Verkracht met toverkracht
Haagse rechtbank gelooft in zwarte magie
door Rob Nanninga
Afgelopen juli werd een Indiase jongeman tot negen maanden celstraf veroordeeld. Hij zou met behulp van zwarte magie een 16-jarig Surinaams-Hindoestaans meisje hebben verkracht.
Op vrijdagmiddag 15 maart is Maya wat vroeger vrij van school. Ze neemt de tram naar huis, maar stapt eerder uit om het laatste stuk te lopen. Maya zit in de derde klas van de havo en is 16 jaar en negen maanden. Ze komt niet vaak alleen op straat, behalve om naar school te gaan. Als ze in het weekend de stad in wil, gaat ze samen met haar broer. Ze weet dat haar ouders van haar verwachten dat ze als maagd het huwelijk zal ingaan. Maya’s vader is hartpatiënt. Hij zal aanstaande maandag terugkomen van een vakantie in Suriname. Haar moeder heeft ook gezondheidsklachten. Verder schijnen er geen problemen te zijn.
Bij de supermarkt ziet Maya een Indiase man staan. Als ze hem passeert voelt ze zich opeens heel loom worden. De man komt bij het stoplicht naast haar staan. Vanaf dat moment herinnert Maya zich niets meer. Ze komt naar eigen zeggen pas weer bij haar positieven wanneer de man haar aan het vingeren is terwijl ze met alleen haar bh nog aan op een matras in zijn woonkamer ligt. De Indiër, die zelf nog gekleed is, vraagt of het pijn doet. Maya slaagt erin om ‘ja’ te zeggen, kleedt zich snel aan en loopt weg. Ze onthoudt het nummer van de woning, die zich niet ver van haar eigen huis bevindt. Waarschijnlijk is ze niet veel langer dan een half uur bij de man binnen geweest
Een dag later lijkt het alsof Maya alles gedroomd heeft. Het groene steentje dat ze in haar tas vindt, bewijst echter dat het echt is gebeurd. De man moet het er ongemerkt in hebben gestopt. Ze neemt het steentje mee naar school en spreekt er met een vriendin over. Ze is van plan zich over de nare ervaring heen te zetten, maar als ze later in de klas zit, moet ze huilen. Ze vertelt haar verhaal aan de adjunct-directeur. Die haalt er de schoolwijkagent bij. ’s Middags wordt Maya verhoord door een brigadier en een agent die belast is met zedenzaken. Ze weet nog dat de Indiase man mank liep met zijn linkerbeen, een groot amulet droeg, een snor had en ongeveer 1.60 m groot was. Ze denkt dat hij bijna 30 jaar oud zou kunnen zijn. Nadat ze weer bij bewustzijn kwam, zou hij nog hebben gezegd dat hij het ook met 300 andere kinderen had gedaan en dat haar vader dood zou gaan als ze het binnen drie maanden aan iemand vertelde. De Indiër sprak Hindi gemengd met gebrekkig Engels, zodat ze hem niet goed kon verstaan. Maya vraagt zich af wat het steentje te betekenen heeft. Het doet haar aan voodoo denken. Ze wil niet dat haar ouders over de kwestie worden ingelicht omdat ze dan als ‘onrein’ zou worden beschouwd.
Mantra
De politieambtenaren vinden het aanvankelijk een vreemd verhaal. Maya blijft echter volhouden dat ze niet meer weet hoe ze op de matras van de Indiër is beland, zodat de politie drie mogelijke verklaringen overhoudt: ze is gedrogeerd, ze is gehypnotiseerd of het heeft met het steentje en met magie te maken. De verdachte wordt ’s avonds om zes uur aangehouden en de woning wordt doorzocht. Daarbij wordt speciaal gelet op mogelijke voodoo-attributen en verdovende middelen. Er worden onder meer steentjes, kralen kettingen (mala’s), ringetjes, afbeeldingen van hindoegoden en medicijnen gevonden.
Om zich beter te informeren nemen de twee politiemensen contact op met het Surinaams Regionaal Steunpunt, een door de overheid gesubsidieerde stichting. De hulpverleners van het Steunpunt bevestigen dat de ervaringen van het meisje aan zwarte magie kunnen worden toegeschreven. Ze vertellen dat ze zulke verhalen vaker hebben gehoord.
