Nooit blind geweest en toch genezen
Een onderzoek naar Jomanda’s wondergenezingen
door Ewald Vervaet – Skepter 8.3 (1995)
VERSCHEIDENE malen heeft ‘genezend medium’ Jomanda namen genoemd van mensen die zij zou hebben genezen. Ewald Vervaet onderzocht deze gevallen, en kwam tot opmerkelijke conclusies.
‘Toen ik mijn handen voor de ogen van een blind meisje hield, ging zij zien. Dat meisje is Mieke Decatte.’ Aldus Jomanda in het RTL4-programma Klein Essink & Co van 29 mei 1995.
Hoorde ik dat goed?! Ik wist niet beter of Jomanda hield zich bezig met eksterogen, lage rugpijn en andere klachten die komen en gaan als het weer. Bovendien noemde ze hier een genezen persoon bij naam en toenaam: Mieke Decatte. Een Belgisch meisje van 19 dat toen 8 was, vertelde ze erbij. Hier moest ik meer van weten. Als het klopte, zou ik Jomanda’s roem overal verkondigen. Maar als het wat minder spectaculair was, zou ik dat ook naar buiten brengen. Bovendien stamt het geval Mieke Decatte uit Jomanda’s beginperiode als genezend medium. Nader onderzoek zou dus een verhelderend licht kunnen werpen op de houdbaarheid van Jomanda’s paranormale talent.
Op naar Mieke Decatte. Maar hoe pak je zoiets aan? Er zijn meer dan 10 miljoen Belgen. Ik bel Jomanda’s stichting LINE (Leven In Nieuwe Energie). Het meisje heet inderdaad Mieke Decatte. Of ik haar kan schrijven of bellen? Nee, want men geeft haar adres en telefoonnummer om privé-redenen niet door, maar ik kan haar via Jomanda een brief sturen. Dat doe ik, met het verzoek of ze contact met me opneemt. Een eerste lijntje is gelegd.
LINE verzekert me dat de kans niet groot is dat Mieke op mijn brief zal reageren. Ik zoek daarom andere wegen. Ik bel met de Belgische vereniging van oogartsen. Het geval Mieke Decatte: ‘Nog nooit van gehoord’. Ook vraag ik bij het Instituut voor Naamkunde in Leuven een lijst aan van de plaatsen waar de naam Decatte voorkomt. Tot slot ga ik op zoek naar artikelen over Jomanda uit de eerste helft van de jaren ’80. Van LINE heb ik namelijk begrepen dat er in 1982 in Story, Weekend ‘of zo’ iets over Mieke Decatte staat.
Ik verzoek Privé, Story, Weekend en drie Limburgse dagbladen (Jomanda woonde toen in Venlo) om artikelen over Jomanda uit haar beginperiode. De oogst is mager. Over Mieke Decatte is in en rond 1982 helemaal niets verschenen. Andere artikelen geven interessante informatie over vier andere genezingen waar Jomanda aanspraak op maakt.
Een artikel uit Weekend (nr.40, 1984, p.30 en 31) gaat over de toen driejarige Andy. Hij zou in 1983 een ‘kwaadaardig hersentumor’ gehad hebben en raakte aan zijn rechterzijde verlamd. Jomanda over haar handoplegging bij Andy: ‘Het was net alsof ik de negatieve energie eruit trok’. Dat ‘net alsof’ kan kloppen want enig documentatiemateriaal en twee uitvoerige gesprekken met de moeder van (de inmiddels bijna vijftienjarige) Andy leert dat hij nog steeds aan zijn rechterarm en -been verlamd is, dat hij rechts heel weinig hoort en dat hij moeilijk kan praten.
