Canard Pulverisé
Het ‘anti-griepmiddel’ Oscillococcinum
Het griepseizoen is weer in volle gang, en verstandige lieden met verhoogd risico hebben zich laten inenten tegen de naar verwachting gevaarlijkste griepvirus-varianten. Maar je kunt je ook homeopathisch tegen de griep wapenen, namelijk door het innemen van ‘Oscillococcinum’. Dit uit eende-organen vervaardigde middel is een van de meest curieuze onderdelen van de homeopathische medicijnkast. Sinds kort wordt het ook in Nederland aangeprezen.
door Jan Willem Nienhuys – Skepter 6.4 (1993)
OSCILLOCOCCINUM is een uitvinding van de Franse arts Joseph Roy (1891-1978) (1). Toen in 1917 de Spaanse griep uitbrak was hij militair arts. In het bloed van de slachtoffers trof hij een vreemd micro-organisme aan: een bacterie die uit twee ongelijke bolletjes bestond en die een snelle trillende beweging uitvoerde.
Roy gaf deze beestjes een naam: oscillokokken. Volgens hem konden ze zó klein worden dat ze met de (toenmalige) microscoop niet goed te zien waren, maar konden ze ook groter worden en één of twee bolletjes erbij krijgen. Roy ontdekte deze bacteriën ook in het bloed en in de tumoren van kankerpatiënten, in syfilitische zweren, in pus van gonorroe-lijders, in tuberculeuze longen en bij lijders aan eczeem, reuma, bof, waterpokken en mazelen. Wat hij nu precies door het oculair van zijn microscoop ontwaarde is niet meer goed na te gaan. In elk geval waren het niet de verwekkers van deze ziekten. Reuma, veel vormen van eczeem en de meeste vormen van kanker worden niet door microben veroorzaakt, en de verwekkers van bof en mazelen zijn onzichtbaar voor een gewone microscoop. Na hem heeft geen bacterioloog deze bijzondere kokken ooit nog gezien of bestudeerd. Roy echter meende dat zijn ontdekking een belangrijke stap was op weg naar de genezing van kanker, en schreef daar zelfs een boek over. Mensen die skeptisch waren over het toen nog tamelijk nieuwe idee dat elke infectieziekte haar eigen verwekker heeft, waren ingenomen met zijn ontdekking.
Zoals bekend is een kernpunt van de leer van Hahnemann dat ziekte een verstoring van de levenskracht is en dat er nauwelijks specifieke oorzaken voor ziekte zijn. De homeopaten van toen konden ook gerust beweren dat microben een gevolg van ziekte waren in plaats van een oorzaak. Roys vondst was dus koren op de homeopathische molen. Roy zelf meende dat zijn ontdekking de weg wees naar een homeopathische behandeling van kanker. Een overvloedige bron van oscillokokken zou, mits homeopathisch versterkt, een universeel geneesmiddel zijn. Nu kwamen volgens Roy die oscillokokken zowat overal voor, maar hij verkoos als bron – om onduidelijke redenen – de tamme muskuseend (Cairina Moschata), in Frankrijk ‘Barbarijse eend’ geheten. (Het gerecht eendeborst wordt van dit beest gemaakt. Overigens wordt het dier door homeopaten traditioneel verkeerd aangeduid, namelijk als Anas Barbariae. Anas is het geslacht van de echte zwemeenden, Cairina dat van de wratteneenden.)
Het homeopathische medicijn Oscillococcinum wordt sinds 1925 aldus vervaardigd: in een fles met een inhoud van een liter wordt een mengsel van alvleeskliersap en glucose gegoten. Vervolgens wordt de eend van lever en hart ontdaan. Daarvan worden respectievelijk 35 en 15 gram in de fles gestopt. Lever en hart, want Roy schreef: ‘de Ouden beschouwden de lever als zetel van het lijden, belangrijker zelfs dan het hart, hetgeen een zeer diepzinnig inzicht is; op het niveau van de lever vinden de ziektekundige veranderingen van het bloed plaats, en daar grijpen duurzame wijzigingen plaats van de energie-hoedanigheid van onze bloedspier’. Na veertig dagen in de fles zijn lever- en hartweefsel vergaan. De prut wordt gefilterd en volgens de methode Korsakoff (de ‘een-glasmethode’) ‘gepotentieerd’ tot C200. Dat wil zeggen dat het spul verdund is in een verhouding van 1 op 1000…(400 nullen), ofwel verdund in een verhouding van één atoom op het universum, en dat vijf maal herhaald. Met deze vloeistof wordt een mengsel van melksuiker en gewone suiker bevochtigd, waar dan kleine balletjes van worden gemaakt.
Weinig placebo
Meende de goede dokter nog dat dit middel helpt tegen kanker, syfilis, schurft en tuberculose, tegenwoordig wordt het door de homeopathische firma Boiron slechts aanbevolen tegen ‘griepachtige toestanden’, tegen de geringe vergoeding van een rijksdaalder per gram, zowel ter preventie (een dosis per week in het griepseizoen) als ter genezing. Honderduizenden Fransen kopen dit energiek geadverteerde onzinprodukt. Tegenover velen die daardoor misschien wat spaarzamer zijn met overbodige antibiotica staan er natuurlijk ook enkelen die beter een griepspuit hadden kunnen halen of die te lang wachten met de dokter te bezoeken voor een uit de hand gelopen secundaire infectie.
