling dat ze vanaf deze plek naar haar oude universiteit loopt, een mijl verderop. Helen wijst welke kant ze op moeten. Veel keus is er niet. Met Google Earth is het mogelijk om precies te bepalen waar Helen uit de auto stapt, zodat ik met zekerheid kan zeggen dat ze de verkeerde kant op loopt. Ze moet teruglopen langs de Pocra Quay, in de richting van waaruit de auto is gekomen. In een volgend shot is te zien hoe Helen en Peter de juiste weg volgen. Ze hebben blijkbaar heimelijk rechtsomkeert gemaakt.
Naar verluidt leidt Helen het gezelschap (waaronder een plaatselijke journaliste en een historica) naar de toegangspoort van de universiteit. Deze is onderdeel van een reusachtige granieten façade in neogotische stijl, die pas aan het begin van de 20ste eeuw verrees. Achter de poort bevindt zich een vierkant plein. De universiteit is daar in een U-vorm omheen gebouwd. Oppervlakkig gezien lijkt de vorm van het gebouw op een fraaie tekening die Helen van tevoren in Sydney had gemaakt. Hierin ontbreekt echter een belangrijk element: de Mitchell Tower. Deze toren bevindt zich in het centrum van het gebouw en fungeert als hoofdingang.
Volgens Helen was de toren er nog niet toen zij omstreeks 1830 als James Burns medicijnen studeerde. De voice-over bevestigt dat er veel is veranderd. Dit is echter een understatement. De Mitchell Tower werd als eerste gebouwd, dus als die er nog niet stond, dan bestond het hele gebouw niet. Het feit dat de toren later wat hoger werd gemaakt, is niet relevant. Het toeval wil dat het oorspronkelijke Marischal College aan het eind van de jaren 1830 volledig werd gesloopt, omdat het bouwvallig was geworden. Er werd een nieuw gebouw neergezet, dat niet op het oude leek en dat was ontworpen door de plaatselijke architect Archibald Simpson.
Links een schilderij uit 1840 dat de sloop van het oude Marischal College toont. Rechts het nieuwe gebouw van de architect Archibald Simpson, met in het centrum de Mitchell Tower.
De documentaire probeert desondanks de indruk te wekken dat Helen goed de weg weet in de universiteit. De beelden zijn voorzien van suggestieve commentaren, zoals: ‘De echo’s onder het gewelfde plafond leken haar bijna naar boven te trekken… [de camera stond daar al] … Het leek alsof Helen ons door een gordijn van herinneringen leidde, een gordijn dat zij opzij schoof.’ Er wordt beweerd dat Helen haar reisgenoten kriskras door het gebouw leidde en hen wees op gangen en ingangen die al lang geleden waren afgesloten. Maar dit wordt niet in beeld gebracht. Het boek van Ramster biedt dit keer geen aanvullende informatie, want Helen Pickering wordt daarin om de een of andere reden helemaal niet genoemd. (zie noot 3)
Aan het slot van de reportage ontmoet Helen de amateurhistoricus David Gordon, die voor de Open Universiteit een scriptie schreef over de geschiedenis van Marischal. Hij wordt gepresenteerd als de enige man ter wereld die precies weet hoe het oude College eruit zag. Gordon beweert dat Helen een goede beschrijving geeft van het gebouw dat Simpson ontwierp, maar het wordt niet duidelijk wat ervan klopt en in hoeverre ze haar kennis tijdens haar eerdere bezoek aan het College heeft verworven.
Gordon laat haar op een oude plattegrond aanwijzen waar zich een wc bevond. Helen wijst eerst op het midden van de tekening, maar op het moment dat ze zegt dat de wc zich aan de rechterkant bevindt, ‘aan deze zijde’, is haar vinger niet meer in beeld. We kunnen hierdoor niet vaststellen of Gordon even later dezelfde plaats aanwijst, al wordt dat wel gesuggereerd. De wc ligt rechts vanuit de ingang gezien, maar niet vanuit de positie die Helen aanvankelijk aanwijst.
Wellicht had men wat weinig beeldmateriaal, want het stukje film dat ontbreekt, is hoogst waarschijnlijk één minuut eerder al te zien. Terwijl de commentaarstem opmerkt dat het ‘overduidelijk was dat Helen dingen wist over een gebouw dat sinds de jaren 1830 al lang was veranderd’, wijst ze een ruimte aan op dezelfde plattegrond die we later opnieuw zien. Deze ruimte bevindt zich aan haar rechterhand, maar komt niet overeen met de locatie van de wc die David Gordon aanwijst.