Op 17 maart wordt de verdachte aan het eind van de middag door de beide politieambtenaren verhoord met behulp van een tolk. Hij blijkt een maand eerder vanuit India in Zwitserland te zijn aangekomen en heeft een Schengen-visum. Volgens zijn paspoort is hij 18 jaar en negen maanden oud. Hij beweert dat hij samen met zijn vader en zijn broer op vakantie is en tijdelijk in Den Haag logeert.
De jonge Indiër, die Bandhu heet, verklaart het meisje te hebben aangesproken omdat ze er ongelukkig uitzag. Ze vertelde hem onder meer dat haar vader vaak ziek was en zou ook hebben gehuild. Bandhu bood aan haar te helpen en nam haar mee naar zijn woning. Hij vroeg of hij bij haar mocht ’toveren’ en zei dat hij haar zou aanraken. Dat vond ze goed. Maya kleedde zich uit (ze hield alleen haar ondergoed aan) en ging op verzoek van de verdachte op de matras liggen. Hij raakte haar aan, deed haar slipje naar beneden en stopte een paar vingers in haar vagina. Hij zou daarbij ook een spreuk of mantra hebben opgezegd. Na afloop liet hij haar nog een glaasje water drinken, vroeg of ze gelukkig was en gaf haar een heilzaam steentje mee. Het meisje zwoer op haar vader dat ze het aan niemand zou vertellen.
Bandhu bekent aan de politie dat hij een gave heeft. Hij kan handlezen en de toekomst voorspellen. Hij heeft ook dingen gelezen over goede magie, maar ontkent dat hij de wil van iemand kan beïnvloeden. Het meisje heeft volgens hem vrijwillig meegewerkt. Ze had hem toestemming gegeven om haar aan te raken en ook de spreuk zou met haar instemming zijn uitgesproken. De politieambtenaren vragen hoe oud een meisje moet zijn voordat je seks met haar mag hebben. Bandhu vreest dat de minimumleeftijd 18 is. De ondervragers vertellen hem niet dat de juridische grens bij 16 ligt. Ze willen weten of hij voor zijn huwelijk seks met andere vrouwen mag hebben. Dat blijkt niet te mogen, zodat het duidelijk is dat hij in de fout is gegaan, of liever gezegd een zware zonde heeft begaan.
Een van de ondervragers zegt: ‘Dit meisje was 16 jaar en zegt dat zij door jou is gedrogeerd of gehypnotiseerd en dat je toen allerlei dingen met haar hebt gedaan. En als ik goed tussen de regels door luister, heb je dat ook gedaan.’ Bandhu blijft echter ontkennen: ‘Ik heb haar niet gedrogeerd. Ik heb haar alleen gevraagd of zij het wilde doen.’ Maar de agenten geloven het niet: ‘Je hebt haar wijsgemaakt dat je haar zou helpen… Zij wilde geen seks maar wilde geholpen worden, toch?’ De verdachte erkent uiteindelijk dat hij te ver is gegaan en misbruik heeft gemaakt van de situatie. Om het meisje te helpen, hoefde hij haar vagina niet aan te raken. Hij had echter het idee dat ze daar geen bezwaar tegen had. Pas toen de politie hem aanhield, wist hij dat ze hem niet aardig vond.
Surinaams Steunpunt
Bandhu wordt overgebracht naar een penitentiaire inrichting. In de dagvaarding wordt hem ten laste gelegd dat hij Maya heeft gedwongen tot het ondergaan van een behandeling die mede bestond uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. In plaats van bedreiging of geweld zou hij mogelijk drugs of hypnose hebben gebruikt. Alle vormen van seksueel binnendringen tegen de wil van de betrokkene (waaronder ongewenste tongzoenen) worden aangemerkt als verkrachting en kunnen volgens artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht een gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren opleveren. Aanvankelijk wordt Bandhu ervan beschuldigd dat hij niet alleen zijn vingers maar ook zijn penis in de vagina van het meisje zou hebben gestoken, maar dit wordt later geschrapt omdat er geen aanwijzingen voor zijn.
Voor het geval de verdachte niet op grond van artikel 242 kan worden veroordeeld, heeft mr. Keulen, de officier van justitie, nog een alternatief bij de hand: artikel 243. Daarin staat dat seksueel binnendringen verboden is bij personen van wie de dader weet dat ze in een staat van bewusteloosheid of lichamelijke onmacht verkeren. De verdachte wordt eveneens aangeklaagd voor wederrechtelijke vrijheidsberoving. Volgens de officier heeft hij Maya van haar vrijheid beroofd door haar buiten bewustzijn te brengen en haar vervolgens mee te voeren naar zijn woning waar zij in bewusteloze toestand op een matras werd vastgehouden.
