Therapeutic Touch voor verpleegkundigen
door Rob Nanninga – Kwakzalverij: 125 jaar medische folklore (2005)
‘Een verstoord energieveld is een verstoring van de energiestroom die een persoon omgeeft, met als resultaat een disharmonie van lichaam geest en ziel.’ Deze esoterische wijsheid komt niet uit de mond van Jomanda, maar is te vinden in een bekend Amerikaans overzicht van verpleegkundige diagnoses (NANDA). Van de Nederlandse vertaling is inmiddels een vierde druk verschenen.
Hoe kom je als verpleegkundige zo’n verstoord energieveld op het spoor? Heb je daar ingewikkelde apparatuur voor nodig? Nee, juist niet! Volgens de kenners hebben we te maken met een soort levensenergie die ‘nog niet’ door wetenschappers kan worden gemeten. Verrassend genoeg kan deze subtiele energie wel met de handen worden gevoeld.
Wie zich wil bekwamen in het aftasten van energievelden, kan zich aanmelden bij het Van Praag Instituut in Utrecht. Daar hebben al bijna drieduizend zorgverleners een basiscursus Therapeutic Touch (TT) gevolgd – soms op kosten van hun werkgever, die er 440 euro voor moet neertellen. Op enkele andere plaatsen worden eveneens TT-cursussen aangeboden door docenten die bij het Instituut zijn opgeleid. Zo heeft het Arcus College in Heerlen sinds kort twee docenten verpleegkunde die TT onderwijzen. Zij willen ook graag in company trainingen gaan geven bij zorginstellingen in Limburg.
Cursisten leren hoe ze een energieveld in kaart kunt brengen door hun handen op ongeveer een decimeter afstand langs het lichaam van een patiënt te bewegen. Deze hoeft geen kleding uit te trekken. De toestand van het energieveld wordt afgeleid uit bepaalde sensaties die de behandelaars in hun handen voelen. Het naslagwerk van NANDA noemt onder meer tintelingen, prikkelingen en een gevoel van warmte, koude, leegte, aantrekking of druk. TT’ers menen dat zulke ervaringen hen voldoende reden geven om het bestaan van onzichtbare energievelden op z’n minst als ‘werkhypothese’ aan te nemen.
Een verstoord energieveld kan weer in balans worden gebracht door de handen met strijkende bewegingen van boven naar beneden langs het lichaam van de patiënt te bewegen. ‘Losse congesties’ kunnen worden weggestreken, ‘blokkades’ kunnen worden opgeheven en er kan plaatselijk extra energie worden toegevoerd. Cursisten leren dat een losse congestie de neiging heeft om naar beneden te zakken, wellicht onder invloed van de zwaartekracht. Je moet ervoor oppassen dat hij niet onderaan blijft steken, want dat veroorzaakt koude voeten. Mocht het spul aan je handen blijven plakken, dan moet je ze even afschudden. (Macrae, 1995)
Veel TT’ers rapporteren dat een energietekort een trekkende gewaarwording in hun handen veroorzaakt. Zo’n tekort treedt vaak op rond een wond, een infectie of een slecht functionerend orgaan. Tijdens een energieoverdracht kan de behandelaar een gevoel krijgen alsof er in warm water een stroom luchtbelletjes naar de patiënt wordt gezogen. Gelukkig hoeven TT’ers hun eigen levensenergie niet af te staan. Ze halen de energie uit het universele veld, dat onuitputtelijk is. Om toegang te krijgen tot dit reservoir is een meditatieve bewustzijnstoestand gewenst.