Tijdens de afsluitende beschouwing wordt er zonder nadere toelichting een oud boek getoond van het King’s College. Daarin zien we naar het schijnt James Burns staan, met achter zijn handgeschreven naam de letters MD (medical doctor). Maar het klopt niet helemaal, want de naam is geschreven als Burnes en het King’s College was de concurrerende katholieke universiteit in Aberdeen. Op internet is een overzicht te vinden van de alumni van het oude Marischal College, maar daarin kwam ik James Burns niet tegen.
Joodse slachtoffers
Jenny Green is de derde Australische huisvrouw die in Ramsters documentaire is te zien. Ze wordt omschreven als ‘eminently sensible and stable’ (heel nuchter en evenwichtig). ‘Er was voor haar en voor ons geen reden om te vermoeden wat er in trance zou gebeuren terwijl ze voor onze camera zat’, beweert de commentator. In werkelijkheid was Jenny de ster van Ramsters eerste boek, The truth about reincarnation uit 1980. Hierin wordt uitvoerig beschreven hoe ze zich herinnerde dat ze in een vorig leven een priesteres was in een Egyptische tempel die aan de godin Isis was gewijd. Ze scheen Oudegyptisch te kunnen spreken alsof ze niet anders gewend was en beheerste ook een soort hiërogliefenschrift. Ramster schreef dat hij Jenny’s taaluitingen nauwkeurig aan het analyseren was en dat voor een deel al was aangetoond dat ze authentiek waren. Ook een hoogleraar in de egyptologie, waarvan hij de naam niet noemt, zou al hebben vastgesteld dat het niet louter onzin was.
In zijn boek over de tv-documentaire verwijst Ramster (1990) naar het eerdere onderzoek, maar hij verstrekt daarover geen nadere details. Hij heeft meer interesse voor een droom die Jenny hem vertelde. Daarin was ze een joods meisje in de Tweede Wereldoorlog. Dat kon te maken hebben met een vorig leven, dat onder hypnose met succes voor de camera naar boven werd gehaald. Jenny leefde destijds in Düsseldorf en heette Dorothy Halman. Haar vader, Josef Halman, was juwelier en horlogemaker. Haar moeder Sarah werd als eerste door de nazi’s opgepakt. Dorothy werd later ook naar een concentratiekamp gedeporteerd. Ze moest de kleren van de doden wassen en stierf vlak voordat de bevrijders arriveerden.
Jenny scheen nog steeds Duits te kunnen spreken. In zijn eerste boek vermeldde Ramster al dat het vaak voorkwam dat zijn cliënten in trance een taal spraken die ze in hun huidige leven nooit hadden geleerd. Hij schakelde een Duitse vertaalster in, maar die begreep er niets van. In de documentaire is te horen dat het Duits van Jenny minder overtuigend klinkt dan het Deens van de gemiddelde Nederlander.
Ramster laat Jenny op een plattegrond van Düsseldorf aanwijzen waar ze vroeger woonde. Ze wijst een plek aan in de buurt van een bocht in de Rijn. Ramster verzekert haar ervan dat ze zich deze plek nog zal herinneren nadat ze uit hypnose is gehaald. Deze suggestie is nodig omdat ze zich gewoonlijk niet kan herinneren wat ze in trance heeft gedaan. Nadat Jenny weer bij haar positieven is gekomen, moet ze opnieuw op de kaart aanwijzen waar haar huis zich bevond. Maar dat lukt haar niet zonder eerst haar bril op te zetten. Ramster concludeert hieruit dat ze als Dorothy Halman veel beter kan zien dan normaal!
Hij boekt een hotel in de wijk waar ze zou hebben gewoond en gaat met haar op zoek naar het huis. Ze had eerder gesproken over de Karlstrasse. Wellicht had ze die naam gelezen toen ze haar bril op had. Volgens de documentaire leidde Jenny het gezelschap zonder aarzeling naar haar vroegere woning. Ze komen echter terecht in de Kirchfeldstrasse, op ruim een kilometer ten zuiden van de Karlstrasse. Het oude huis blijkt te zijn vervangen door nieuwbouw en een buurman die er al een halve eeuw woont, kan zich de familie Halman niet meer herinneren.