Wat was er met Andy aan de hand? Toen hij kort na z’n derde verjaardag verlammingsverschijnselen begon te vertonen, stelde een arts de diagnose van een tumor in de linkerhersenhemisfeer. Die diagnose was echter onhoudbaar: ruim zeven weken later bleek uit een hersenscan dat er geen tumor aanwezig was. In die tussentijd is Andy bij Jomanda geweest. Als Jomanda in Weekend dus zegt ‘Toen Andy voor het eerst bij me kwam en ik met mijn handen langs hem streek, voelde ik precies de plaats waar de tumor zich moest bevinden’, dan berust dat op z’n best op zelfsuggestie. Een tumor kan Andy’s verlamming, die zich na z’n derde verjaardag openbaarde, niet verklaren. Daarom vraag ik zijn moeder wat haar verklaring is. Ze vertelt. Andy is het tweede kind dat ze ter wereld heeft gebracht. Hij zag er bij z’n geboorte geel uit. Omdat ze bloedgroep O-positief had, dacht men aanvankelijk niet dat er iets met zijn lever was. Een negatieve resusfactor zou Andy’s geelheid kunnen verklaren en dan had men onmiddellijk de nodige maatregelen genomen: de ‘witte lamp’ en wisseltransfusies. Die geelheid kon eventueel ook verklaard worden vanuit de veronderstelling dat Andy in het vruchtwater had gepoept en wat ‘babypoep’ had binnengekregen. In dat geval zou de kleur binnen een paar dagen wegtrekken. Andy werd echter alsmaar geler. Vandaar dat men na vier dagen weer aan zijn lever dacht. Men controleerde toen pas de bloedgroep van de moeder. Die bleek A-negatief te zijn. Haar resus-min was dus niet tijdig onderkend geweest. De doktoren, die nog gedaan hebben wat ze konden doen, waarschuwden haar dat haar kind desondanks wellicht afwijkingen zou gaan vertonen rond z’n derde of vierde, hetgeen dus is gebeurd.
Met andere woorden, Andy’s rechtszijdige verlamming is waarschijnlijk een gevolg van een niet onderkende resus-min bij zijn moeder, die zich pas bij de tweede bevalling doet gelden, en niet van een tumor. Jomanda heeft dus een niet bestaand tumor bij Andy ‘weggehaald’ en heeft niets veranderd aan Andy’s rechtszijdige verlamming die het gevolg zou zijn van een tumor. Andy’s moeder: ‘Z’n rechterkant is helemaal stil blijven staan. Die rechterkant wil niet mee’.
Overigens, volgens Weekend is Andy’s achternaam Deloose en woonde hij toen in het Belgische Beerse. Al eerder had ik van het bevolkingsregister van Beerse vernomen dat daar sedert 1977 geen Deloose ingeschreven heeft gestaan. Van Andy’s moeder, wier meisjesnaam wel Deloose is, begrijp ik dat Andy Bruynseels heet en dat ze toen in Vosselaar, op de gemeentegrens met Beerse, woonden. Nu wonen Andy, zijn moeder en zijn zus in het eveneens nabije Rijkevorsel.
De feiten kloppen dus niet altijd met wat Jomanda en artikelen over haar beweren. Dat geldt ook voor Jomanda’s uitspraken over Jolanda de Boer, een meisje van 19 uit Kerkrade. Een artikel uit het Limburgs Dagblad van 3 maart 1989 meldt dat ze een algehele zwakke gezondheid en een ernstige huidziekte heeft. De doktoren hebben haar opgegeven, maar volgens haar moeder treedt bij Jomanda verbetering op: ‘Stukje bij beetje wordt haar huid weer gaaf’. Dat zou nog maar het begin zijn: ‘Jolanda kreeg te horen dat ze helemaal beter zou worden’. Hoe zou het in 1995 met Jolanda gaan? Ze is in september 1989 overleden. Volgens de schrijver van het artikel, Peter Hamans, aan een longonsteking en volgens Jomanda (Limburgs Dagblad, 12 augustus 1995) ‘door een hartkwaal, denk ik.’ Toegegeven, Jolanda is dan van haar huidziekte af, maar ik meen dat overlijden wat anders is dan ‘helemaal beter worden’.
Van Privé is ondertussen een artikel uit 1991 binnengekomen (nr.10; p. 2-5, 66 en 67). Multiple sclerose-patiënte Els de Vos uit Weert zou na een bezoek aan Jomanda weer kunnen lopen en fietsen, ondanks een verlamming vanaf haar middel. Haar neuroloog Berns was verbijsterd, maar denkt niet dat ze genezen is: ‘Ze heeft geen symptomen meer’. Hoe is het vier jaar later met Els de Vos? Uit een gesprek met Berns blijkt dat ze nog steeds bij hem in behandeling is: ‘Ze is nog steeds mijn patiënte. Het is nu stabiel’. Dat laatste is al heel wat want MS staat bekend als een ziekte met uitzonderlijke toppen en dalen.
