Grafospect

De bladspiegel van de ziel

door Dick Zeilstra – Skepter 6.4 (1993)

Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat men op basis van een handschrift vrijwel niets te weten kan komen over iemands karaktereigenschappen. Toch kunnen de cliënten van grafologen zich doorgaans goed herkennen in een analyse van hun handschrift. Een eigen onderzoekje maakte echter duidelijk dat zij ook tevreden zijn met een pseudo-grafologisch rapport.

Door de eeuwen heen hebben mensen zich vergaapt aan ingewanden, uitwerpselen, kristallen bollen, handlijnen, schedelknobbels en sterrenbeelden in een poging wat meer te weten te komen over het karakter en levenslot van hun medemensen. De Italiaanse fysicus Camillo Baldi publiceerde in 1622 als eerste een werk waarin hij betoogde dat het mogelijk is uit een handschrift het karakter van de schrijver af te leiden. In 1875 schreef de abt Jean Hippolyte Michon zijn Système de Graphologie, waarmee hij grondlegger van de handschriftkunde werd en er de benaming ‘grafologie’ aan verbond.

Op het eerste gezicht is het een aantrekkelijke gedachte: waarom zou je uit zoiets individueels en kenmerkends als het handschrift niet meer omtrent eigenschappen van de bezitter ervan kunnen halen? Jules Crépieux-Jamin, een andere Franse grondlegger, stelde al vast, dat het niet uitmaakt of je met hand, voet of mond schrijft: ‘handschrift is hersenschrift’. Na hem wordt Ludwig Klages (1872-1956) door de grafologen zelf vooral als grondlegger van de wetenschappelijke grafologie gezien.

Verkrümmte Unterlängen

Over het algemeen is de grafologische literatuur tamelijk ongrijpbaar en ondoorzichtig, wat voor meer pseudo-wetenschappelijke geschriften geldt. Ze gaat uit van allerlei onbewezen premissen, zoals de visie dat grafologie alleen bedreven kan worden door mensen met ‘kinaesthetisch gevoel’ – terwijl je van een wetenschap toch mag verwachten dat die voor iedereen toegankelijk en te toetsen is. Bruinsma geeft in zijn Prismapocket (1967) niet alleen een aantal concrete schriftkenmerken met hun betekenissen, maar heeft het daarnaast over het ‘vormniveau’, een meer holistische benadering, die een kwestie is van ‘invoeling en intuïtie’. Het dikke Lehrbuch der Graphologie (1961) van Heinrich Pfanne geeft in een bijlage 392 voorbeelden van ‘Gehirnschrift Komplexe’, waaronder ‘Girlandenwinkel’, ‘verkrümmte Unterlängen’ en ‘isolierte Oberzeichen’. Het is niet duidelijk hoe het mogelijk is een dergelijke veelheid van kenmerken nog te overzien en tot een overzichtelijk geheel te duiden.

Eigenschappen die volgens de grafologische literatuur uit het handschrift gehaald kunnen worden, zijn onder meer: intelligentie, verbeeldingskracht, originaliteit, zakelijk instinct, inventiviteit, inzicht, abstract denken, activiteit, volharding, energie, vlijt, plichtsbesef, tact, aanpassingsvermogen, leidinggevende kwaliteiten, hysterie, neuroticisme, godsdienstigheid, impotentie, angst en harmonie. Grafologen zijn echter van mening dat een handschrift geen informatie verschaft over de leeftijd en het geslacht van de betrokkene. Dat is merkwaardig omdat leken de leeftijd van de schrijver vaak vrij goed kunnen schatten en in ongeveer 70 procent van de gevallen het juiste geslacht kunnen noemen. Er wordt dan ook wel gezegd dat grafologen dit niet doen omdat het zo gemakkelijk te testen is, in tegenstelling tot psychologische kenmerken.