Het internet biedt ook hier snel uitkomst, want in 2004 heeft de Israëlische organisatie Yad Vashem haar complete database met alle geïdentificeerde joodse slachtoffers van de Shoah op haar website gezet. Daarin zijn geen leden van de Duitse familie Halman (of een soortgelijke naam) te vinden. Er is wel een slachtoffer met de naam Yosef Holman, die getrouwd was met Sara. Maar het echtpaar woonde in Polen.
Jenny probeerde het ziekenhuis te vinden waar ze in haar vorige leven werkte. Dat lag volgens haar in de buurt. Er was echter geen spoor van terug te vinden. Daarom vervoerde men haar per auto naar de universiteitskliniek, anderhalve kilometer zuidelijker. Daar ontdekte ze een voormalige ingang die in een raam was veranderd en die leek op de ingang die ze eerder had beschreven. Meer dan deze oude ingang was er uit haar vorige leven niet terug te vinden. Peter Ramster liet zich vooral overtuigen door de emoties die Jenny toonde. Daarin bespeurde hij de gruwelen van de holocaust.
Lady Somerville
De vierde en laatste reïncarnatiegeschiedenis is het meest gedetailleerd, mede doordat Ramster er in zijn boek twee hoofdstukken aan wijdt, waarin hij veel aanvullende details verstrekt. De gegevens kwamen geleidelijk naar boven tijdens een lange reeks hypnosesessies met Gwen McDonald, die ook nog over tien andere levens vertelde.
Gwen werd in 1765 geboren in het Engelse graafschap Somerset. Ze heette toen Mary. Haar ouders waren Elizabeth Lethbridge en Adam Duncan, maar zij waren niet met elkaar getrouwd. Elizabeth was gehuwd met Hugh Somerville. Ze stierf in het kraambed nadat ze van een tweeling was bevallen. Het jongetje bleef bij Somerville wonen, terwijl Mary aan haar vader werd meegegeven. Ze werd opgevoed door Bessie in een cottage achter een groot huis. Men noemde het Rose Cottage omdat er veel rozen groeiden. Mary werd vanaf deze tijd Rose Duncan genoemd. Haar vader, die eerder uit Schotland was gevlucht, was vaak langere periodes van huis.
Het landgoed waar Rose woonde, was aanvankelijk van Lord Panmure, een generaal. Hij was bevriend met haar vader, die hem Maule noemde. Op haar zesde verjaardag mocht Rose van hem ponyrijden. De koning was hem echter niet goed gezind vanwege zijn aandeel in een opstand van Schotse jacobieten. Hij moest zijn huis en de cottage van Rose verkopen aan James Stuart Mackenzie, die de naam Mackenzie had overgenomen van zijn vrouw. Hij kreeg soms bezoek van Lord North. Adam Duncan en Lord Panmure hadden een hekel aan Mackenzie. Rose had bovendien de pest aan zijn zoon Nicholas.
Toen Rose 18 was, kreeg ze van haar vader te horen dat hij een huwelijkspartner voor haar had gevonden, een zekere McCrae, die verwant was aan de gehate Mackenzies. Rose raakte in paniek en liep van huis weg. Ze bracht de nacht door in de ruïne van de abdij van Glastonbury, waar ze wel vaker heenging. Ze was helemaal verkleumd toen haar vader en Bessie haar vonden en stierf drie weken later aan een longontsteking. Gwen kon ook nog precies vertellen wat ze daarna in het hiernamaals meemaakte.
In zijn boek en in de documentaire vermeldt Ramster dat veel personen die Gwen noemde echt hebben bestaan. Maar hij vertelt niet wat er over hen bekend is. Gelukkig is er op internet weer veel informatie te vinden. Elizabeth Lethbridge was daadwerkelijk getrouwd met Hugh Somerville, een zoon van de 13de Lord Somerville, een Schotse adellijke titel. Het echtpaar woonde in de buurt van Taunton in Somerset. Elizabeth baarde daar op 21 september 1765 een zoon, John Southey Somerville. Ze stierf drie weken later. John volgde in 1796 zijn kinderloos gestorven oom op als 15de Lord Somerville. Had hij een tweelingzuster, Mary Duncan? Daarover is helaas niets te vinden.