In de urine van Maya worden geen sporen van een verdovend middel aangetroffen en er is ook geen reden om aan te nemen dat zij gehypnotiseerd werd. Daarom wordt de tenlastelegging ter terechtzitting door de officier gewijzigd. Hij veronderstelt nu dat de verdachte Maya’s ‘bewustzijn heeft verstoord en/of beïnvloed en/of haar in een staat van onmacht heeft gebracht’. Twee getuige-deskundigen van het Surinaams Steunpunt betogen tijdens de rechtszitting dat het mogelijk is om met behulp van zwarte magie iemands bewustzijn of vrije wil uit te schakelen. Daaraan zijn twee voorwaarden verbonden: het slachtoffer moet er in geloven of er ontvankelijk voor zijn en de dader moet een langdurige opleiding in de magie hebben gehad.
Aan de eerste voorwaarde is volgens de deskundigen voldaan omdat Maya behoort tot de Hindoestaanse gemeenschap, waar men veel geloof hecht aan magie. Dat wordt er met de paplepel ingegoten. Maya is er inmiddels van overtuigd dat de Indiër haar heeft betoverd door stiekem een magisch steentje in haar tas te gooien. De deskundigen verklaren dat dit mogelijk is. Ook bepaalde toverspreuken kunnen volgens hen een krachtige werking hebben, zelfs als het slachtoffer de spreuk en de betreffende magiër niet kent.
De leeftijd van de verdachte vormt nog wel een probleem. De politie meende aanvankelijk dat hij wel dertig was, maar dat klopt niet met zijn persoonsgegevens. Een van de deskundigen vraagt zich af of de Indiër niet te jong is om al een volleerd magiër te kunnen zijn, maar zijn collega meent dat hij misschien vanaf zijn kindertijd is opgeleid. (Harry Potter?) De officier voegt daaraan toe dat de verdachte zelf heeft toegegeven dat hij over bijzondere gaven beschikt. Hij eiste twaalf maanden gevangenisstraf.
Bandhu sputtert nog wat tegen. Hij ontkent magie te hebben gebruikt en verklaart dat hij als Sikh niet aan bijgeloof mag doen. De vermeende magische attributen die is zijn woning werden aangetroffen, waren slechts wat Indiase spullen die hij op straat te koop aanbood om zijn vakantie terug te verdienen. Bandhu herroept zijn eerdere bewering dat hij over paranormale vermogens beschikt en verstand heeft van magie. Hij erkent seksuele handelingen te hebben verricht, maar houdt vol dat Maya vrijwillig met hem is meegegaan en dat alles met haar instemming en zonder toverkracht gebeurde.
Waardeloze rommel
Op 11 juli 2001 doet de Haagse rechtbank een verbluffende uitspraak, al blijft die in de media vrijwel onopgemerkt. De rechters achten het wettig en overtuigend bewezen dat Bandhu seksuele handelingen heeft gepleegd met een meisje dat ‘in een staat van lichamelijke onmacht’ verkeerde (artikel 243). De verdachte wordt veroordeeld tot negen maanden gevangenisstraf, met aftrek van de tijd die hij al vast heeft gezeten. De straf wordt als volgt gemotiveerd:
‘De verdachte heeft zelf contact gezocht met het minderjarige slachtoffer. Pas op het moment dat hij wist dat zij niet (meer) aanspreekbaar was en haar wil niet (meer) kon bepalen of kenbaar maken, heeft hij haar blote lichaam betast en is hij tevens haar lichaam seksueel binnengedrongen. Hij heeft daarmee misbruik gemaakt van de fysiek weerloze toestand waarin zij zich bevond en heeft haar lichamelijke integriteit geschonden. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan. Anderzijds neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte, blijkens mededeling van de officier van justitie ter terechtzitting, niet eerder is veroordeeld terzake van enig misdrijf.’ aldus Mrs. De Vries, Van der Veen en Schaffels.
