Cartograaf van de gekkigheid

Al ruim vijfendertig jaar onderzoekt en beschrijft Matthijs van Boxsel de domheid. De encyclopedie van de domheid beleefde verschillende herdrukken en is tot in alle uithoeken van de wereld vertaald. In Morosofie verzamelde hij de ‘dwaze wijzen en wijze dwazen’ van de Lage Landen.

door Pepijn van Erp – Skepter 32.1 (2019)

Matthijs van Boxsel: ‘De wereld is idioot, uniek, geen touw aan vast te knopen.’ (foto: Bas Uterwijk)

VAN Boxsel heeft weinig aansporing nodig. Nog voordat we voor het interview aan weerszijden van zijn bureau hebben plaatsgenomen, heeft hij mij al uitgebreid de weg gewezen op een kaart van ‘het derde halfrond van de geest’, die aan een van de boekenkasten in zijn werkkamer hangt. ‘Kijk, hier word je geboren en dan ga je westwaarts. Als je geluk hebt, neem je de korte route naar het noorden en kom je snel in de Hemel. Maar dwaal je wat verder naar beneden, dan…’ en voor ik er erg in heb, zijn we alweer tien minuten verder. Hij had me gewaarschuwd: ‘zijn kop zit vol’ met zijn volgende boek, de Topografie van de domheid.

‘Op het moment líg ik in de sloot, dus het is een probleem om ín de sloot te kijken. Ik ben zo opgeslorpt door mijn werk, dat ik totaal blind ben voor alles wat eromheen hangt. Ik houd nog wel de kranten bij, maar daar word je ook niet vrolijker van. Vroeger had ik een wakkere blik voor de laatste ontwikkelingen in de waanwetenschap. Af en toe krijg ik nog wel een boek toegestuurd van een of andere malloot, zoals dit hier: Van meteoriede implosie tot bacterioide explosie van ene meneer Broekhuyse. Dat is zo’n werkje dat ik vroeger nog wel doorkeek om misschien op te nemen in een nieuwe editie van Morosofie.’

Verhip, dat is die Broekhuyse die in de zaak-Millecam zijn artsentitel is kwijtgeraakt!
‘In die Morosofie behandel ik waantheorieën die zo origineel zijn dat ze wel recht hebben op een plekje. Deze man is niet origineel, hij heeft zijn theorieën links en rechts bij elkaar gejat en er iets aan toegesaust, dus die komt niet in mijn boek terecht.

Het samenstellen van Morosofie begon eigenlijk met het lezen van De compositie van de wereld van Harry Mulisch. Ik vond het een aantrekkelijke gedachte — niet dat het iets met filosofie van doen heeft, laat staan met wetenschap. Mij interesseerde juist het genoegen om op een literaire manier de wereld tegemoet te treden. Dat zie ik ook bij de ’patafysica, daar draait mijn leven nog steeds om — denk aan de apostrof, anders verdwijn je in de Ontherseningsmachine!
Die Topografie van de domheid had eigenlijk al in 2006 moeten verschijnen, dat is niet gebeurd, maar in de tussentijd heb ik wel honderdvijftig uitgaven van de Nederlandse Academie voor ’Patafysica verzorgd.

Denkbeeldige oplossingen

‘De ’patafysica is de wetenschap van denkbeeldige oplossingen, voor inexacte, onnuttige wetenschappen. Zoals de studie van de oppervlakte van God, of de zijwindgevoeligheid van de optelsom. Zie bijvoorbeeld dit werkje van jullie oud-voorzitter, Kees de Jager, Velosofie, eerder in Skepter verschenen. En natuurlijk Hans Freudenthal met De stenen spreken. Daar zijn we dol op, bij de academie. Maar het zijn mensen die het erom doen, geen slachtoffers van hun eigen theorieën — geen domoren.’

Jouw onderzoek naar de domheid is ’patafysica toegepast op die verschijnselen?
‘Voor mij is’patafysica het enig mogelijke antwoord op domheid. Domheid is starheid en rigiditeit, terwijl ’patafysica in zekere zin totale vrijheid is. Domheid is het gevangen zitten in verdubbelingen, de wereld zien in het licht van een andere wereld. De werkelijkheid betekenis geven door een andere wereld te veronderstellen die als het ware vanuit een geheime ruimte de hele wereld zin geeft. ‘Nee, het is heel simpel,’ zegt de ’patafysicus, ‘de wereld is idioot, uniek, geen touw aan vast te knopen.’ En aan ons dus de vrijheid om die knopen te leggen. Allemaal pogingen om greep te krijgen op de idiotie van het bestaan en de idiotie van onszelf.’