Ik concludeer voor mezelf dat Els de Vos nog steeds MS heeft. En dat ze waarschijnlijk met uiterste krachtsinspanning een paar meter kon lopen en fietsen vanwege de extatische toestand waarin ze na een bezoek aan Jomanda verkeerde en/of omdat ze zich toen net op een ‘top’ bevond. Dat is dus allemaal wat anders dan wat Privé in grote letters meldt: ‘Verlamde MS-patiënte kan weer lopen’.
Datzelfde Privé-artikel schrijft uitvoerig over Lies Elias uit Heerlen. Ze zou door Jomanda van blindheid genezen zijn. In 1986 kreeg ze baarmoederhalskanker. Na verwijdering van de baarmoeder vergroeiden de organen in haar bekken met elkaar en begon haar huid heftig uit te slaan. Een nieuwe reeks operaties, bestralingen en zware medicijnen volgde. In 1990 ging ook nog haar gezichtsvermogen achteruit: ‘Ik zag op bepaalde momenten helemaal niets meer’ en ‘Ik zou blind worden’. Haar oogaandoening was een gevolg van eerdere bestralingen en een ontsteking van de pupillen.
Ik vind Lies Elias snel. Ze wil echter niet aan mijn onderzoek meewerken. De reden is ‘Geen interesse’, wat ik opmerkelijk vind na de openhartigheid tegenover Privé (ze staat zelfs op een foto met Jomanda). Daarom leg ik contact met mensen uit haar omgeving die haar in die tijd gekend hebben. Een paar reacties op Lies Elias’ (bijna)blindheid:
‘Nóóit van gehoord of nóóit wat van gezien’
‘D’r is me nooit wat aan de vrouw opgevallen’
Over dat artikel in Privé zegt iemand: ‘Om wat Lies Elias daarin zei hebben we moeten lachen’.
Hoe zit het met Lies Elias’ tijdelijke oogklachten? Uit Privé kan men opmaken dat die een bijwerking waren van de behandeling in verband met andere ziektes en dat die oogklachten zijn afgenomen zodra die behandeling werd gestaakt. Het artikel zelf stelt echter dat ze weer is gaan zien omdat ze dagelijks door Jomanda ingestraald water heeft gedronken en in haar ogen heeft gedruppeld.
Maar hoe staat het met Mieke Decatte, met wie mijn speurtocht begonnen was? Uit een kaartje van België, van dr. A. Marynissen van het Leuvense Instituut voor Naamkunde, blijkt dat er twee gemeentes zijn met tussen de 9 en 17 Decattes. De namen staan er niet bij, maar ik schat dat het om Sint-Truiden en om Tienen gaat. (1) De telefoongids van België helpt me verder en het derde telefoontje is raak. Mieke Decatte woont in Tienen. ‘In de roos!!’, schrijf ik in het dagboek dat ik over haar sinds 29 mei bijhoud.
‘Met Vervaet, uit Amsterdam in Nederland’. Het is het begin van een 25 minuten durend telefoongesprek. ‘Ja, u spreekt met de moeder van Mieke Decatte.’ Of ik Mieke aan de lijn kan krijgen? Nee, ze is met vakantie. Maar ook als ze thuis was, zou ze niet meedoen aan mijn onderzoek. Ze heeft twee redenen. Over de eerste zegt haar moeder: ‘Dit zijn dingen die gebeurd zijn en die wij gekregen hebben. Daar zijn we dankbaar voor, diep in ons hart. En daar drijven we geen handel mee’. Als Mieke echt blind is geweest, kan ik me die dankbaarheid moeiteloos voorstellen. Maar handel? Ik denk dat er genoeg blinden zijn die gratis van Miekes ervaring gebruik zouden willen maken. Miekes moeder vervolgt: ‘Ten tweede. Mieke herinnert er zich bijna niets meer van. Het is weg, ook als we erover praten met haar. Ze weet wel dat ze bij Jomanda geweest is’.
