Hoogtestages: Helpen ze echt?


Topsporters trainen vaak in de bergen, denkend dat de ijle lucht hen helpt bij het verhogen van zuurstoftransport naar de spieren, wat hun prestaties zou verbeteren. Bekende trainingslocaties zoals Andorra en Flagstaff bevinden zich op 1500-2000 meter hoogte. Hoewel veel sporters, zoals wielrenner Jonas Vingegaard, zweren bij hoogtetraining, is het wetenschappelijke bewijs niet eenduidig.

Onderzoek toont dat langdurig verblijf op hoogte de sportprestatie kán verbeteren, zoals bij zwemmers die beter presteerden na een kamp op 2320 meter. Dit komt doordat het lichaam meer rode bloedcellen aanmaakt, een soort natuurlijke bloeddoping. Echter, dit effect is niet altijd voldoende, vooral omdat de meeste hoogtestages niet hoog genoeg zijn om significante hoeveelheden extra epo en rode bloedcellen te genereren.

Daarnaast kunnen hoogtestages gezondheidsproblemen veroorzaken, zoals uitdroging en een verzwakt immuunsysteem. Sporters ervaren ook vaak een zwaardere inspanning en langere hersteltijd. Sommige onderzoeken, zoals bij Australische wielrenners in Toluca, tonen geen verbetering in bloedbeeld of prestaties, mogelijk door ongeschikte trainingsschema’s op hoogte.

De “Live High Train Low”-strategie, waarbij sporters in het dal trainen, biedt een oplossing maar vermindert de blootstellingsduur aan ijle lucht. Het placebo-effect speelt ook een rol: sporters geloven dat hoogtetraining werkt omdat concurrenten het ook doen. Experimenten met hoogtekamers tonen echter aan dat het voordeel van hoogte vaak weinig te maken heeft met de ijle lucht zelf.

Lees hier Jurgen van Teeffelen’s artikel ‘Luchtfietserij’ dat eerder verscheen in Skepter 37.2

Vond u dit artikel interessant? Overweeg dan eens om Skepsis te steunen door donateur te worden of een abonnement op Skepter te nemen.

Steun Skepsis