Dus als een ’patafysicus kijkt naar, laten we zeggen, iets als een platte-aardetheorie…
‘Die weten wij enorm te waarderen, haha! En niet alleen vanwege de ironie dat we, omdat we beter weten, ervan kunnen genieten. Ik vind het oprecht heerlijk om dat soort verhandelingen te lezen als ze goed geschreven zijn. Daar ben ik dol op. Esthetisch genot. Maar ook genot bij de gedachte hoe iemand het allemaal verzint.’

De skepticus houdt zich ook wel bezig met dit soort onzin, schrijft precies op wat er beweerd wordt en zet er de wetenschap tegenover. Eventueel vraagt hij zich nog af wat iemand er toe brengt om het zo verkeerd te doen. De ’patafysicus doet het anders?

‘Wij zien natuurlijk ook wel wat er misgaat, maar het verschil zit hem misschien hierin: bij een skepticus is de onderliggend motivatie meestal woede, een bepaalde afkeer, een negatieve insteek, tegen nieuwigheid. ‘Laat eerst maar eens zien wat het voorstelt.’ Bij de ’patafysicus is het omgekeerd. Die is meteen enthousiast. Vervolgens zal die ook wel wijzen op dingen die niet kloppen, laat die niet weg, maar hij geniet meer van het spel. De skepticus is wat afstandelijker, wij duiken er meteen volledig in.

Huizinga zei al: ‘Iedere beschaving is geboren in een spel op de grens van scherts en ernst.’ Het begint in een spel. Je probeert iets in een kleine afgebakende ruimte met regels die daarbinnen gelden. Het groeit dan mogelijk uit naar iets als saamhorigheid of ‘het klopt’, en dan kun je het naar buiten brengen. Maar ga niet meteen dat waarmee je in dat laboratorium aan het klunzen bent buiten die ruimte toepassen.
Homo ludens van Huizinga is een van de bijbels van de ’patafysica, zo’n fantastisch boek.’

Op het Skepsiscongres in 1997 zei je: ‘In onze catalogus van morosofen zult u tevergeefs zoeken naar de theorieën van New-age-goeroes, creationisten, astrologen, psychoanalytici, theosofen, ufologen enzovoort.’ Waarom eigenlijk?
‘Omdat ze niet origineel zijn! Dat is het criterium. Een voorbeeldje. Ik geef wel cursussen ’patafysica voor kunstenaars. Een Russisch meisje vertelde daar dat ze Anna Karenina in het Russisch voorlas aan bomen in Artis, daar kreeg ze een goed gevoel bij of zo. Praten tegen bomen is op zich niet heel interessant. Toen stelde iemand de vraag waarom ze dat in het Russisch deed, het zijn toch Hollandse bomen? Dat brengt je meteen in de ’patafysische wereld. Aan de ene kant kun je denken, wat een domme vraag, maar het stelt meteen zoveel zaken aan de orde — identiteit, gevoel, nationalisme, ‘onze’ bomen.’

(foto: Bas Uterwijk)

Scheldwoord

In bijna elk interview moet je weer uitleggen hoe jij domheid ziet. Blijkbaar is jouw blik nog geen gemeengoed.
‘Nee, natuurlijk niet. Wij gebruiken ‘dom’ meestal als scheldwoord. Met ‘dom’ bedoelen we dat iemand iets niet begrijpt. Maar de kern van mijn benadering ligt in twee uitspraken. Ten eerste, geen mens is intelligent genoeg om zijn eigen domheid te begrijpen. Dat geeft al aan dat domheid iets heel gevaarlijks is. En ten tweede, domheid dwingt ons juist om onze intelligentie te ontwikkelen, anders zouden we het slachtoffer worden van die zelf destructieve kern. Daar heeft eigenlijk ook niemand iets tegenin te brengen…’

Misschien mag ik een poging doen? Dieren hebben geen domheid, stel je, maar een instinct tot zelfbehoud…
‘Alleen wij zijn in staat om omwille van een waanidee over ras, natie of geloof, onze soort op het spel te zetten. Er zijn maar heel weinig dieren die zichzelf zo in gevaar brengen. Er was een bericht dat een bever was omgekomen doordat hij een boom op zijn kop had gekregen, die hij net had omgeknaagd. Dan roepen mensen ‘Daar gaat je theorie,’ maar een collega-’patafysicus zag er juist wat anders in: ‘Nee, bevers zijn bezig intelligentie te ontwikkelen!’ Hahaha.’

