Een nuchtere romanticus

De occulte avonturen van Rico Bulthuis

door Rob Nanninga – Skepter 7.4 (1994)

bulthuis‘GEEN duidelijker crisisverschijnsel dan het bovenzinnelijke,’ meent Rico Bulthuis. ‘Waarzeggers reden in de jaren ’30 altijd op een gloednieuwe fiets.’ De inmiddels 83-jarige auteur spreekt uit ervaring, want om het hoofd financieel boven water te houden was hij zelf enige tijd in dienst bij twee malafide mediums. Diverse occultisten kruisten zijn pad. Soms liep hij een tijdje met hen op, want als romanticus voelde hij zich aangetrokken tot hun sprookjeswereld. Maar het lukte hem nooit om daar echt in te gaan geloven.

Rico Bulthuis werd op 27 augustus 1911 geboren en groeide op in een wijk van Den Haag waar iedere avond in vele huiskamers de tafels dansten of de kaarten werden gelegd. Op straat struikelde je over de sarongs van de bedienden die met verlofgangers uit Indië waren meegekomen. Men leefde in een sfeer van bijgeloof en toverij, zodat de kleine Rico al vroeg van alles hoorde over geesten en goena-goena. Hij vond het prettig om ‘s avonds in het donker op de zolder te schommelen. Daar praatte hij met zijn handpop of met zijn imaginaire zusje ‘Carolientje’ en wist zich omringd door geesten.

De ouders van Rico hadden geen belangstelling voor bovennatuurlijke zaken, maar de geesten waren nooit ver uit de buurt, want één verdieping lager woonde Willem Matla, die een ongewone hobby had:

Matla was onze huisbaas. Een kobold met apehaar en een plat Haags accent. Hij schreef boeken over het geheim van de dood en verzamelde ‘krachtmensen’, zoals hij die spoken noemde. Die bewaarde hij in grote stopflessen, want ze konden niet door glas. Hij plakte er etiketten op met hun namen: Multatuli, Paus Leo X, Juffrouw Lammers, Beets en anderen. In een uitbouw naar zijn tuin stond een enorm grote machine die hij had laten bouwen om met de gasvormige geesten in contact te komen. Via gewichten en luchtdruk kwam er een wijzer in beweging boven de letters van het alfabet. Matla beweerde dat hij zo hele gesprekken kon voeren. Die heeft hij in een boek gezet. Maar als er anderen bij waren mislukten zijn experimenten altijd. Dan was de temperatuur vaak niet goed. De schrijver Emants zag je nogal eens in dat spookhuis rondscharrelen. Er kwamen ook parapsychologen over de vloer. De Jong kwam er vaak en Zorab ook wel, maar Dietz zei al na een kwartier: ‘Die man is gek.’ Zelf vond Matla dat hij de Nobelprijs had verdiend.

In zijn zeer intrigerende, occulte roman De Schim van Joyce Herfst, die Bulthuis kort na de oorlog publiceerde en later herschreef, komt Matla voor als Willem Grauenhaan. Ook andere vreemde personages in het boek zijn ontleend aan occultisten die hij persoonlijk leerde kennen.

matla‘Meheerggtje,’ riep Grauenhaan. ‘De mens is een paria. Alles wat er van hem overblijft is gas, wat door een beetje wilskracht bij elkaar wordt gehouden. Als de elektriciteit is verbruikt, sterft een dode zijn tweede dood en blust uit. Alles voor niets geweest. Maar in een glazen fles kan het Geestgas eeuwenlang voortbestaan. Ik kan het bewijzen! Als je later ook in een van mijn flessen zit, dan zul je zeggen: Ipse dixit, die Grauenhaan had gelijk!’