Proefschrift

In Nederland was de grafologie tot het begin van de jaren ’60 een volstrekt gangbare onderzoeksmethode, die ook aan psychologiestudenten werd onderwezen. Böttcher, van oorsprong tandheelkundige, bezette in Leiden zelfs een leerstoel in dit vak. Door de opkomst van gestandaardiseerde persoonlijkheidstesten enerzijds en toenemend wetenschappelijk onderzoek naar de grafologie anderzijds, is de methode steeds meer in onbruik geraakt, althans voor officieel gebruik.

In 1947 voerde De Groot een onderzoekje uit waaruit bleek dat mensen hun naaste vrienden niet kunnen herkennen aan de hand van een grafologisch rapport. De Groot merkte op dat veel uitspraken in de categorie passe-partout vielen, omdat ze op vrijwel iedereen van toepassing waren. In 1950 stelde Ouweneel vast dat een grafologische analyse geen bruikbaar middel is om iemands studieresultaten te voorspellen. Uit zijn onderzoek bleek ook dat er onderling weinig overeenstemming was tussen de grafologen. In 1963 verscheen een belangwekkend proefschrift van de psycholoog Jansen, waarin hij aantoonde dat grafologen niet beter in staat zijn van tevoren geselecteerde persoonlijkheidskenmerken in het schrift te vinden dan leken. Jansen stelde in overleg met grafologen vast welk persoonlijkheidscriterium zich goed zou lenen voor onderzoek. Men kwam tot de variabelen ‘energie’ (dat wil zeggen, de betrokkene treedt actief en beslissend op, toont initiatief en laat zich niet ontmoedigen) en ‘zwakte’ (iemand gaat laks met zijn plichten om, laat zaken glippen en toont weinig vastberadenheid). Personen van wie door psychologische tests of door personeelsbeoordelingen bekend was of ze al of niet energiek waren, bleken inderdaad enigszins herkenbaar te zijn aan hun handschrift. De grafologen plaatsen 60 procent van hen in de juiste categorie, terwijl men op grond van het toeval slechts een score van 50 procent mocht verwachten. De grafologen deden het evenwel niet beter dan psychologen of studenten die ook de tekst beoordeeld hadden. Bovendien waren de beoordelingen weinig consistent. Als men hetzelfde handschrift enige weken later opnieuw moest beoordelen, was de uitslag vaak heel anders. In een later experiment werd ook een getypt exemplaar van de tekst beoordeeld. Dat leverde nog de beste resultaten op!

Na het proefschrift van Jansen was het met de Nederlandse grafologie snel afgelopen. In 1987 maakte nog maar ongeveer 8 procent van de Nederlandse organisaties gebruik van handschriftanalyses. Nienhuys (zie Skepter, december 1993) telde onlangs 17.000 personeelsadvertenties in de twee laatste jaargangen van Intermediair. In 236 advertenties van 118 adverteerders werd nog om een handgeschreven sollicitatie gevraagd. Bij navraag bleek dat meestal op oud gebruik te berusten. Er zijn nog maar enkele grote bedrijven (waaronder Martinair, RaiData en Deen) die systematisch gebruikmaken van grafologie.

Een helder en volledig overzicht van het onderzoek naar grafologie is te vinden in de bundel The Write Stuff (1992) onder redactie van Barry en Dale Beyerstein. In het boek komen niet alleen een groot aantal bekende skeptici aan het woord maar ook grafologen. Er wordt een uitvoerige statistische analyse gegeven van door grafologen en anderen uitgevoerde experimenten. Het hoeft niemand te verbazen dat er van de beweringen niet veel heel blijft.

Tevreden klanten

In de recente golf van nieuwe en opnieuw uit de kast gehaalde pseudo-wetenschappelijke methodes zien we de laatste tijd weer wat meer belangstelling voor de grafologie. We besloten daarom eens een onderzoekje te doen naar de populariteit ervan. Allereerst werd bij een bureau in Groningen voor ƒ24,50 een analyse van het eigen schrift aangevraagd. Prompt kwam er een fraaie lijst van schriftkenmerken (puntjes, letterhoogte, hellingshoek e.d.) met bijbehorende karaktereigenschappen. Zelfs de (niet-geplaatste!) handtekening werd geanalyseerd. Met dit grafologische rapport als uitgangspunt werd nu een eigen bureau opgericht: Grafospect, Instituut voor wetenschappelijke grafologie.