Domheid moet ooit ontstaan zijn. Mijn ideetje was eigenlijk dat de mens empathie heeft ontwikkeld waardoor de domheid een kans heeft gekregen. De domoren werden niet meer weggeselecteerd omdat de samenleving ze overeind hield.
‘Mijn idee is begonnen bij een tekst van Kant. Die zegt dat de ene kant van de mens beschaafd gemaakt moet worden. De andere kant kan niet beschaafd worden, die moet getemd worden. Ik leg verband tussen die twee: misschien is het wel zo dat het element dat getemd moet worden, ons dwingt om methoden te ontwikkelen om er niet het slachtoffer van te worden.

Toen las ik Giambattista Vico, een heerlijke morosoof van eind zeventiende, begin achttiende eeuw. Die had een theorie over de ontwikkeling van de mensheid die past in een spiraalvorm — het embleem van de ’patafysica, dus dat is meteen al mooi. In die tijd was het idee dat hoe verdorven de mens ook was, er altijd wel een beetje logos, rede, in de kern aanwezig was, waarmee toch een relatie met een hoger idee, god, mogelijk zou zijn. Vico draait het om: er is juist altijd een irrationeel vlammetje. Zijn theorieën zijn enthousiast gelezen door niet de minste denkers, Goethe, Husserl, Marx. Ze draaien om heel wilde etymologieën, krankzinnige mythologische voorstellingen. Heerlijk, heerlijk.’

Zag zo’n Vico het ook al als een spel?
‘Nou, hij wist drommels goed dat hij de boel zat te tillen. In zijn autobiografie heeft hij zijn geboortedatum verplaatst omdat hij onder de planeet Saturnus geboren wilde zijn. Zoiets wekt bij mij meteen sympathie op.‘

Een beetje als Trump die zijn eigen gezondheidsverklaring opstelt…
‘Maar die gelooft erin! En dat is het probleem. Ik geloof niet dat Vico zo achterlijk was: hij was een kunstenaar die zijn eigen leven inrichtte. Een autodidact pur sang, met een waanzinnige kennis van zaken. Neem zo iemand als Iman Wilkens, die beweert dat de Odyssee zich heeft afgespeeld in Zeeland. Een heel vreemd idee, maar door het enthousiasme van zijn invalshoek heeft hij een onwaarschijnlijke kennis van Odysseus en zijn tijdgenoten opgedaan. Iedere discussie met hem hierover is onmogelijk, want hij weet er altijd meer van dan jij. Dat is het mooie.’

Hoe ga jij te werk als encyclopedist? Spreek jij die mensen zelf?
‘Ik ben bij heel veel van die mensen langsgeweest. Dat waren geen vrolijke bezoeken. Die mensen komen toch in een boek over de domheid te staan. Dat weten ze, maar ik gaf ze ook mijn samenvatting van wat zij beweren ter inzage zodat ze me nog konden corrigeren als ik hun theorie niet goed weergaf. Ik wil ze niet belachelijk maken, maar eerlijk opschrijven wat ze beweren. En ergens vonden ze het vaak toch ook wel leuk dat er eindelijk aandacht besteed werd aan hun werk. Er hebben mensen in mijn portiek geslapen die in mijn boek opgenomen wilden worden maar die ik niet aan het woord kon laten omdat hun theorie niet origineel genoeg was.’

Maar je beperkt je wel tot boeken: iemand moet gepubliceerd hebben, wil hij je aandacht waard zijn.
‘Anders is het einde zoek. Iemand kan wel een theorietje op de achterkant van een bierviltje optekenen, maar je moet grenzen stellen. Het is me nu al te veel. Ik heb sinds Morosofie al honderd nieuwe morosofen gevonden, maar ik heb, vermoed ik, de tijd van leven niet meer om dat af te werken.’

Stultodroom

‘Ik ben nu met die topografie bezig. Even heel plat gezegd, de Nederlanders vinden de Belgen dom, de Belgen de Luxemburgers, de Luxemburgers de Duitsers, de Duitsers de Oost-Duitsers, de Oost-Duitsers de Polen enzovoort. En dan krijg je een zwalkende meridiaan, de stultodroom, waarbij iedereen de ander dom noemt om de eigen identiteit te bevestigen. Meestal zijn die landen zelf innerlijk verscheurd en ze projecteren die tegenstellingen op een ander. De strijd van de Lage landen tegen Spanje was een interne strijd van protestanten en katholieken. Bijna altijd kun je zo’n innerlijke en uiterlijke tegenstelling tegenover elkaar zetten.