Trillingen

Als achttienjarige ging Rico Bulthuis lezingen volgen bij een spiritistische vereniging en in diezelfde tijd werd hij toegelaten tot de zogenoemde Bauhausklas van de Academie voor Beeldende Kunsten. In het derde jaar van zijn opleiding meldde hij zich aan voor een werkgroep die een filmscenario zou maken voor een prijsvraag van het maandblad Filmliga. Van hogerhand werd echter besloten dat Bulthuis ongeschikt was om hieraan mee te doen. Het werd hem ook niet toegestaan een eigen scenario te schrijven, want de Academie had een reputatie hoog te houden. Rico nam een besluit: hij verliet de school en het ouderlijk huis, vroeg zijn vader een rijksdaalder per week en schreef het filmscenario Illusie. Het werd in 1933 bekroond met de eerste prijs en verscheen in drukvorm.

In hetzelfde jaar publiceerde hij Diederiks Droeve Dood, een geïllustreerd sprookje voor marionetten dat hij zelf opvoerde. Bulthuis heeft een grote invloed gehad op de ontwikkeling van het moderne poppentheater, waarover hij een aantal boeken schreef. In de crisistijd moest hij echter nog alles aangrijpen om aan geld te komen. Zo kwam hij onder meer terecht bij het medium Aarts van den Berg, waar hij voor een rijksdaalder per avond de grammofoon bediende.

Dat was een belangrijke taak want de geesten hadden de trillingen nodig. Als er zich wonderen gingen voordoen, moest de muziek harder worden gezet. Ik had Aarts ontmoet bij een geheim genootschap. Ze noemden zichzelf Kopten. Op een avond ging Aarts opeens in trance en kwam er een Franse dame tevoorschijn. Wim Groen, de grootgouverneur van de Kopten, dacht dat hij ‘Oudfrans’ sprak. Aarts heeft dat verder gecultiveerd. Binnen een mum van tijd had hij een grote klantenkring waaronder niet de geringsten. Hij hoefde geen kranten meer rond te brengen en reed op een nieuwe fiets.

Aarts werkte samen met een jongen die wat op Krishnamurti leek. Deze jongeman kon in het schemerduister edelstenen uit de lucht pakken. Later is hij in Groningen nog hoogleraar geworden. De dames lieten de stenen in gouden ringen zetten, al waren ze volgens de juwelier niets waard. Een hoek van de seancekamer was afgeschoten met gordijnen en daar ging het medium in, want het ectoplasma moest beschermd worden. Op een kast stond een schrijfmachine met een glazen stolp erover. Die was verbonden met een letterplaat. Achter elke letter zat een fietslampje. Je hoorde de machine tikken en je zag de lampjes aangaan: ‘Uw kindje leeft in het licht en is gelukkig.’ Dat zeiden de geesten. En dan mocht je elkaars handen nooit loslaten, want dan kon het ectoplasma terugslaan en dat kon een maagkwaal veroorzaken.

Aarts controleerde van te voren de aura’s van de aanwezigen. Wie te kritisch was, had altijd een paarse aura en mocht niet meedoen. Zorab werd toegelaten aangezien zijn aura goed was. Maar tijdens de seance stond hij plotseling op. Hij verbrak het ectoplasma en rukte het gordijn opzij. Hij had een zaklantaarn bij zich. Aarts van den Berg lag voor zijn stoel, de kussens opgeslagen. Daar bevond zich een tweede schrijfmachine die met de lampjes in verbinding stond.

Onder tranen ondertekende Aarts een bekentenis en ging toen weer in trance. Later werd verteld dat Zorab hem tot bedrog gedwongen had. Alle dames en heren, waarbij een arts en een ingenieur, kwamen terug. Ze waren er niet van te overtuigen dat ze belazerd werden. Dat is een verschijnsel dat zich in die kringen vaker voordoet. Je ontmaskert iets, maar ze blijven het geloven.

Een ‘troela’ op de stoep

Bulthuis was in 1937 een half jaar secretaris van de waarzegster Margot Nering-Beugel. Zijn ervaringen verwerkte hij later in de roman Madame Clazina Rooselinde, Clairvoyante (1949). Hoewel hij het een ‘flutboek’ noemt dat hij nooit meer heeft ingekeken, is het een amusant verhaal.

Margot was een knappe vrouw om te zien, helemaal in het zwart gekleed, en ze woonde in een mooi huis. Ze vertelde dat ze in Rome was geboren en getrouwd was geweest met een diplomaat. Maar daar was geen donder van waar, want ze was de dochter van een schoorsteenveger uit de Kerkstraat in Amsterdam.