Het wordt niet duidelijk hoe en wanneer Maya in deze weerloze en willoze toestand kan zijn geraakt. De verdachte heeft haar hier blijkbaar in gebracht, want de rechters menen dat hij er van op de hoogte was. Als we Maya’s verhaal serieus nemen, dan moeten we aannemen dat hij haar in trance bracht terwijl ze hem op straat voorbij liep. Dat kan hij alleen met magische krachten hebben klaargespeeld.
Op zijn advocatenkantoor in Hoofddorp toont mr. J. Singh een vijftal ‘magische’ steentjes uit de handelsvoorraad van zijn cliënt. ‘De jongen verkocht vrijwel waardeloze rommel. Ook zijn familieleden handelen daarin. Ze vertellen er een mooi verhaal bij, bijvoorbeeld dat zo’n steentje je rust geeft, en vragen er dan een tientje of meer voor. Het is goeie handel. Ze maken gebruik van de domheid en het bijgeloof van sommige mensen. En dat is die jongen nu noodlottig geworden.’
De advocaat van Bandhu kan nog steeds niet bevatten hoe de rechtbank tot haar vonnis is gekomen: ‘Als het een uitspraak was geweest van een of ander indianenstamhoofd, dan had ik het wel kunnen accepteren, maar niet van een rechtbank in Den Haag! De jongen heeft in het begin wat zitten opscheppen over zijn gaven. De politie heeft dat aangedikt en de officier heeft het tegen hem gebruikt. Ik heb tijdens de zitting gezegd: Als die jongen straks zegt dat hij God is, dan gaan we hem toch niet met z’n allen vereren? Zo’n bewering is toch geen objectief feit? Bovendien, als hij werkelijk zoveel macht had, waarom heeft hij het meisje dan niet in die toestand gehouden tot het karwei klaar was? Hij heeft haar niks in de weg gelegd toen ze weer wou vertrekken.’
De getuige-deskundigen van de officier leverden volgens Singh geen zinnige bijdrage. ‘Ik heb ze een paar vragen gesteld en we kwamen tot de conclusie dat ze geen deskundigen waren. Ze waren net zo deskundig als tienduizenden andere Hindoestanen in Nederland. Hun kennis was gebaseerd op wat ze tijdens hun opvoeding hadden meegekregen en op oncontroleerbare verhalen. Het waren wel doctorandussen, maar op een ander gebied. Van het Sikh-geloof van mijn cliënt wisten ze helemaal niets. Ze beweerden dat magisch misbruik regelmatig voorkomt. Het zou vooral worden bedreven door priesters van hindoetempels. Ik heb gevraagd of er een bepaalde machtsrelatie of een speciale situatie voor nodig is. Nee, volgens hen kon het ook met onbekenden en zelfs zonder dat het slachtoffer de magiër kon zien. Maar ze leverden daar geen enkel bewijs voor.’
Zwart gat
Magische krachten zijn overbodig om te kunnen verklaren wat er is gebeurd. Mr. Singh kan gemakkelijk een betere verklaring leveren: ‘Het meisje komt uit een cultuur waarin lichamelijk contact voor het huwelijk taboe is. Ze heeft te laat beseft wat ze aan het doen was. Misschien was de jongen ook niet zo’n goeie minnaar. Toen ze later spijt kreeg van haar seksuele avontuurtje en zich schaamde, heeft ze met hulp van de politie een verhaal over toverkracht verzonnen. Dat neem ik haar niet kwalijk, maar ik snap niet waarom de officier er een zaak van heeft gemaakt. In de raadkamer zei ik dat ik stomverbaasd stond dat de rechtbank in magie gelooft. Toen zei de voorzitter: wij geloven daar niet in, misschien de officier wel. Maar de officier liet weten dat hij het ook niet geloofde!’
Maya beweerde dat ze ‘niet meer bij was’ vanaf het moment dat ze de Indiër zag. Het is moeilijk te geloven dat ze echt niet meer wist wat ze deed. Haar bewustzijn keerde terug toen ze er genoeg van had. Op dat moment was de magie die haar in onmacht hield, blijkbaar uitgewerkt. Maar op ander gebied werkte de stille kracht nog even door, want Maya vertelde de politie: ‘Ik vergeet ook steeds meer, vanochtend wist ik veel meer dan nu.’ Het zwarte gat in haar geheugen ontstond vermoedelijk doordat zij zich niet meer wou herinneren wat ze zelf verkeerd had gedaan. Het was haar vast niet toegestaan om met een vreemde man mee naar huis te gaan en half ontkleed op zijn matras te gaan liggen.