Je komt het al tegen bij de Grieken. Je bakent een ruimte af, de beschaafde wereld, en hoe verder je ervan verwijderd raakt, hoe achterlijker het wordt, tot aan plekken waar de schepping nog aan het experimenteren is.
Dan krijg je Ptolemaeus, die al een heel goed idee heeft van hoe de wereld er werkelijk uitziet, als bol. Maar hij geloofde ook nog steeds in een bewoonde wereld met een eigen middenlijn, die een stuk hoger lag dan de evenaar. Met tegenstrijdige wereldbeelden is de hele moderne wetenschap ontstaan.

Door de instorting van het Romeinse Rijk moesten we het een tijdje doen met vooral op theologie geïnspireerde kaarten, maar dan krijgen we de moderne cartografen als Ortelius, Mercator en Hondius. Maar Mercator was tevens lid van een protestante sekte met nogal ouderwetse ideeën over de wereld. Bij Hondius is het helemaal mooi. Op zijn in alle opzichten moderne kaart vult hij het Terra Incognita, dat blanco is, met allerlei allegorische figuren — de christelijke ridder vertrapt de vleselijke lust en Mundus, de wereld, verschijnt op de wereld, maar dan als belichaming van ijdelheid. Dat vind ik zo boeiend. Die botsende wereldbeelden, die elkaar dwingen zichzelf te verfijnen.’

Roze = wild, blauw = barbaars, bruin = halfbeschaafd, groen = beschaafd, geel = verlicht. (Bodleian library)

Maar zijn die kaarten niet vooral praktisch, de rest versiering?
‘Ze gebruikten die kaarten om iets te bewijzen. De reis op de bestaande aarde is tegelijkertijd een spirituele reis. Die twee dingen zijn niet te scheiden. Dat duurt ongeveer tot Hondius, begin zeventiende eeuw, en dat wordt ingewisseld door krankzinnige racistische theorieën uit de Verlichting. David Hume zegt de meest gruwelijke dingen over zwarten!

En dan krijg je een indeling in beschaafd en onbeschaafd, opnieuw vaak op basis van Bijbelse verhalen. Tot diep in de negentiende eeuw loopt dat door, wanneer er landkaarten verschijnen waar met donkere en lichte kleuren verschillen in beschaving wordt aangegeven, een van de populairste wandkaarten in Amerika. En hij wordt nog steeds gedrukt.

Later komt er nog veel meer bij, huidskleur, hersengewicht, omvang van de schedel, IQ. Het blijft maar doorgaan. Waarom? Nou, dat probeer ik in kaart te brengen. Ik kan een hele atlas vullen met dat soort kaarten, waarin ook vaak een rijkdom aan fantasie wordt tentoongespreid. Ik kijk met veel genot naar de meest gruwelijke kaarten.’

Recent is het geloof in de platte aarde weer in opmars, vooral op Youtube.
‘Ik ken een gelovige. Maar nogmaals, een gesprek met echte gelovigen is amper te doen. Dat ontaardt al snel in vijandigheden. Er is een moment waarop ze weigeren verder te argumenteren. Bij iemand als Klaas Dijkstra zat er nog heel veel spel in. Zijn boek Pleidooi voor de platte aarde uit 1963 is hartstikke leuk geschreven, met goede voorbeelden. Godfried Bomans heeft er zelfs nog eens een voorwoord geschreven.

Als discussies niet leuk blijven, dan ben ik weg hoor. Dan ben ik nog wel geïnteresseerd in hun ideeën, maar dan hoef ik geen persoonlijk contact. Daar is mijn leven te kort voor. Het is al bizar dat ik zoveel tijd steek in het verzamelen van waandenkbeelden. Maar dat doe ik met het idee dat er wel degelijk iets te leren valt van de valkuilen waarin mensen steeds trappen. Eigenlijk zou iedereen er wel eens in moeten stappen om te ervaren hoe dat is. En natuurlijk om te leren hoe je er weer uit moet klimmen.’

Website van Matthijs van Boxsel

Uit: Skepter 32.1 (2019)

Vond u dit artikel interessant? Overweeg dan eens om Skepsis te steunen door donateur te worden of een abonnement op Skepter te nemen.

Steun Skepsis

Pepijn van Erp is wiskundige, redacteur van Skepter en bestuurslid van Skepsis.