‘Rico, er staat een troela op de stoep. Wil je die ontvangen?’ Een wat Indisch mens noemde ze een troela. ‘Vertelt u het maar. Ach, u heeft moeilijkheden. Ik zie een jonge dame, kan dat?’ ‘Ja mevrouw, mijn dochter…’ ‘Nee, niet zeggen. Er staat iemand achter u. Aan de andere kant. Ik zie ook een heer en die geeft mij een wenk. Komt u de volgende week maar terug.’ Na afloop belde ze met een informatiebureau. ‘Dag Olifant, dag liefje, met mij. Wil je vijf gulden verdienen? Je moet even wat voor me uitzoeken.’

Een week later stond het mens weer op de stoep. ‘Dag mevrouw, ik moest terugkomen.’ ‘Terugkomen? Ik ken u niet. Ik heb u nooit eerder gezien. Is deze dame eerder geweest? Vorige week? O, neem me niet kwalijk, ik ben zo gesluierd. Nu zie ik het, het komt door. Ik zie vogeltjes. Ik ga ze tellen in rijtjes van eenentwintig. Het zijn roodborstjes.’ ‘Ja mevrouw, ik woon op de Roodborstlaan. Niet 21 maar 12.’ ‘Dat komt omdat ik alles in spiegelbeeld zie. Ik zie ook een man, hij is ouder.’ ‘O mevrouw, daar hebben we zo’n verdriet van…’ En dan liet ze dat mens het hele verhaal vertellen en vroeg 25 gulden. Ze wilde nooit bekennen dat ze de zaak oplichtte. Dat informatiebureau was alleen maar ter controle, zei ze.

Oom Willie

In de oorlogsjaren ontmoette Bulthuis Paula Dietz, met wie hij later trouwde. Zij was toevallig de dochter van de zenuwarts en bekende parapsycholoog dr. Paul Dietz.

Ik dacht: nu kom ik van alles te weten, maar dat was niet zo. Dietz was een heel nuchtere man die op zijn studeerkamer wel dingen onderzocht maar daar nauwelijks over sprak. Hij was beslist geen goedgelovige en twijfelde op zijn terrein aan vrijwel alles. Ik heb nooit meegemaakt dat hij zei: nu heb ik een belangrijke ontdekking gedaan. Hij zei altijd: ‘De parapsycholoog eet het brood der teleurstelling.’

dietzDietz ging aanvankelijk allerlei mediums af, maar later niet meer. Als er dan weer een beroemd medium was en ik vroeg of hij meeging, dan zei hij: ‘Nee, da’s bedrog.’ Hij wist inmiddels wel dat hij bedonderd werd. Het probleem met de meeste mediums is, dat ze zichzelf ook bedriegen. Ze voelen zich omringd door geesten die ze kunnen oproepen, maar dat zijn ze zelf, net als persoonssplitsingen.

De laatste levensjaren van Dietz waren niet zo gelukkig. Toen zijn vrouw was overleden, voelde hij zich vereenzaamd. En hoewel hij een grote naam had, vond hij zelf dat hij niets had bereikt. Hij had eigenlijk historicus willen worden en zei: ‘Als ik alles had geweten, was ik hier nooit aan begonnen. We hebben waarschijnlijk nog geen instrumenten om belangrijke parapsychologische ontdekkingen te doen.’ Hij had het standpunt dat ik ook heb: het is misschien wel zo, maar je vangt het niet. Het doet me denken aan mensen die God zoeken. Misschien bestaat hij wel. Nou en, wat dan? Als ik te weten kom dat hij wel of niet bestaat verandert aan mijn leven niets.

Via Dietz kwam Bulthuis in contact met andere parapsychologen. Met Zorab raakte hij goed bevriend, maar aan Tenhaeff bewaart hij minder goede herinneringen.

