Gespierde gedachten

Telepathische spierlezers in de 19de eeuw

spierlezen1In de tweede helft van de 19de eeuw trokken gedachtelezers volle zalen. Ook verscheidene wetenschappers hadden belangstelling voor hun opmerkelijke prestaties.

door Rob Nanninga – Skepter 19.4 (2006)

J. Randall Brown (1851-1926) ontdekte zijn bijzondere gave toen hij nog op school zat. Hij kon verbazend snel kleine voorwerpen opsporen die door klasgenoten waren verstopt. Daarbij hield hij de hand van een leerling met de rugzijde tegen zijn voorhoofd, terwijl hij samen met deze helper door de ruimte liep. Brown vertoonde zijn gave ook aan anderen, maar was niet van plan er zijn beroep van te maken. Samen met zijn broer opende hij in Red Oak, Iowa, een machinewerkplaats. In 1873 reisde hij per trein naar Chicago om wat apparatuur aan te schaffen. Hij werd vergezeld door de heer Kelly, zijn voormalige schoolmeester. Op maandag 4 augustus zaten ze samen in een café, waar Brown op aandrang van Kelly zijn gave nog eens demonstreerde. Hij slaagde er onder meer in een muntstuk te vinden en selecteerde uit 16 flessen de fles die men had gekozen toen hij even buiten de deur stond.

Toevallig waren er in het café verscheidene journalisten aanwezig. Zij publiceerden meteen sensationele verhalen over de vermogens van het ‘wonder uit Red Oak’. Zijn prestaties wekten zoveel belangstelling, dat men hem vroeg een openbare demonstratie te geven. Hij besloot een kerkzaal te huren, waar hij op 11 augustus 1873 voor 50 cent per persoon een voorstelling gaf. Het was zo’n groot succes dat hij drie dagen later opnieuw optrad. Brown besefte dat hij als gedachtelezer veel meer geld kon verdienen dan in de werkplaats en ging al spoedig op tournee.

Wanneer Brown in een stad arriveerde, gaf hij bij voorkeur eerst een gratis demonstratie voor een groep prominente genodigden. Die liet hij na afloop een brief schrijven waarin ze hem verzochten zijn gave in het openbaar te vertonen. Deze brief werd vervolgens als advertentie in een lokale krant geplaatst, samen met een reactie van Brown, die de uitnodiging uiteraard aannam. Het was een effectieve manier om publiek te trekken. Op zondagen kondigde hij zijn voorstelling aan als een educatieve lezing, zodat hij geen verplichte rustdag hoefde te nemen.

Brown had er geen bezwaar tegen om voor wetenschappers op te treden, want dat leverde extra publiciteit op. Bij een test aan de Universiteit van Yale boekte hij zelfs succes zonder dat hij lichamelijk contact had met een helper. Deze helper was alleen via een koperdraad met hem verbonden en bevond zich enkele verdiepingen hoger in het gebouw. In 1889 voerde hij een nog indrukwekkender demonstratie uit. Daarbij hield hij in een theater in New York een draad tegen zijn hoofd die naar een naburig telegraaf kantoor leidde. Daar zat een zekere prof. Cromwell die het andere uiteinde tegen zijn voorhoofd hield terwijl hij sterk aan het getal 742 dacht. Brown slaagde erin dit getal te ontvangen. Een voorbeeld van ‘mentale telegrafie’.

Onbewuste spierbewegingen

De wonderbaarlijke prestaties van Brown werden verklaard door de arts George Beard, die in de zomer van 1874 voor het eerst een voorstelling bijwoonde. Volgens Beard las Brown geen gedachten maar onbewuste spierbewegingen. Hij noemde het spierlezen en schreef er meerdere stukken over, waaronder een lang artikel dat in 1877 in Popular Science Monthly verscheen. Daarin beschreef hij ook zijn experimenten met enkele amateurs die hadden ontdekt dat ze hetzelfde konden als Brown. Er waren in korte tijd al velen die Brown in de huiskamer probeerden te evenaren.

Beard benadrukte dat een spierlezer alleen een richting en een plaats kan bepalen. Als hij niet weet naar welk voorwerp hij op zoek is, dan kan hij daar niets over vertellen voordat hij het gevonden heeft. Het is ook beslist noodzakelijk dat de assistent zich goed concentreert op de verstopplaats. Brown boekte niet met alle helpers evenveel succes. Het gebeurde wel eens dat het eerste deel van zijn show in het water viel omdat hij niet meteen een geschikte vrijwilliger kon vinden. De beste helpers gedragen zich als een partner van de spierlezer en werken optimaal mee om er een succes van te maken. In zulke gevallen kon Brown rechtstreeks naar de juiste plek lopen.