Een simpele test
Therapeutic Touch werd vanaf 1972 onderwezen door Dolores Krieger, destijds hoogleraar verpleegkunde aan de Universiteit van New York. Zij ontwikkelde de methode in samenwerking met haar vriendin en mentor Dora Kunz, die president was van de Amerikaanse Theosofische Vereniging. Kunz was bovendien helderziende, paranormaal genezeres en auteur van boeken over aura’s en chakra’s. Krieger publiceerde er in 1975 een artikel over in het American Journal of Nursing. Ze ging in hetzelfde jaar met emeritaat en begon op grote schaal cursussen te geven. Verscheidene van haar studenten werden pleitbezorgers van TT en zij verbreidden de methode naar andere universiteiten en hogescholen.
Aanvankelijk was Therapeutic Touch een soort handoplegging – de naam herinnert daar nog aan. Later ontdekte men echter dat de patiënt niet aangeraakt hoeft te worden. Janet Quinn promoveerde in 1982 op een onderzoek waarin ze dit aantoonde. Meer dan twintig andere verpleegkundigen hebben eveneens dissertaties over TT geschreven en in alle verpleegkundige vakbladen verschenen er artikelen over. TT viel vooral in de smaak bij holistisch georiënteerde verpleegkundigen die hun vakgebied wilden onderscheiden van de geneeskunde. Zij zagen zichzelf graag als healers met vermogens die het begrip van de artsen te boven gingen.
In haar boek Accepting Your Power to Heal beschreef Krieger (1993) enkele amusante proefjes die TT-cursisten in tweetallen kunnen uitvoeren. Voor een van deze oefeningen heb je een plastic zak nodig. Knip een grote hoek uit de bodem en snijd de zak gedeeltelijk open, zodat je hem als een half hesje kunt dragen. Vraag nu je medecursist de ogen te sluiten en trek de zak over een van je schouders. Je partner kan dan proberen op afstand te voelen welke kant van het lichaam met plastic is bedekt. Daar zal de energiestroom wat geringer zijn, beweert Krieger.
Het is opmerkelijk dat TT-deskundigen – voor zover bekend – nooit de moeite hebben genomen om hun paranormale tastzin en diagnostische vaardigheden deugdelijk te onderzoeken. Zij beperken zich tot anekdotische verhalen. Het eerste en enige gecontroleerde experiment met een groep TT’ers werd bedacht door de negenjarige Emily Rosa, die voor school een onderzoekje wou uitvoeren. Ze kreeg hulp van haar moeder, een sceptische verpleegkundige. Tijdens de proef moest een TT’er haar onderarmen op tafel leggen met de handpalmen naar boven. Emily hield haar eigen hand 10 cm boven een hand van de proefpersoon, zodat deze haar energie duidelijk kon voelen. Dit lukte echter niet meer wanneer er een scherm op tafel werd geplaatst, zodat Emily niet langer zichtbaar was. Ze gooide steeds een muntje op om haar keuze te bepalen, links of rechts. Zonder visuele informatie konden de 21 deelnemers niet vaststellen boven welke hand ze een energieveld voelden: 280 pogingen leverden slechts 123 correcte gissingen op (44%). Een deel van de proeven werd door een tv-ploeg gefilmd (zie de YouTube-video onder dit artikel).
De teleurstellende resultaten van Emily’s testjes verschenen in de JAMA, het gezaghebbende tijdschrift van de Amerikaanse Medische Vereniging (Rosa et al., 1998) – zeer tot ongenoegen van de TT-gemeenschap. Krieger vond het een belediging dat men haar met dit kinderspel de les wilde lezen. Douwe Bosga (1998), destijds nog directeur van het Parapsychologisch Instituut, gaf een overzicht van alles wat er aan het experiment mankeerde. Hij wees erop dat Emily niet geloofde in de energievelden. Deze vooringenomenheid veranderde wellicht het veld rondom haar hand, zodat het niet meer detecteerbaar was. Zo kan het ene paranormale verschijnsel het andere tegenwerken. Het is ook denkbaar dat de resultaten niet correct werden genoteerd. Bovendien was het bezwaarlijk dat de TT’ers hun armen niet mochten bewegen en dat Emily niets markeerde.
