De Bijbel opgegraven

Het begon met de Ark van Noach en eindigde met het bloed van Christus. De wonderbaarlijke ontdekkingen van Ron Wyatt.

door Marcel Hulspas – Skepter 15.1 (2002)

ark

HET was geen geluk en zeker geen inzicht waardoor hij zoveel succes had. Het was de Voorzienigheid. Die zorgde ervoor dat hij toestemming kreeg te graven waar andere onderzoekers nog jaren moesten wachten. Die had ervoor gezorgd dat hij op de meest precaire momenten, wanneer alles dreigde vast te lopen, plotseling weer kon beschikken over geld en nieuwe inspiratie. Die Voorzienigheid zorgde ervoor dat tegenstanders ziek werden, dat weigerachtige regeringen ten val waren gekomen en dat aardbevingen ongelovige onderzoekers op een dwaalspoor hadden gebracht, maar voor hem op het juiste moment de ware resten hadden blootgelegd. God zelf stond hem al die jaren bij. Geen wonder. Hij bewees immers dat God woord had gehouden. Dat alles wat in de Bijbel te lezen stond letterlijk zo gebeurd was.

Tweeëntwintig jaar trok hij door het Midden-Oosten. Zo’n honderd reizen heeft hij gemaakt, en daarbij heeft hij tientallen archeologische ontdekkingen gedaan die het gelijk van de Bijbel onomstotelijk bewezen. Ron Wyatt stierf op 4 augustus 1999. Als hij gelijk had, was hij zonder twijfel de belangrijkste archeoloog van de 20ste eeuw. Als hij gelijk had.

Rons besmetting met het virus van de Bijbelse archeologie dateert van 1960. In een artikel in Life las hij dat een Turks militair vliegtuig het jaar daarvoor een eigenaardige contour had gesignaleerd bij de berg Ararat. Een contour in de vorm van een schip. Zouden dat de resten zijn van de Ark van Noach, zo vroeg Life zich af. De vraag liet Wyatt niet meer los. Hij las het verhaal van de zondvloed steeds weer opnieuw, maakte een schaalmodel van de Ark, tekende, rekende en rekende – en constateerde dat het allemaal best waar kon zijn. Vijftien jaar later kwam zijn droom uit. Op kosten van onder andere James Irwin, de Apollo-15-astronaut die arkoloog werd, en met toestemming van de Turkse autoriteiten bestormde hij de Ararat en vond de bootvormige ‘afdruk’ op een helling zo’n twintig kilometer ten zuiden van de berg.

Een vulkaanuitbarsting, zo meende hij, had het wrak ver van haar oorpronkelijke landingsplaats geworpen. Zijn reconstructie van het schip kwam exact uit op 515 voet – de lengte die God aan Noach had opgedragen. Maar het bleef niet bij de afdruk van een schip (waarvan iedereen tegenwoordig aanneemt dat het een geologische rariteit is en verder niks): Wyatt vond gefossiliseerde stukken hout (die bij koolstof-14-dateringen door de mand vielen als veel te jong); met behulp van radar ‘ontdekte’ hij dat onder het dek nog de contouren te zien waren van de stallen waarin Noach de beesten had opgeborgen. Metaaldetectoren registreerden ijzer in de wand van het schip (de rotsen aldaar bevatten veel magnetiet, dat eveneens magnetisch kan worden). Enorme stenen die in de buurt lagen moesten de ankerstenen zijn geweest. Hij ontdekte ‘de boerderij van Noach’ niet ver van het wrak en een grafveld voor Noachs familie.

Ron Wyatt, kortom, werd de man die niet alleen de Ark van Noach op de kaart had gezet maar een volledige familiesaga uit de Turkse grond stampte. Hij was te ver gegaan; christelijke archeologen die te dicht bij hem geweest waren, begonnen nu te vrezen voor hun reputatie. Toen in 1987 het ‘Nationaal Park Ark van Noach’ werd geopend was hij eregast, maar het gemopper was tot in Ankara te horen.

Het kon hem niet schelen. Hij was alweer met heel iets anders bezig: het terugvinden van de route waarlangs de joden tijdens de Exodus naar het beloofde land trokken.