Evenals andere professionele spierlezers bewoog hij zich meestal met gezwinde spoed in verschillende richtingen geblinddoekt door de ruimte en leek hij zijn gids met zich mee te sleuren. Volgens Beard was dat een goede manier om de assistent in verwarring te brengen, zodat deze zich minder bewust was van de aanwijzingen die hij gaf. Een spierlezer weet waar hij heen moet doordat hij in juiste richting de minste weerstand voelt. Veel spierlezers hielden de pols van de helper vast, maar het lukte volgens Beard niet meer wanneer de helper zijn arm helemaal stijf hield. Spierlezers konden ook geen voorwerp lokaliseren wanneer hun assistent dat bij zich droeg, want in zo’n geval kon de richting niet worden bepaald.

Beard voerde onder meer proeven uit waarbij tien letters naast elkaar op een piano werden gelegd. Een dame was in staat om zes van de tien keer de letter te kiezen waaraan de helper dacht (toevalskans circa 1 op 7000, mits de letters aselect zijn gekozen). Zonder lichamelijk contact lukte het maar twee van de tien keer en toen Beard haar via een koperdraad met de helper verbond, scoorde ze slechts één treffer. Het is niet bekend hoe professionele spierlezers soms wel succes boekten met zo’n draad, al lieten ze dat vrij zelden zien. Waarschijnlijk kregen ze dan informatie van een handlanger, waren ze in staat om te spieken of gingen ze af op de reacties van omstanders. In een volle zaal is het vaak mogelijk om uit de hoeveelheid rumoer af te leiden of je op het goede spoor zit.
spierlezen

De conclusies van Beard hadden weinig invloed op de publieke opinie. Velen hadden de indruk dat hij lang niet alles kon verklaren. Beards oordeel leek al van tevoren vast te staan, want hij schreef dat we er zeker van mogen zijn dat gedachtelezen onmogelijk is. Het zou volgens Beard niet wetenschappelijk zijn om daar onderzoek naar te doen. De hypothese dat Browns prestaties te danken waren aan onbewuste spierbewegingen, lag voor de hand en was eerder ook al gebruikt om spiritistische verschijnselen te verklaren. Zo waren er spiritisten die geloofden dat een tafel waarop ze hun handen hadden gelegd vanzelf in beweging kwam, zonder te beseffen dat ze onbewust duwden. Beard was echter gefascineerd geraakt doordat Brown zo nauwkeurig was in zijn plaatsbepaling. Zo was hij er getuige van hoe de gedachtelezer na lang zoeken uitkwam bij een hoofdletter in de naam van een krant die aan de muur was geprikt. Hij had het niet voor mogelijk gehouden dat onbewuste veranderingen in spierspanning zulke nauwkeurige resultaten kunnen opleveren. Daarom vond hij dat Brown de wetenschap een goede dienst had bewezen.

Instructies van Banachek

Beard gaf geen nauwkeurige beschrijving van de methoden die spierlezers toepassen. Daarvoor kunnen we beter te rade gaan bij Banachek (2002), die er een boekje over publiceerde en een dvd met instructies. Zijn echte naam is Steve Shaw en hij werd in het begin van de jaren 1980 bekend toen hij in opdracht van James Randi een parapsycholoog van zijn psychokinetische gaven overtuigde. Hij treedt inmiddels al jaren op als mentalist.

Banachek pakt met zijn rechterhand de pols van een vrouwelijke vrijwilliger uit het publiek en houdt die losjes naast zijn lichaam, terwijl hij zijn linkerhand naar voren steekt. Hij vraagt haar om zich goed op deze linkerhand te concentreren en zich voor te stellen dat ze daarmee het gezochte voorwerp wil aanraken. De helper moet al haar wilskracht inzetten, waarmee Banachek haar tevens een deel van de verantwoordelijkheid toeschuift. Hij beweegt zijn uitgestrekte arm nu naar links en rechts om de richting te bepalen. Maar hij houdt de arm in dezelfde houding, zodat hij zijn hele lichaam moet draaien. Ook zijn rechterarm volgt de beweging, zodat de hand van de helper meezwaait. Op deze manier kan hij bepalen aan welke richting de helper de voorkeur geeft.