Het is moeilijker te verklaren hoe de rechtbank tot de overtuiging kwam dat je iemand met magie in een onmachtige toestand kunt brengen. Voor zover bekend waren er geen suggestieve rituelen aan Maya’s betovering vooraf gegaan. De Indiër bezat ook geen speciale status of positie die hij kon uitbuiten. Hij was een vreemde die zich nauwelijks verstaanbaar kon maken. Desondanks werd Maya binnen luttele seconden midden op straat bedwelmd. De enige verklaring die ze daar zelf voor kon bedenken was het steentje dat ze pas achteraf in haar tas vond. Misschien hebben de rechters zich in gedachten even verplaatst naar de religieuze cultuur van het slachtoffer, waarin zulke wonderen nog zouden voor komen. Of meenden ze dat bijgeloof een verlammende werking kan hebben en wilden ze bijgelovige meisjes evenals zwakbegaafden of geestelijk gestoorden extra bescherming bieden?
Maya had mogelijk niet verwacht dat Bandhu haar broekje naar beneden zou doen. Ze verzette zich daar echter niet tegen. Misschien was ze wat overrompeld en wist ze nog niet goed wat ze wou. Een andere mogelijkheid is dat ze het toeliet omdat ze dacht dat het bij de heilzame behandeling hoorde. Als ze inderdaad zo naïef was, zou er sprake kunnen zijn van misleiding. Dat kan strafbaar zijn wanneer het een minderjarige (jonger dan achttien) betreft. In artikel 248a staat dat het niet is toegestaan een minderjarige opzettelijk te verleiden tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen door middel van giften of beloften van geld of goed, door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding. Ook dit artikel – dat niet door de officier werd gebruikt – is echter moeilijk toepasbaar, want het meisje kon niet meer vertellen hoe ze zou zijn misleid.
Het is bovendien de vraag in hoeverre de eventuele misleiding opzettelijk geschiedde. Seksuele handelingen hoeven niet van tevoren als zodanig te worden aangekondigd. Als een onbekend meisje bereid is zich te laten aanraken terwijl ze halfnaakt op je matras ligt, dan is het niet vreemd dat je als 18-jarige jongen haar grenzen wilt verkennen. Zo kan een gratis massage uitlopen in een authentieke vrijpartij als de behandelde persoon zich gewillig toont. Uiteraard moet een jongen stoppen zodra het meisje aangeeft dat ze er niet van gediend is. Maar dat lijkt Bandhu ook gedaan te hebben, want Maya kon ongestoord vertrekken toen ze dat wilde.
Mr. Singh zou graag in hoger beroep zijn gegaan tegen de absurde uitspraak, maar helaas krijgt het gerechtshof geen kans om de juridische blunder recht te zetten. Bandhu bleek namelijk niet bereid om opnieuw voor een rechtbank te verschijnen. Hij is van plan zijn handel in Engeland voort te zetten wanneer hij (na twee derde van de straftijd) in september vrijkomt. Misschien had hij het idee dat hij er nog genadig was afgekomen. De politie had hem gezegd dat hij wel zes jaar kon krijgen. Het vertrouwen in zijn advocaat, die geen moment had getwijfeld aan vrijspraak, was er waarschijnlijk ook niet groter op geworden. Daar kwam bij dat zijn familieleden niet wilden dat hij in beroep zou gaan. Zij bezochten meermaals het advocatenkantoor om dit te voorkomen. Kennissen van Bandhu, die ook Indiase prullaria aan Hindoestanen verkochten, waren er eveneens op tegen. Volgens mr. Singh waren ze misschien bang dat hun lucratieve handel gevaar zou lopen wanneer de zaak meer publiciteit kreeg.
Het is hierdoor niet duidelijk geworden welke bewijsmiddelen de rechtbank gebruikte, want die hoeven vreemd genoeg pas te worden opgesomd nadat er appèl is aangetekend. Een logische en sluitende argumentatie hoeft een rechtbank echter niet te leveren. Men kan de grootste onzin rechtvaardigen door louter te beweren dat de bewijsmiddelen (zoals de verklaring van het slachtoffer) wettig en overtuigend waren.
De voornamen van de verdachte en het slachtoffer zijn gefingeerd. Met dank aan mr. J. Singh, die zijn dossier aan mij ter beschikking stelde, en aan prof. dr. Hans Crombag voor zijn belangstelling en nuttige opmerkingen.