Bosga klaagde dat JAMA het artikel nooit zou hebben geplaatst als de uitslag tegengesteld was geweest. Dat valt niet te ontkennen. Men had een positief resultaat kunnen toeschrijven aan de warmte-uitstraling van Emily’s hand, die wellicht nog enigszins voelbaar was. Het experiment was voor verbetering vatbaar. De publicatie had desondanks nut omdat de achilleshiel van Therapeutic Touch werd blootgelegd. Wie de slechte resultaten wil toeschrijven aan gebreken in de proefopzet, zal moeten aantonen dat een beter uitgevoerd experiment wel succes kan opleveren. Er zijn echter geen TT’ers die zich daaraan willen wagen. Zij toetsen hun werkhypothese liever niet.
Desgevraagd liet Martine Busch, directeur van het Van Praag Instituut, mij onlangs opnieuw weten dat zij geen belangstelling heeft voor de aard van het veronderstelde energieveld. Ze richt zich liever op ‘de betekenis en het effect van TT binnen de zorg’. In het verleden werkte ze op het Parapsychologisch Instituut, dat in hetzelfde pand is gevestigd. Met zoveel paranormale activiteiten in de buurt vallen de parapsychologen schijnbaar met hun neus in de boter. Maar ook zij hebben geen behoefte om de waarnemingen van TT’ers op de proef te stellen.
Suggestief ritueel
Sommige TT’ers pareren de kritiek door de energievelden een minder prominente rol toe te delen. Volgens hen zijn de helende intenties van de behandelaars essentieel (Nanninga, 2003). Toch zal men de energieën vermoedelijk blijven voelen, want zonder deze illusie zou TT niet zo populair zijn geworden. De basis- en vervolgcursussen zouden ook grotendeels overbodig worden wanneer er geen speciale technieken nodig zijn om de energie optimaal te laten stromen.
Therapeutic Touch wordt vooral gebruikt om patiënten tot rust te brengen, angstgevoelens te verminderen en pijn te bestrijden. Velen vertelden dat ze zich prettiger en meer ontspannen voelden na een behandeling, maar dat behoeft geen paranormale verklaring. TT kan worden beschouwd als een suggestief ritueel waarbij iemand zorgzame aandacht krijgt. De betekenis die de patiënt aan de behandeling toeschrijft, zijn verwachtingen, en zijn vertrouwen in de behandelaar, kunnen het placebo-effect versterken.
Om het effect van TT te onderscheiden van een placebo, voerde men experimenten uit waarbij een controlegroep werd behandeld door pseudo-TT’ers, die de strijkende bewegingen nabootsten. Zij moesten gelijktijdig hoofdrekensommen maken om te voorkomen dat hun gedachten een positieve invloed konden hebben. De patiënten gaven voor en na de behandeling aan hoeveel angst of pijn zij voelden. Echte TT had soms significant meer effect dan namaak. Het lijkt echter aannemelijk dat de hoofdrekenaars weinig oogcontact maakten met de patiënten. Doordat ze werden afgeleid, maakten ze misschien een minder geruststellende en sympathieke indruk. Janet Quinn (1989) voerde als enige een experiment uit waarbij patiënten van achteren werden behandeld, zodat ze de behandelaar niet aan het werk zagen. Onder deze omstandigheden waren de patiënten even tevreden met een nepbehandeling.
Meestal was er veel aan te merken op de kwaliteit van de experimenten (Scheiber & Selby, eds., 2000). Pleitbezorgers van TT waren bovendien geneigd om negatieve resultaten niet te vermelden (O’Mathúna, 2000). Er wordt vaak beweerd dat TT het zelfgenezend vermogen stimuleert, maar de gemeten effecten waren hoofdzakelijk subjectief. Een uitzondering waren de geblindeerde experimenten met wondgenezing van de parapsycholoog Daniel Wirth. Bij twee experimenten genazen de wonden sneller met TT, maar bij twee andere experimenten was juist de onbehandelde controlegroep er beter aan toe. Deze laatste twee experimenten worden in de literatuur zelden genoemd. Daar komt bij dat Wirth momenteel een meerjarige celstraf uitzit. Hij verdiende jarenlang de kost als grootschalige oplichter (Flamm, 2004).