Aanvankelijk was Tenhaeff een pupil van Dietz, die hem van een kantoor had gehaald. We noemden hem oom Willie. Op het eerste gezicht leek hij een charmante vent, maar hij was een gespleten mens die vreselijk eerzuchtig was. Tenhaeff wilde de baas spelen en zijn eerzucht dreef hem tot kwalijke praktijken. Hij wilde met alle geweld zijn ideeën bevestigd zien en kreeg daardoor herrie met Dietz. Die leed daar erg onder. Hij was niet in staat om de hysterische en vaak oneerlijke handelswijze van Tenhaeff met enige humor de baas te worden. De strijd heeft jaren geduurd.

Tenhaeff heeft vreselijke scheldbrieven aan Dietz geschreven. Die heb ik geërfd en doorgegeven aan Jan Kappers (van de Nederlandse Vereniging voor Parapsychologie). Een dag nadat hij zo’n brief had geschreven kwam oom Willie dan huilend aan de deur om vergiffenis te vragen. Maar het hield niet op. Poortman heeft hij een keer midden in een postkantoor een klap in het gezicht gegeven. Zorab was de enige die hem de baas kon. Alle parapsychologen van enige naam hebben Tenhaeff op den duur in de steek gelaten.

Hij vroeg mij een keer of ik een lezing over astrologie wilde houden omdat hijzelf wegens ziekte niet kon komen. Zoals Paula al voorspelde was oom Willie de eerste die aanwezig was. En terwijl ik een lezing wou houden, heeft hij mij bij praktisch elke zin tegengesproken. Om te pesten.

Een grabbelton

Rico Bulthuis leerde de astrologie in Denemarken kennen. Van een Deense huisarts die Nederlands sprak, kreeg hij een pakket boeken: de verzamelde werken van Multatuli en drie dikke astrologieboeken van Gorter. Later schreef hij zelf drie astrologische leerboeken, een werk over de geschiedenis van de astrologie (Astrologica, 1962) en de ‘astro-thriller’ Het Maagdenspel (1964). Daarin komen twaalf personages voor die de tekens van de dierenriem vertegenwoordigen. Alleen lezers die over veel astrologische kennis beschikken, kunnen de moordenaar voortijdig identificeren.

Ik heb in die leerboekjes de klassieke astrologie op een eenvoudige manier trachten weer te geven, want de meeste van die boeken waren toen van een onleesbare ouwehoerigheid. Ze zijn behoorlijk verkocht. Ik verdiende er meer aan dan aan mijn romans. Ik heb ze eerst onder de schuilnaam Hans De Hoog Castell gepubliceerd, met een kritische inleiding van Rico Bulthuis. De derde druk is onder mijn eigen naam verschenen. Simon Vestdijk en Jan-Gerard Toonder hadden toen ook al over astrologie geschreven, dus je kon het ongestraft gaan doen.

Vestdijk zei tegen mij dat hij drie jaar nodig had gehad om goed astrologie te leren, en zes jaar om er weer veilig van af te komen. Met mij ging het net zo. Mijn eigen horoscoop is heel typerend en die van mijn dochter Sacha klopt ook heel goed. Maar als ik hem aan een vreemde geef, dan haalt hij het er niet uit. Ik geloof dat er veel zelfbedrog achter zit. Het is wel fascinerend. Alles heeft een betekenis. Het is een som zonder einde. Astrologen zijn uren bezig met een horoscoop en als die niet klopt begrijpen ze altijd waarom, en vinden ze weer wat uit.

Mijn kleindochters zijn vier minuten na elkaar geboren. Je hebt een vergrootglas nodig om verschillen tussen hun horoscopen te zien. De meisjes zijn nu achttien jaar en in elk opzicht elkaars tegenpolen. De één is een geboren actrice en de andere juist niet. Ze interesseren zich voor heel andere dingen en hebben andere vrienden. Het is net alsof het geen zusjes zijn. Hun horoscopen zijn afgedrukt in Spica, waarvan ik jarenlang abonnee ben geweest. Niet lang daarna is het blad opgeheven. Kampherbeek heeft al zijn honderden astrologische boeken op de veiling gegooid. Hij zei: ‘Ik heb nu eindelijk tijd voor wat anders.’ En er zijn er in die kringen meer geweest die zeiden: nu geloof ik het wel.