Er is wel een Adam Duncan (1731-1804) bekend, maar dat was een Schotse zeeheld die in 1797 de Nederlandse vloot versloeg. Lord Panmure (1700-1782) was inderdaad een generaal en zijn familienaam was Maule. Maar hij steunde de jacobieten niet en woonde niet in Somerset. Maule vocht tegen de Fransen en had tot zijn dood een erefunctie in het leger. Vanaf 1735 zat hij in het Parlement voor het graafschap Forfarshire in Schotland. In 1764 kocht hij de Panmure estates terug, die verloren waren gegaan doordat zijn voorganger een jacobiet was.
James Stuart Mackenzie (1719-1800) was een broer van John Stuart, de graaf van Bute, die in 1762 als eerste Schot Prime Minister van Groot-Brittannië werd. De naam Mackenzie nam hij over van een grootmoeder, die hem de Schotse Rosehaugh estates naliet. Hij zat jarenlang in het Parlement, waar hij het graafschap Ross-shire vertegenwoordigde. Hij was ook ruim dertig jaar Keeper van de Schotse Privy Seal, een belangrijke overheidsfunctie. Het is niet bekend dat hij een zoon had. Lord North was eveneens een belangrijke politicus. Hij was van 1770 tot 1782 Prime Minister.
Gwen McDonald kende in haar vorige leven blijkbaar veel vooraanstaande personen, vooral uit Schotland. Het zal waarschijnlijk geen toeval zijn dat haar eigen naam ook Schots klinkt. Ze vertelde Ramster een gedetailleerd verhaal over de ziener Kenneth Mackenzie, alias Coinneach Odhar, die een vloek over de Mackenzies had uitgesproken. Ramster ontdekte een geschrift uit 1877 dat het verhaal van Gwen bevestigde. Het gaat hier echter om een heel bekend boek, The Prophecies of the Brahan Seer, dat nog steeds regelmatig wordt herdrukt. Conneach Odhar was een magiër uit de 16de eeuw, waarover bijna niets bekend is. Hij zou hebben voorspeld dat de laatste graaf van Seaford (een Mackenzie) doof en kinderloos zou sterven, wat in 1815 gebeurde. Maar in de 16de eeuw was er nog geen graaf van Seaford. De voorspellingen van de ziener werden pas in de 19de eeuw opgetekend. In het boek wordt ook verhaald over een vete tussen de Macdonalds en de Mackenzies. De familie Macrae komt er eveneens in voor.
Gwen had waarschijnlijk belangstelling voor oude legenden. Zo vertelde ze dat er bij de abdij van Glastonbury twee kleine piramides stonden, waar ze tussendoor kon lopen. Omstreeks 1193 beschreef Gerald of Wales hoe monniken tussen de piramides het lijk van de legendarische koning Arthur opgroeven. Dit is een heel bekend verhaal. Maar in de tijd dat Rose Duncan zou hebben geleefd, stonden de piramides er niet meer. Daar komt bij dat men het woord ‘piramides’ in het verleden gebruikte voor hoge zuilen met inscripties. Ze stonden volgens 12de-eeuwse historicus William of Malmesbury slechts ‘some few feet’ van de kerk af.
Gwen vertelde ook over druïden die volgens haar rituelen hielden bij de Glastonbury Tor, en ze kende de legende over de bijbelse Jozef van Arimathea, die na de kruisiging van Christus naar Glastonbury reisde, waar hij de Heilige Graal begroef. Uit zijn wandelstaf ontsproot een heilige boom, de Glastonbury thorn.
Stapstenen
Gwen noemde enkele plaatsnamen in Somerset die in de buurt van haar cottage lagen, waaronder Alford en Blawton. Hoewel de documentaire de indruk probeert te wekken dat Alford alleen op oude kaarten te vinden is, bestaat het plaatsje nog steeds. Blawton zou een verbastering kunnen zijn van Hornblotton, dat 2 kilometer ten noordwesten van Alford ligt. Ramster reisde naar Somerset om het gebied te verkennen. Daarna liet hij Gwen overkomen om opnamen te maken.
In de tv-documentaire zien we Gwen samen met Ramster en de historicus dr. Basil Cottle in een veld bij Clanville, 2 kilometer ten oosten van Alford. Ze kijkt in de richting van de provinciale weg, met daarachter de spoorlijn en de rivier de Brue. Maar dat voelt volgens Gwen niet goed. Ze wil de andere kant op. In het volgende shot lopen ze desondanks in een bocht van de eerder genoemde weg. Daar waren volgens Gwen een aantal winkels, waar ze vroeger inkopen deed. Er wordt een oude kaart getoond waarop vijf huizen zijn aangegeven, maar die bevonden zich een kilometer verderop.