De laatste jaren zijn er weinig gecontroleerde studies uitgevoerd. TT’ers hechten meer waarde aan ervaringskennis. Ze vinden het plezierig om te strijken. Dit geeft hun het gevoel dat ze iets speciaals voor de patiënt kunnen doen en het biedt tevens de gelegenheid om even uit te rusten. Ook de patiënten vinden het vaak aangenaam, dus wat wil men nog meer? Het Van Praag Instituut moedigt cursisten aan om TT op hun werk te promoten door erover te praten, folders neer te leggen, positieve artikelen te verspreiden, collega’s een behandeling te geven en tevreden patiënten een schriftelijke dankbetuiging te vragen.
In het Radboudziekenhuis werd TT al op tien afdelingen toegepast toen de directie in 2002 besloot de methode te verbieden. In sommige ziekenhuizen wordt het nog wel gedoogd. TT’ers betogen dat artsen niet mogen voorschrijven welke verpleegkundige interventies ongewenst zijn, omdat dit niet behoort tot hun deskundigheidsgebied. Als verpleegkundigen willen ze zelf beslissen wat de patiënt nodig heeft: een glas melk, een praatje, aromatherapie of TT. Ze kunnen zich sinds kort aansluiten bij de Vereniging Complementaire Zorg. Ria von Bönninghausen, voorzitter van NU’91, de beroepsvereniging van de verpleging en verzorging, verwacht er veel van. In een interview (Busch, 2003) merkte ze op: ‘Er werken 400.000 mensen in de verpleging en verzorging, tegenover 40.000 artsen. Wij zijn dus met tien maal zoveel mensen. Dan moet het toch kunnen om dergelijke ontwikkelingen van onderaf verder omhoog te stuwen.’
Dit artikel verscheen in 2005 in het boekje Kwakzalverij: 125 jaar medische folklore, onder redactie van Hans van Maanen (Amsterdam: Boom).
Zie ook: Therapeutic Touch – Evidence based of paranormaal ?, Skepter 25.1 (2012)
Literatuur
Bosga, Douwe (1998). Sceptici vallen in eigen kuil. Tijdschrift voor Parapsychologie, 65(1), 20-23.
Busch, Martine (2003). Complementaire zorg: sla ze ermee om de oren! TT-Wijzer, nr. 28, 5-8.
Flamm, Bruce (2004). The Columbia University ‘miracle’ study: flawed and fraud. Skeptical Inquirer, 28(5), 25-31.
Krieger, Dolores (1993). Accepting your power to heal. Santa Fe, NM: Bear & Company.
Macrae, Janet (1995). Therapeutic Touch. Een praktische handleiding. Rotterdam: Lemniscaat (vertaling).
Nanninga, Rob (1996). De zuster wil strijken. Intermediair, 22 november.
Nanninga, Rob (1996). Therapeutic Touch. Skepter, 9(4), 38-40.
Nanninga, Rob (2003). Heilzame intenties: onderzoek naar onzichtbare geneeskracht. Skepter, 16(2), 34-38.
O’Mathúna, Dónal P. (2000). Evidence-based practice and reviews of Therapeutic Touch. Journal of Nursing Scholarship, 32(3), 279-285.
Quinn, Janet F. (1989). Therapeutic Touch as energy exchange: replication and extension. Nursing Science Quarterly, 2(2), 79-87.
Rosa, Linda et al. (1998). A close look at Therapeutic Touch. JAMA, 279(13), 1005-1010.
Scheiber, Béla & Carla Selby, eds. (2000). Therapeutic Touch. Amherst: Prometheus Books.