Het middel werd in 1987 klinisch onderzocht. Het onderzoek was (volgens de bekende meta-analyse van Kleijnen) van hoge kwaliteit en gaf een positieve uitslag. Vrijwel de enige aanmerking op het onderzoek was dat het verslag niet expliciet beschreef hoe er gerandomiseerd was. Laten we toch even wat preciezer naar dit onderzoek (2) kijken. De auteurs vermelden dat ‘de voornaamste evaluatiecriteria die voorafgaande aan de data-analyse werden gekozen, waren het percentage dat herstelde binnen 48 uur na de behandeling en de trend in de tijd van dit percentage’. Met herstel werd bedoeld: daling van de rectale temperatuur tot onder 37,5 graden en verdwijning van hoofdpijn, stijfheid, spierpijn, rugpijn en rillingen.
Er namen – na aftrek van wat uitvallers – 462 patiënten aan het onderzoek deel. 63 waren al na 48 uur ‘hersteld’. Ongeveer de helft was dat na vier dagen, en na een week was dat met ongeveer driekwart het geval.
Als we aannemen dat de randomisatie en blindering correct gebeurd is, dan had elke patiënt 50 procent kans om het middel dan wel een placebo te ontvangen zonder te weten wat hij of zij kreeg, en ook zonder dat de behandelende arts daar een flauw idee van had. In feite bleken er maar 24 tot de placebo-groep te behoren. Als je 63 keer kruis of munt gooit met een zuivere munt, is de kans op 24 maal of minder ‘munt’ 3,8 procent. Voor statistici voldoende reden om eens wat beter te kijken. De auteurs geven niet erg veel concrete data. Volgens een overzicht van de leeftijdsverdeling bedroeg het aantal patiënten 412, hetgeen betekent dat van 50 patiënten de leeftijd niet bekend was, en dat dus de betrokken geneesheer (er deden 149 huisartsen mee) slordig is geweest. In een derde overzicht blijkt het aantal patiënten weer 457.
De aantallen patiënten die herstelden binnen 1, 2, 3 enzovoorts dagen zijn slechts door nameten van een grafiek te bepalen. Dit leverde mij Tabel 1 op. We zien dat de onderzoekers geluk hadden met hun criterium van herstel na twee dagen. Elke andere tijd zou een niet-significant resultaat hebben opgeleverd.
Geen homeopathie
Naar mijn gevoel maken de auteurs niet voldoende hard dat zij zich werkelijk van tevoren op die 48 uur hebben vastgelegd. Ze citeren bijvoorbeeld geen literatuur om deze keuze te rechtvaardigen. Ze verwijzen ook niet naar een onderzoeksplan dat voor de aanvang van het onderzoek is gepubliceerd. De keuze voor 48 uur is opmerkelijk omdat ze als kundige epidemiologen natuurlijk konden weten dat je na zo korte tijd maar weinig genezingen hebt, en dat je het risico loopt dat een eventueel duidelijk effect wegens te kleine aantallen verdrinkt in toevalsfouten. Ze hebben het over ‘de voornaamste criteria’ zonder een complete en letterlijke formulering. Dit is een belangrijk detail, in mijn ogen stukken belangrijker dan de vermelding van de computers waarop ze hun statistische programma’s gedraaid hebben. Van het standpunt van reguliere geneeskunde is de proef ook al niet zo best (3). In de reguliere geneeskunde zou men meer zekerheid willen hebben dat de patiënten allemaal met hetzelfde virus besmet waren. Dat de proef tijdens een griepepidemie startte, is niet voldoende garantie. Al met al een marginaal resultaat.
Als deze uitslag de reguliere wetenschap ondergraaft, dan doet ze dat ook met de homeopathie. De theorie achter Oscillococcinum heeft namelijk niets met homeopathie van doen. Oscillokokken bestaan niet en over een effect op de mens van het onverdunde middel is niets bekend. Er is dus geen geneesmiddelbeeld en het similia-principe voorspelt dus niets over de werking. Homeopathie bemoeit zich ook niet met preventie, of het zou door toediening van ‘constitutiemiddelen’ moeten zijn, die zorgvuldig bij individuele patiënten worden uitgezocht. Het feit dat een Boiron dit spul maakt en het als preventief middel verkoopt, toont alleen maar aan dat deze firma zich geen zier interesseert voor de vermeende werking van haar middelen, alleen maar voor de verkoop aan goedgelovigen
Noten
- Oscillococcinum, Ie joli grand canard. Science et Pseudo-sciences, Cahiers bimestriels de l’Association Francaise pour 1’Information Scientifique, No 202, Mars-Avril 1993.
- J.P. Ferley et al., A controlled evaluation of a homeopathie preparation in the treatment of influenzalike syndromes. British Journal of clinical Pharmacology, vol. 87(1989), p.329-335.
- Jean-Jacques Aulas, Gilles Bardelay, Jean-Francois Royer. Homeopathie, l’Etat actual de l’évaluation clinique. Editions Frisons-Roche, Paris, 1991.