Gwen leidt het gezelschap door een weiland naar de rivier. Ze moeten volgens haar stroomafwaarts lopen tot de rivier zich splitst. Daar stak ze in het verleden via een paar stapstenen over. Rose Cottage lag er niet ver vandaan. Omdat het al laat is, gaan ze pas de volgende dag verder, vanaf de overkant van de rivier. Ze lopen naar verluidt zeven mijlen als ze bij een kleine waterval komen. Dit was volgens Gwen de plek waar ze vroeger overstak. Het is niet duidelijk waar ze zich bevinden. Nadat ze nog een eind door de velden hebben gelopen, komen ze bij een gebouw dat Peter Ramster al eerder had bezocht. Hij had het toen afgestreept omdat het niet leek op de beschrijving van Gwen. Maar als ze naar de achterkant lopen, herkent Gwen meteen haar oude cottage.
Ramster vermeldt niet waar het gebouw zich bevindt. Pas na lang zoeken op internet ontdekte ik dat het bekend staat als Easton Town Farm. Het ligt een mijl ten noorden van Alford en een kilometer ten oosten van Hornblotton, in de buurt van de rivier de Alham. De stenen Bolter’s Bridge over de Alham, die uit de middeleeuwen stamt, ligt er vlakbij. De boerderij was een onderdeel van de Alford estate. Het Alford House bevindt zich wat zuidelijker, op de plaats waar de Alham in de Brue stroomt. Uiteraard was de afgelegen boerderij geen verzamelplek voor de hoge heren waarover Gwen sprak. Onlangs vond er een grote verbouwing plaats, wat mogelijk was omdat het geen beschermd gebouw is.
Gwen herkende ook nog een andere cottage, ten noorden van Glastonbury. Daar was ze een keer naartoe gebracht door een zekere Mr. Brown, toen ze bij de abdij haar voet had opengehaald. Brown had enkele oude stenen van de abdij in zijn wagen liggen. Die gebruikte hij voor zijn vloer. Op een van de stenen waren een paar grillige lijnen gekrast, die Gwen onder hypnose exact kon reproduceren (zie de linker tekening hieronder). Gwen vond de steen terug in de oude cottage, die inmiddels als kippenschuur diende. Volgens Ramster stond daar precies dezelfde tekening op, die hij in de documentaire met witte lijnen accentueerde. Dr. Cottle was vooral verbaasd dat Gwen het oude woord voor hooizolder kende, ‘tallet’. Maar dat is waarschijnlijk niet zo onbekend als hij dacht.
Wetenschap in NRC Handelsblad
Het is duidelijk dat er weinig of niets deugt van het werk van Ramster. Skeptische lezers zullen zich misschien afvragen waarom ik zoveel tijd in deze onzin heb gestoken. De aanleiding was een mailtje van de journalist Michiel Hegener, die voor de wetenschapsbijlage van NRC Handelsblad naar Sydney was gereisd om Ramster te interviewen. Hij had ook diens boeken gelezen. Het soort bewijzen dat Ramster leverde, is er volgens Hegener grotendeels voor verantwoordelijk dat al een kwart van de Nederlanders in reïncarnatie gelooft. Hij vond het bewijsmateriaal zelf ook overtuigend en wees erop dat er vrijwel geen alternatieve verklaringen zijn aangedragen. Een Engelse scepticus kon hem er niets over vertellen. ‘Er waren alleen wetenschappers die suggereerden dat het om genetisch overgedragen informatie gaat.’ Volgens Hegener zijn ‘de schaarse gevallen van uitspraken onder hypnose die niet klopten allemaal in de film verwerkt’. De documentaire zat naar zijn oordeel ‘vol met toetsingen’ en er klopten heel veel dingen die de gehypnotiseerde dames niet konden weten. Zelf had hij echter niets nagezocht.
Ik besloot Hegener in te lichten over het Franse nepkasteel, dat pas veel later werd gebouwd. Maar dat had opmerkelijk genoeg geen invloed op zijn oordeel over Ramster. Er bleef nog genoeg over dat ik niet had verklaard. Bovendien moeten we er volgens Hegener rekening mee houden dat kloppende herinneringen vaak vermengd zijn met fantasie. Hoe kon Gwen weten dat er twee piramides in Glastonbury stonden en hoe wist Helen waar de heren-wc zat? Ik had echter geen zin om andermans research te doen en heb daarom een eigen stuk geschreven. NRC Handelsblad besloot na rijp beraad het artikel van Hegener niet te publiceren. (4) Dit toont volgens Hegener aan hoe verkrampt men reageert op feiten die niet stroken met de wetenschappelijke dogma’s.