Verdronken strijdwagen

Is er werkelijk ooit een grote groep joodse slaven uit Egypte vertrokken, op weg naar Kanaän? Moderne onderzoekers zetten daar grote vraagtekens bij. Dat een klein groepje een dergelijke vlucht heeft ondernomen is uiteraard mogelijk maar valt ook niet te bewijzen en een dergelijke minivlucht staat ook haaks op de geest van het Oude Testament: het ging om een heel volk, tweeënhalf miljoen zielen als we Exodus mogen geloven, die op wonderbaarlijke wijze weg wist te komen uit Egypte. Dat aantal is al onmogelijk: zoveel inwoners telde Egypte zelf toen nog niet eens.

Het tijdstip is al even onmogelijk. De Exodus moet (als we de getallen in de Bijbel hanteren) gedateerd worden op omstreeks 1500 voor Christus. Maar de Egyptenaren hadden enige decennia daarvoor de semitische Hyksos-heersers van de Egyptische troon gestoten en waren daarna tot diep in Azië doorgedrongen. De Egyptische bronnen uit die tijd zwijgen niet alleen als het graf over een vermeende opstand of uittocht van slaven, ze geven ook duidelijk aan dat Egypte heer en meester was in Azië, tot ver ten noorden van het huidige Libanon. We weten waar de bestuurders woonden, waar de garnizoenen lagen, wat de streek geacht werd af te dragen aan haar overheersers. Een onafhankelijke joodse stammenbond of een koninkrijk in Kanaän is in deze eeuwen simpelweg ondenkbaar.

Gebeurde de uittocht dan veel later, omstreeks 1100 v.C., toen de Egyptische macht in deze regio begon af te brokkelen? De Egyptische bronnen zijn in deze tijd een stuk schaarser, maar ook nu ontbreken de berichten over een uittocht, en ook ontbreken de bewijzen voor een verovering van Kanaän door een ander volk.

De Exodus, kortom, is waarschijnlijk weinig meer dan vrome fictie van veel later datum. Maar Wyatt nam het verhaal letterlijk. Zijn inspanningen concentreerden zich natuurlijk op het meest spectaculaire onderdeel van deze beroemdste aller vluchtverhalen: de doortocht door de Rode Zee. En opnieuw nam hij de traditie uiterst serieus: de tekst vermeldt een doortocht door de ‘Yam suf’, de ‘rietzee’, maar Wyatt weigerde te sjoemelen door te zeggen dat dit een moeras was geweest of een minderwaardig water als de Golf van Suez. Nee, als de oudste vertalingen het hebben over de Rode Zee, dan was het ook de Rode Zee geweest.

Hij verkende de kust en kwam binnen een paar dagen met een theorie die wat hem betrof alle feiten verklaarde. Wyatt trof op de zeekaarten een ondiepte aan die, als de zeespiegel maar voldoende daalde, uitstekend geschikt was om als brug tussen Egypte en Arabië te fungeren. En het strand aan de overkant, ook dat had hij onderzocht: dat was groot genoeg om een volledig volk gelegenheid te geven een opmerkelijke overwinning uitbundig te vieren.

Resten van wielen van strijdwagens, door Ron persoonlijk opgedoken van de bodem, bewezen volgens hem dat de sporen van de ondergang van het leger van Farao er voor het oprapen lagen (hij heeft de resten nooit aan anderen laten zien en gespecialiseerde duikers zetten grote vraagtekens bij zijn claim). Een zuil die hij aantrof te Nuweiba, aan de oostkust van het Sinaï-schiereiland, was volgens hem daar opgericht door koning Salomo ter herinnering aan de oversteek.

Daarna ging hij op zoek naar de berg waarop Mozes en God met elkaar hadden gesproken, Sinaï genaamd, maar ook wel Horeb. De traditie zegt dat deze berg op het schiereiland van de Sinaï gezocht moet worden, maar in dit geval meende Wyatt toch dat hij moest kiezen voor een alternatieve theorie. De berg had rook en vuur gespuugd, zo meldt de Bijbel, maar er staan helemaal geen vulkanen op dat schiereiland. Die staan er wel aan de overkant, op het Arabische vasteland; de laatste meldingen van uitbarstingen dateren uit de Middeleeuwen. Wyatt ging kijken. Hij ontdekte zijn Horeb, en (de geschiedenis van de Ararat herhaalde zich) aan de voet daarvan nog veel meer fraais: de resten van maalstenen – wie weet gebruikt om het manna uit de hemel te vermalen alvorens er brood van te bakken. Hij ontdekte rotstekeningen van runderen – herinneringen aan de verering van het gouden kalf? Wie weet; Wyatt wist het in ieder geval zeker. Hij zag dat op de bergtoppen sporen van intense hitte te vinden waren – het bewijs dat God hier vlak bij de aarde was geweest. Hij vond de rots waaruit Mozes water had geslagen, resten van het kampement van de Israëlieten, de plek waar het gouden kalf aan stukken was geslagen….