Ik zit aan mijn stoel genageld van verbazing: Mieke weet zich haar blindheid niet meer te herinneren?! Dat zou mij nog in geen 100 jaar gebeuren! De naam Jomanda is gevallen. Zou de diep gevoelde dankbaarheid naar haar uitgaan? Nee, want mevrouw Decatte vervolgt: ‘Het is niet Jomanda die een eindpunt gezet heeft. Dat was een man in België’. Dan begint ze het verhaal vanaf het begin.
Met nieuwjaar 1985 zag Mieke nog maar weinig, met het ene oog althans: ‘1 op 10′. Met het andere zag ze nog ’10 op 10’. De kegeltjes op het ene netvlies zouden voorgoed aan het vervallen zijn geweest. Ze zag geen kleuren meer en zwart-witte krantenfoto’s zag ze slechts vaag. Miekes blindheid blijkt dus een bijna-halfblindheid (10 procent aan één oog) te zijn geweest, van zeer tijdelijke aard. M’n droom dat Jomanda een blindgeboren meisje het licht heeft geschonken, is vervlogen.
Begin januari 1985 (en dus niet in 1982 zoals LINE eerder had gezegd) gingen Mieke en haar ouders naar Jomanda. Ze keerden er wekelijks terug en op 11 februari was ze helemaal genezen. Miekes moeder voegt er veelbetekenend aan toe: ‘Daar kwam ik later pas achter: 11 februari is de dag dat Onze Lieve Vrouw in Lourdes is verschenen’. En iets later: ‘Jomanda was niet alles; zelf hebben we ondertussen veel tot Maria gebeden’. Maria en niet Jomanda krijgt alle eer.
In april 1985 kwamen Miekes oogklachten terug. Moeder: ‘Mieke kon minder klaar lezen’. In augustus zijn ze toen naar een gebedsgenezer in de buurt gegaan. ‘We waren blij dat we iemand in België hadden: op minuten afstand waren wij bediend’. Door zijn toedoen zijn Miekes oogklachten definitief verdwenen.
Ik kaart voorzichtig aan dat het toch merkwaardig is dat Mieke zich haar blindheid niet meer kan herinneren. Moeder: ‘Mieke besefte toen alleen dat ze minder en slechter zag, niet wat er aan de hand was’. Of daar toen nog oogartsen aan te pas gekomen zijn? Moeder noemt twee oogartsen maar stelt ook: ‘De ziekte is niet meer te achterhalen’. Ik probeer het – naïef wellicht – langs de wetenschappelijke weg: ‘Ik ben onderzoeker en ik wil zoveel mogelijk over Mieke Decattes gezichtsvermogen weten’. Maar haar moeder vindt dat ik daar niet in moet ‘peuteren’. En dan komt de aap uit de mouw: ‘Medische gegevens zijn er niet; er was geen hulp’. Over 10 procent zicht aan één oog en vervallende netvliescellen zouden geen medische gegevens bestaan.
Omdat ik vermoed dat de rechtstreekse lijn naar Mieke niet veel gaat opleveren, raadpleeg ik het telefoonboek van Tienen op adressen rond dat van de Decattes. Ik kom met een aardige lijst thuis. Via buurtgenoten kom ik ook in contact met familieleden en kennissen. De verhalen laten zich samenvatten als: men heeft gehoord van Miekes blindheid, maar heeft daar zelf niets van gezien of gemerkt. En er was iets met Miekes ogen, maar toch geen blindheid of iets wat daarop lijkt.
Mevrouw Decatte sprak al over leesproblemen en anderen vertelden dat Mieke in die periode een tijd van school, in het naburige Bunsbeek, is gehouden. Ze zou op het speelplein toch maar tegen muren opbotsen en ze had problemen om op het bord te kijken. Ook wordt verteld dat Mieke ‘een klein verrekijkertje had om op bord te zien’. De Jomanda-biografie van 1987 stelt: ‘Met een grote loupe probeert ze toch nog wat te lezen’. Allemaal natrekbare zaken, die klasgenoten niet ontgaan kunnen zijn.
Ik spreek met twaalf van hen. Miekes vroegere klasgenoten reageren veelal lacherig op het relaas over haar blindheid. Ja, er waren oogklachten, maar toch niet uitzonderlijk. Ja, er werd achteraf over blindheid gesproken, ook door Mieke zelf, maar wie had daar wat van gemerkt? Nu waren Mieke en haar klasgenoten in de bewuste periode een jaar of acht en het is nu tien en een half jaar geleden. De klasgenoten zijn overigens de eersten om dat te erkennen.