De methode kan ook worden gebruikt om een muntstuk te selecteren. Banachek spreidt de munten uit op een tafel, zover mogelijk van elkaar. Eventueel vormt hij eerst twee groepjes aan beide uiteinden. Zijn vrije hand beweegt hij boven de munten heen en weer, waarbij hij zijn lichaam zodanig verplaatst dat ook de arm van zijn assistent gelijktijdig heen en weer gaat.

banachekOm een getal te raden, beweegt Banachek zijn hand boven een whiteboard waarop drie kolommen met cijfers staan. De helper staat in dit geval achter hem en houdt haar hand op zijn schouder. Opnieuw beweegt Banachek zijn hele romp en dus ook zijn schouders. Hij zakt wat door zijn knieën als hij zijn hand boven de onderste getallen houdt. Zo kan hij voelen hoeveel druk de helper uitoefent. Iets minder druk betekent dat ze wil dat hij weer naar boven gaat. Het is uiteraard niet de bedoeling dat de helper zich hiervan bewust is. Op zijn dvd voerde Banachek de stunt uit met een dame die hij blijkbaar al eerder had getest, want ze wist meteen dat ze haar hand op zijn schouder moest leggen.

Brown gebruikte vermoedelijk een vergelijkbare methode. Op een oude illustratie is te zien hoe hij een letter kiest uit twee rijen die boven elkaar hangen. Hij houdt zijn hand boven de onderste rij en buigt zijn lichaam daarbij voorover, terwijl het eenvoudiger zou zijn om de arm wat lager te houden. Zulke details zijn echter nergens te vinden in 19de-eeuwse beschrijvingen van spierlezers. De verslagen van onderzoekers die destijds gedachtelezers en spiritistische mediums observeerden, zijn meestal opmerkelijk onnauwkeurig en onvolledig.

Schijndood

De bekendste 19de-eeuwse navolger van Brown was Washington Irving Bishop (1856-1889). Hij werkte aanvankelijk voor het medium Anna Eva Fay, dat in Amerika heel populair was. Tijdens openbare voorstellingen liet ze zich grondig vastbinden voordat ze door een gordijn aan het oog werd onttrokken. Achter dat gordijn kon ze allerlei dingen doen, zoals gitaarspelen of een spijker in een stuk hout slaan. Wanneer het gordijn kort daarna weer werd geopend, bleek ze nog steeds stevig vastgebonden te zijn.

In 1874 bracht ze een bezoek aan Engeland, waar ze meewerkten aan experimenten van de gerenommeerde fysicus William Crookes, die net de radiometer had uitgevonden (beter bekend als lichtmolentje). Hij gebruikte zeer geavanceerde controlemaatregelen. Fay moest twee metalen handvatten vasthouden terwijl ze achter een gordijn zat. Crookes was er zeker van dat ze hierdoor haar handen niet kon gebruiken, want zodra ze losliet, verbrak ze een elektrische stroomkring en dat kon hij op een meter zien. Fay vertelde later aan de goochelaar Houdini hoe ze Crookes bij de neus had genomen. Ze had een handvat in haar knieholte gehouden, zodat ze een hand vrij had. (Polidoro, 2000)

Bishop begon in 1876 voor zichzelf. Hij trad op als ‘De Wereldvermaarde Anti-Spiritist’ en onthulde de trucs van Fay, die hij ook perfect nadeed. Voorstellingen waarin het spiritisme als bedrog werd ontmaskerd, begonnen destijds populair te worden. Bishop schreef ook een paar anti-spiritistische artikelen en publiceerde in 1880 een boekje waarin hij het geheim van zogenoemde ‘second-sight acts’ onthulde. Daarbij zat een medium geblindoekt op het podium terwijl haar partner vragen stelde over willekeurige voorwerpen die de toeschouwers hem aanreikten. Het medium kon in rap tempo een hele reeks objecten benoemen en ook allerlei andere informatie geven. De truc was gebaseerd op een simpele code waarbij enkele veelgebruikte woorden (zoals can, will, would, try, please, perhaps en now) aan de getallen 1 tot en met 10 waren gekoppeld. Zo kon met elke vraag die aan het medium werd gesteld ongemerkt een getal worden overgedragen. De getallen waren op hun beurt gekoppeld aan lijsten met antwoorden, die het medium uit haar hoofd had geleerd.