En dat alles beschrijft hij zonder zich al te veel te bekommeren om harde bewijzen. Zijn beschrijvingen zijn summier, aanwijzingen waar en hoe ontbreken, kaarten en foto’s zijn onbruikbaar of vaag. Wyatt werd de man die in een handomdraai kon bewijzen dat Mozes stotterde. Hij werd het mikpunt van grappen. Academische archeologen hebben toch al heel weinig op met de door Amerikaanse fundamentalistische instituten gefinancierde ‘Bijbelse archeologie’; die gelovige Bijbelse archeologen moesten op hun beurt al spoedig niets meer hebben van Wyatt. En dat terwijl zijn meest spectaculaire vondst nog moest komen.

Een van Wyatts dromen was het vinden van de plek waar Jezus gekruisigd was. Daarvoor bestaan verschillende kandidaten, allemaal al onderzocht (zoals iedere steen in het Heilige Land inmiddels wel een keer opgetild en onderzocht is), maar Wyatt was ervan overtuigd dat de ware plek nog gevonden moest worden. En hij vond die plek uiteraard – zij het bij toeval.

Wyatt had een geheime tunnel ontdekt die hem, zo meende hij, zou voeren naar de Ark des Verbonds. Die Ark, ooit door David met veel vertoon Jeruzalem binnengehaald, verdween spoedig daarna in de mist van de geschiedenis. Wanneer de Babyloniërs in 587 v.C. Jeruzalen plunderen staat hij niet genoemd onder de geroofde schatten. Volgens de traditie (het Oude Testament zegt hier niets over) was de Ark toen al ergens in veiligheid gebracht, maar niemand weet door wie en waar. Wyatt wilde de verborgen Ark terug vinden – maar stootte daarbij per ongeluk op de plek waar Jezus gekruisigd was. Hij ‘ontdekte’ onder de grond de holle steen waarin het kruis rechtop gezet was, en een stenen wand met daarin drie holtes waarin volgens hem toentertijd de beschuldiging van Jezus te lezen was geweest (‘Jezus van Nazareth, koning van de joden’, INRI, en drie holtes want Jeruzalem kende toen drie talen: Hebreeuws, Aramees en Grieks).

Hij ontdekte dat er dwars door de grot een grote spleet liep (want de aarde beefde nadat Jezus aan het kruis was gestorven) en ook ontdekte hij een enorme ronde steen – de steen uiteraard waarmee het graf van Jezus ooit gesloten was geweest. Die steen was natuurlijk door de eerste christenen naar de plek van de kruisiging gebracht omdat daar ook de eerste christelijke kerk verrezen moest zijn.

Wyatt maakte foto’s en aantekeningen – en gooide de boel weer dicht. Niemand weet waar hij zijn vondsten heeft gedaan. Als hij al iets gevonden heeft. Het graven en weer dichtgooien gebeurde met medeweten van het Israëlische ministerie voor Oudheidkundige Zaken, zo beweerde hij altijd, maar daar weet men niets van een vergunning om te graven (waarvoor een academische graad onmisbaar is en Wyatt had deze niet), laat staan van afspraken om een dergelijke vondst van wereldbelang weer onder de grond te stoppen.

Maar voordat Wyatt aan dit niet-bestaande bevel gehoor gaf, zorgde goddelijke inspiratie voor een tweede ongekende beloning van zijn werk. De gangen liepen verder, daalden nog dieper, en voerden hem naar de langgezochte Ark van het Verbond. Loodrecht onder de plek van de kruisiging trof hij deze beroemde kist aan, versierd met gouden engelen. En dat niet alleen, de grot bevatte ook nog allerlei heilig vaatwerk en gewaden uit de tempel, en een reusachtig zwaard – het wapen van de reus Goliath, dat kon bijna niet anders.