Wat herinnert de school zich van Miekes ogen? Het schoolhoofd, mevrouw Saelmaekers, heeft toentertijd in de lerarenkamer gehoord dat Mieke tegen een schoolbank was gelopen en een tijdje een bijzonder hulpmiddel nodig heeft gehad om te kunnen lezen, maar ze weet niet meer precies wat. Ook herinnert ze zich dat Mieke in de turnzaal eens heeft gezegd dat ze niet zag wat ze moest doen. Maar niemand op school dacht daarbij ook maar even aan blindheid. Saelmaekers: ‘Daar heb ik pas later van gehoord, van Miekes moeder’.
Miekes juffrouw van de derde klas, mevrouw Petré, herinnert zich Miekes oogproblemen nog heel levendig. Ze woont namelijk vlak bij Mieke en ziet haar gemiddeld eens per week lopen of rijden; ze denkt dan steeds aan die periode terug. Mevrouw Petré: ‘Ik weet dat nog. Maar echt heel duidelijk blind: dat kan ik me toch niet voorstellen’. Ze is eind januari, begin februari 1985 op huisbezoek geweest. Bij die gelegenheid heeft ze Mieke niet gezien en heeft mevrouw Decatte haar verteld over Miekes netvliescellen die volgens een oogarts aan het vervallen waren, en dat ze naar Nederland gingen voor een behandeling. Pas later begreep ze uit een artikel in een Vlaams familieblad dat het een handoplegster had betroffen.
Na april zou Mieke ‘minder klaar’ zijn gaan lezen. Wat is daar van blijven hangen bij anderen? Na Pasen kreeg ze een deel van de week meneer Tweepenninckx voor de klas. Hij vat bedachtzaam samen: ‘Ik heb gemerkt dat Mieke Decatte gezichtsproblemen had. In de klas is er nooit blindheid geweest. En ik heb geen weet van welke blindheid dan ook. Gezichts- en leesproblemen waren niet buitenproportioneel’.
Tegen de tijd dat Miekes vakantie voorbij is, bel ik opnieuw. Mieke komt aan de telefoon. Het gesprek duurt een minuut of 20. Mieke: ‘Eigenlijk wil ik niet aan uw onderzoek meewerken. Dat hoofdstuk is afgesloten’.
‘Ik ben alleen geïnteresseerd in de medische gegevens over uw gezichtsvermogen rond de jaarwisseling van 84-85’.
Mieke blijft erbij: ‘U moet maar een andere patiënt van Jomanda zoeken. Voor mij is het een feit dat ik weer zie’.
Ik breng in: ‘Ik heb met klasgenoten en de school gesproken. Ze kunnen niets van uw blindheid bevestigen’
Mieke: ‘Dat kan me niets schelen wat anderen daarvan zeggen’.
Het lijkt me duidelijk: Mieke is blind noch bijna blind geweest, althans niet in de zin van vervallen of ontploffende netvliescellen die door oogartsen zijn geconstateerd. Wat was er dan wel aan de hand? Ik zie vier mogelijke verklaringen.
Mieke kan een psychosomatische vorm van ‘blindheid’ gehad hebben. Dat beeld heet psychogene amblyopie. Het doet zich vooral voor bij meisjes tussen 8 en 12 jaar en duidt erop dat ze onder te grote spanning staan. Het kind zegt dan bijna niet meer te kunnen zien. Het beweert bijvoorbeeld de vingers van een op 1 à 2 meter afstand opgestoken hand niet te kunnen tellen. Binnen die categorie vallen Miekes problemen waar men het op school over had: een schoolbank niet zien staan, niet op bord kunnen lezen, een turnoefening niet kunnen volgen, tegen een paaltje lopen.
Volgens prof. Crone, emeritus hoogleraar oogheelkunde van de Universiteit van Amsterdam, is het zaak het betreffende kind zo snel mogelijk zonder figuurlijk gezichtsverlies te ontmaskeren. Hijzelf heeft dat een keer of tien bij de hand gehad. Hij laat het kind eerst door een glas van +10 kijken. Dan ziet het uiteraard nauwelijks wat. Onder de verzekering dat hij dan een heel sterk glas gaat geven en dat ze dan weer zal zien, plaatst hij een glas van -10 vóór dat van +10. Het kind denkt dan bij deze totale glasdikte van 6 à 8 millimeter: ‘Dit is een sterke bril!’. Ondertussen heeft het sterkte 0 voor zich want de twee glazen neutraliseren elkaar. Het heeft dus reden te over om de gedachte dat het ‘weer’ ziet, te accepteren.