Bishop raakte in 1877 bevriend met Brown, die hem de kunst van het spierlezen leerde. Waarschijnlijk nam Brown ook wat trucs van Bishop over, want hij gaf later voorstellingen waarbij zijn vrouw als nepmedium optrad. Bishop was een betere showman dan Brown. Hij boekte onder meer veel succes met een rollenspel waarbij hij als een voorloper van Sherlock Holmes optrad. Vrijwilligers uit het publiek moesten een zelfbedachte moordscène opvoeren, terwijl hij buiten de deur stond. Na binnenkomst kon hij met behulp van spierlezen meestal al vrij snel het lijk identificeren, het moordwapen opsporen, en de dader in de kraag vatten. Bishop bezorgde zichzelf ook veel publiciteit door in een rijtuig op zoek te gaan naar een speld, die iemand ergens had verborgen. Zo reed hij geblinddoekt door Manhattan en had zelf de teugels in handen, terwijl twee vrijwilligers zijn polsen omklemden. In een tweede rijtuig zaten enkele genodigden en de stoet werd gevolgd door honderden belangstellenden. Bishop slaagde erin de speld te vinden, waarbij hij waarschijnlijk wel een beetje vals speelde.

In de jaren 1880 was Bishop de beroemdste spierlezer. Hij reisde de wereld over als de ‘World’s First Mind Reader’ en trad aan verscheidene vorstenhoven op. Hij wekte graag de indruk dat hij niet in geld geïnteresseerd was en alleen de waarheid wilde dienen. Zo gaf hij soms voorstellingen voor het goede doel, waarvan hij echter veruit het grootste deel in eigen zak stak. Op de boot naar Europa ontmoette hij de miljonairsvrouw Helen Loud. Hij trouwde haar in Schotland, hoewel beiden al getrouwd waren. Ze vertelde later, nadat Bishop zijn eerste vrouw hertrouwde, dat hij zwaar aan de drank was en cocaïne gebruikte.

Tijdens zijn voorstellingen oogde Bishop niet zo gezond. Hij gedroeg zich jachtig en hypernerveus, maakte wilde gebaren, zag lijkbleek en beefde soms over zijn hele lichaam. Bishop beweerde dat hij een abnormaal gevoelig zenuwstelsel had waarmee hij de subtiele signalen kon opvangen. Aan het eind van een voorstelling stortte hij soms theatraal en uitgeput ter aarde. Hij vertelde dat hij aanvallen van catalepsie had, waarbij hij verstijfde en het leek alsof hij dood was. Hij droeg altijd een brief bij zich waarin stond dat men hem in deze toestand moest laten liggen tot hij vanzelf weer bijkwam. Evenals veel anderen in de 19de eeuw was Bishop bang om levend begraven te worden.

Helaas bleek zijn angst wel enige grond te hebben. In 1889 viel hij tijdens een optreden in een club in New York bewusteloos op de vloer. Er was een arts aanwezig, John Irving, die wist dat Bishop hier wel vaker last van had. Hij liet hem even rust nemen. Daarna werd de voortstelling hervat, waarbij Irving als assistent optrad. Bishop zakte opnieuw in elkaar, maar stond ditmaal niet weer op. De volgende dag werd hij dood verklaard. Toen zijn vrouw het lijk bezocht, ontdekte ze dat zijn hersenen waren verdwenen. Die werden later teruggevonden in zijn borst. Het bleek dat dr. Irving samen met drie andere artsen een autopsie had uitgevoerd omdat ze zo nieuwsgierig waren. Bishop had altijd beweerd dat zijn hersenen heel bijzonder waren, maar dat viel blijkbaar tegen.

De moeder van Bishop, een spiritistisch medium (!), was ervan overtuigd dat haar zoon nog niet dood was toen zijn schedel werd gelicht. Zij bracht de zaak in de publiciteit en voor het gerechtshof. Tijdens het proces getuigde een arts dat Bishop op zijn zeventiende twaalf uur lang schijndood was geweest. Dr. Irving had geen toestemming om de autopsie uit te voeren, nog voordat de lijkschouwer was geweest. Maar hij kwam er vanaf met een lichte vermaning omdat de jury het niet eens kon worden. (Jay, 1987).

Domineesdochters

Bishop kreeg in Engeland veel waardering van enkele bekende wetenschappers, waaronder de fysioloog William Benjamin Carpenter, een specialist op het gebied van onbewust gedrag. Hij had eerder de term ideomotor-effect bedacht voor gedachten die onbewust in bewegingen worden omgezet. Zo kon hij verklaren hoe spiritisten boodschappen doorkregen via hun ouijabord. Carpenter was een bestrijder van het spiritisme. Dat had hij gemeen met Bishop, die nooit beweerde dat hij bovennatuurlijke krachten bezat en er ook geen bezwaar tegen had als wetenschappers het spierlezen noemden. Bishop hield vol dat hij zelf niet wist hoe hij het klaarspeelde, maar hij wekte wel graag de indruk dat hij meer kon dan een gewone spierlezer.