Deze schokkende vondst, gecombineerd met de verstikkende lucht daar in die grot, zorgde ervoor dat hij flauwviel. Hoe lang, dat weet hij niet, maar toen hij weer bijkwam werd hij zich bewust van het feit dat er vier andere ‘entiteiten’ aanwezig waren, engelen. Ze toonden hem de stenen tafelen met de tien geboden in de Ark, en vertelden dat als het einde der tijden aanbrak en Christus terug zou keren op aarde, de Ark weer aan de oppervlakte zou komen.

Wyatt maakte foto’s van de Ark en de andere vondsten en liet de toegang weer dichtmaken. Hij hoefde zijn medewerkers niet eens te vragen er het zwijgen toe te doen – zo diep waren ze onder de indruk. (Wyatt zelf had uiteraard de opdracht om alles te verkondigen.) De foto’s bleken mislukt. De tijd was nog niet rijp.

We zijn er nog niet. Wyatt keerde terug, zocht aan het oppervlak naar de scheur die hij gezien had en die ontstaan zou zijn op het moment dat Christus gestorven was. Hij liet er een touwtje in zakken en haalde… een miraculeus bloedmonster van Christus boven de aarde. Hij deed er wat van in een flesje, liet dit monster onderzoeken en… kreeg te horen dat het vrouwelijk bloed was, of beter: bloed van een man die geen biologische vader had gekend maar slechts een goddelijke. Over het laboratorium dat dit goddelijke bewijs leverde heeft hij nooit iets gezegd anders dan dat het in Israël zou zijn geweest. Zijn vrouw Mary Nell Wyatt liet in de Fortean Times van november 2001 weten dat in Jezus’ DNA, voor zover zij weet, alle ‘vrouwelijke’ chromosomen aanwezig waren maar slechts één ‘mannelijk’ chromosoom, het exemplaar dat de sekse bepaalt. ‘Ron was de enige die aanwezig was om de resultaten in ontvangst te nemen en hij heeft nooit een geschreven rapport gezien. Maar ik geloof in de verklaring van mijn echtgenoot, ook al kan ik deze niet bevestigen omdat ik er niet bij was.’

Ron Wyatt ontwikkelde zich van de meest veelbelovende Bijbelse amateurarcheoloog tot de nachtmerrie van alle christen-fundamentalistische onderzoekers. Hij wist wat hij wilde bewijzen, vertelde ruim van tevoren waar en hoe hij te werk zou gaan en kwam binnen de afgesproken tijd met de beloofde bewijzen – en vaak veel meer dan dat. Vrijwel iedere christelijke geldbuidel in de VS is wel een keer voor hem opengetrokken. Zijn aanhangers dragen hem op handen; zijn vrouw waakt als een leeuw over zijn nalatenschap. Zij zijn er heilig van overtuigd dat Ron dankzij de goddelijke leiding vond wat hij moest vinden. Buitenstaanders houden hem voor de grootste pseudowetenschapper die ooit in het Midden-Oosten heeft rondgelopen. Tot op zijn sterfbed hield hij vol niets verzonnen te hebben en niets gefabriceerd. Hij geloofde heilig in de letterlijke waarheid van de Heilige Schrift. Dat hij daarvoor de bewijzen vond was een uitzonderlijke goddelijke gunst, maar eigenlijk was het ook niet opmerkelijk. Eigenlijk zijn al die bewijzen overbodig. Wie niet gelooft, gelooft ook Ron niet. Wie wel gelooft, heeft Ron niet nodig. Een ongelofelijk overbodig leven.

De ontdekkingen van Ron Wyatt zijn na te lezen op www.wyattmuseum.com en zijn christelijke tegenstanders zijn te vinden op www.tentmaker.org/WAR/.

Uit: Skepter 15.1 (2002)

Vond u dit artikel interessant? Overweeg dan eens om Skepsis te steunen door donateur te worden of een abonnement op Skepter te nemen.

Steun Skepsis

Marcel Hulspas is wetenschapsjournalist en was hoofdredacteur van Skepter van 1988 tot en met 2002