Crone voegt eraan toe dat het zaak is deze ontmaskering zo snel mogelijk te doen omdat de psychogene amblyopie zich anders invreet. De vraag rijst of bij Mieke de ‘ontmaskering’ op tijd en adequaat is geweest.
Verder kunnen we denken aan allerlei andere psychogene oogaandoeningen bij kinderen, vooral bij meisjes. Volgens prof. Misotte, voorzitter van de Belgische vereniging van oogartsen, is daar een dik boek over te schrijven. Een derde verklaringsmogelijkheid voor Miekes blindheid is dat ze van sterke verhalen hield. In de klinische psychologie spreekt men van pseudologia fantastica als de persoon er zelf in gelooft. Deze mogelijkheid valt bij Mieke niet uit te sluiten. Een volwassene herinnert zich Mieke als een meisje ‘dat naar alle middelen grijpt om aandacht te vragen en te krijgen’. En vroegere klasgenootjes herinneren zich Mieke als een meisje dat vaak merkwaardige verhalen opdiste. Zo weet iemand nog dat ze eens vertelde dat ze thuis een papegaai had die op z’n kop ging staan als ze drie keer in haar handen klapte. En een ander herinnert zich dat Mieke (vóór de bewuste periode) verkondigde dat ze braille aan het leren was. En aan een paar klasgenootjes heeft Mieke braillepapieren laten zien.
Een vierde poot onder de verklaring is de bekommernis van mevrouw Decatte met de ogen van haar enigst kind: ‘Een overbezorgde moeder die meer problemen zag dan er waren. Dat lezen: dat werd een obsessie’. Iets van die obsessie klonk ook door in het eerste telefoongesprek met mevrouw Decatte. Dat Mieke in april 1985 ‘minder klaar’ kon lezen, vatte ze op als een teken dat het blindwordingsproces weer de kop opstak.
Deze vier (en wellicht nog andere) verklaringsmogelijkheden zullen elkaar aangevuld en versterkt hebben. Toch zeker als de diagnose ‘psychogene amblyopie’ niet meteen werd gesteld zodat de zaak zich heeft ‘ingevreten’. Resultaat: een ‘blind’ kind dat een excuus nodig had om het gezicht terug te kunnen krijgen. Ik vermoed heel sterk dat dat excuus Jomanda’s handen en de gebedsgenezer waren.
In zekere zin eindigt mijn onderzoek naar Mieke Decatte dus met een open eind. Toch is er wel een aantal conclusies te trekken.
Om te beginnen, Jomanda’s pretentie dat ze een blinde Mieke Decatte ziende heeft gemaakt, is volstrekt niet hard te maken. Die moet ze terugnemen of op zijn minst sterk afzwakken. Volgens Miekes moeder is haar dochter nooit aan beide ogen blind geweest en was ze hooguit bijna blind aan één oog. Maar zelfs daar moeten grote vraagtekens bij staan: ‘Medische gegevens zijn er niet’, aldus mevrouw Decatte, en dat ondanks de vele oogartsen die Mieke gezien hebben. Sterker nog: er zijn geen andere getuigen van Miekes (bijna-)blindheid dan haar ouders en Jomanda. Ik heb met meer dan dertig getuigen gesproken en niemand kan de bijna-blindheid bevestigen.
Op de tweede plaats, ook als we een moment de logica van paranormale genezingen volgen, dan nog kan Jomanda Mieke Decatte niet als één van haar successen opeisen. Miekes gezichtsvermogen is na haar laatste handoplegging van 11 februari 1985 weer achteruit gegaan, en een gebedsgenezer zou de uiteindelijk genezing hebben gerealiseerd.