De psycholoog George J. Romanes publiceerde in 1881 een brief in het tijdschrift Nature waarin hij verslag deed van twee wetenschappelijke bijeenkomsten met Bishop. Daarbij waren ook Thomas Huxley, Francis Galton en Ray Lankester aanwezig. Prof. Lankester was een zoöloog die in 1876 het beroemde Amerikaanse medium Henry Slade ontmaskerde, nadat hij wat opgewonden was geraakt over een lezing van de fysicus prof. William Barrett. Op aanbeveling van de spiritistische bioloog Alfred Wallace had Barrett de leden van de British Association for the Advancement of Science wat verteld over een boerenmeisje uit Ierland dat onder hypnose zijn gedachten konden lezen. Barrett veronderstelde dat het zenuwstelsel van een ontvankelijk persoon via ‘zenuwinductie’ rechtstreeks kan worden beïnvloed door de sterke wil van een ander. Om een verzetsdaad te stellen tegen zulke onzin bezocht Lankester twee seances van Slade, die op een lei boodschappen van geesten doorkreeg. Prof. Henry Sidgwick had al tien van deze seances bijgewoond, maar Lankester was minder beleefd. Tijdens de tweede sessie pakte hij Slade de lei af. Hoewel de geesten er nog niet op hadden geschreven, bleek er al een boodschap op te staan.

Lankester vond het niet nodig om te onderzoeken of Bishop werkelijk gedachten kon lezen, maar de anderen wilden dat wel testen. Zo keken ze wat er gebeurde wanneer de assistent werd geblinddoekt en niet meer wist waar hij zich bevond. In dat geval kon Bishop geen bruikbare informatie meer uit hem halen. Het lukte ook niet zonder lichamelijk contact.

William Barrett stuurde een reactie naar Nature waarin hij liet weten dat lichamelijk contact niet noodzakelijk is. Proeven die hij had uitvoerd met vijf jonge dochters en een dienstmeisje van dominee Creery, hadden dit volgens hem aangetoond. Een van de meisjes ging telkens buiten de kamer staan terwijl er een woord of speelkaart werd gekozen. Ze kwam daarna weer binnen, ging tegenover haar zusters staan en kon dan zonder dat er iets werd gezegd opmerkelijk vaak vertellen waar zij aan dachten. In 1882 publiceerde Barrett samen met Frederick Myers en Edmund Gurney een eerste verslag van de experimenten in het tijdschrift Nineteenth Century. In hetzelfde jaar richtte hij samen met hen de Society for Psychical Research (SPR) op, waarvan Sidgwick de voorzitter werd.

De proeven met Bishop waren voor de leden van de SPR een stimulans om wetenschappelijk onderzoek in te stellen naar buitengewone vermogens van de menselijke geest (Luckhurst, 2002). Myers verzon in 1882 de term telepathie, die veel wetenschappelijker klonk dan mind reading en opzettelijk aan telegrafie deed denken. Er werden meer dan duizend proeven met de zusjes Creery uitgevoerd, waaruit de onderzoekers concludeerden dat telepathie een feit was. Dit bleek ook uit hun experimenten met de hypnotiseur George Smith en de journalist Douglas Blackburn, die in 1883 plaatsvonden. Blackburn had eerder artikelen over Bishop geschreven en trad samen met Smith op. Sir James Crichton-Brown beschreef enkele SPR-experimenten met het tweetal, waarbij ook Galton en Ramones aanwezig waren. Smith boekte geen succes meer nadat ze hem goed blinddoekten en zijn oren dichtstopten. Maar Meyers betitelde deze controlemaatregelen als ‘aanstootgevend ongeloof’ en de SPR rapporteerde er niets over. Later bleek dat zowel Smith en Blackburn als de zusjes Creery hun succes te danken hadden aan nonverbale signalen die ze elkaar stiekem doorgaven.

Literatuur

Banachek (2002). Psychophysiological thought-reading. Houston: Magic Inspirations.
Beard, George M. (1877). Physiology of mind-reading. Popular Science Monthly, 10, 459-473.
Hall, Trevor H. (1980), The strange case of Edmund Gurney. London: Duckworth.
Jay, Ricky (1987). Learned pigs & fireproof women. New York: Villard Books.
Luckhurst, Roger (2002). The invention of telepathy. Oxford: Oxford University Press.
Polidoro, Massimo (2000). Anna Eva Fay: The mentalist who baffled Sir William Crookes. Skeptical Inquirer, January/February, 36-39.

Uit: Skepter 19.4 (2006)

Vond u dit artikel interessant? Overweeg dan eens om Skepsis te steunen door donateur te worden of een abonnement op Skepter te nemen.

Steun Skepsis

Rob Nanninga was hoofdredacteur van Skepter van 2002 tot 2014