Er werd een advertentie geplaatst in het tijdschrift Paravisie en een tweetal kleine advertenties in de zaterdagseditie van De Telegraaf. Mensen die een diepgaande karakteranalyse wensten, werden opgeroepen een handgeschreven tekst te sturen naar Grafospect. Om de geloofwaardigheid geen geweld aan te doen werd een kleine vergoeding gevraagd. Voor slechts ƒ17,50 kreeg men een persoonlijke brief van de directeur van het bureau, waarin het onderzoek kort werd uitgelegd. Verder was er een lijst met schriftkenmerken, die vertaald werden naar karaktereigenschappen. En ten slotte was er een samenvattende beoordeling. Het geheel werd aangevuld met een enquête en antwoordenveloppe.

Het behoeft geen betoog dat de beoordeling er een was van het type Barnum (a little bit of everything for everybody), ook wel passe-partout genoemd. Hierin worden allerlei vage en algemene mededelingen gedaan over moeilijk controleerbare eigenschappen, en verder is de toon overwegend positief. Iedereen kan zichzelf (maar ook zijn buurman) erin herkennen. Alle cliënten kregen hetzelfde rapport, totdat we gedwongen waren een tweede versie te maken omdat twee aanvragen van eenzelfde adres kwamen. Toen daarna iemand reageerde op aanbeveling van een andere tevreden cliënt, moest er nog een derde versie geproduceerd worden. In totaal reageerden 27 mensen op de advertentie (6 mannen, 16 vrouwen, 5 onbekend), waarvan 21 de enquête terugstuurden. Eén vrouw had een gefotokopieerde tekst ingesloten van een uitnodiging van een mannelijk persoon, over wie ze kennelijk beter geïnformeerd wilde worden. De resultaten van de enquête zijn samengevat in de tabel.

Over het geheel genomen was men tevreden met de analyse: alle respondenten konden zich goed in de beschrijving herkennen. De meesten kregen hierdoor een beter inzicht in zichzelf, en daarnaast vonden ze de prijs laag of normaal. Alleen de bovengenoemde vrouw behield haar twijfels.

Niet goed, geld terug

Wat zegt nu zo’n onderzoekje? Niet veel natuurlijk. Duidelijk is dat de inkomsten bij lange na de uitgaven voor advertenties en porti niet dekken, dus de beginnend grafoloog zij gewaarschuwd. Verder blijkt dat mensen die zelf om een dergelijk onderzoek vragen en ervoor betalen, zonder uitzondering tevreden zijn met een uitdraai uit de tekstverwerker, waarbij de inhoud er volstrekt niet toe doet, als deze maar algemeen en positief is. Dergelijke resultaten zijn al vele malen eerder verkregen, vooral door het uitdelen van horoscoopanalyses (Dickson & Kelly, 1985). Het enige verschil is dat meestal een groep mensen ongevraagd een karakterschets kreeg, terwijl de deelnemers aan ons onderzoekje zelf om de ‘analyse’ vroegen en er bovendien voor betaalden.

Is het bovenstaande nog onschuldig vermaak, zorgelijk is de hernieuwde belangstelling voor de grafologie waar het de selectie van personeel betreft. Grafologen achten zich in staat persoonlijkheidskenmerken als een neiging tot depressie of zelfs de seksuele geaardheid uit het schrift te halen, en dergelijk rapporten kunnen iemand een leven lang in de carrière blijven achtervolgen. Hoewel de meeste grafologen hun eigen vak wel serieus zullen nemen, zal een toenemend aantal charlatans een graantje willen meepikken. Hoe makkelijk dat is hebben wij met ons kleine onderzoek aangetoond. Wie zich als klant van Grafospect benadeeld voelt, kan bij ons echter zijn geld terugkrijgen.