Op de derde plaats, Jomanda gaat onzorgvuldig om met personen die als bewijs voor haar gave zouden moeten dienen. Op RTL4 noemde ze Mieke Decatte. (2) Van haar moeder begrijp ik echter dat haar ouders Jomanda al vaak te verstaan hebben gegeven hun dochter uit de publiciteit te houden, en dat Mieke en zijzelf niet aan wetenschappelijk onderzoek willen meewerken. Op RTL4 zei Jomanda echter: ‘Dat meisje is Mieke Decatte. Dat is helemaal geen probleem. (…) Wij geven ook alle media, altijd alle journalisten, open boeken. Ze mogen alles natrekken; ze mogen achter iedereen aangaan’. Ik kan deze woorden niet bijvallen: achter Mieke Decatte aangaan is een groot probleem en eindigt in een stevig vergrendeld boek.
Op de vierde plaats, het gezin Decatte leeft met een geheim of een taboe over de gewezen blindheid van hun dochter. Na Jomanda’s handopleggingen lieten ze hun dochter, met foto’s en al, in Story en een Vlaams familieblad prijken, nu mag het over alles gaan behalve over beweerde bewijzen voor Miekes blindheid.
Dat wat betreft Mieke Decatte. Voeg daarbij Andy Bruynseels, Jolanda de Boer, Els de Vos en Lies Elias, en er blijft van Jomanda’s paranormale gave om spirituele genezingen tot stand te brengen niet veel over. Met name Mieke Decatte en Andy Bruynseels zijn van belang in Jomanda’s voorgeschiedenis tot landelijk bekend medium. Jomanda voert beide namelijk voortdurend op.
In een notendop ziet Jomanda’s paranormale geschiedenis er namelijk als volgt uit. Rond 1980 heeft ze haar moeder die aan armpijn leed, en een meisje dat op haar dansschool door haar rug was gegaan, met een handoplegging geholpen. Die verdwenen arm- en rugpijn waren ‘verrassingen’ en ‘Ik heb paranormaal genezende handen’ de verklaringspoging daarvoor. (3) In diverse latere genezingen middels handoplegging zou die verklaringspoging houdbaar zijn gebleken (ik noem dat ‘verankering’, zie noot 3). Binnen dat verankeringsproces zijn Mieke en Andy voor Jomanda twee belangrijke gevallen. Hun geldigheid lijkt echter vervallen te zijn en daarmee worden de uitroeptekens achter Jomanda’s vermoede genezende handen weer tot vraagtekens.
De ‘genezingen’ van Mieke en Andy stammen uit de periode dat Jomanda nog geen landelijke bekendheid genoot en er nog geen publicitair offensief om haar persoon heeft plaatsgevonden. Door zich op ‘wonderbaarlijke genezingen’ als die van Mieke en Andy te beroepen heeft Jomanda een publiek geschapen dat in haar paranormale gave gelooft.
Het zou vooringenomen zijn om Jomanda’s paranormale gave bij voorbaat en over de hele linie uit te sluiten. Maar als ze die aangetoond wil zien, zal ze met sterkere en beter gedocumenteerde gevallen moeten komen dan Mieke Decatte. Trouwens, Jomanda beweert dat ze zoveel informatie van gene zijde doorkrijgt. Kennelijk heeft ze nooit doorgekregen dat Mieke niet blind was. Wat zijn dat voor geesten die haar schijngenezingen laten verrichten en haar jarenlang in een waan laten?
Noten
1. Later schreef Marynissen dat het om Sint-Truiden en Linter gaat. Door mijn onjuiste inschatting kwam ik meteen goed terecht. Overigens heeft dhr. Decatte familie in Linter en was ik dus vroeg of laat in Tienen uitgekomen.
2. Ze laat zich twee keer uit over Miekes gezichtsproblemen. Op RTL4 voert ze Mieke op als een gewezen blinde. In Story zegt ze evenwel: ‘Er is met Mieke helemaal niets aan de hand.’ (zie ook de Jomandabiografie, 1987, p.100.) Maar ze legde wél haar handen op Miekes hoofd en ogen. Handopleggingen verrichten waar volgens de handoplegger niets aan de hand is (terwijl de ouders denken dat hun kind blind aan het worden is) is mijns inziens niets anders dan onder paranormale vlag een toneelstukje opvoeren.
3. Dit is gesteld in termen van de ‘onderzoekscyclus’, zie Skepter, maart 1995, p. 19-22.