Als je je echt verdiept in de astrologie en je bent goed kritisch, dan zeg je: ach, schei toch uit. Het is een luchtkasteel. Er klopt geen bliksem van. Maar Jan-Gerard Toonder, die een goede vriend van mij was, kon mijn ongeloof wel verklaren: ‘Dat zit in jouw Maan in Libra in zeven. Een lelijke sterrenstand hoor: twijfel alom. En dan ook nog vierkant Uranus in tien en vierkant Neptunus in vier.’ Zo zie je maar weer, een astroloog kan alle kanten uit. Astrologie is net een schiettent met te veel blikjes of een grabbelton: je hebt altijd prijs. Er zijn zoveel verschillende mogelijkheden in een horoscoop, je haalt er altijd wel wat uit.

Vrouw Holle

Bulthuis was al bijna vijftig toen hij eindelijk een goede en vaste baan kreeg als kunstredacteur bij de Haagsche Courant. Hij heeft in totaal vijftien romans geschreven, waarvan er één werd verfilmd onder de titel De Vergeten Medeminnaar, met Henk van Ulsen in de hoofdrol (1963). Hij sloot zijn literaire carrière af met drie autobiografische romans: De dagen na donderdag (1975), Het kind dat mee moest spelen (1978) en De koorddansers (1985). Voor de eerste kreeg hij de bijzondere prijs van de Jan Campertstichting en voor de laatste de literaire Witteprijs. De boeken staan vol prachtige anekdotes die met zoveel ironie worden verteld dat ze alleen grijnzend kunnen worden gelezen.

Bulthuis beschouwt zichzelf als een nuchtere romanticus. Hij is lid geweest van allerlei mysterieuze genootschappen en drong zelfs door in het hoofdbestuur van de Theosofische Vereniging. Geleidelijk gingen andere dingen hem meer interesseren, maar hij is zijn belangstelling voor het occulte nooit helemaal kwijtgeraakt.

Als ik de sprookjes van Grimm lees, geloof ik echt even aan Vrouw Holle. De occulte wereld is een prachtige sprookjeswereld, een ‘tweede werkelijkheid’. Dat trok me wel aan. Maar als ik goed nadacht, dan geloofde ik er niets van. Toch ben ik eigenlijk nog vreselijk nieuwsgierig naar madame Blavatsky. Die heeft een hele rij occulte werken geschreven. Als je die leest dan denk je: het is misschien wel onzin, maar hoe verzint iemand het?

Toen ik Rooselinde ging schrijven, bezocht ik een stuk of tien kaartleggers en waarzeggers. Eén van hen heeft me inderdaad in grote lijnen mijn leven voorspeld. Zorab was daar verbluft over en haalde het steeds weer op. Ik heb ook telepathische dingen meegemaakt, maar het bewijs kan ik niet op tafel leggen. Het is niet herhaalbaar. Als je de verschijnselen met allerlei kunstmiddelen te voorschijn moet toveren, lukt het bij voorbaat niet. Die dingen doen zich alleen spontaan voor.

De diepere gronden van ons bestaan zullen we wel nooit vinden en dat vind ik ook niet zo erg. Misschien leven we na de dood voort, maar ik zou niet weten hoe en ik zie het nut er ook niet van in. Op zulke vragen zoek ik geen antwoord. Ik ben niet iemand die alles wil onderzoeken, want als je het gevonden hebt, dan ben je nog niet verder. Achter elk geheim zit weer een geheim.

Naschrift

Rico Bulthuis – auteur, letterkundig redacteur, poppenspeler en Ridder in de Orde van Oranje Nassau – is op 4 oktober 2009 overleden. Hij woonde samen met zijn vrouw Anneke in Zutphen.

Uit: Skepter 7.4 (1994)

Vond u dit artikel interessant? Overweeg dan eens om Skepsis te steunen door donateur te worden of een abonnement op Skepter te nemen.

Steun Skepsis

Rob Nanninga was hoofdredacteur van Skepter van 2002 tot 2014