Enquête-resultaten

Is het rapport op u van toepassing en kunt u zich erin herkennen?

Ja, volledig 2
Ja, grotendeels 18
Onzeker 1
Nee, grotendeels niet 0
Nee, helemaal niet 0

Heeft dit rapport u meer inzicht gegeven in uw persoonlijkheid?

Ja 12
Nee 7
Onzeker 2

Wat vindt u van de prijs van het rapport?

Hoog 0
Normaal 12
Laag 7

Heeft u al eens eerder een karakteranalyse laten maken?

Nee 5
Ja 14

En wel door: astroloog, ‘reading’, numeroloog, gematrisch astroloog, handlijnkundige en psycholoog.

Welk soort karakteranalyse acht u het meest betrouwbaar?

Grafologie 8
Astrologie 7
Psychologie 2
Handlijnkunde 2
Numeroloog 1
Gelaatkunde 1
Geen oordeel 11


Citaten uit de karakterbeschrijvingen

U accepteert de beweringen van anderen niet zonder dat u er voldoende bewijzen voor heeft. Bijgeloof is u vreemd en u hebt het liefst heldere duidelijke feiten.

U bent een laatbloeier. In uw jeugd en ook nu nog, was en bent u in uw denken en doen te veel naar binnen gericht. U voelt dat zelf wel, omdat u ambitieus bent, maar u weet instinctief dat groei veel tijd kost. Aan de andere kant bezorgt dit u ook een flinke dosis onrust, die u uit balans kan brengen.

U neigt tot impulsief gedrag en het kost u daarom vaak moeite uw geduld te bewaren. In onverwachte situaties kunt u daardoor snel handelen, maar dit gaat vaak ten koste van een zorgvuldige overweging. Hierdoor heeft u later wel eens spijt van een genomen beslissing.

U maakt zich zorgen over hoe u door anderen wordt bekeken of beoordeeld, omdat u behoefte heeft aan hun waardering. Naar buiten toe heeft u vaak een houding van ‘wie doet me wat’, maar innerlijk weet u wel beter en is het pantser soms dunner dan u lief is. U heeft ondervonden dat het onverstandig kan zijn om uzelf te veel bloot te geven.

U heeft de neiging om kritisch op uzelf te zijn. U slaagt er echter in het algemeen in uw persoonlijke zwakheden te compenseren. Hoewel er momenten zijn waarop uw levenspatroon chaotisch verloopt, laat u zich niet op een zijspoor brengen en worden bijzaken van hoofdzaken gescheiden.

Literatuur

Berge, M.E. ten (1990). Het verband tussen handschriftkenmerken en persoonlijkheidsvariabelen. Ned. Tijdschr. Psych. 45, p.232-236.
Beyerstein, B.L. & D.F. Beyerstein (eds.) (1992). The Write Stuff. Buffalo NY: Prometheus.
Bruinsma, H.C. (1967). Grafologie. Utrecht: Prisma-boeken.
Jansen, A.(1973). Validation of graphological judgements: an experimental study. Den Haag: Mouton.
Dickson, D.H., & I.W. Kelly (1985). The ‘Barnum Effect’ in personality assessment: a review of literature. Psychological reports 57, p.367-382.
Furnham, A. (1988). Write and wrong: the validity of graphological analysis. Skeptical Inquirer 13 (1), p.64-69.
Pfanne, H. (1961). Lehrbuch der Graphologie Berlin: Walter de Gruyter & Co.

Uit: Skepter 6.4 (1993)

Vond u dit artikel interessant? Overweeg dan eens om Skepsis te steunen door donateur te worden of een abonnement op Skepter te nemen.

Steun Skepsis

Dick Zeilstra is neurochirurg en was bestuurslid van Skepsis