Hangijzer: Vaccinatie tegen HPV
door Daniëlle Timmermans – Skepter 31.2 (2018)
ZORGEN over de veiligheid van de ‘meidenprik’ leidden bij de introductie ervan tot grote commotie. Expert waren verbaasd en ontsteld door de heftige reacties, en zagen in dat hun ideeën over risicocommunicatie op de schop moesten.
Voorjaar 2009 ontstond commotie in de media en onrust onder ouders naar aanleiding van de campagne voor HPV-vaccinatie. De Gezondheidsraad had een jaar eerder een rapport uitgebracht met het advies vaccinatie tegen HPV, het virus dat baarmoederhalskanker kan veroorzaken, in het rijksvaccinatieprogramma op te nemen. De regering had besloten dat advies op te volgen: voortaan zouden meisjes op hun twaalfde worden ingeënt tegen HPV. Voor meisjes van dertien tot en met zestien jaar werd een inhaalprogramma opgezet. Omdat nog veel kennis rond de vaccinatie ontbrak en het nog lange tijd zou duren voordat er aan die onduidelijkheid een eind komt, adviseerde de raad daarnaast een programma te starten voor de monitoring van de effectiviteit van de vaccinatie, duur van de bescherming, eventuele bijwerkingen, maar ook acceptatie door het publiek en relevante gedragsfactoren.
Verzet
De invoering van het HPV-vaccin was immers, niet alleen in Nederland, op groot maatschappelijk verzet gestuit, tot verbazing en ontsteltenis van de betrokken experts. Verontruste ouders beschouwden het vaccin vooral als een ‘gif’ dat in gezonde tienermeisjes wordt ingespoten met kans op onvruchtbaarheid, verlamming, anafylactische shock en zelfs overlijden. In de media en met name de sociale media werden de affaires rond Softenon en DES gretig aangehaald — medicijnen die na toelating ernstige bijwerkingen bleken te hebben. De ‘indianenverhalen’, die zich via internet verspreidden, hadden een sterk emotionele lading en hadden meer invloed dan de feitelijke informatie uit de voorlichtingsfolders. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu erkende later dat het de snelle verspreiding van de verhalen via internet had onderschat. Maar waar kwamen deze negatieve verhalen vandaan? Waren ze te voorzien en misschien zelfs te voorkomen geweest?
Gevoelig
Veiligheid van vaccins is altijd al een gevoelig onderwerp. Het rijksvaccinatieprogramma is vanuit het oogpunt van de volksgezondheid een groot succes. De spectaculaire daling in sterfte aan infectieziekten bij kinderen onder de vijf jaar in de vorige eeuw is er voor een groot deel aan te danken. Kindersterfte door infectieziekten is in de Westerse wereld amper nog onderdeel van het publieke bewustzijn — waardoor de perceptie van de risico’s van vaccins evenredig groter lijkt te zijn geworden.
Bij de HPV-vaccinatie speelde ook mee dat het om onzekere risico’s ging. De effectiviteit en de veiligheid van het vaccin op langere termijn waren nog niet duidelijk en het beschermt niet tegen alle virussen die baarmoederhalskanker veroorzaken. Voor de experts van de Gezondheidsraad was dit geen reden om vaccineren af te raden, omdat de berekende voordelen volgens hen opwogen tegen de onzekerheden en de nadelen.
De onzekerheid bij het publiek werd versterkt door meningsverschillen tussen experts, uitgevochten in de tijd die verstreek tussen het positieve advies van de Gezondheidsraad en de definitieve invoering van het programma in september 2009. In het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde uitte een vijftal epidemiologen ‘grote bezwaren’ tegen de overhaaste invoering van het programma — bezwaren die vervolgens breed in de kranten werden uitgemeten en koren op de molen van vocale tegenstanders waren. De argwaan van het publiek werd nog vergroot door onthullingen in de media rond het lobbywerk dat de twee fabrikanten van het vaccin hadden verricht voor invoering van hun vaccin.
Vertrouwenscrisis
Het publiek geloofde niet meer dat het belang van de volksgezondheid vooropstond. Er ontstond een vertrouwenscrisis tussen de burger enerzijds en wetenschap en overheid anderzijds.
De veiligheid van het HPV-vaccin werd door een deel van het publiek heel anders beleefd dan door de experts. Terwijl experts het in de krant en in nieuwsrubrieken op televisie over statistiek en het belang voor de volksgezondheid hadden, praatten meisjes en moeders in discussieforums op internet over de risico’s en gevaren, over wantrouwen en de angst voor het onbekende. Ook wie de ‘indianenverhalen’ niet geloofde, zag wel dat de veiligheid en het nut van het vaccin nog geen uitgemaakte zaak was. Vanuit het perspectief van de ouders is het dan logisch om hun dochters niet te laten vaccineren voor een ziekte die niet veel voorkomt. Vertrouwen dat de overheid, het RIVM en de wetenschap de voor de burgers beste afweging maakten, was er onvoldoende.
De opkomst bij de eerste vaccinatierondes was dan ook beduidend lager dan de Gezondheidsraad had verwacht: 45 procent in plaats van 85 procent. Na de invoering werd het informatiemateriaal aangepast en nam de opkomst toe — in 2015 was die 63 procent — maar de laatste twee jaren laten weer een daling zien van 6 à 7 procentpunt per jaar.
Twijfels over de veiligheid van het vaccin zijn er onder experts amper meer, onder burgers echter wel.
Literatuur
Gezondheidsraad: Vaccinatie tegen baarmoederhalskanker. Den Haag: Gezondheidsraad, 2008.
De Kok IM, Habbema JD, Mourits MJ, Coebergh JW, van Leeuwen FE. Onvoldoende gronden voor opname van vaccinatie tegen Humaan papillomavirus in het rijksvaccinatieprogramma. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde; 2008;152:2001.