Noten
1. Het artikel van Wim Kramer verscheen onder de titel ‘Enkele parapsychologische aspecten van reïncarnatie’ in het boekje Reïncarnatie, een veelzijdig perspectief? van Reender Kranenborg en anderen (1988), uitgeverij Kok Agora te Kampen.
2. Met dank aan mevrouw A. Atsou-Pier (vertaalster Frans), die het nieuwe kasteel onderzocht, aan Wim Kramer, die zijn oude archief doorzocht, en aan Michiel Hegener, die me erop wees dat Ramsters documentaire te vinden is op Youtube.
3. Ramster heeft in 2011 een boek uitgebracht waarin hij nog wat over Helen Pickering schrijft. Hij vermeldt opnieuw dat zij het universiteitsgebouw waar ze in de jaren 1830 zou hebben gestudeerd nog precies kende. Ze wist zelfs nog waar vroeger een trap zat, die inmiddels was weggehaald. Maar hij vergeet daarbij te vermelden dat het gebouw waarin Helen zou hebben gestudeerd pas in 1842 klaar was (sommige bronnen spreken over 1844). Ramster heeft het niet meer over de tweede voornaam, Archibald. Bovendien schrijft hij nu dat Helen Pickering beweerde dat James Burns betrokken was bij de gemeenteraad van Blairgowrie. Dit sluit beter aan bij de documenten die hij vond dan het verhaal dat Burns arts was. De naam Burns is in Scotland allerminst zeldzaam.
4. Michiel Hegener publiceerde in 2012 een boek over reïncarnatie (Leven op herhaling) waarin hij het werk van Peter Ramster nog steeds ondersteunt en alles wat krom is, rechtpraat of negeert. Zo beweert hij dat het nieuwe Marischal College al in 1835 in gebruik werd genomen, terwijl talloze bronnen aantonen dat de fundering pas eind 1837 werd gelegd en het gebouw vijf jaar later werd opgeleverd. Hij beweert ook dat Helen Pickering op een bouwtekening aanwees waar de herentoiletten vroeger zaten en dat dit werd ‘bevestigd door de amateurhistoricus David Gordon’.
Volgens Hegener publiceerde ik het bovenstaande artikel over Ramster in allerijl (in twee weken), nadat hij mij op 15 december 2008 per e-mail vragen stelde over de documentaire voor zijn beoogde artikel in de NRC. Hij beweert dat het mijn bedoeling was dit stuk gelijktijdig met zijn eigen stuk te publiceren, of eerder. Dat is onwaar. Hegener had mij oorspronkelijk laten weten dat zijn artikel begin januari 2009 in de NRC zou verschijnen. In maart 2009 heb ik hem per e-mail gevraagd of de NRC het nog ging publiceren. Ik vertelde hem ook dat ik het boek van Ramster inmiddels in mijn bezit had. Hegener had me beloofd dat ik dit boek van hem kon lenen nadat zijn stuk verschenen was, maar dat ging wat lang duren. Hegener schreef mij in maart dat de NRC zijn artikel had afgewezen. Ik stelde hem voor om het in Skepter te publiceren, samen met het stuk dat ik er zelf over wou schrijven. Hegener liet mij echter weten dat hij het elders wilde plaatsen (wat overigens nooit is gebeurd). Ik schreef hem dat ik het in dat geval wel jammer vond dat ik hem over het nepkasteel had ingelicht. Mijn eigen artikel verscheen eind mei 2009 in Skepter.
.
Michiel Hegener schreef: “Bij zijn artikel [het artikel hierboven] staat een 19de-eeuwse afbeelding van het Marischal College – maar niet de tekening van Pickering. Als hij ze naast elkaar had gezet had iedereen kunnen zien hoezeer de twee afbeeldingen overeenkomen.” Zelf drukte hij in zijn boek alleen een vage kopie van de tekening van Helen Pickering af. Die heb ik hierboven naast een schets van het Marischal College gezet, zodat iedereen nu kan zien hoe sprekend ze op elkaar lijken, al is daar wel wat fantasie voor nodig. (Op de schets is het oorspronkelijke gebouw van Simpson te zien. De toren in het midden werd later nog veel hoger gemaakt.)